NL1001748C2 - Transportinstallatie. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Transportinstallatie.

De uitvinding heeft betrekking op een transportinstallatie voorzien van ten minste twee in eikaars verlengde gelegen eindloze 5 transportbanden, waarvan de naar elkaar toegekeerde uiteinden nabij elkaar zijn gelegen en waarbij de tijdens bedrijf voor het transporteren van goederen benutte bovenparten van de banden ten minste nagenoeg in een vlak zijn gelegen.

Dergelijke transportinstallaties worden reeds vele jaren 10 voor het transport van goederen benut, waarbij te verplaatsen goederen bij de nabij elkaar gelegen uiteinden van de transportbanden van de ene transportband op de andere transportband worden overgegeven. In de praktijk is hierbij gebleken, dat bij de overgang van de ene transportband op de andere transportband uitstekende delen van de te 15 transporteren goederen tussen de uiteinden van de transportbanden beklemd kunnen raken waardoor het transport van de goederen wordt onderbroken en/of de goederen worden beschadigd. Dit probleem treedt onder meer op bij het transport van bagage op vliegvelden, waar bijvoorbeeld aan koffers aangebrachte wieltjes of dergelijke tussen de 20 nabij elkaar gelegen uiteinden van de transportbanden beklemd kunnen raken.

Om dit nadeel op te heffen is het sinds een aantal jaren algemeen gebruikelijk om de opeenvolgende transportbanden onder een kleine hoek ten opzichte van de horizontaal op te stellen, zodanig, 25 dat de goederen vanaf het uiteinde van de ene transportband over een kleine afstand naar beneden moeten vallen op de volgende transportband. Op zich voldoet deze oplossing, maar anderzijds kleven aan deze oplossing verschillende nadelen. Zo is het onder de juiste schuine hoek opstellen van de transportband in het gestel van de transport-30 installatie arbeidsintensief en dus duur. Daarnaast brengt het vallen van de voorwerpen bij de overgang van de ene transportband op de andere transportband hinderlijk geluid met zich mee, hetgeen bijzonder bezwaarlijk is, indien grote aantallen goederen worden getransporteerd in transportinstallaties, waar meerdere overgangen tussen opvolgende 35 transportbanden aanwezig zijn.

10 0 1 7 4 8..

2

Volgens de uitvinding is nu het naar de ene transportband gerichte uiteinde van de andere transportband naar beneden afgebogen en onder het nabij gelegen uiteinde van de ene transportband opgesteld, terwijl boven het naast het desbetreffende uiteinde van de ene 5 transportband gelegen gedeelte van het naar beneden afgebogen uiteinde van de andere transportband een vulstuk is aangebracht, waarvan het bovenvlak ten minste nagenoeg in een vlak is gelegen met de tijdens bedrijf voor het transporteren van goederen benutte bovenparten van de banden.

10 Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding vormen de effectief werkzame bovenparten van de banden en het bovenvlak van het vulstuk een aansluitend vlak oppervlak waarover de voorwerpen worden getransporteerd, zodat hinderlijke geluiden, veroorzaakt door het vallen van de goederen, worden vermeden, terwijl 15 toch geen gevaar bestaat, dat delen van de getransporteerde voorwerpen zich tussen de aansluitingen van de banden vastklemmen. Daarbij is verder gebleken, dat deze uitvoering aanzienlijk goedkoper en sneller te vervaardigen en te installeren is, dan de gebruikelijke tot nu toe algemeen toegepaste installaties met schuin opgestelde transport-20 banden.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

Figuur 1 toont schematisch in perspectief een transport-installatie volgens de uitvinding voorzien van een drietal eindloze 25 transportbanden.

Figuur 2 toont op grotere schaal de aansluiting bij de naar elkaar toegekeerde uiteinden van twee opvolgende transportbanden.

De in figuur 1 weergegeven transportinstallaties omvat in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een drietal op elkaar volgende 30 transportbanden 1-3. Het zal echter duidelijk zijn, dat ook meer of minder transportbanden kunnen zijn aangebracht, terwijl de transport-installatie ook nog verdere transportorganen of dergelijke kan omvatten.

Iedere transportband is nabij zijn uiteinde geleid om een 35 tweetal omleidtrommels of rollen 4 en 5, die draaibaar zijn ondersteund in een gesteldeel 5. Het bovenpart van iedere transportband 10. * 9 .

3 wordt geleid over een deel van het gesteldeel 6 uitmakende geleidings-plaat 7. Het zal echter duidelijk zijn, dat in plaats van een dergelijke geleidingsplaat ook bijvoorbeeld steunrollen of dergelijke kunnen worden toegepast.

5 Zoals in het bijzonder uit figuur 2 duidelijk zal zijn is de omleidtrommel 4 van een transportband lager gelegen dan de omleid-trommel 5. De uitvoering is daarbij zodanig, dat het tijdens bedrijf effectief werkende bovenpart van de desbetreffende transportband in een ten minste nagenoeg horizontaal vlak wordt geleid door de ge-10 leidingsplaat 7, terwijl het op de rol 4 aansluitende uiteinde van het bovenpart beweegt over het schuin naar beneden afgebogen uiteinde van de geleidingsplaat 7. Door deze opstelling is het mogelijk om het ter hoogte van de omleidtrommel 4 gelegen naar beneden afgebogen uiteinde van de transportband, bijvoorbeeld van de transportband 2 op te 15 stellen onder het naar deze transportband 2 toegekeerde uiteinde van de transportband 1, meer in het bijzonder de lager opgestelde omleidtrommel of rol 4 van een transportband op te stellen onder de omleidtrommel of rol 5 van de andere transportband.

Het zo ontstane gat tussen het horizontaal verlopende 20 bovenpart van de ene transportband en het horizontaal verlopende part van de daaropvolgende transportband is opgevuld met een vulstuk 8, waarvan het bovenvlak 9 ten minste nagenoeg in een vlak is gelegen met de beide horizontaal verlopende bovenparten van de opvolgende transportbanden. Het zal duidelijk zijn, dat een met behulp van de 25 transportband 1 in richting volgens pijl A aangevoerd voorwerp over dit bovenvlak 9 in richting van de daaropvolgende transportband 2 zal schuiven, zodat een gelijkmatige overgave van het voorwerp van de ene op de andere transportband kan plaatsvinden, zonder dat daarbij hinderlijke geluiden optreden, terwijl praktisch ook geen gevaar 30 bestaat, dat delen van de te transporteren goederen of voorwerpen zich op ongewenste wijze vastklemmen in bij de overgang van de ene band naar de andere band gelegen punten.

Zoals verder nog schematisch in de figuren is weergegeven kan nabij een zijkant van de banden een opstaande, zich in de lengte-35 richting van de banden uitstrekkend geleidingsorgaan 10 worden aangebracht. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn indien de te verplaatsen 10 0 5 · 4: .

4 goederen in een richting dwars op de lengterichting van de transportbanden aan de desbetreffende transportbanden worden toegevoerd om daarbij te voorkomen, dat de zo toegevoerde voorwerpen te ver doorschieten en aan de van de toevoerzijde afgekeerde zijde van de 5 transportbanden 1-3 van de transportbanden afvallen.

Hoewel in het bovenstaande wordt gesproken over horizontaal opgestelde transporteurs zal het duidelijk zijn, dat de in eikaars verlengde gelegen bovenparten van de transportbanden met de daartussen gelegen vlak(ken) 9 ook in een enigszins hellend vlak kunnen zijn 10 gelegen.

1 O ; - ' · ffi

Claims (3)

1. Transportinstallatie voorzien van ten minste twee in eikaars verlengde gelegen eindloze transportbanden, waarvan de naar 5 elkaar toegekeerde einden nabij elkaar zijn gelegen en waarbij de tijdens bedrijf voor het transporteren van goederen benutte bovenparten van de transportbanden ten minste nagenoeg in een vlak zijn gelegen, met het kenmerk, dat het naar de ene transportband gerichte uiteinde van de andere transportband naar beneden is afgebogen en 10 onder het nabij gelegen uiteinde van de ene transportband is opgesteld, terwijl boven het naast het desbetreffende uiteinde van de ene transportband gelegen gedeelte van het naar beneden afgebogen uiteinde van de andere transportband een vulstuk is aangebracht, waarvan een bovenvlak ten minste nagenoeg in een vlak is gelegen met de tijdens 15 bedrijf voor het transporteren van goederen benutte bovenparten van de banden.

2. Transportinstallatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een transportband is geleid om een tweetal omleidtrommels of rollen waarvan de een lager is gelegen dan de ander, terwijl nabij de 20 lager gelegen omleidtrommel of rol geleidingsmiddelen zijn aangebracht voor het geleiden van het langs het naar beneden afgebogen gedeelte van de transportband verlopende part van de transportband.

3. Transportinstallatie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de naar elkaar gekeerde einden van naburige transportbanden 25 opgestelde omleidtrommels of rollen ten minste nagenoeg recht boven elkaar zijn gelegen. 't ζ\