NL1002761C2 - Ballonkatheter met distale knop. - Google Patents

Description

5

BALLONKATHETER MET DI8TALE KNOP

De uitvinding heeft betrekking op een ballonka-thetersamenstel dat een ballonkatheter omvat met een slangvormig basislichaam dat een proximaal en een distaai einde heeft. Nabij het distale einde is een ballonorgaan 5 aangebracht.

Het gebruik van een dergelijke ballonkatheter voor occlusie en dilatie van een bloedvat is bekend. In het kader van laatstgenoemde toepassing is het ook bekend om met behulp van een ballonkatheter een stent in een 10 bloedvat aan te brengen door deze stent in samengeknepen toestand op de ballon naar de bestemde plaats te leiden en daar de stent te expanderen door het expanderen van de ballon.

Het is vaak lastig om de ballon van de ballon-15 katheter op de bestemde plaats te brengen, doordat de toegang door vernauwingen en dergelijke wordt belemmerd. Het distale einde van de katheter kan dan blijven haken.

De uitvinding beoogt dit probleem te verminderen.

20 Volgens de uitvinding wordt dit bereikt met een ballonkathetersamenstel zoals gekenmerkt in conclusie 1. De aan het distale einde aan te brengen afgeronde knop duwt bij het inbrengen van de katheter eventuele obstakels opzij, waardoor de katheter gemakkelijker op zijn 25 plaats te brengen is. Wanneer de knop een maal gepasseerd is kan het resterende deel, in het bijzonder het ballonorgaan, zonder problemen passeren vanwege de maatregel dat de knop een grotere maximale diameter heeft dan de basisdiameter van het ballonorgaan.

30 De knop kan een verscheidenheid aan vormen hebben. Bij voorkeur wordt echter de maatregel van con- 1002761 2 clusie 2 toegepast. De druppelvorm leidt tot een goede gelij kmatige verdringingswerking.

De knop kan bijvoorbeeld door een snel werkend kleefmiddel met het distale einde van de ballonkatheter 5 worden verbonden. Bij voorkeur wordt echter de maatregel van conclusie 3 toegepast. Hierdoor kan de knop nog vlak voor de ingreep door de behandelende medicus worden aangebracht.

Andere geschikte uitvoeringsvormen worden in 10 conclusie 4 gekenmerkt.

Bij voorkeur is de knop voorzien van een centraal lumen. Aldus kan de ballonkatheter met behulp van een leidraad naar de gewenste plek worden geleid. De leidraad strekt zich dan door het centrale lumen van de 15 knop uit.

Voor het aanbrengen van een stent in een bloedvat van de patient wordt bij voorkeur het kathetersamen-stel zoals gekenmerkt in conclusie 6, gebruikt. De stent kan in ongeexpandeerde toestand over de ballon worden 20 geschoven en daar worden vastgezet, waarna de knop wordt aangebracht. Hierdoor wordt voorkomen dat de stent eerst opgerekt zou moeten worden om de knop te passeren waarna deze weer gecomprimeerd zou moeten worden om stevig om het ballonorgaan aangebracht te worden.

25 Een zeer gunstige verdere ontwikkeling is gekenmerkt in conclusie 7. De slangvormige prothese kan worden aangebracht ter vervanging van de intima van een bloedvat, welke met een zogeheten ringstripbehandeling is verwijderd. Het einde van de resterende intima is meestal 30 enigszins rafelig en het distale einde van de katheter volgens de uitvinding kan door de werking van de knop goed dit einde van de intima passeren, totdat de stent ter plaatse van dit intima-einde ligt. Door vervolgens de stent te expanderen wordt tegelijkertijd dit rafelige 35 einde van de intima door de stent vastgezet en het ene einde van de prothese vastgezet.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 8 toegepast. Het einde van de prothese wordt dan na het 1002761 3 expanderen van de stent ingeklemd tussen de stent en de media van het bloedvat. Hierdoor wordt een gladde over-gang van de intima naar de prothese bereikt.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in 5 de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Figuur 1 toont een gedeeltelijk aanzicht van het kathetersamenstel volgens de uitvinding, zoals 10 uitgevoerd voor de toepassing voor het aanbrengen van een intimaprothese in een bloedvat.

Figuur 2 tot en met 4 tonen drie fasen tijdens het gebruik van het kathetersamenstel van figuur 1. 15

In figuur l is met het verwijzingscijfer 1 het gehele samenstel van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding weergegeven.

Dit samenstel 1 omvat een ballonkatheter 2 20 waarvan slechts het distale einde is weergegeven. De ballonkatheter 2 omvat een slangvormig basislichaam 3 dat samengesteld is uit een buitenste slangvormig element 4 en een binnenste slangvormig element 5. Aan het distale einde is een ballonorgaan 6 aangebracht.

25 Het distale einde van de ballonkatheter loopt uit in een schroefdraadschacht 7 die kan samenwerken met een schroefdraadgat 9 in een knop 8, teneinde deze knop 8 door de schroefverbinding met het basislichaam van de katheter 2 te kunnen verbinden.

30 De knop 8 heeft een maximale diameter die groter is dan de basisdiameter van de ballon 6 in de, in figuur 1 getoonde niet-geexpandeerde toestand.

De knop 8 is druppelvormig, waardoor deze een zeer goede stroomlijn heeft en eventuele obstruktieve 35 elementen bij het inbrengen van de katheter in een bloedvat, gemakkelijk kan passeren.

Het getoonde kathetersamenstel 1 is, zoals opgemerkt, bestemd voor het aanbrengen van een intimapro- 1002761 * 4 these 13 in een bloedvat. Hiertoe wordt op het ballonor-gaan 6 een stent 12 opgenomen. Deze stent 12 kan op de ballon 6 worden geschoven voordat de knop 8 is aangebracht, zodat deze stent 12 niet eerst geëxpandeerd 5 behoeft te worden voor het passeren van deze knop 8. De stent 12 kan met een slechts geringe tussenruimte op de ballon 6 worden geschoven en daar worden vastgezet, bijvoorbeeld door deze enigszins in te knijpen.

Na het aanbrengen van de stent 12 op het bal-10 lonorgaan 6 wordt de knop 8 met het distale einde 7 van de katheter 2 verbonden. Aangezien dit een eenvoudige handeling is, kan het aanbrengen van de stent en het aanbrengen van de knop 8 geschieden vlak voor de behandeling met het kathetersamenstel 1 plaatsvindt, zodat de 15 behandelend medicus eventueel een voor de omstandigheden meest geschikte stent 12 kan selecteren en op dat moment op het ballonorgaan 6 kan aanbrengen.

Na het aanbrengen van de stent 12 op het bal-lonorgaan 6 wordt de intimaprothese 13, welke een dunwan-20 dig slangvormig element is, over de stent 12 geschoven.

De prothese 13 kan afzonderlijke op de stent 12 worden vastgezet of klemt zich daar door eigen elasticiteit reeds op vast.

Het aldus geassembleerde samenstel wordt, zoals 25 figuur 2 aangeeft, via een leidraad 14 naar de positie geleid waar de prothese moet worden aangebracht. Opdat de van knop 8 voorziene katheter met de leidraad 14 kan samenwerken is in de knop 8 een centraal lumen 10 gevormd. Dit lumen staat in het verlengde van het lumen in 30 het binnenste slangvormige element 5 van het basislichaam.

In figuur 2 is met 15 het gehele bloedvat aangegeven. Dit bloedvat 15 omvat de schematisch aangegeven media 16 en daarin liggende intima 17. Bij de eerder 35 genoemde ringstripbewerking is een deel van de intima 17 verwijderd. Het einde 18 van de resterende intima 17 kan enigszins losliggen en een rafelig uiterlijk hebben. Door de werking van de afgeronde knop 8, die in dit geval 1002761 é 5 druppelvormig is, wordt het einde 18 yan de intima 17 opzij gedwongen bij het passeren van de knop 8, waardoor het distale einde van de katheter kan passeren. De katheter wordt zover ingevoerd dat de op orgaan 6 aangebrachte 5 stent zich ter plaatse van het einde 18 van de intima 17 bevindt.

Zodra deze positie is bereikt, wordt het bal-lonorgaan 6 geëxpandeerd door op de in figuur 4 weergegeven wijze via het lumen 19 tussen het buitenste slangvor-10 mige element 4 en het binnenste slangvormige element 5, een medium onder druk toe te voeren.

Door deze expansie van de ballon 6 wordt ook de daarom heen aangebrachte stent 12 geëxpandeerd totdat deze goed aanligt tegen de wand 15 van het bloedvat.

15 Daarbij wordt het losse einde 18 van de intima 17 vast tegen de media aangedrukt en wordt het einde van de intimaprothese 13 vastgeklemd tussen de stent en het resterende gedeelte van de intima 17. Hierdoor wordt een gelijkmatige overgang ter plaatse van het einde 18 van de 20 intima verkregen waardoor de bloedstroom door het bloed 15 niet wordt belemmerd.

De intimaprothese 13 wordt in proximale richting verder in het bloedvat 15 vastgezet.

Een andere zeer geschikte toepassing is als 25 volgt. De prothese wordt eerst over de ballon geschoven, waarbij een distaai eindgedeelte van de prothese tot voorbij de ballon uitsteekt. Vervolgens wordt de stent over de ballon en de prothese aangebracht. Daarna wordt het distale eindgedeelte van de prothese over de stent 30 teruggeklapt. In deze toestand wordt het samenstel bij de patiënt ingebracht. Na het aanbrengen van de stent wordt dus het teruggeklapte distale einddeel van de prothese vastgeklemd tussen de stent en de wand van het bloedvat. De stent zelf wordt inwendig bedekt door de intima-35 prothese.

Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier beschreven specifieke uitvoeringsvorm van het kathetersamenstel volgens de uitvinding. De met het 1002761 6 distale einde van een ballonkatheter verbindbare knop kan ook worden toegepast in geval het passeren van een katheter wordt bemoeilijkt, bijvoorbeeld door stenosis. De knop 8 heeft een verdringende werking waardoor de door-5 gang wordt vergroot. De vorm van de knop 8 kan op geschikte wijze worden gekozen. Zo is het mogelijk om een aantal knoppen 8 met verschillende vormen ter beschikking te stellen, waarbij de behandelend geneesheer een al naar gelang de omstandigheden geschikte knop selecteert en aan 10 de katheter aanbrengt, alvorens deze bij de patient wordt ingebracht.

Uiteraard wordt de uitvinding niet alleen geacht belichaamd te zijn in een samenstel waarbij de verschillende onderdelen zoals ballonkatheter, knop en 15 eventueel stent los zijn, maar ook in een situatie waarin deze onderdelen met elkaar zijn verbonden.

1002761

Claims (8)

1. Ballonkathetersamenstel omvattende een ballonkatheter met een slangvormig basislichaam met een proximaal einde en een distaai einde, ten minste een nabij het distale einde aangebracht ballonorgaan dat in 5 een niet ge-expandeerde toestand een basisdiameter heeft en een met het distale einde verbindbare afgeronde knop met een grotere maximale diameter dan de basisdiameter van het ballonorgaan.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de 10 knop een druppelvorm heeft.

3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de knop door een schroefverbinding met het basislichaam verbindbaar is.

4. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij 15 de knop door een snapverbinding met het basislichaam verbindbaar is.

5. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de knop voorzien is van een centraal lumen.

6. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende een om het ballonorgaan aan te brengen stent.

7. Samenstel volgens conclusie 6, waarbij een slangvormige prothese met de stent verbonden is.

8. Samenstel volgens conclusie 7, waarbij de slangvormige prothese met een einde om de stent is aangebracht . 1 0 0 2 7 6 1