NL1001257C2 - Werkwijze voor het bepalen van de hoeveelheid melk die tijdens een melkbeurt wordt verzameld. - Google Patents

Description

WERKWIJZE VOOR HET BEPALEN VAN DE HOEVEELHEID MELK DIE TIJDENS EEN MELKBEURT WORDT VERZAMELD

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bepalen van de hoeveelheid melk M die tijdens een 5 melkbeurt wordt verzameld, waarbij met behulp van een computer en een melkmeter op opeenvolgende tijdstippen de hoeveelheid melk M kan worden vastgesteld.

Een dergelijke werkwijze is bekend.

Bij de bekende werkwijze is in het algemeen aan het 10 einde van de melkbeurt de melkmeter ten dele gevuld met melk.

In sommige gevallen kan het echter voorkomen dat de veestapel enkele hoogproduktieve dieren omvat, die tijdens een melkbeurt zoveel melk geven, dat de inhoud van de melkmeter te gering is, waardoor melk in de toevoerleiding naar de 15 melkmeter blijft staan. Het zal duidelijk zijn dat dit ongewenst is, daar een exacte hoeveelheidsmeting zeer moeilijk of onmogelijk wordt. Een eenvoudige oplossing voor dit probleem is het monteren van een grotere melkmeter; echter, grotere melkmeters zijn duurder en nemen relatief 20 veel plaats in de melkinstallatie in. Ook het reinigen van een grotere melkmeter vereist meer aandacht en meer spoelwater dan het reinigen van een kleine melkmeter. In de conventionele melkstal is het aanschaffen van een groot aantal melkmeters met een grotere inhoud een relatief dure 25 aangelegenheid, te meer daar de melkmeters slechts voor een gering aantal dieren van de veestapel aanwezig behoeven te zijn. In het geval dat wordt gemolken met een melkrobot, zou in principe kunnen worden volstaan met één grote melkmeter; dit heeft echter het bezwaar dat deze grotere melkmeter 30 relatief veel plaats inneemt en tijdens het reinigen meer aandacht vereist.

De uitvinding beoogt een werkwijze, waarbij bovengenoemde nadelen zich niet voordoen, of althans in sterke mate worden beperkt.

35 Overeenkomstig de uitvinding wordt dit bereikt door een werkwijze die de volgende stappen omvat: 1) de melk wordt uit de melkmeter afgevoerd, wanneer in de melkmeter een tevoren bepaalde hoeveelheid melk A is 1001257.

2 verzameld; 2) er wordt gestopt met het af voeren van melk uit de melkmeter na een vaste ingestelde tijd (t2 - tj) en de hoeveelheid melk C in de melkmeter wordt dan gemeten; 5 3) nadat is geconstateerd dat de melkstroom naar de melkmeter is geëindigd, wordt de hoeveelheid melk D in de melkmeter gemeten; 4) in de computer wordt de melkgift M berekend volgens: M = A + B- C + D, 10 waarin B wordt bepaald uit (t2 - tjj en ten minste twee hoeveelheidsmetingen in de melkmeter vóór of na het afvoeren van de melk uit de melkmeter en buiten het open interval (t2 - tj_) en de tijdstippen waarop deze hoeveelheidsmetingen zijn verricht.

15 Door gedurende het tijdsinterval (t2 - tj_) een hoeveelheid melk weg te pompen, kan met een relatief klein melkglas worden volstaan, ook voor hoogproduktieve dieren.

Volgens de werkwijze, overeenkomstig de uitvinding, vinden de hoeveelheidsmetingen plaats vóór het afvoeren van 20 de melk uit het verzamelglas. uit het verschil tussen twee hoeveelheidsmetingen en de tijd, verstreken tussen deze twee metingen, is een richtingscoëfficiënt te bepalen, met behulp waarvan B kan worden bepaald. B wordt daarbij op de volgende wijze bepaald: 25 RC ° (t2 - to B-RC.ltj-tj)

Volgens een verdere werkwijze overeenkomstig de uitvinding, kunnen de hoeveelheidsmetingen ook plaatsvinden 30 na het stoppen van het af voeren van de melk uit het ver zamelglas. Ook met deze hoeveelheidsmetingen kan een richtingscoëfficiënt worden bepaald, met behulp waarvan B kan worden berekend, zoals hierboven beschreven.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een 35 inrichting voor het toepassen van een werkwijze, 2oals hierboven beschreven, met het kenmerk, dat de inrichting een melkvat omvat met een toevoerleiding en een afvoerleiding voor de melk, en dat in de afvoerleiding een computergestuurde afsluiter is opgenomen en in het melkvat een hoeveel- 1001257.

3 heidsmeter. Ten einde de melk versneld uit het melkvat af te voeren, omvat de inrichting, volgens een nader kenmerk van de uitvinding, een afvoerleiding waarin een computergestuurde pomp is opgenomen.

5 In een eerste uitvoeringsvorm omvat, volgens een kenmerk van de uitvinding, de hoeveelheidsmeter een drukmeter die het drukverschil boven de melkkolom en onderin de melkkolom meet. Het statische drukverschil is een maat voor de hoeveelheid melk die zich in het melkvat bevindt. Volgens 10 weer een ander kenmerk van de uitvinding omvat de hoeveel heidsmeter een drijver met een magneet, die met de melkkolom mee, langs een geleider beweegt, en waarbij de stand van de drijver ten opzichte van de geleider met een sonde electronisch uitleesbaar is.

15 Volgens weer een ander kenmerk van de uitvinding omvat de hoeveelheidsmeter een ultrasone of een optische sensor, zoals een lasersensor, met behulp waarvan het melkniveau, en aan de hand daarvan de hoeveelheid melk, in het melkvat wordt bepaald.

20 Volgens een verder facet van de uitvinding, omvat de inrichting een melkrobot voor het automatisch aan- en afkoppelen van melkbekers aan, respectievelijk van de spenen van een dier.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de 25 hand van een uitvoeringsvoorbeeld, zoals weergegeven in de bijgaande Figuren 1-3.

Figuur 1 toont een melkmeter 1 die een verzamelglas 2 omvat, waarin de melk die tijdens een raelkbeurt wordt gewonnen, wordt opgevangen. Aan de bovenzijde van het ver-30 zamelglas 2 is een melktoevoerleiding 3 aangesloten en een vacuümleiding 4. Aan de onderzijde van het verzamelglas 2 bevindt zich een melkafvoerleiding, waarin een computergestuurde afsluiter 6 en een regelbare, computergestuurde pomp 7 zijn opgenomen. Het openen en sluiten van de computerge-35 stuurde afsluiter 6 en het aan en uit zetten van de com putergestuurde pomp 7 geschiedt met behulp van de computer 8 die over de leiding 9, respectievelijk 10 een signaal aan de afsluiter 6 en de pomp 7 kan afgeven.

1001 25/.

4

De melkmeter 1 omvat verder een hoeveelheidsmeter 11, met behulp waarvan de hoeveelheid melk in het ver-zamelglas 2 kan worden bepaald. De hoeveelheidsmeter 11 omvat een drijver 12 die met de melkkolom mee beweegt langs een 5 geleider 13. De geleider 13 is over de gehele lengte en centraal in het verzamelglas 2 geplaatst. De drijver 12 omvat een, overigens niet weergegeven, magneet die met behulp van een sonde 14, die aan de bovenzijde van het verzamelglas 2 is aangebracht, electronisch uitleesbaar is. Via een leiding 15 10 wordt het door de sonde 14 afgegeven signaal door de computer 8 uitgelezen. De stand van de drijver 12 ten opzichte van de geleider 13 is een maat voor de hoeveelheid melk die zich in het verzamelglas 2 bevindt op een zeker tijdstip.

In Figuur 1 is verder een alternatieve hoeveel-15 heidsmeter 16 aangegeven. De alternatieve hoeveelheidsmeter 16 omvat een drukmeter 17 met een eerste leiding 18 die bovenin het verzamelglas 2 uitmondt, en een tweede leiding 19 die onderin het verzamelglas 2, nabij de computergestuurde afsluiter 6, uitmondt. Met behulp van de drukmeter 17 wordt 20 het drukverschil boven de melkkolom en onderin de melkkolom gemeten. Door middel van een leiding 20 wordt dit signaal afgegeven aan de computer 8. Het statische drukverschil is een maat voor de hoeveelheid melk die zich in het verzamelglas 2 bevindt op een zeker tijdstip.

25 Aan de hand van de Figuren 2 en 3 zal de werking van de melkmeter 1 nader worden uitgelegd.

Figuur 2 toont een sterk vereenvoudigd weergegeven diagram van de melkflow (H/T) tijdens een melkbeurt. Het eerste schuine deel van het diagram toont de melkstroom bij 30 het op gang komen van de melkafgifte van het dier; het horizontale deel van het diagram geeft een min of meer constante melkafgifte van het dier aan en het laatste schuine deel van het diagram geeft een langzame afname van de melkafgifte weer tijdens het uitmelken van het dier. Door het 35 diagram van Figuur 2 in de tijd te integreren en opnieuw tegen de tijd uit te zetten, wordt de grafiek volgens Figuur 3 verkregen, waarin de hoeveelheid melk in de tijd is uitgezet. Aan de hand van Figuur 3 zal de werkwijze voor het 100125;- 5 bepalen van de hoeveelheid melk M tijdens een melkbeurt nader worden uitgelegd.

Vanaf tijdstip t * 0, begint de melkbeurt en wordt melk in het verzamelglas 2 opgevangen. In de computer 8 is 5 van te voren ingeprogrammeerd dat, wanneer in het ver zamelglas 2 zich een hoeveelheid melk A bevindt, hetgeen met de hoeveelheidsmeter 11, 16 kan worden vastgesteld, de computer 8 aan de afsluiter 6 en de pomp 7 over de leiding 9, respectievelijk 10 een signaal afgeeft, opdat de afsluiter 6 10 en de pomp 7 wordt aangezet. Gedurende een tevoren in de computer 8 ingeprogrammeerd tijdsinterval (t2 - tx) wordt er melk uit het verzamelglas 2 weggepompt. Ondertussen kan via de melktoevoerleiding 3 nog steeds melk in het verzamelglas 2 stromen. Nadat het tijdsinterval (t2 - ta) is verstreken, 15 wordt de computergestuurde afsluiter 6 gesloten en de com putergestuurde pomp 7 uitgezet. Tegelijkertijd wordt met de hoeveelheidsmeter 11, 16 de op dat moment in het verzamelglas 2 aanwezige hoeveelheid melk C bepaald en wordt dit gegeven opgeslagen in de computer 8. Nadat met een overigens niet 20 weergegeven flow-sensor is geconstateerd dat via de melktoevoerleiding 3 geen melk meer naar het verzamelglas 2 wordt getransporteerd, wordt de hoeveelheid melk D in het verzamelglas 2 gemeten en wordt dit gegeven opgeslagen in de computer 8. In de computer 8 wordt vervolgens de melkgift M 25 berekend volgens: M=A+B-C+D.

In deze formule is alleen B onbekend. B kan echter worden benaderd uit (t2 - tjJ en ten minste twee hoeveel-heidsmetingen in de melkmeter 1 voor of na het afvoeren van de melk uit de melkmeter 1 en uit het open interval (t2 - tj) 30 en de tijdstippen waarop deze hoeveelheidsmetingen zijn verricht hetgeen door de computer 8 kan worden geregistreerd. In de grafiek van Figuur 3 zijn deze twee hoeveelheidsmetingen weergegeven met x en y en de tijdstippen waarop deze metingen hebben plaatsgevonden met tx, ty. De hoeveel-35 heidsmetingen x en x en de tijdstippen tx en ty zijn in de

computer 8 vastgelegd nog voordat de hoeveelheid melk A in het verzamelglas 2 is opgevangen. Bij voorkeur worden de hoeveelheidsmetingen bij het naderen van de melkhoeveelheid A

1 0 0 1 25 / .

6 in het verzamelglas 2 gedaan, dit om de benadering van B te verhogen. Uit de hoeveelheidsmetingen x en y en de tijdstippen tx en ty wordt een richtingscoëfficiënt van de grafiek in dat gebied bepaald ziefiguur 3. Met behulp van de rich-5 tingscoëfficiënt en het tijdsinterval (t2 - tx) kan de on bekende hoeveelheid melk B worden benaderd volgens de formule: B = RC.(t2 - tj).

Door B in de formule M = A + B- C + Dinte voeren, kan de totale melkgift M over een melkbeurt worden 10 berekend.

In een alternatieve uitvoeringsvorm kan een richtingscoëfficiënt ook worden bepaald door ten minste twee hoeveelheidsmetingen in het traject tussen C en D in de grafiek van Figuur 3.

1001257.

Claims (9)

1. Werkwijze voor het bepalen van de hoeveelheid melk M die tijdens een melkbeurt wordt verzameld, waarbij met behulp van een computer en een melkmeter op opeenvolgende 5 tijdstippen de hoeveelheid melk M kan worden vastgesteld, met het kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat: 1. de melk wordt uit de melkmeter afgevoerd, wanneer in de melkmeter een tevoren bepaalde hoeveelheid melk A is verzameld; 10 2) er wordt gestopt met het afvoeren van melk uit de melkmeter na een vast ingestelde tijd (t2 - t2) en de hoeveelheid melk C in de melkmeter wordt dan gemeten; 3. nadat is geconstateerd dat de melkstroom naar de melkmeter is geëindigd, wordt de hoeveelheid melk D in 15 de melkmeter gemeten; 4. in de computer wordt de melkgift M berekend volgens: M = A + B- C + D, waarin B wordt bepaald uit (t2 - ti) en ten minste twee hoeveelheidsmetingen in de melkmeter vóór of na het 20 afvoeren van de melk uit de melkmeter en buiten het open interval (t2 - tA) en de tijdstippen waarop deze hoeveelheidsmetingen zijn verricht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoeveelheidsmetingen plaatsvinden vóór het afvoeren van de 25 melk uit het verzamelglas.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de hoeveelheidsmetingen plaatsvinden na het stoppen met het afvoeren van de melk uit het verzamelglas.

4. Inrichting voor het toepassen van een werkwijze 30 volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de inrichting een melkvat (2) omvat met een toevoerleiding (3) en een af voer leiding (5) voor de melk en dat in de afvoer-leiding (5) een computergestuurde afsluiter (6) is opgenomen en in het melkvat (2) een hoeveelheidsmeter (11, 16).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat in de afvoerleiding een computergestuurde pomp (7) is opgenomen . 10 01 25 7..

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de hoeveelheidsmeter (16) een drukmeter omvat, die het drukverschil boven de melkkolom en onder in de melkkolom meet.

7. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de hoeveelheidsmeter (11, 16) een drijver (12) met een magneet omvat, die met de melkkolom mee, langs een geleider (13) beweegt, en waarbij de stand van de drijver (12) ten opzichte van de geleider (13) met een sonde (14) electronisch 10 uitleesbaar is.

8. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de hoeveelheidsmeter een ultrasone of een optische sensor, zoals een lasersensor, omvat, met behulp waarvan het melkniveau, en aan de hand daarvan de hoeveelheid melk, in 15 het melkvat wordt bepaald.

9. Inrichting volgens een der conclusies 4-8, met het kenmerk, dat de inrichting een melkrobot omvat voor het automatisch aan- en afkoppelen van melkbekers aan, respectievelijk van de spenen van een dier. 1 0 0 1 25/.