NL1000925C2 - Hulpmiddel voor het aantrekken van elastische kousen met gesloten teenstuk. - Google Patents

Hulpmiddel voor het aantrekken van elastische kousen met gesloten teenstuk. Download PDF

Info

Publication number
NL1000925C2
NL1000925C2 NL1000925A NL1000925A NL1000925C2 NL 1000925 C2 NL1000925 C2 NL 1000925C2 NL 1000925 A NL1000925 A NL 1000925A NL 1000925 A NL1000925 A NL 1000925A NL 1000925 C2 NL1000925 C2 NL 1000925C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
aid
stocking
sheet
coupling
strip
Prior art date
Application number
NL1000925A
Other languages
English (en)
Inventor
Theodorus Johannus Joosten
Paul Maria Pollmann
Original Assignee
Arion Int Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Arion Int Bv filed Critical Arion Int Bv
Priority to NL1000925A priority Critical patent/NL1000925C2/nl
Priority to EP96926018A priority patent/EP0935435B1/en
Priority to AU66322/96A priority patent/AU6632296A/en
Priority to ES96926018T priority patent/ES2168495T3/es
Priority to AT96926018T priority patent/ATE210935T1/de
Priority to PCT/NL1996/000312 priority patent/WO1997008981A1/en
Priority to DE69618251T priority patent/DE69618251T2/de
Priority to US09/011,178 priority patent/US6032839A/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1000925C2 publication Critical patent/NL1000925C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47GHOUSEHOLD OR TABLE EQUIPMENT
    • A47G25/00Household implements used in connection with wearing apparel; Dress, hat or umbrella holders
    • A47G25/90Devices for domestic use for assisting in putting-on or pulling-off clothing, e.g. stockings or trousers
    • A47G25/905Devices for domestic use for assisting in putting-on or pulling-off clothing, e.g. stockings or trousers for stockings
    • A47G25/907Smooth and flexible temporary foot covers, e.g. sock-shaped

Landscapes

  • Socks And Pantyhose (AREA)
  • Absorbent Articles And Supports Therefor (AREA)
  • Footwear And Its Accessory, Manufacturing Method And Apparatuses (AREA)

Description

Titel: Hulpmiddel voor het aantrekken van elastische kousen met gesloten teenstuk
De uitvinding heeft betrekking op een hulpmiddel voor het aantrekken van elastische kousen.
Een elastische kous of steunkous is een kledingsstuk dat tevens fungeert als medisch hulpmiddel doordat het dermate 5 strak om het been van de gebruiker zit, dat het op dat been een betrekkelijk grote spankracht uitoefent. Juist vanwege die grote spankracht ondervindt de gebruiker problemen bij het aantrekken van de kous. Doorgaans zal de gebruiker de kous eerst in een "opgerolde" toestand brengen, zijn voet in de 10 instap-opening van de kous steken, en vervolgens de kous afrollen langs zijn voet en langs zijn been. Hierdoor zal echter de kous in het algemeen niet strak genoeg aansluiten om het been. Om dit toch te bewerkstelligen, moet de gebruiker de kous strak trekken, en dit vergt vrij veel kracht omdat de 15 kous langs de hiel van de voet en van het been moet worden getrokken en daarbij vrij veel wrijving ondervindt.
Het grootste probleem ondervindt de gebruiker wanneer de kous over de hiel moet worden bewogen, omdat dan de lichaams-omtrek vrij groot is en men dus met de handen de kous als het 20 ware open moet trekken.
Dit probleem is in de praktijk dermate ernstig, dat het kan voorkomen dat de gebruiker niet in staat is zelfstandig de kousen aan te trekken. Daarbij moet bedacht worden, dat de categorie personen die elastische steunkousen nodig hebben, 25 doorgaans in verminderde mate kracht in hun handen en armen hebben, in het bijzonder worden genoemde problemen gevoeld door mensen die minder-valide zijn en bovendien elastische steunkousen behoeven: vaak oudere mensen.
Om dergelijke problemen te verlichten, is reeds een 30 hulpmiddel voorgesteld dat in zijn algemeenheid de vorm heeft van een dubbele sok, en dat is vervaardigd van een materiaal met een zeer geringe wrijvingscoöfficlént. Dit bekende 1000925.
η hulpmiddel is bijvoorbeeld beschreven in het Europese octrooi 0.497.858. De werking hiervan is als volgt: voordat de gebruiker een elastische kous aantrekt, brengt hij eerst het sok-vormige hulpmiddel aan om zijn voet. Vervolgens trekt hij 5 de kous aan over het sok-vormige hulpmiddel, hetgeen met weinig wrijving gepaard gaat en daarom betrekkelijk eenvoudig is. Het verwijderen van het sok-vormige hulpmiddel geschiedt ten slotte door dat sok-vormige hulpmiddel tussen de voet en de kous weg te trekken, hetgeen ook relatief weinig kracht 10 vergt omdat het hulpmiddel enerzijds langs de kous glijdt en anderzijds langs zichzelf.
Dit bekende sok-vormige hulpmiddel is echter alleen geschikt voor gebruik bij elastische kousen waarvan het teenstuk open is, omdat die opening in het teenstuk benut 15 wordt voor het verwijderen van het hulpmiddel.
Het is een algemeen doel van de uitvinding om een vergelijkbaar hulpmiddel te verschaffen dat geschikt is voor gebruik bij elastische kousen waarvan het teenstuk gesloten is.
20 Op zich is in de praktijk reeds een kousaantrek- hulpmiddel bekend dat bestemd is voor gebruik bij elastische kousen waarvan het teenstuk gesloten is. Na gebruik wordt dit onder de kous verwijderd via de naar de knie gerichte opening van de kous. Dit bekende hulpmiddel is echter, zoals later 25 meer gedetailleerd zal worden uitgelegd, vrij gecompliceerd en duur, en is bovendien vrij moeilijk te gebruiken.
Het is een verder algemeen doel van de uitvinding dit bekende kousaantrek-hulpmiddel te verbeteren.
Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding een 30 kousaantrek-hulpmiddel te verschaffen dat geschikt is voor gebruik bij elastische kousen waarvan het teenstuk gesloten is, dat relatief weinig materiaal bevat, dat relatief goedkoop te vervaardigen is, dat bijzonder bedrijfszeker is, en dat zeer eenvoudig te gebruiken is.
35 Een kousaantrek-hulpmiddel volgens de uitvinding dat al die genoemde voordelen heeft, is beschreven in conclusie 1.
100092b 3
De bovengenoemde en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen verduidelijkt worden door de hiernavolgende beschrijving van voorkeurs-uitvoeringsvormen van een kousaantrek-hulpmiddel volgens de 5 uitvinding, onder verwijzing naar de tekening, waarin: figuur 1 een bovenaanzicht toont van een bekend kousaantrek-hulpmiddel; figuur 2 een dwarsdoorsnede toont van dit bekende kousaantrek-hulpmiddel volgens de lijn Il-ll in figuur 1; 10 figuur 3 een schematisch perspectiefaanzicht toont van dit bekende kousaantrek-hulpmiddel in een bedrijfstoestand; de figuren 4A t/m 4B het gebruik van dit bekende kousaantrek-hulpmiddel illustreren; figuur 5 een bovenaanzicht van een kousaantrek-hulpmiddel 15 volgens de uitvinding toont; figuur 6 een dwarsdoorsnede toont van een gedeelte van dit kousaantrek-hulpmiddel volgens de lijn vi-vi in figuur 5; figuur 7A een eerste stap in het gebruik van het kousaantrek-hulpmiddel volgens de uitvinding toont; 20 figuur 7B een schematisch perspectiefaanzicht toont van dit kousaantrek-hulpmiddel in een bedrijfstoestand; figuur 7C in detail het verwijderen van het kousaantrek-hulpmiddel volgens de uitvinding illustreert; de figuren 8A en 8B een eerste uitvoeringsvorm van de 25 sluitstroken van het kousaantrek-hulpmiddel volgens de uitvinding illustreren; de figuren 9A en 9B een tweede uitvoeringsvorm van de sluitstroken van het kousaantrek-hulpmiddel volgens de uitvinding illustreren; 30 de figuren 10A-D een derde uitvoeringsvorm van de sluitstroken van het kousaantrek-hulpmiddel volgens de uitvinding illustreren; figuur 11 een schematische dwarsdoorsnede toont van het kousaantrek-hulpmiddel volgens de uitvinding volgens de lijn 35 XI-XI in figuur 5; figuur 12A een voorkeursuitvoeringsvorm toont van het kousaantrek-hulpmiddel volgens de uitvinding; en 10 00 S2 l 4 figuur 12B een schematische dwarsdoorsnede toont van het kousaantrek-hulpmiddel volgens de uitvinding volgens de lijn XII-XII in figuur 12A.
5 Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een bekend kousaantrek-hulpmiddel 1 dat bestemd is voor gebruik bij elastische kousen waarvan het teenstuk gesloten is. Dit bekende hulpmiddel 1 bestaat uit twee vellen ll, 12 van een glad materiaal, die boven op elkaar zijn geplaatst, zoals 10 duidelijk blijkt uit de dwarsdoorsnede van figuur 2. Elk vel 11, 12 bezit vier randen 21, 22, 23, 24. De eerste rand 21 is evenwijdig gericht aan de tegenover gelegen derde rand 23, en is korter dan die derde rand 23. De tweede en vierde randen 22 en 24 zijn convex gekromd.
15 De vellen ll en 12 zijn aan elkaar genaaid over de volledige lengte van hun eerste, tweede en vierde randen 21, 22, 24. Voorts zijn de vellen 11 en 12 aan elkaar genaaid over twee stukken 31, 32 van ongeveer een derde deel van de lengte van de derde rand 23, steeds aansluitend op respectievelijk de 20 tweede rand 22 en de vierde rand 24. Met andere woorden, het enige randgedeelte 33 waar de vellen ll en 12 niet aan elkaar zijn genaaid, is een centraal gedeelte van de derde rand 23 en heeft een lengte van ongeveer een derde deel van de lengte van die derde rand 23. Dit randgedeelte 33 definieert aldus een 25 mond 34 voor de tussen de vellen ll en 12 aanwezige ruimte 35.
Tussen de vellen ll en 12 bevindt zich een trekorgaan 13, dat bij een eerste uiteinde 41 is vastgenaaid aan de eerste randen 21 van de vellen ll en 12, zoals in figuur l is weergegeven met gestippeld getekende stiknaden 51, 52, 53. De 30 lengte van dat trekorgaan 13 is zodanig groot, dat het andere uiteinde 42 door de mond 34 uiteteekt. In figuur 1 is het zich binnen de ruimte 35 bevindende deel van het trekorgaan 13 gestippeld getekend. De breedte van het trekorgaan 13 convergeert van een in hoofdzaak met de lengte van de eerste 35 rand 21 corresponderende breedte bij het eerste uiteinde 41 naar een kleinere breedte bij het andere uiteinde 42. Over zijn gehele lengte bestaat het trekorgaan 13 uit drie lagen 1 i' 9 2 5- 5 43, 44, 45, die over de gehele lengte van de vier randen van het trekorgaan 13 aan elkaar zijn genaaid, zoals in figuur 1 is weergegeven met de stiknaad 54, waarbij de buitenste lagen 43 en 45 eveneens zijn vervaardigd van het genoemde gladde 5 materiaal.
Langs de gehele lengte van de tweede en vierde randen 22 en 24 is een verstevigingsstrook 14 respectievelijk 15 vastgenaaid. Elke verstevigingsstrook 14 en 15 is aan zijn buitenzijden voorzien van een laag van het genoemde gladde 10 materiaal. In die verstevigingsstroken 14 en 15 zijn gaten 16 gemaakt, waarbij de gatranden ter versteviging zijn voorzien van een stikrand 56, vergelijkbaar met de stikranden van een knoopsgat.
Om het bekende hulpmiddel 1 te gebruiken, wordt dit eerst 15 in een gebruikstoestand gebracht, zoals in perspectief geïllustreerd in figuur 3. Daartoe wordt het hulpmiddel l dubbelgevouwen zodat de randen 22 en 24 op elkaar liggen, zodanig dat de gaten 16 met elkaar zijn uitgelijnd. Vervolgens worden die randen 22 en 24 met elkaar verbonden door door de 20 gaten 16 een kunststof koppelstaaf 17 te rijgen. Deze koppelstaaf 17 dient vrij stevig te zijn en is daarom vrij stug, maar dient tevens soepel genoeg te zijn om door de gaten 16 geregen te kunnen worden. Na het inrijgen moet het uiteinde 18 van de koppelstaaf 17 geborgd worden ten opzichte van de 25 vellen 11 en 12, omdat anders de randen 22 en 24 van elkaar wijken en het hulpmiddel 1 onwerkzaam wordt. Daartoe zijn de tweede en vierde randen 22 en 24, nabij de eerste rand 21, voorzien van een steekzak 19.
Aldus heeft het hulpmiddel l in de bedrijfstoestand een 30 kokervomige gedaante waarvan de dwarsafmeting taps toeloopt van een instapmond 61 bij de derde rand 23 van de vellen 11, 12 naar een vrijwel gesloten uiteinde 62. Voor het aantrekken van een kous 63 steekt de gebruiker zijn voet 64 in de instapmond 61 van die koker 1. Dan trekt hij de kous 63 aan 35 over de koker 1, zoals is geïllustreerd in figuur 4A.
Vervolgens moet de koker 1 worden verwijderd. Daartoe dient eerst de koppelstaaf 17 uitgetrokken te worden, waarna 1000925, 6 op het vrije uiteinde 4 2 van het trekorgaan 13 een trekkracht F uitgeoefend dient te worden. Daardoor wordt het hulpmiddel 1 via de mondopening 34 binnenste-buiten gekeerd, waarbij weinig wrijving wordt ondervonden omdat het gladde materiaal alleen 5 langs zichzelf glijdt, zoals is geïllustreerd in figuur 4B.
Daarna kan de kous 63 verder worden afgerond langs het been.
Zoals uit de bovenstaande beschrijving duidelijk zal zijn geworden, heeft het bekende hulpmiddel l een vrij 10 gecompliceerde constructie, en is daar vrij veel van het (relatief dure) gladde materiaal in benodigd.
Voorts is het vervaardigen van het bekende hulpmiddel l vrij ingewikkeld en daardoor vrij duur, onder meer vanwege de vele stiknaden, de gaten 16 voor de koppelstaaf 17, en het 15 steekzakje 19 voor het uiteinde 18 van de koppelstaaf 17.
Daarenboven is het gebruik van het bekende hulpmiddel l vrij lastig. In de eerste plaats moet de koppelstaaf 17 worden ingeregen, hetgeen op zich al vrij veel handelingen vergt.
In de tweede plaats moet het uiteinde 18 van de koppel-20 staaf 17 vrij nauwkeurig worden ingebracht in het genoemde steekzakje 19. Vanwege de zeer korte afstand tussen het laatste koppelgat 16 en dat steekzakje 19 is het inbrengen van het uiteinde 18 van de koppelstaaf 17 in dat steekzakje 19 vrij lastig, en men heeft de neiging om de koppelstaaf 17 niet 25 ver genoeg door de gaten 16 te steken zodat de lengte van het in het steekzakje 19 reikende gedeelte van de koppelstaaf 17 vrij kort is. Een gevolg is dan, dat de koppelstaaf 17 vrij gemakkelijk dat steekzakje 19 verlaat, waardoor in ieder geval de laatste gaten 16 van elkaar wijken.
30 Echter, ook wanneer het uiteinde van de koppelstaaf 17 zich in het steekzakje 19 bevindt, levert de koppelstaaf 17 een inadequate bevestiging van de twee randen 22, 24 op, omdat de gaten 16 van de overliggende randen 22, 24 zich langs de koppelstaaf 17 van elkaar kunnen verwijderen. Een koppelstaaf 35 17 biedt dus geen positieve bevestiging van de randen 22, 24 van de vellen 11, 12, en is dus niet bedrijfszeker.
1000925 7
Als verder nadeel wordt gezien, dat na gebruik het bekende hulpmiddel 1 binnenste-buiten is gekeerd, en dat men dus extra handelingen moet verrichten om dit hulpmiddel l weer gebruiksklaar te maken. Vanwege de betrekkelijk ingewikkelde 5 vorm van het bekende hulpmiddel 1 en de betrekkelijk smalle mond 34 daarvan is dit niet eenvoudig.
Voorts wordt als nadeel van het bekende hulpmiddel l gezien, dat in de bedrijfstoestand (zie figuur 3) de op elkaar liggende verstevigingsstroken 14 en 15 in hoofdzaak haaks 10 moeten staan op de kokervorm van het lichaam 1, teneinde het inrijgen van de koppelstaaf 17 mogelijk te maken. Een consequentie hiervan is, dat tijdens gebruik (figuur 4A) genoemde verstevigingsstroken 14 en 15 een vrij dikke ribbel vormen onder de voet 64 van de gebruiker, hetgeen als 15 onaangenaam wordt ervaren.
In figuur 5 is een uitvoeringsvorm van een kousaantrek-hulpmiddel 100 volgens de uitvinding getoond. Dit hulpmiddel 100 bestaat in hoofdzaak uit een enkel vel 110 met in zijn 20 algemeenheid de vorm van een driehoek. Het enkele vel 110 is vervaardigd van een materiaal met een lage wrijvings-coëfficiënt; een voorbeeld van dergelijk materiaal is een kunststof doek, ook wel aangeduid als spinaker-doek, dat is voorzien van een PTFE coating. Dergelijk materiaal is op zich 25 bekend.
Het driehoekig hulpmiddel 100 heeft een basis 101, en twee in hoofdzaak rechte zijranden 102 en 103 die elkaar ontmoeten bij een top 104. Bij de top 104 is een aangrijporgaan 105 bevestigd, waardoor een gebruiker die top 104 kan grijpen en 30 daarop een trekkracht kan uitoefenen. In een vanwege de eenvoud de voorkeur genietende uitvoeringsvorm is dat aangrijporgaan 105 een lus die is gevormd door het vel 110 bij de top 104 over een bepaalde lengte terug te vouwen, en het uiteinde 106 van het teruggevouwen gedeelte 107 vast te naaien aan het vel 110, 35 zoals ter illustratie is geschetst in figuur 6. Daarbij kunnen de randen van het teruggevouwen gedeelte 107 evenwijdig aan elkaar lopen.
1000925.
8
Uitgaande vanaf de basis 101 zijn langs een gedeelte van de zijranden 102 en 103 continue sluitstroken 112 en 113 bevestigd. Deze continue sluitstroken 112 en 113 zijn ingericht om over hun volledige lengte met elkaar in positieve 5 aangrijping gebracht te worden, zoals later meer gedetailleerd zal worden uitgelegd. Daarbij is de lengte L van die sluitstroken 112 en 113 minder dan de helft van de lengte R van de zijranden 102 en 103, gerekend vanaf de basis 101 tot aan het aangrijporgaan 105. Voorbeelden van dergelijke 10 sluitstroken 112 en 113 zullen later worden besproken.
Een belangrijk voordeel van het hulpmiddel volgens de onderhavige uitvinding is, dat het relatief weinig materiaal vergt, en dat voor het vervaardigen relatief weinig handelingen benodigd zijn.
15 Thans zal onder verwijzing naar figuur 7 de werking van het driehoekig hulpmiddel 100 volgens de onderhavige uitvinding worden besproken.
In een eerste stap vouwt de gebruiker de top 104 terug naar de basis 101, over een in figuur 5 met een stippellijn 20 aangeduide vouwlijn H4 die de uiteinden van de sluitstroken 112 en 113 nabij de halve hoogte van het driehoekig hulpmiddel 100 met elkaar verbindt (zie figuur 7A).
Vervolgens vouwt de gebruiker de sluitstroken 112 en 113 naar elkaar toe, van de teruggevouwen helft van het hulpmiddel 25 110 vandaan, en bevestigt de sluitstroken 112 en 113 aan elkaar. Zoals geïllustreerd in figuur 7B, heeft het hulpmiddel 100 nu de vorm van een taps toelopende koker met een instap-mond 120 en een uiteinde 121 met een kleinere dwarsafmeting, waarbij de teruggevouwen helft van het hulpmiddel 110 zich 30 bevindt aan de buitenkant van die koker. Aangezien de teruggevouwen helft van het hulpmiddel 110 zich aan de buitenzijde van de koker bevindt, kan de volgorde van de genoemde handelingen desgewenst ook worden omgekeerd.
Vervolgens steekt de gebruiker zijn voet 64 in de 35 instapmond 120, tot aan het uiteinde 121, waarbij het hulpmiddel 100 zich gedraagt als een ruim zittende gladde sok. Vanwege de positieve bevestiging van de sluitstroken 112 en 1000925.
9 113 aan elkaar over hun gehele lengte, is er hierbij geen gevaar dat het hulpmiddel 100 onwerkzaam wordt, omdat de sluitstroken 112 en 113 nergens van elkaar zullen wijken.
De gebruiker trekt vervolgens een steunkous 63 aan over 5 die gladde sok, hetgeen vrij makkelijk zal gaan omdat de steunkous 63 daarbij vrijwel zonder wrijving zal glijden over het gladde materiaal van de sok.
Wanneer de steunkous 63 voldoende ver is aangetrokken, kan het hulpmiddel 100 worden verwijderd. Daartoe wordt eerst 10 de sluiting van de sluitstroken 112 en 113 ongedaan gemaakt, zoals later meer gedetailleerd zal worden uitgelegd.
Vervolgens trekt de gebruiker aan de lus 105, om het hulpmiddel 100 weg te trekken tussen de voet 64 en de kous 63. Hierbij treedt vrijwel geen wrijving op: zoals geïllustreerd 15 in figuur 7C, maakt het bewegende deel van het vel 10l van het hulpmiddel 100 met één oppervlak contact met de kous 63, en ondervindt daarvan weinig wrijving. Met het andere oppervlak is het bewegende deel van het vel 101 in contact met het stationaire deel van zichzelf: dit glijdende contact van twee 20 lagen van het gladde materiaal onderling veroorzaakt vrijwel geen wrijving. Dat deel van het vel 101 dat in contact is met de voet 64, welk contact in principe een relatief grote wrijvingskracht zou kunnen veroorzaken, blijft stationair, totdat dat deel wordt bereikt door het bewegende deel van het 25 vel 101 en van de voet 64 weg over zich zelf wordt teruggevouwen. Het vel 101 wordt dus als het ware onder de kous 63 afgestroopt van de voet 64.
Een verder belangrijk voordeel van het hulpmiddel 100 volgens de onderhavige uitvinding is, dat het thans, d.w.z. na 30 verwijderd te zijn van de voet 64, direct klaar is voor verder gebruik en niet, zoals het bekende hulpmiddel 1, binnenstebuiten is gevouwen.
Figuur 8A illustreert een eerste voorbeeld van geschikte 35 sluitstroken 112, 113, welk voorbeeld is gebaseerd op het gebruik van klittenband. Zoals algemeen bekend, bestaat klittenband uit een combinatie van twee materiaalbanden die 10 00 & 10 zijn voorzien van wederzijds elkaar aangrijpende organen. Dergelijke in elkaar grijpende banden zullen in het kader van de onderhavige aanvrage worden aangeduid als primaire band en secundaire band. In een illustratief voorbeeld bezit de 5 primaire band primaire grijporganen in de vorm van lusjes en bezit de secundaire band secundaire grijporganen in de vorm van grijphaakjes, zoals algemeen bekend.
Zoals in figuur 8A weergegeven, worden de sluitstroken 112 en 113 gedefinieerd door langs de respectieve randen 102 10 en 103 gemonteerde primaire banden 132 en 133, terwijl voorts is voorzien in een afzonderlijke secundaire band 134. Het aan elkaar bevestigen van de sluitstroken 112 en 113 wordt nu op eenvoudige wijze uitgevoerd door de primaire banden 132 en 133 naast elkaar te positioneren en daaroverheen de als koppel-15 strook functionerende secundaire band 134 aan te brengen.
In de eerste plaats zal het duidelijk zijn dat de exacte positionering van de primaire banden 132 en 133 ten opzichte van elkaar bij het sluiten niet kritisch is terwijl toch een krachtige, over de gehele lengte van de sluitstroken 112, 113 20 werkzame, positieve bevestiging van de sluitstroken aan elkaar wordt verschaft.
In de tweede plaats zal het duidelijk zijn, dat het monteren van de primaire banden 132 en 133 aan de respectieve randen 102 en 103 van het vel 101 op betrekkelijk eenvoudige 25 manier kan plaatsvinden, bijvoorbeeld met behulp van enkele eenvoudige stiknaden door een naaimachine.
Hoewel de koppeling tussen primaire en secundaire banden een relatief grote trekkracht kan weerstaan, kan toch het verwijderen van de koppelband 134 op eenvoudige wijze plaats-30 vinden. Het principe daarvan is geïllustreerd in figuur 8B. De koppelband 134 is bijvoorbeeld ruim twee keer zo lang als de primaire banden 132 en 133, of is voorzien van een verleng -strook 135 van een ander materiaal. Bij het voorbereiden van het hulpmiddel 100 wordt het begin van de koppelband 134 in 35 hoofdzaak uitgelijnd met de instapmond 120, zodat de verleng-strook 135 voorbij het smalle uiteinde 121 van de koker reikt, en vervolgens wordt de verlengstrook 135 eveneens terug- 10 00 925.
11 gevouwen naar de instapmond 120 toe. Het verwijderen van de koppelband 134 gebeurt, na het aanbrengen van de in figuur 8B ter wille van de eenvoud niet weergegeven kous, simpelweg door aan de verlengstrook 135 te trekken, waardoor de koppelband 5 134 langs zichzelf zal worden afgestroopt.
Het genoemde terugvouwen van de verlengstrook 135 vindt overigens vrijwel automatisch plaats bij het aantrekken van de kous over het hulpmiddel 100, indien de koppelband 134 zich bevindt aan de buitenzijde van de koker, dat wil zeggen tussen 10 het hulpmiddel 100 en de kous.
Figuur 9A illustreert een tweede voorbeeld van geschikte sluitstroken 112, 113, welk voorbeeld is gebaseerd op het gebruik van een ritssluiting. Zoals algemeen bekend, bestaat 15 een ritssluiting eveneens uit een combinatie van twee materiaalbanden die zijn voorzien van wederzijds elkaar aangrijpende organen. Een voorbeeld bezit op beide banden een spiraalvormig lichaam, waarvan de afzonderlijke windingen kunnen ingrijpen in de windingen van het spiraalvormig lichaam 20 van de andere band. Het in aangrijping brengen respectievelijk uit aangrijping halen van de wederzijdse windingen vindt plaats door middel van een zogenaamde runner.
Zoals in figuur 9A weergegeven, worden de sluitstroken 112 en 113 gedefinieerd door langs de respectieve randen 102 25 en 103 gemonteerde materiaalbanden 142 en 143, die respectievelijk zijn voorzien van een doorlopend spiraallichaam 144, 145. Voor het openen/sluiten van de sluitstroken 112 en 113 is een runner 146 aanwezig, waarvan de smalle sluit-zijde is gericht naar de instapmond 120 van de koker terwijl de brede 30 open-zijde is gericht naar het smalle uiteinde 121 van de koker. Voorts zijn de materiaalbanden 142 en 143 bij hun uiteinden voorzien van aanslagorganen 147, 148 om te voorkomen, dat de runner 146 kan losraken.
Aangezien het functioneren van een dergelijke rits-35 sluiting van algemene bekendheid wordt geacht, zal dit hier niet nader worden uitgelegd. Wel wordt opgemerkt, dat juist het algemeen bekend zijn van een dergelijke sluiting bij de 10 00 925.
12 uiteindelijke gebruiker wordt aangemerkt als een bijdrage in het gebruiksgemak en derhalve als een voordeel van deze uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.
Het zal duidelijk zijn, dat het monteren van een 5 dergelijke ritssluiting aan de respectieve randen 102 en 103 van het vel 101 eveneens op betrekkelijk eenvoud ge manier kan plaatsvinden.
Voor het losmaken van de sluitstroken 112 en 113 wanneer de kous 63, die ter wille van de eenvoud in deze figuur niet 10 is weergegeven, is aangébracht om het hulpmiddel 100, is aan de runner 146 een koord 149 bevestigd, zoals schematisch geïllustreerd in figuur 9B, waarvan het vrije uiteinde bij het aantrekken de kous automatisch gericht zal worden naar de instapmond 120. De gebruiker kan nu aan het koord 149 trekken 15 om de runner 146 naar zich toe te trekken en aldus de ritssluiting te openen. Daarbij biedt het voordeel als het trekkoord 149 niet is bevestigd aan een treklip zoals standaard is bevestigd aan een runner, maar aan een in het lichaam van de runner 149 nabij de brede open-zijde geboord 20 gat. Ook is het mogelijk dat de runner 146 zowel aan zijn bovenzijde als aan zijn onderzijde is voorzien van een treklip, waarbij dan aan beide treklippen een trekkoord is bevestigd. Met voordeel zijn de vrije uiteinden van die twee trekkoorden aan elkaar bevestigd, of vormen zij één continu 25 trekkoord.
Een belangrijk voordeel van deze uitvoeringsvorm is, dat de runner 146 te allen tijde blijft vast zitten aan één van de twee banden 142, 143. Het bekende hulpmiddel l heeft daarentegen als nadeel, dat de koppelstift 17 een los 30 onderdeel is, en dat de gebruiker er steeds voor moet zorgen dat hij beide onderdelen bij elkaar moet houden.
Figuur 10A illustreert een derde voorbeeld van geschikte sluitstroken 112, 113, welk derde voorbeeld is gebaseerd op 35 het gebruik van een zogenaamde plastic rits. Een dergelijke rits bestaat ook uit een combinatie van twee materiaalbanden die zijn voorzien van grijporganen. Figuur 10B toont een 1 0 0 0 92 5.
13 schematisch perspectiefaanzicht van een dergelijke materiaal-band 150. De band 150 bezit een bevestigingsstrook 151, waarmee de band 150 kan worden bevestigd aan het vel 101.
Langs een longitudinale rand van de bevestigingsstrook 151 is 5 ten minste één richel 152 gevormd met een haakvormige dwarsdoorsnede. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn twee van dergelijke richels 152 naast elkaar aangebracht. Het zal duidelijk zijn, dat het aantal richels ook gelijk kan zijn aan drie of meer. De bevestigingsstrook 151 kan met de ten minste 10 ene richel 152 op eenvoudige wijze als een integraal geheel worden vervaardigd door middel van een extrusie-proces.
Zoals in figuur 10A is getoond, zijn langs de respectieve randen 102 en 103 identieke banden 150 en 160 spiegel-symmetrisch bevestigd, bijvoorbeeld door middel van naaien of 15 lijmen, om de sluitstroken 112 en 113 te definiëren. Voorts is in figuur 10A een afzonderlijke koppelband 170 getoond, die een centraal lijf 171 omvat en aan weerszijden van dat lijf 171 gevormde richels 172, 173. Meer in het bijzonder is het aantal richels 152 van de band 150 gelijk aan het aantal 20 richels 162 van de band 160, terwijl het aantal richels 172 en het aantal richels 173 gelijk zijn aan het genoemde aantal.
Zoals meer in het bijzonder is geïllustreerd in figuur 10C, zijn de richels 172 en 173 zodanig gevormd, dat zij passen in de richels 152 en 162. Door de haakvormige 25 dwarsdoorsnede van de richels kan het in elkaar grijpen op eenvoudige wijze worden uitgevoerd door de koppelband 17o op de naast elkaar geplaatste banden 150 en 160 te leggen en vervolgens de banden in elkaar te drukken. Echter, de haakvormige dwarsdoorsnede van de richels heeft tot gevolg dat 30 in de in elkaar grijpende toestand de banden 150, 160, 17o relatief grote dwarskrachten kunnen weerstaan.
Zoals duidelijk zal zijn, verschaffen de aldus via de koppelband 170 met elkaar gekoppelde banden 150 en 160 een continue ingrijping over de gehele lengte van de sluitstroken 35 112 en 113. Aangezien de banden 150, 160 en 170 bijzonder soepel zijn ten aanzien van verbuigingen in een richting 10 00 92t>.
14 loodrecht op het lichaamsvlak van de banden, kunnen zij gemakkelijk de ronding van een hiel volgen.
Na het aanbrengen van de kous om de voet kan de verbinding tussen de banden 150 en 160 op bijzonder eenvoudige 5 wijze worden losgemaakt door op het zich nabij de instapmond 120 bevindende uiteinde van de koppelband 170 een trekkracht uit te oefenen zodat de koppelband 170 volgens de lengterichting van de genoemde richels uit de banden 150 en 160 schuift. Dit kost weinig kracht, aangezien de grijporganen in 10 deze richting geen borgende functie hebben. Het is hierbij van voordeel om voor de banden 150, 160 en 170 een materiaal te kiezen met een geringe wrijvingscoèfficiënt.
Zoals reeds is opgemerkt, zijn de banden 150 en 160 identiek aan elkaar. Bij voorkeur zijn zij zodanig gevormd, 15 dat zij in elkaar passen. Het is dan mogelijk om een koppelband 170 te vervaardigen door twee banden 150 met hun bevestigingsstroken 151 aan elkaar te bevestigen, bijvoorbeeld door middel van lijmen, lassen of naaien, zoals geïllustreerd in figuur 10D.
20 Overigens wordt opgemerkt, dat dergelijke plastic ritsen op zich bekend zijn, en bijvoorbeeld onder de merknaam Maxigrip verkrijgbaar zijn bij de firma ITW in New Jersey, USA, en bijvoorbeeld beschreven zijn in het Amerikaanse octrooischrift 3.918.131.
25
Bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen kunnen de sluitstroken 112 en 113 in contact komen met de voet 64 en/of de kous 63. Indien dit als een bezwaar gezien wordt, is het binnen het kader van de onderhavige uitvinding op 30 eenvoudige wijze mogelijk om beschermstroken aan te brengen van hetzelfde gladde materiaal als van het vel ιοί. Figuur n illustreert dit voor de onder verwijzing naar de figuren 9A-B besproken uitvoeringsvorm met een rits. Aan de onderzijde van het vel 101 is een beschermstrook 182 bevestigd langs de 35 sluitstrook 112, en aan de bovenzijde van het vel ιοί is een beschermstrook 183 bevestigd langs de sluitstrook 113. Wanneer het vel 101 wordt omgevouwen en de sluitstroken 112 en 113 10 00 92 5.
15 naar elkaar toe worden gebracht om de in figuur 7B geïllustreerde bedrijfstoestand te bereiken, zullen de bescherm-stroken 182 en 183 zich aan weerszijden bevinden van de in elkaar grijpende sluitstroken 112 en 113, zodat deze zich als 5 het ware zullen bevinden in een door de beschermstroken 182 en 183 gedefinieerde beschermkoker.
Die beschermkoker heeft meerdere voordelen. Zoals vermeld, voorkomt de beschermkoker een direct contact tussen het sluitmechanisme en enerzijds de huid en anderzijds de 10 kous. Hierdoor wordt een vermindering bereikt van de wrijving van het te verwijderen sluitelement (runner 146; koppelstrook 170) ten opzichte van enerzijds de huid en anderzijds de kous. Voorts wordt de kans op een beschadiging van de kous door invloed van het sluitmechanisme zo veel mogelijk verkleind.
15 Voorts wordt voorkomen, dat bij het aantrekken van de kous 63 over het hulpmiddel 100 het sluitelement (runner 146; koppelstrook 170) per ongeluk wordt verplaatst waardoor het sluitmechanisme ongewenst zou worden geopend. Voorts verschaft die beschermkoker een geleidetunnel voor het te verwijderen 20 sluitelement, hetgeen in het bijzonder van voordeel is in het geval van een runner met een trekkoord.
In het voorbeeld van figuur 11 wordt de beschermkoker in de gesloten bedrijfsstand van figuur 7B gedefinieerd door twee beschermstroken. Wanneer het sluitelement wordt verwijderd, 25 kunnen de van elkaar wijkende delen van de sluitstroken 112 en 113 toch in aanraking komen met de voet 64 en/of de kous 63.
Om ook dit te vermijden, is bij voorkeur aan weerszijden van elke sluitstrook 112 en 113 een beschermstrook bevestigd. Een voorkeursuitvoeringsvorm van een kousaantrek-hulpmiddel 30 volgens de uitvinding waar dit constructiedetail is toegepast, is in de figuren 12A en 12B aangeduid met het verwijzings -cijfer 200, waarbij gelijke of vergelijkbare onderdelen als die van het in figuur 5 geïllustreerde kousaantrek-hulpmiddel 100 zijn aangeduid met gelijke verwijzingscijfers.
35 Ook het kousaantrek-hulpmiddel 200 omvat een enkel vel 110 met een in zijn algemeenheid driehoekige vorm. In het weergegeven voorbeeld is die driehoekvorm bij de top 104 10 00 925 .
16 afgeknot, zodat de vorm ook kan worden aangeduid als een trapeziumvorm met een bovenrand 204. Evenals bij het kousaantrek-hulpmiddel 100 zijn langs de zijranden 102 en 103 sluitstroken 112 en 113 aangebracht over een met L aangeduide 5 lengte, welke sluitstroken 112 en 113 in figuur 12A echter ter wille van de duidelijkheid niet afzonderlijk zijn weergegeven. De wijze waarop die sluitstroken 112 en 113 zijn aangebracht, zal later worden verduidelijkt onder verwijzing naar figuur 12B.
10 Langs in hoofdzaak de gehele lengte R van de zijrand 102 is een langwerpig steunorgaan 210 aangebracht. Het steunorgaan 210 reikt tot voorbij de bovenrand 204 van het vel 110, is bij 205 over zichzelf teruggevouwen, en het teruggevouwen gedeelte van het steunorgaan 210 bevestigd aan de zijrand 103, eveneens 15 over in hoofdzaak de gehele lengte daarvan. Het steunorgaan 210 definieert bij zijn centrale gedeelte 205 een aangrijp-orgaan waarop een gebruiker een trekkracht kan uitoefenen, waarbij het steunorgaan 210 met de bovenrand 204 van het vel 110 een opening 206 omsluit waardoorheen die gebruiker één of 20 meerdere vingers kan steken om een goede greep te krijgen op het steunorgaan 210. Door de getoonde constructie van het steunorgaan 210 wordt de uitgeoefende trekkracht op een adequate wijze oevrgedragen op en verdeeld over de randen 102 en 103 van het vel 110.
25 De structuur van het steunorgaan 210 blijkt uit de in figuur 12B geschetste dwarsdoorsnede daarvan, waarin de afmetingen en de afstanden ter wille van de duidelijkheid overdreven groot zijn weergegeven, in het kort gezegd, is het steunorgaan 210 gevormd uit een enkel vel 211 van bij voorkeur 30 hetzelfde materiaal als het vel 110, dat is voorzien van twee in de lengterichting van het steunorgaan 210 verlopende vouwnaden 212 en 213 met een onderling tegengestelde vouwrichting, zodat het steunorgaan 210 een Z-vormige dwarsdoorsnede heeft met een lijf 221, een eerste arm 222 en 35 een tweede arm 223, waarbij de eerste arm 222 een grotere lengte heeft dan het lijf 221. Ter versteviging van het steunorgaan 210 is bij voorkeur de eerste arm 222 bij zijn 10 00 925.
17 uiteinde 224 voorzien van een derde vouwnaad met dezelfde vouwrichting als de eerste vouwnaad 212, en is de tweede arm 223 bij voorkeur bij zijn uiteinde 225 voorzien van een vierde vouwnaad met dezelfde vouwrichting als de tweede vouwnaad 213.
5 Aldus wordt een eerste onderarm 226 gedefinieerd die zich vanaf de derde vouwnaad 224 uitstrekt in de ruimte 228 tussen de eerste arm 222 en het lijf 221, en wordt een tweede onderarm 227 gedefinieerd die zich vanaf de vierde vouwnaad 225 uitstrekt in de ruimte 229 tussen de tweede arm 223 en het 10 lijf 221. Aan zijn naar de eerste arm 222 gerichte oppervlak kan de eerste onderarm 226 voorts zijn voorzien van een verstevigingsstrook 230, bijvoorbeeld een kleefstrook, waarvan het materiaal niet gelijk hoeft te zijn aan het materiaal van het vel 211. Op vergelijkbare wijze kan de tweede onderarm 227 15 aan zijn naar de tweede arm 223 gerichte oppervlak zijn voorzien van een verstevigingsstrook 231.
De constructie biedt het vervaardigingstechnische voordeel, dat de sluitstroken 112 en 113, in plaats van direct aan het vel 110, kunnen zijn bevestigd aan het steunorgaan 210, 20 bijvoorbeeld met een eenvoudige stiknaad. Het geheel van het steunorgaan 210 met de daaraan bevestigde sluitstroken 112 en 113 kan aan het vel 110 zijn be\estigd, bijvoorbeeld eveneens met een eenvoudige stiknaad, hetgeen op zich eenvoudige handelingen zijn.
25 In figuur 12B is dit geïllustreerd voor de sluitstroken 150 en 160 van de figuren 10A-C. Het vel 110 is met zijn randen 102 en 103 vastgenaaid in de tweede vouwnaad 213. In de eerste vouwnaad 212 is de bevestigingsstrook 151, 161 van de sluitstrook 150, 160 vastgenaaid. De aan weerszijden van de 30 sluitstrook 150, 160 gelegen delen van het steunorgaan 210, te weten het lijf 221 enerzijds en de combinatie van de eerste arm 222 en de eerste onderarm 226 anderzijds, vormen een beschermkoker voor de sluitstrook 150, 160. Indien de sluitstroken 150 en 160 met elkaar in aangrijping zijn, zal 35 het buitenoppervlak van die beschermkoker zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde worden verschaft door de eerste arm 222.
10 0 0 s 2 5 - 18
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat het mogelijk is de weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding te veranderen of te modificeren, zonder de uitvindingsgedachte of de beschermingsomvang van de 5 uitvinding, zoals beschreven in de conclusies, te verlaten.
10 0 0 911-.

Claims (11)

  1. 2. Hulpmiddel volgens conclusie l, waarbij de zijden (102, 103. van het driehoekige lichaam (101) lineair zijn.
  2. 3. Hulpmiddel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de verwijderingsmiddelen (105) een lus (107) omvatten, 25 gedefinieerd door een teruggevouwen gedeelte van de top (104) van het driehoekige lichaam (101), of bijvoorbeeld een afzonderlijk bevestigde lus. 1 1000 925. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij 30 de sluitmiddelen (112, 113) langs de respectieve zijden (102, 103. van het driehoekige lichaam (101) aangebrachte primaire banden (132, 133) van een klittenbandstelsel omvatten, en waarbij het koppelorgaan (134) een secundaire band (134) van dat klittenbandstelsel omvat.
  3. 5. Hulpmiddel volgens conclusie 4, waarbij de secundaire band (134) is voorzien van een verlengstrook (135).
  4. 6. Hulpmiddel volgens één der conclusies 1-3, waarbij de 5 sluitmiddelen (112, 113) langs de respectieve zijden (102, 103. van het driehoekige lichaam (101) aangebrachte ritssluiting-helften (142, 144 en 143, 145) omvatten, en waarbij het koppelorgaan (146) een runner (146) omvat.
  5. 7. Hulpmiddel volgens conclusie 6, waarbij de runner (146) is voorzien van een trekkoord (149).
  6. 8. Hulpmiddel volgens één der conclusies 1-3, waarbij de sluitmiddelen (112, 113) langs de respectieve zijden (102, 15 103) van het driehoekige lichaam (101) aangebrachte materiaalbanden (150, 160) omvatten, waarbij elke materiaal-band langs de rand van een bevestigingsstrook (151, 161) is voorzien van ten minste één richel (152, 162) met een haakvormige dwarsdoorsnede, en waarbij het koppelorgaan (170) 20 een koppelband (170) omvat die is voorzien van bij de richels (152, 162) passende richels (172, 173) met eveneens een haakvormige dwarsdoorsnede.
  7. 9. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij 25 langs ten minste één zijde van ten minste één sluitstrook (112, 113) ten minste één beschermstrook (182, 183) is aangebracht.
  8. 10. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij 30 ie voorzien in een steunorgaan (210) dat aan beide zijden (102, 103) van het vel (110) is bevestigd.
  9. 11. Hulpmiddel volgens conclusie 10, waarbij een punt van het driehoekige vel (110) is afgeknot om een bovenrand (204) te 35 vormen, en waarbij die bovenrand (204) tezamen met het steunorgaan (210) èen opening (206) omsluit. 10 00 925.
  10. 12. Hulpmiddel volgens conclusie 10 of 11, waarbij het steunorgaan (210) is gevormd van een enkel vel (211) van bij voorkeur hetzelfde materiaal als het genoemde vel (110), welk vel (211) is voorzien van twee in de lengterichting van het 5 steunorgaan (210) verlopende vouwnaden (212) en (213) met een onderling tegengestelde vouwrichting, zodat het steunorgaan (210) een Z-vormige dwarsdoorsnede heeft
  11. 13. Hulpmiddel volgens conclusie 12, waarbij het sluitorgaan 10 (112, 113) is bevestigd, bij voorbeeld door middel van een stiknaad, in de eerste vouwnaad (212), en waarbij het genoemde vel (110) met zijn rand (102, 103) is bevestigd, bij voorbeeld door middel van een stiknaad, in de tweede vouwnaad (213). 10 00 92 5 .
NL1000925A 1995-08-03 1995-08-03 Hulpmiddel voor het aantrekken van elastische kousen met gesloten teenstuk. NL1000925C2 (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1000925A NL1000925C2 (nl) 1995-08-03 1995-08-03 Hulpmiddel voor het aantrekken van elastische kousen met gesloten teenstuk.
EP96926018A EP0935435B1 (en) 1995-08-03 1996-08-02 Aid for putting on elastic stockings having a closed toe portion
AU66322/96A AU6632296A (en) 1995-08-03 1996-08-02 Aid for putting on elastic stockings having a closed toe portion
ES96926018T ES2168495T3 (es) 1995-08-03 1996-08-02 Dispositivo de ayuda para el calzado de medias elasticas que presentan una punta cerrada.
AT96926018T ATE210935T1 (de) 1995-08-03 1996-08-02 Anziehhilfe für elastische strümpfe welche einen geschlossenen zehenteil aufweisen
PCT/NL1996/000312 WO1997008981A1 (en) 1995-08-03 1996-08-02 Aid for putting on elastic stockings having a closed toe portion
DE69618251T DE69618251T2 (de) 1995-08-03 1996-08-02 Anziehhilfe für elastische strümpfe welche einen geschlossenen zehenteil aufweisen
US09/011,178 US6032839A (en) 1995-08-03 1996-08-02 Aid for putting on elastic stockings having a closed toe portion

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1000925 1995-08-03
NL1000925A NL1000925C2 (nl) 1995-08-03 1995-08-03 Hulpmiddel voor het aantrekken van elastische kousen met gesloten teenstuk.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1000925C2 true NL1000925C2 (nl) 1997-02-04

Family

ID=19761397

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1000925A NL1000925C2 (nl) 1995-08-03 1995-08-03 Hulpmiddel voor het aantrekken van elastische kousen met gesloten teenstuk.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US6032839A (nl)
EP (1) EP0935435B1 (nl)
AT (1) ATE210935T1 (nl)
AU (1) AU6632296A (nl)
DE (1) DE69618251T2 (nl)
ES (1) ES2168495T3 (nl)
NL (1) NL1000925C2 (nl)
WO (1) WO1997008981A1 (nl)

Families Citing this family (25)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE29706129U1 (de) * 1997-04-07 1998-08-06 Fenkl, Rudolf, 86167 Augsburg Anziehhilfe für Kompressionsstrümpfe
FR2775431B1 (fr) * 1998-03-02 2000-08-04 Innothera Topic Int Procede et dispositif pour enfiler sur un membre une orthese compressive tubulaire telle que bas, collant ou chaussette en materiau textile elastique tricote
US6102262A (en) * 1999-10-01 2000-08-15 Nicholson; William Footwear donning assist assembly
DE10011727B4 (de) * 2000-03-10 2007-05-03 Bauerfeind Orthopädie GmbH & Co. KG Anziehhilfe für Strümpfe
US6942129B2 (en) 2001-04-02 2005-09-13 Michael P. Ferraioli Footwear donning device
NL1020559C2 (nl) 2002-05-08 2003-11-11 Arion Internat B V Klittenbandsluiting, een klittenbandaansluitstrook, en een aantrekhulp voor bijvoorbeeld compressiekousen en compressiepanties.
US6790238B1 (en) 2002-07-25 2004-09-14 Knit-Rite, Inc. Ultra low friction sheath for prosthetics
US7070074B2 (en) * 2003-01-30 2006-07-04 Bel-Art Products, Inc. Hosiery donning aid
US6820779B1 (en) * 2003-05-19 2004-11-23 Susann T. Wilson Prosthesis dressing aid
US7234616B2 (en) * 2004-12-27 2007-06-26 Bel-Art Products, Inc. Friction arrangement for hosiery donning aid
US7377410B1 (en) * 2005-01-10 2008-05-27 Paul Paine Webb Method and apparatus for donning garments
US7699195B2 (en) * 2005-10-27 2010-04-20 Julius Zorn, Inc. Apparatus for donning and/or doffing a compression garment and related methods
ITRM20070089A1 (it) * 2007-02-19 2008-08-20 Varimed S R L Dispositivo di ausilio per indossare una calza elastica terapeutica.
NL2001400C2 (nl) * 2008-03-25 2009-09-28 Arion Internat B V Hulpmiddel voor het uittrekken van elastische kousen.
NL2002780C2 (nl) * 2009-04-23 2010-08-09 Arion Internat B V Hulpmiddel voor het aan- en uittrekken van elastische kousen.
US20110139834A1 (en) * 2009-12-10 2011-06-16 Joostberns Enterprises Llc Device to assist putting clothes on
NL2006039C2 (nl) * 2011-01-20 2012-07-23 Arion Holding B V Hulpmiddel voor het aantrekken van (met name) elastische kousen.
US8418896B1 (en) * 2011-07-12 2013-04-16 Glenn Higa Sock donning assistance apparatus
DE102012100122B4 (de) * 2012-01-09 2014-05-28 Dirk Junge Anziehhilfe für Kompressionsstrümpfe
GB2504148B (en) * 2012-07-19 2017-02-01 Francis George Levelle Peter Improvements in or relating to insertion aids
GB2539632B (en) * 2015-05-06 2020-09-23 Rayne Damian An apparatus for assisting with the application of a garment
US10238225B2 (en) 2016-06-08 2019-03-26 Windor Enterprises, LLC Compression garment donning aid device, method, and kit
US10881231B1 (en) * 2017-10-18 2021-01-05 Parker Morehead Friction-reducing compression stocking aid
NL1043010B1 (en) * 2018-09-25 2020-05-29 Westwood Holding B V Aid device for elastic support stockings
DE102018009915A1 (de) * 2018-12-17 2020-06-18 Panthergrip GmbH Körperschutzvorrichtung für Sportler und Anziehhilfe für dieselbe

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4651909A (en) * 1985-09-17 1987-03-24 Gregory Banting Manually operable device for applying socks
EP0497858A1 (en) * 1989-10-23 1992-08-12 Stichting Medische Technologie MEANS FOR THREADING THERAPEUTIC LOW ELASTICS.
DE9305791U1 (de) * 1993-04-17 1994-08-25 Julius Zorn GmbH, 86551 Aichach Anziehvorrichtung für Kompressionsstrümpfe
WO1995002980A1 (en) * 1993-07-23 1995-02-02 N.V. Varitex Means for putting on therapeutic elastic stockings

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3401856A (en) * 1965-12-28 1968-09-17 Berlin Abe Hosiery-donning device
US3918131A (en) * 1974-01-07 1975-11-11 Steven Ausnit Fluid-tight fastener
SE409409B (sv) * 1977-12-14 1979-08-20 Aslin Goran Nils Olov Strumppadragare
US5826761A (en) * 1996-12-16 1998-10-27 Smith & Nephew, Inc. Anti-embolism stocking aid

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4651909A (en) * 1985-09-17 1987-03-24 Gregory Banting Manually operable device for applying socks
EP0497858A1 (en) * 1989-10-23 1992-08-12 Stichting Medische Technologie MEANS FOR THREADING THERAPEUTIC LOW ELASTICS.
DE9305791U1 (de) * 1993-04-17 1994-08-25 Julius Zorn GmbH, 86551 Aichach Anziehvorrichtung für Kompressionsstrümpfe
WO1995002980A1 (en) * 1993-07-23 1995-02-02 N.V. Varitex Means for putting on therapeutic elastic stockings

Also Published As

Publication number Publication date
DE69618251T2 (de) 2002-08-14
WO1997008981A1 (en) 1997-03-13
EP0935435B1 (en) 2001-12-19
ES2168495T3 (es) 2002-06-16
AU6632296A (en) 1997-03-27
US6032839A (en) 2000-03-07
DE69618251D1 (de) 2002-01-31
ATE210935T1 (de) 2002-01-15
EP0935435A1 (en) 1999-08-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1000925C2 (nl) Hulpmiddel voor het aantrekken van elastische kousen met gesloten teenstuk.
US20170086547A1 (en) Wallet
US5673826A (en) Mechanism for putting on therapeutic elastic stockings
IE70223B1 (en) A device for closing a wound
EP0446818A2 (en) An absorbent article having a clasp
BRPI0618509A2 (pt) dispositivo de fechamento por fita para prender o pescoço de um saco com uma pelìcula adesiva e um suporte não adesivo
US6579268B1 (en) Catheter support pouch
US20200024101A1 (en) Pocket-Sized Dispenser for a Spool of Coiled Material
US2325709A (en) Sliding clasp fastener
NL2002780C2 (nl) Hulpmiddel voor het aan- en uittrekken van elastische kousen.
US6464668B1 (en) Nasogastric tube stabilizer
US20090133231A1 (en) Mechanical zipper assist
CA2990508C (en) Bag with lockable drawstring
MX2011002219A (es) Dispositivo para abrir y cerrar una cremallera.
US2768739A (en) Pocket tissue dispenser
US2013706A (en) Fastening device
CN214859597U (zh) 一种一次性t型引流管闭合器
US20060259001A1 (en) Disposable nappy
US2895196A (en) Disposable separable lock for safety pins
US2532499A (en) Apron tie means assembly
CN212818105U (zh) 控制器固定装置及控制器
CN219629713U (zh) 一种压脉带
US6584632B1 (en) Futon flipper
JP3056514U (ja) ベルト
US5685175A (en) Thread positioner

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20050301