NL2006039C2 - Hulpmiddel voor het aantrekken van (met name) elastische kousen. - Google Patents

Description

Hulpmiddel voor het aantrekken van (met name) elastische kousen

De uitvinding heeft betrekking op een hulpmiddel voor het aantrekken van elastische kousen. Hoewel het hulpmiddel in het bijzonder is ontwikkeld voor het aantrekken van 5 elastische kousen, heeft de uitvinding eveneens betrekking op een hulpmiddel voor het aantrekken van protheses, liners voor protheses, sportbeschermingsmiddelen, sokken, schoenen, skischoenen, rijlaarzen en wetsuits.

Een elastische kous of steunkous wordt als medisch hulpmiddel toegepast, onder andere 10 voor het behandelen van varicose. Hiertoe dient de elastische kous dermate strak om het been van een gebruiker aangebracht te worden dat deze op het been een betrekkelijk grote spankracht uitoefent. Vanwege de gewenste grote spankracht ondervindt de gebruiker problemen bij het aantrekken van de kous. De gebruiker dient de kous in gebruiksklare toestand te brengen, vervolgens zijn voet in de instapopening van de 15 kous te steken, en de kous daarna op te trekken langs voet en been. Om de kous strak om het been aan te laten sluiten moet de gebruiker de kous strak trekken, wat vrij veel kracht vergt omdat de kous langs de hiel van de voet en over het been moet worden getrokken, waarbij de gebruiker vrij veel wrijving ondervindt. De wrijving wordt hierbij tevens veroorzaakt door het feit dat de diameter van de kous kleiner is dan de 20 enkelomvang.

Een aantrekhulpmiddel voor elastische kousen is bekend uit EP 0681442B1. Na gebruik wordt dit hulpmiddel onder de kous verwijderd via de naar de knie gerichte opening van de kous. Dit bekende hulpmiddel heeft een gecompliceerde constructie, en is bovendien 25 vrij ingewikkeld in het gebruik.

Hoewel het verwijderen van het bekende hulpmiddel relatief goed verloopt is dit voor verbetering vatbaar. Hierbij moet bedacht worden dat gebruikers van elastische kousen doorgaans op leeftijd zijn en derhalve de kracht ontberen om het hulpmiddel tussen het 30 been en de kous weg te trekken.

Onderhavige uitvinding heeft onder andere als doel een hulpmiddel te verschaffen voor het aantrekken van elastische kousen dat met nog minder kracht kan worden verwijderd en dat bovendien geschikt is voor gebruik bij elastische kousen waarvan het teenstuk 2 gesloten is. Het hulpmiddel is tevens geschikt voor gebruik bij elastische kousen waarvan het teenstuk open is.

Om dit doel te bereiken wordt een hulpmiddel verschaft overeenkomstig conclusie 1.

5

In een eerste aspect omvat het hulpmiddel voor het aantrekken van (met name) een elastische kous een in hoofdzaak vlak, buigzaam en uit een glad materiaal vervaardigd velvormig lichaam, dat is voorzien van verwijdermiddelen om het hulpmiddel te verwijderen van tussen een voet en een daaromheen aangebrachte kous, en op 10 tegenoverliggende randen van het lichaam aangebrachte sluitmiddelen, die in gebruik samenwerken om de tegenoverliggende randen aan elkaar te koppelen waardoor een kokervormig lichaam ontstaat met een instapzijde voor de voet en een tegenoverliggend voetgedeelte, waarbij elk sluitmiddel magneten omvat die worden aangetrokken door overeenkomstige magneten in het andere sluitmiddel. Het hulpmiddel volgens de 15 uitvinding is gebleken handiger te zijn in het gebruik dan het bekende hulpmiddel.

In een ander aspect van de uitvinding wordt een hulpmiddel verschaft, waarbij tenminste één van de sluitmiddelen een strook magnetisch materiaal omvat dat zich uitstrekt langs ten minste een deel van de lengte van de randen van het lichaam.

20

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van het uitgevonden hulpmiddel omvat tenminste één van de sluitmiddelen een reeks naast elkaar opgestelde magneten, welke reeks zich uitstrekt langs ten minste een deel van de lengte van de randen van het lichaam.

25

De magneten kunnen in beginsel op elke wijze worden bevestigd in, op of aan het hulpmiddel. De magneten kunnen bijvoorbeeld in aparte ‘pockets’ zijn geplaatst die vervolgens in een rij aan de zijranden worden vast gestikt. Het hulpmiddel volgens de uitvinding omvat echter bij voorkeur sluitmiddelen in de vorm van stroken uit een 30 buigzaam glad materiaal, waarin de magneten zijn opgenomen. Een dergelijke materiaalstrook, -strip of -band kan desgewenst een aantal ‘pockets’ omvatten waarin de magneten kunnen worden geplaatst. Deze materiaalband wordt dan met de magneten aan de zijranden bevestigd, bijvoorbeeld door stikken. In een voorkeursuitvoeringsvorm 3 van de uitvinding wordt een hulpmiddel verschaft waarin de te koppelen zijde van de stroken een ruwere oppervlaktestructuur heeft dan de niet te koppelen zijde.

Het aantal magneten kan binnen brede grenzen worden gekozen. In een 5 voorkeursuitvoeringsvorm bevinden zich in elke zijrand drie tot vijf magneten. Ook de vorm van de magneten is in beginsel vrij hoewel het de voorkeur heeft ronde magneten toe te passen.

De afmetingen van de magneten kunnen binnen brede grenzen worden gekozen.

10 Bijzonder geschikte afmetingen van de magneten liggen tussen diameters van 0,5 tot 1,5 cm, een dikte tussen 0,5 en 1, 5 mm en een gewicht tussen 0,5 en 1 gram. De afmetingen van de ‘pockets4 waarin de magneten worden geplaatst worden aangepast aan de afmetingen van de magneten maar hebben typische afmetingen van 3.7 bij 3.0 cm. Een geschikte tussenafstand tussen de ‘pockets’ op een zijrand is gelegen tussen 15 ongeveer 3 en 10 cm, bij voorkeur tussen 4 en 5 cm. De tussenafstand tussen twee opeenvolgende magneten is bij voorkeur gelegen tussen 6 en 12 cm, en met meer voorkeur tussen 8 en 9 cm. Het heeft voordelen de afmetingen van de ‘pockets’ dusdanig te kiezen dat deze aan elke zijde maximaal 2 mm groter zijn dan de afmeting van een erin opgenomen magneet, of in totaal maximaal 4 mm. Een dergelijke 20 voorkeursuitvoeringsvorm zorgt er voor dat de magneten in hoofdzaak hun positie behouden en niet gemakkelijk kunnen verschuiven.

De magnetische kracht van de magneten kan binnen brede grenzen worden ingesteld waarbij enerzijds een voldoende koppeling moet worden bewerkstelligd en anderzijds 25 dient te worden vermeden dat de magneten elkaar te snel aantrekken met een te grote kracht wat het gebruiksgemak ernstig kan schaden. Bovendien is het handig wanneer de magneten met minimale krachtsinspanning los gekoppeld kunnen worden door een gebruiker.

30 De magnetische kracht van de magneten kan desgewenst dezelfde zijn, bijvoorbeeld omdat een dergelijke uitvoeringsvorm eenvoudig is. In een voorkeursuitvoeringsvorm waarbij een reeks magneten wordt toegepast is de magnetische kracht van de magneet die zich het dichtste bij de instapzijde van het lichaam bevindt echter groter dan de 4 magnetische kracht van de zich verder van de instapzijde bevindende magneten. Gebleken is dat een dergelijk hulpmiddel gemakkelijker is in het gebruik.

Het heeft verder voordelen het hulpmiddel volgens de uitvinding te kenmerken doordat 5 de magnetische kracht van de strook magnetisch materiaal en/of van de reeks magneten afneemt vanaf de instapzijde van het lichaam naar het voetgedeelte ervan. Gebleken is dat deze maatregel het gebruiksgemak van het hulpmiddel verder ten goede komt.

In een uitvoeringsvorm omvat het hulpmiddel volgens de uitvinding verwijdermiddelen 10 in de vorm van een materiaalstrook die aan het lichaam is bevestigd ter hoogte van het voetgedeelte en zich uitstrekt in de richting van en voorbij de instapzijde van het lichaam. Bij voorkeur zijn de verwijdermiddelen bovendien voorzien van tenminste één magneet die kan worden gekoppeld met een magneet van het lichaam. Hierdoor wordt het verwijdermiddel in een vaste positie ten opzichte van het hulpmiddel (en het been 15 van een gebruiker) gepositioneerd wat het gebruiksgemak verbetert. Het is ook mogelijk in plaats van de magneet een andere tijdelijke sluitingswijze, eventueel in combinatie met de magneet toe te passen. Een tijdelijke sluitingswijze kan bijvoorbeeld een klittenbandsluiting omvatten.

20 In een ander aspect van de uitvinding wordt een hulpmiddel verschaft, waarbij het voetgedeelte van het lichaam is voorzien van een op het lichaam opvouwbaar teensluitstuk uit een glad materiaal waarmee het voetgedeelte van het in gekoppelde toestand kokervormig lichaam kan worden gesloten. Bij voorkeur omvat het teensluitstuk tenminste één magneet die koppelbaar is met tenminste één magneet van 25 het lichaam, in het bijzonder van de op de zij stroken aangebrachte sluitmiddelen. Het is ook hier mogelijk in plaats van de magneet een andere tijdelijke sluitingswijze, eventueel in combinatie met de magneet toe te passen. Een tijdelijke sluitingswijze kan bijvoorbeeld een klittenbandsluiting omvatten.

30 De uitvinding zal nu meer in detail worden toegelicht. Hoewel het hulpmiddel met name is ontwikkeld voor het aantrekken van elastische kousen en aan de hand hiervan in meer detail zal worden uitgelegd, wordt benadrukt dat het hulpmiddel tevens met voordeel kan worden toegepast voor het aantrekken van protheses, liners voor 5 protheses, sportbescherming, sokken, schoenen, skischoenen, rijlaarzen en wetsuits, zonder dat deze lijst overigens limiterend moet worden opgevat.

De bovengenoemde en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige 5 uitvinding zullen verduidelijkt worden door de hiernavolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een aantrekhulpmiddel volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de tekeningen, waarin: figuur 1 een vooraanzicht toont van een hulpmiddel volgens de uitvinding in, met uitzondering van het grijporgaan, uitgevouwen toestand; 10 figuur 2 een vooraanzicht toont van het in figuur 1 getoonde hulpmiddel volgens de uitvinding in deels opgevouwen toestand; figuur 3 een vooraanzicht toont van het in figuur 1 getoonde hulpmiddel volgens de uitvinding in volledig opgevouwen toestand (een bedrijfstoestand); en tenslotte figuur 4 een achteraanzicht toont van het in figuur 1 getoonde hulpmiddel volgens de 15 uitvinding in volledig opgevouwen toestand (een bedrijfstoestand).

Onder verwijzing naar figuur 1 wordt een uitvoeringsvorm van een hulpmiddel 1 volgens de uitvinding getoond. Dit hulpmiddel 1 omvat in hoofdzaak een enkel vel 110 met in zijn algemeenheid in opengevouwen toestand de vorm van een parallellogram 20 met eventueel schuin verlopende bovenrand 101. Het enkele vel 110 is vervaardigd uit een materiaal met een lage wrijvingscoëfficiënt. Een voorbeeld van een dergelijk materiaal is een nylon kunststof doek, dat is voorzien van een wrijvingsarme coating. Een dergelijk materiaal is op zich bekend en commercieel verkrijgbaar.

25 Het hulpmiddel 1 heeft een bovenrand 101, en twee in hoofdzaak rechte zijranden 102 en 103 die elkaar ontmoeten bij een voetgedeelte of top 104. Aan de top 104 is een aangrijporgaan (105, 107) bevestigd, waardoor een gebruiker de top 104 kan grijpen en daarop een trekkracht kan uitoefenen. In een vanwege de eenvoud de voorkeur genietende uitvoeringsvorm omvat het aangrijporgaan (105, 107) een lus (105) die is 30 bevestigd aan een teruggevouwen gedeelte 107 van het vel 110. Het gedeelte 107 wordt in een uitvoeringsvorm gevormd door het vel 110 bij de top 104 over een bepaalde lengte terug te vouwen dusdanig dat een uiteinde 106 van het vel 110 verder reikt dan de bovenrand 101. In een andere uitvoeringsvorm wordt het gedeelte gevormd door een apart stuk doek, welk doek kan verschillen van het in vel 110 toegepaste doek, waarbij 6 het gedeelte 107 aan de onderrand 104 is bevestigd, bijvoorbeeld door een stikverbinding. In de getoonde uitvoeringsvorm van figuur 1 verloopt het teruggevouwen gedeelte 107 van het aangrijporgaan aan de achterzijde van het lichaam 110. Volgens de uitvinding wordt het teruggevouwen gedeelte 107 ter hoogte van de 5 bovenrand 101 voorzien van een magneet 10 die kan samenwerken met een magneet 11 die in, op of onder het vel 110 op een overeenkomstige positie is aangebracht. Op figuur 1 is magneet 10 niet zichtbaar omdat deze zich aan de andere (niet zichtbare) zijde van het gedeelte 107 bevindt. Magneet 11 is niet zichtbaar omdat deze aan het oog wordt onttrokken door het gedeelte 107. Bij plaatsing van magneten (10, 11) in eikaars buurt 10 worden deze tot elkaar aangetrokken waardoor een koppeling ontstaat en het aangrijporgaan (105, 107) in een vaste positie ten opzichte van het lichaam 110 is gebracht. Hierbij is de sterkte van de magneten bij voorkeur dusdanig gekozen dat een koppeling wordt teweeggebracht wanneer de magneten (10, 11) binnen een afstand van enkele cm van elkaar worden gebracht. Dit verhoogt het gebruiksgemak van het 15 hulpmiddel aanzienlijk. In de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvariant lopen de zijranden van het teruggevouwen gedeelte 107 taps toe naar boven maar het is ook mogelijk wanneer deze zijranden evenwijdig aan elkaar verlopen.

Uitgaande vanaf de bovenrand 101 zijn langs een gedeelte van de zijranden 102 en 103 20 continue sluitstroken 12 en 13 bevestigd. Deze continue sluitstroken 12 en 13 uit een buigzaam glad materiaal zijn ingericht om over hun volledige lengte met elkaar in positieve aangrijping gebracht te worden door deze te voorzien van een aantal magneten. In een andere uitvoeringsvorm omvatten de sluitstroken (12, 13) een strook magnetisch materiaal dat zich uitstrekt langs ten minste een deel van de lengte van de 25 zijranden (102, 103) van het lichaam 110.

Elk van de sluitstroken (12, 13) omvat in de getoonde uitvoeringsvorm een reeks naast elkaar opgestelde magneten (120, 121, 122, 123)resp. (130, 131, 132, 133), welke reeksen zich uitstrekken langs ten minste een deel van de lengte van de zijranden (12, 30 13) van het lichaam (110). Bij voorkeur is de magnetische kracht van magneten (120, 130) die zich het dichtst bij de instapzijde 140 bevinden (zie figuur 4) groter dan de magnetische kracht van magneten (121, 131), (122, 132) en (123, 133) die zich verder van de instapzijde 140 bevinden. In een andere voorkeursuitvoeringsvorm neemt de magnetische kracht van de magneten af vanaf de instapzijde of bovenrand 101 van het 7 lichaam 110 naar het voetgedeelte of onderrand 104 ervan. Zo zal in deze voorkeursuitvoeringsvorm de magnetische kracht van magneten (120, 130) groter zijn dan de magnetisch kracht van magneten (121, 131) die op zijn beurt weer groter is dan de magnetische kracht van magneten (122, 132).

5

In het in figuur 1 getoonde aanzicht heeft de te koppelen zijde van de stroken (12, 13) een ruwere oppervlaktestructuur dan de niet te koppelen zijde, bijvoorbeeld door in de te koppelen zijde een grover weefsel toe te passen. Dit zorgt naast de magnetische koppeling voor een mechanische koppeling doordat een hogere wrijving ontstaat op de 10 contactvlakken. In figuur 1 is de ruwere achterzijde van strook 13 zichtbaar, daar waar de ruwere zijde van strook 12 aan het oog is onttrokken en enkel de gladde niet te koppelen zijde zichtbaar is. Het ruwere oppervlak kan zich over de gehele lengte van de stroken (12, 13) uitstrekken doch kan zich ook beperken tot discrete gebieden waar de magneten zijn ingenaaid, zoals getoond in figuur 1.

15

De lengte van de sluitstroken 12 en 13 kan willekeurig worden gekozen doch is typisch nagenoeg gelijk aan de totale lengte van de zijranden 102 en 103, gerekend vanaf de basis 101 tot aan het voetgedeelte 104.

20 Een belangrijk voordeel van het hulpmiddel op basis van een enkel vel is dat het relatief weinig materiaal vergt, en dat voor het vervaardigen relatief weinig handelingen benodigd zijn. Het is echter ook mogelijk dat het hulpmiddel 1 twee vellen omvat van een glad materiaal, die boven op elkaar zijn geplaatst. De vellen zijn aan elkaar genaaid over de volledige lengte van hun zijranden en de onderrand ter hoogte van het 25 voetgedeelte. Het enige randgedeelte waar de vellen niet aan elkaar zijn genaaid is de bovenrand die derhalve een mond definieert voor een zich tussen de vellen bevindende ruimte. Het is echter ook mogelijk de vellen enkel langs de bovenrand aan elkaar te bevestigen. Om de stroken met magneten aan de zijranden vrij te houden is een tweede vel bij voorkeur kleiner dan een eerste vel en strekt het tweede vel zich dus uit tot aan 30 de op de zijranden aangebrachte materiaalstroken, - strips of -banden. In een uitvoeringsvorm met twee vellen zal het trekorgaan zich doorgaans tussen de twee vellen bevinden, dat aan het voetgedeelte is vastgenaaid aan de onderrand van het hulpmiddel. De lengte van dat trekorgaan is hierbij dusdanig groot dat dit met het andere uiteinde door de mond uitsteekt buiten de vellen.

8

De in de figuren getoonde uitvoeringsvorm van het hulpmiddel volgens de uitvinding omvat verder een voetgedeelte 104 van het lichaam 110 dat is voorzien van een op het lichaam 110 opvouwbaar teensluitstuk 108 uit een glad materiaal, bij voorkeur hetzelfde 5 materiaal als dat waaruit het lichaam 110 is vervaardigd. Met het teensluitstuk 108 kan het voetgedeelte 104 van het in gekoppelde toestand kokervormig lichaam 110 worden gesloten, waardoor het hulpmiddel beter om de voet kan worden gefixeerd. Het teensluitstuk 108 is volgens de uitvinding eveneens voorzien van tenminste één magneet 14 die koppelbaar is met tenminste één overeenkomstige magneet (123 en/of 133) van 10 één van de sluitstroken (12 en/of 13). De gekoppelde toestand van het teensluitstuk 108 wordt getoond in figuur 3. Zoals eerder werd opgemerkt is het mogelijk in plaats van de magneet een andere tijdelijke sluitingswijze, eventueel in combinatie met de magneet toe te passen. Een tijdelijke sluitingswijze kan bijvoorbeeld een (niet getoonde) klittenbandsluiting omvatten.

15

Thans zal onder verwijzing naar figuren 2 tot en met 4 de werking van het hulpmiddel 1 volgens de onderhavige uitvinding worden besproken.

In een eerste stap vouwt de gebruiker de sluitstroken 12 en 13 naar elkaar toe in de 20 richting van de van het teruggevouwen gedeelte 107 afgekeerde zijde. Zoals in figuur 2 getoond wordt de sluitstrook 12 aldus om een vouwnaad 124 tot tegen het lichaam 110 gebracht. Vervolgens wordt de sluitstrook 13 op dezelfde wijze om een vouwnaad 134 tot tegen het lichaam 110 gebracht, totdat de onderlinge afstand tussen de sluitstroken (12, 13) dusdanig klein is geworden dat de sluitstroken 12 en 13 als vanzelf door 25 onderlinge aantrekking van de magneten ((120, 121, 122, 123) en (130, 131, 132, 133) tenminste tijdelijk op elkaar worden bevestigd. Vervolgens wordt door de gebruiker het teensluitstuk 108 eveneens omgevouwen om een vouwnaad 109 tot op het lichaam 110 totdat de onderlinge afstand tussen de magneet 14 van het teensluitstuk 108 en tenminste één overeenkomstige magneet (123 en/of 133) van één van de sluitstroken 30 (12 en/of 13) dusdanig klein is geworden dat het teensluitstuk 108 als vanzelf door onderlinge aantrekking van de magneten 14 en 123 en/of 133 tenminste tijdelijk op het lichaam 110 wordt bevestigd.

9

Zoals geïllustreerd in figuur 4 heeft het hulpmiddel 1 nu de vorm van een taps toelopende koker met een instapmond 140 en een voetuiteinde gevormd door vouwnaad 109 met een kleinere dwarsafmeting, waarbij het teruggevouwen gedeelte 107 van het hulpmiddel 1 (en dus het verwijdermiddel (105, 107)) zich bevindt aan de buitenkant 5 van die koker (figuur 4 toont het hulpmiddel 1 aan de achterzijde).

Vervolgens steekt de gebruiker zijn voet in de instapmond 140, tot aan het voetuiteinde gevormd door vouwnaad 109, waarbij het hulpmiddel 1 zich gedraagt als een ruim zittende gladde sok. Vanwege de positieve bevestiging van de sluitstroken 12 en 13 aan 10 elkaar over hun gehele lengte, is er hierbij geen gevaar dat het hulpmiddel 1 onwerkzaam wordt, omdat de sluitstroken 12 en 13 nergens of nauwelijks van elkaar zullen wijken. De gebruiker trekt vervolgens een steunkous aan over de gladde sok, hetgeen vrij makkelijk zal gaan omdat de steunkous daarbij vrijwel zonder wrijving zal glijden over het gladde materiaal van de sok.

15

Wanneer de steunkous voldoende ver is aangetrokken, kan het hulpmiddel 1 worden verwijderd. In tegenstelling tot het bekende hulpmiddel waarbij daartoe eerst de koppeling van sluitstroken ongedaan dient te worden gemaakt trekt de gebruiker aan de lus 105 waarbij het hulpmiddel 1 weg wordt getrokken van tussen de voet en de kous.

20 Hierbij kan de koppeling tussen de sluitstroken (12, 13) als vanzelf teniet worden gedaan omdat de weliswaar geringe krachten voldoende blijken om de magneetkracht tussen de overeenkomstige magneetreeksen (120, 121, 122, 123) en (130, 131, 132, 133) te overwinnen. Bij het verwijderen treedt vrijwel geen wrijving op omdat het gladde verwijdermiddel (105, 107) immers aan het voetgedeelte 104 is bevestigd aan 25 het lichaam 110 en derhalve bij het naar boven trekken ervan over het gladde lichaam 110 glijdt. Door deze dubbellaagheid wordt weinig wrijving ondervonden. Eens het verwijdermiddel (105, 107) voldoende ver is doorgetrokken zal het bewegende deel van het vel 110 van het hulpmiddel 1 met één oppervlak contact maken met de kous waarbij eveneens weinig wrijving wordt ondervonden. In een uitvoeringsvorm waarbij het vel 30 110 dubbelwandig is zal het bewegende deel van het vel 110 met het andere oppervlak in contact zijn met het stationaire deel van zichzelf: dit glijdende contact van twee lagen van het gladde materiaal onderling veroorzaakt vrijwel geen wrijving. Dat deel van het vel 110 dat in contact is met de voet, welk contact in principe een relatief grote wrijvingskracht zou kunnen veroorzaken, blijft stationair, totdat dat deel wordt bereikt 10 door het bewegende deel van het vel 110 en van de voet weg over zich zelf wordt teruggevouwen. Het vel 110 wordt dus als het ware onder de kous afgestroopt van de voet.

5 Een verder belangrijk voordeel van het hulpmiddel 1 volgens de onderhavige uitvinding is dat het na verwijderd te zijn van de voet eenvoudiger en in minder stappen dan bij het bekende hulpmiddel weer klaar is voor verder gebruik.

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat het mogelijk is de weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding te veranderen of te modificeren 10 binnen de door de aangehechte conclusies bepaalde beschermingsomvang van de uitvinding.

Claims (14)

1. Hulpmiddel voor het aantrekken van (met name) een elastische kous, omvattende een in hoofdzaak vlak, buigzaam en uit een glad materiaal vervaardigd 5 velvormig lichaam (110), dat is voorzien van verwijdermiddelen (105, 107) om het hulpmiddel (1) te verwijderen van tussen een voet en een daaromheen aangebrachte kous, en op tegenoverliggende randen (102, 103) van het lichaam aangebrachte sluitmiddelen (12, 13), die in gebruik samenwerken om de tegenoverliggende randen (102, 103) aan elkaar te koppelen waardoor een kokervormig lichaam ontstaat met een 10 instapzijde voor de voet en een tegenoverliggend voetgedeelte, waarbij het sluitmiddel (12) magneten (120, 121,122, 123) omvat die worden aangetrokken door overeenkomstige magneten (130, 131, 132, 133) in het andere sluitmiddel (13).

2. Hulpmiddel volgens conclusie 1, waarbij tenminste één van de sluitmiddelen 15 (12, 13) een strook magnetisch materiaal omvat dat zich uitstrekt langs ten minste een deel van de lengte van de randen (102, 103) van het lichaam (110).

3. Hulpmiddel volgens conclusie 1, waarbij tenminste één van de sluitmiddelen (12, 13) een reeks naast elkaar opgestelde magneten omvat, welke reeks zich uitstrekt 20 langs ten minste een deel van de lengte van de randen (102, 103) van het lichaam (110).

4. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een reeks magneten wordt toegepast en waarbij de magnetische kracht van de magneet die zich het dichtste bij de instapzijde van het lichaam bevindt groter is dan de magnetische kracht van de 25 zich verder van de instapzijde bevindende magneten.

5. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de magnetische kracht van de strook magnetisch materiaal en/of van de reeks magneten afneemt vanaf de instapzijde van het lichaam naar het voetgedeelte ervan. 30

6. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de sluitmiddelen (12, 13) stroken, strips of ‘pockets’ uit een buigzaam glad materiaal omvatten, waarin de magneten zijn opgenomen.

7. Hulpmiddel volgens conclusie 6, waarbij de te koppelen zijde van de stroken, strips of ‘pockets’ een ruwere oppervlaktestructuur heeft dan de niet te koppelen zijde.

8. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 5 verwijdermiddelen (105, 107) een materiaalstrook omvatten die aan het lichaam is bevestigd ter hoogte van het voetgedeelte (104) en zich uitstrekt in de richting van en voorbij de instapzijde van het lichaam (110).

9. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 10 verwijdermiddelen (105, 107) zijn voorzien van tenminste één magneet die kan worden gekoppeld met een magneet van het lichaam.

10. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het lichaam (110) een enkel vel van een glad materiaal omvat met een in hoofdzaak van de instapzijde 15 naar het voetgedeelte taps toelopende vorm, waarbij de sluitmiddelen op de tegenoverliggende zijranden (102, 103) van het lichaam zijn aangebracht.

11. Hulpmiddel volgens conclusie 10, waarbij het voetgedeelte van het lichaam is voorzien van een op het lichaam opvouwbaar teensluitstuk uit een glad materiaal 20 waarmee het voetgedeelte van het in gekoppelde toestand kokervormig lichaam kan worden gesloten.

12. Hulpmiddel volgens conclusie 11, waarbij het teensluitstuk tenminste één magneet omvat die koppelbaar is met tenminste één magneet van het lichaam. 25

13. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het hulpmiddel twee vellen omvat van een glad materiaal, die boven op elkaar zijn geplaatst, waarbij de vellen ten minste aan hun bovenrand aan elkaar zijn genaaid.

14. Hulpmiddel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het hulpmiddel twee vellen omvat van een glad materiaal, die boven op elkaar zijn geplaatst, waarbij de vellen aan elkaar zijn genaaid over tenminste een gedeelte van hun zijranden en de onderrand ter hoogte van het voetgedeelte.