<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING behorende bij een UITVINDINGSOCTROOIAANVRAGE ten name van :
Nemag B. V., gevestigd te :
Zierikzee, Nederland, voor : Afsluitbare kettingschalm. Onder inroeping van het recht van voorrang op grond van octrooiaanvrage No. 8502630, ingediend in Nederland d. d. 26 september 1985.
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding heeft betrekking op een afsluitbare kettingschalm met een open schalmbeen, waarin een vulstuk aanbrengbaar is, welk vulstuk is verbonden met een ten opzichte daarvan verdraaibaar grendelorgaan, dat bij gesloten schalm in de door de schalm omsloten ruimte ligt en van twee tegenover elkaar gelegen platte kanten is voorzien, waarvan de onderlinge afstand kleiner is dan de doorlaatopening in het open schalmbeen, terwijl de lengteafmeting van het grendelorgaan in een richting evenwijdig aan de platte kanten groter is dan de in gesloten toestand van de schalm door het vulstuk afgesloten doorlaatopening, waarbij het vulstuk en het grendelorgaan onderling zijn verbonden door een in een van buiten toegankelijke kamer van het vulstuk aangebracht, van een verbrede kop voorzien opsluitelement,
dat met het grendelorgaan is verbonden en door middel van een veer is belast in een richting, die het vulstuk en het grendelorgaan tegen elkaar gedrukt houden.
Een dergelijke afsluitbare kettingschalm is bekend uit het Nederlandse octrooischrift 148.689. Hoewel deze bekende kettingschalm gedurende vele jaren in de praktijk uitstekend heeft voldaan, kleven daaraan enige bezwaren in fabricage-technisch opzicht. Het grendelorgaan bestaat uit twee onderdelen en wel een eigenlijke grendelnok met in doorsnede de vorm van een cirkelsegment, alsmede een aan deze grendelnok vastgelaste opsluitpen. Het vastlassen van beide onderdelen kan slechts geschieden bij in het vulstuk aangebrachte opsluitpen omdat de verbinding vulstuk-opsluitpen niet lossend is.
Ook de gebruikseigenschappen van de bekende kettingschalm zijn niet optimaal. Het uitsteken van het uiteinde van de opsluitpen in de door de schalm omsloten ruimte en de hoekige vorm van de niet-cilindrische nok kan onder omstandigheden leiden tot het vastklemmen van de in de afsluitbare kettingschalm gehangen volgende schakel van de ketting. De nietlossende verbinding tussen opsluitpen en vulstuk kan ertoe leiden dat bij vervuiling van de veerkamer in het vulstuk de opsluitpen niet indrukbaar is en derhalve de afsluitbare kettingschalm niet kan worden gedemonteerd.
De uitvinding beoogt een afsluitbare kettingschalm van het bovenomschreven type te verschaffen, waarbij deze bezwaren zijn ondervangen.
De kettingschalm volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt doordat het grendelorgaan uit één enkel onderdeel bestaat, waarvan het deel gelegen binnen de door de schalm omsloten ruimte cilindrisch is en eindigt in een astap van kleinere diameter, welke astap ter ondersteuning opneembaar is
<Desc/Clms Page number 3>
in een kamer, aangebracht in het doorlopende schalmbeen van de kettingschalm.
Het grendelorgaan van de kettingschalm volgens de uitvinding is uit één stuk door een draai-en freesbewerking te vervaardigen hetgeen eenvoudiger en goedkoper is, terwijl constructief een ideale vorm is bereikt doordat het grootste weerstandsmoment is aangebracht op de plaats, waar het grootste lastmoment kan optreden. Door de cilindrische vorm van dat deel van het grendelorgaan, dat binnen de door de schalm omsloten ruimte is gelegen kan geen klemming of beschadiging optreden van het in de afsluitbare kettingschalm aangebrachte onderdeel bijvoorbeeld een andere kettingschalm, een kabelpeer of een ander koppeldeel.
Tordering en/of forceren van het grendelorgaan door deze kettingschalm etc. is evenmin mogelijk.
Het opsluitelement van het grendelorgaan bestaat in een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm uit een cilindrische moer met verbrede kop, welke schroefbaar is op een van schroefdraad voorzien uiteinde van het grendelorgaan.
In fabricage-technisch opzicht biedt deze maatregel het voordeel dat grendelorgaan en vulstuk op eenvoudige wijze kunnen worden gemonteerd, zonder dat daarvoor speciale lasmallen nodig zijn. In gebruiks-technisch opzicht heeft men het voordeel verkregen dat bij het vervuild raken van de kamer in het vulstuk de cilindrische moer kan worden losgedraaid, de kamer in het vulstuk kan worden gereinigd bijvoorbeeld schoongespoten of wel dat het grendelorgaan kan worden gelost door stoten op het binnen het vulstuk gelegen uiteinde daarvan.
Het naar het vulstuk toegekeerde vlak van het grendelorgaan is bij voorkeur voorzien van een buiten dit vlak uitstekende, smalle rug, welke bij gesloten kettingschalm is opgesloten in een groef, aangebracht in het eindvlak van het vulstuk, terwijl de uiteinden van de smalle rug zijn opgesloten in gleufvormige uitsparingen, welke in het verlengde van deze groef zijn aangebracht in de kragen nabij de doorlaatopening in de kettingschalm.
Een uitvoeringsvorm van de kettingschalm volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont : fig. l een doorsnede van de kettingschalm volgens de uitvinding met daarin gemonteerd vulstuk en grendelorgaan ;
<Desc/Clms Page number 4>
fig. 2 een aanzicht van de kettingschalm zonder vulstuk.
De kettingschalm volgens fig. 2 is nagenoeg identiek aan de kettingschalm van het bovengenoemde Nederlandse octrooischrift 148.689 en bestaat uit een C-vormig lijf 1 met een doorlaatopening 2, aangebracht tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden 5,6 van het open schalmbeen. Tegenover de doorlaatopening 2 is in het doorlopende schalmbeen een kamer 19 aangebracht. Aan weerszijden van de doorlaatopening 2 vertonen de vrije einden van de kettingschalm een versmald gedeelte 3,4, waarop ten opzichte van deze delen 3,4 enigermate verdikte kragen 5,6 aansluiten. In de kragen 5,6 zijn grendelsleuven 7,8 aangebracht.
Het vulstuk 9 is, evenals de kettingschalm 1 nagenoeg identiek aan het vulstuk volgens het Nederlandse octrooischrift 148.689.
Dit vulstuk bestaat uit een rechthoekig deel, dat in de doorlaatopening 2 plaatsbaar is, waarop een verbrede kop 10 aansluit. Deze verbrede kop eindigt aan de boven-en onderzijde daarvan in een gaffel 20 respectievelijk 21, welke gaffel kan grijpen om het corresponderende versmalde gedeelte 3,4 van de kettingschalm 1. Tussen de gaffel 20 respectievelijk 21 en het cilindrische middendeel van het vulstuk 9 is een verdiepte kamer 22 respectievelijk 23 aangebracht voor het opnemen van de vrije uiteinden van de kragen 5 respectievelijk 6 van de kettingschalm 1. De vorm van het vulstuk 9 is zodanig dat een goede krachtdoorleiding van de trekkrachten in het open schalmbeen van de kettingschalm 1 wordt gewaarborgd.
In het rechthoekige deel van het vulstuk 9 is een boring 12 aangebracht, die overgaat in een kamer 13 met grotere diameter.
De kamer loopt door totaan het buitenvlak van de verbrede kop 10 van het vulstuk 9.
Op de naar het doorlopende been van de kettingschalm 1 toegekeerde einde is het rechthoekige deel van het vulstuk 9 voorzien van een in fig. 1 verticaal lopende gleuf, die ligt in het verlengde van de grendelgleuven 7,8, aangebracht in de kragen 5,6 van de kettingschalm 1. Het voorvlak van het vulstuk 9 ligt enigszins terug ten opzichte van de lijn, welke de naar de ruimte binnen de kettingschalm 1 gerichte vlakken van de kragen 5,6 met elkaar verbindt.
<Desc/Clms Page number 5>
Het als één enkel onderdeel gevormde grendelorgaan 11 bestaat (zie fig. l-van links naar rechts) uit een astap 18, die in gemonteerde toestand rust in een kamer 19, aangebracht in het doorlopende schalmbeen van de kettingschalm 1. De astap 18 gaat via een overgangskegel over in een cilindrisch gedeelte 30 van grotere diameter, waarvan de axiale lengte het grootste deel van de breedte van de ruimte binnen de kettingschalm opvult. Op het cilindrische gedeelte 30 sluit aan een conusvormig deel 31, eindigend in een voorvlak 34, dat in gemonteerde toestand van het grendelorgaan op korte afstand van de binnenwand van het open schalmbeen is gelegen. Het conusvormige deel 31 bezit twee tegenover elkaar gelegen afgeplatte zijvlakken 25, waarvan de onderlinge afstand gelijk is aan de diameter van het cilindrische deel 30 en kleiner is dan de doorlaatopening 2.
Op het voorvlak 34 van het grendelorgaan 11 is een cilindrische astap 32 aangebracht, waarvan het laatste deel 33 van schroefdraad is voorzien. De cilindrische astap 32 kan worden opgenomen in de boring 12 van het vulstuk 9. Op het voorvlak 34 van het grendelorgaan 11 is verder een in fig. l verticaal staande smalle rug 24 aangebracht, welke in gemonteerde toestand van het grendelorgaan opneembaar is in een groef, die van boven naar beneden wordt gevormd door de grendelgleuf 7 in de bovenste kraag 5 van de kettingschalm 1, de gleuf 26 in het rechthoekige deel van het vulstuk 9 en de grendelgleuf 8 in de onderste kraag 6 van de kettingschalm 1.
Ter opsluiting van het vulstuk 9 en het grendelorgaan 11 is op het schroefdraadgedeelte 33 van het grendelorgaan 11 een cilindrische moer 16 met verbrede kop 14 geschroefd, onder opsluiting van een veer 17 in de kamer 13 van het vulstuk 9. De moer 14,16 ligt geheel verzonken in de kamer 13 van het vulstuk 9. De veer 17 trekt het grendelorgaan 11 aan tegen de bodem van de grendelgleuven 7,8 en drukt anderzijds het vulstuk 9 met zijn gaffelvormige uiteinden 20,21 in de bijbehorende uitsparingen 3,4 van de kettingschalm 1. In de moer 14 is een inwendig zeskant-sleutelgat 15 aangebracht.
Het uitnemen van het grendelorgaan uit de in fig. 1 weergegeven gesloten positie geschiedt als volgt : de moer 14,16 wordt met behulp van een in het sleutelzeskant 15 gestoken sleutel naar binnen gedrukt, tegen de druk van de veer 17 in. Als gevolg daarvan komt de
<Desc/Clms Page number 6>
smalle rug 24 vrij van de grendelgleuven 7,26, 8 waarna het grendelorgaan 11 een kwartslag wordt geroteerd. De evenwijdige aan het vlak van tekening gelegen vlakken 25 van het grendelorgaan 11 komen daardoor te liggen in een positie loodrecht op het vlak van tekening.
In die stand kan het grendelorgaan de doorlaatopening 2 in de kettingschalm 1 passeren en samen met het vulstuk naar buiten worden uitgenomen. Men dient er uiteraard voor te zorgen, dat het cilindrische deel 30 van het grendelorgaan 11 voldoende ver naar links kan opschuiven om de smalle rug 24 vrij te laten komen van de grendelgroeven 7, 26,8. Ook de kamer 19 moet een verschuiving naar links van de astap 18 over bedoelde afstand toelaten. Na het over een kwartslag roteren van het grendelorgaan 11 komt het voorvlak 27 van de smalle rug 24 aan te liggen tegen het voorvlak 28 van het vulstuk 9, waardoor men de op de moer 14 uitgeoefende druk kan wegnemen.
Bij het gebruik van de kettingschalm in vochtige en stoffige omgeving, zoals bij laad-en loskranen doorgaans het geval is bestaat de kans dat de kamer 13 in het vulstuk met de daarin opgenomen veer 17 vervuild raakt respectievelijk corrodeert waardoor het grendelorgaan 11 niet meer via een op de moer 14 uitgeoefende druk naar binnen verplaatsbaar is. In dat geval kan, zoals in tegenstelling tot de constructie volgens het Nederlandse octrooi 148.689 de moer 14, 16 worden losgedraaid en uit de kamer 13 worden uitgenomen, waarna deze kamer eventueel kan worden schoongeblazen ofwel het grendelorgaan door slaan op het uiteinde van de cilindrische astap binnenwaarts kan worden verplaatst.
De kettingschalm volgens de uitvinding kan derhalve in"smerige"omgeving worden gebruikt zonder dat dit tot problemen leidt bij het uitnemen van het grendelorgaan 11 en het daarmee verbonden vulstuk.