<Desc/Clms Page number 1>
UITVINDINGSOKTROOI
BELL TELEPHONE MANUFACTURING COMPANY
Naamloze Vennootschap Francis Wellesplein 1 B-2018 Antwerpen
België
DATA OVERDRACHTSYSTEEM
<Desc/Clms Page number 2>
De huidige uitvinding heeft betrekking op een data overdrachtsysteem voor de overdracht van een numeriek signaal van een eerste naar een tweede station over een transmissiemedium en via minstens één regeneratorstation en in minstens één richting, waarbij het systeem voor elke overdrachtrichting een zendereenheid in dit eerste station en een ontvangereenheid in dit tweede station omvat, waarbij deze zendereenheid in staat is om, voor de overdracht, seriële p-bitwoorden van dit numeriek signaal in seriële q-bitwoorden, met q groter dan p, om te zetten,
en waarbij deze ontvangereenheid in staat is om ontvangen seriële q-bitwoorden terug naar seriële p-bit woorden om te zetten.
Een dergelijk data overdrachtsysteem is algemeen bekend in de techniek, bijvoorbeeld uit"Electronic Letters", mei 1965, Vol. 1, No 3, blz. 67-68.
Een doelstelling van de huidige uitvinding bestaat erin een data overdrachtsysteem van het hierboven beschreven type te verschaffen, maar dat samen met het numeriek signaal minstens een tweede signaal kan overdragen door deze signalen op een betrekkelijk eenvoudige wijze te combineren en dit op een zodanige wijze dat ook de extractie van het tweede signaal uit het gecombineerd signaal eenvoudig is.
Volgens de uitvinding wordt deze doelstelling bereikt doordat dit regeneratorstation voor elke overdrachtrichting een ontvanger/zendereenheid omvat
<Desc/Clms Page number 3>
gevormd door de serieverbinding van een ontvangereenheid en een zendereenheid die respektievelijk in staat zijn om q-woorden in p-woorden en vice-versa om te zetten, en dat elk van deze zendereenheden in staat is om minstens één welbepaald p-woord samen met een tweede signal in een welbepaald q-woord om te vormen, terwijl elk van deze ontvangereenheden in staat is om een welbepaald q-woord opnieuw in een welbepaald p-woord en een tweede signaal om te zetten.
Aldus worden de eerste en tweede signalen door een eenvoudige woordomzetting in een gecombineerd signaal omgezet en kan dit tweede signaal door een dergelijke omzettingsbewerking uit het gecombineerd signaal gehaald worden.
Een ander kenmerk van het onderhavige data overdrachtsysteem is dat de ontvangereenheid van deze ontvanger/zendereenheid deze p-woorden in parallele vorm aan zijn bijbehorende zendereenheid toevoert.
Aldus dient de ontvanger/zendereenheid van een regeneratorstation niet voorzien te zijn van
EMI3.1
parallel-naar-serie en serie-naar-parallel omzettingsmiddelen tussen de ontvanger-en zendereenheden. Hierdoor is deze ontvanger/zender eenheid betrekkelijk eenvoudig.
Nog een ander kenmerk van het onderhavige data overdrachtsysteem is dat het in staat is om data in twee tegengestelde richtingen over verschillende transmissiemedia over te dragen en dat de ontvanger/zendereenheid, die in dit regeneratiestatorstation voor één overdrachtrichting aanwezig is, schakelmiddelen omvat, die in geval van een fout in het transmissiemedium voor deze ene overdrachtrichting, de uitgang van de ontvangereenheid voor de andere richting met de ingang van de zendereenheid voor deze ene richting verbinden, waardoor
<Desc/Clms Page number 4>
aldus minstens één welbepaald p-bit woord verschaft door deze ontvangereenheid en minstens één tweede signaal in een welbepaald q-woord omgezet kan worden voor overdracht in deze ene richting via een gedeelte van het transmissiemedium dat geen fout vertoont.
Door gebruik te maken van de ontvangereenheid voor de andere overdrachtrichting als bron van welbepaalde p-bit woorden voor de zendereenheid van de ene richting kan een tweede signaal, bijvoorbeeld betreffende een kabelfout, door deze zendereenheid overgedragen worden over het deel van het transmissiemedium dat niet door de fout is aangetast.
Alsdus wordt een zeer betrouwbaar systeem verkregen.
Bovendien is dit systeem meer ekonomisch dan een systeem, dat in elk van de regeneratorstations een speciale bron van p-bitwoorden zou gebruiken.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een data overdrachtsysteem welke middelen omvat om p-bit datawoorden in q-bit datawoorden om te zetten.
Het huidige systeem wordt gekenmerkt doordat deze omzettingsmiddelen in staat zijn minstens één welbepaald p-bit datawoord samen met een numeriek datasignaal in een welbepaald q-bit datawoord om te zetten, en dat dit numeriek datasignaal uit een analoog datasignaal wordt afgeleid in een delta modulatieketen welke de serieverbinding omvat van een bemonsteringsketen een integratieketen en een vergelijkingsketen waarin dit analoog datasignaal en het uitgangssignaal van deze integratieketen worden vergeleken, waarbij deze bemonsteringsketen geklokt wordt door een woordkloksignaal en door een signaal dat de aanwezigheid van dit welbepaald p-bit datawoord aanduidt en waarbij dit numeriek datasignaal aan de uitgang van deze vergelijkingsketen wordt verschaft.
Een ander kenmerk van het onderhavige data
<Desc/Clms Page number 5>
overdrachtsysteem is dat het tweede middelen omvat om deze q-bit datawoorden opnieuw in p-bit datawoorden om te zetten en om dit welbepaald q-bit datawoord in dit welbepaald p-bit datawoord en een numeriek datasignaal om te zetten, en dat een analoog datasignaal uit dit numeriek datasignaal wordt afgeleid in een demodulatieketen welke de serieverbinding omvat van een tweede bemonsteringsketen, waaraan dit numeriek datasignaal wordt toegevoerd, en van een tweede integratieketen die dit analoog datasignaal aan zijn uitgang verschaft, waarbij deze tweede bemonsteringsketen geklokt wordt door een woordkloksignaal en door een signaal dat de aanwezigheid van dit welbepaald q-bit datawoord aanduidt.
Door zowel in de modulatie-als in de demodulatieketen de bemonsteringsketens te klokken met signalen, die respektievelijk de aanwezigheid van welbepaalde p-en q-bit datawoorden aanduiden is het niet nodig de tweede omzettingsmiddelen van klokherwinningsmiddelen te voorzien.
De uitvinding heeft verder ook betrekking op een data overdrachtsysteem welke middelen omvat om p-bit datawoorden in q-bit datawoorden om te zetten.
Het huidige systeem wordt gekenmerkt doordat deze omzettingsmiddelen in staat zijn om minstens één welbepaald p-bit datawoord samen met een geselekteerd signaal uit een aantal numerieke datasignalen in een welbepaald q-bit datawoord om te zetten, en dat deze omzettingsmiddelen verder omvatten : registermiddelen voor het registreren van informatie betreffende minstens één van de p-bit datawoorden die naburig zijn aan dit welbepaald p-bit datawoord, en poortmiddelen waaraan dit aantal numerieke datasignalen worden gelegd en die door deze registermiddelen op zodanige wijze bestuurd worden dat dit ene van dit aantal numerieke datasignalen in
<Desc/Clms Page number 6>
funktie van deze geregistreerde informatie geselecteerd wordt.
Op deze wijze kan elk welbepaald p-bit datawoord met verschillende numerieke datasignalen gecombineerd worden.
De hierboven vermelde en andere doeleinden en kenmerken van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zelf zal het best begrepen worden aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld en van de bijbehorende tekeningen waarin :
Fig. l een schematisch diagram is van een data overdrachtsysteem volgens de uitvinding ;
Fig. 2 een meer gedetailleerd diagram is van de eindstationslijnuitrusting LTE1 en de regeneratorketen REP1 van Fig. 1 ;
Fig. 3 en 4 de codeerketen CODC1 en de decodeerketen DECC1 van Fig. 2 in meer detail voorstellen ;
Fig. 5 en 6 alarm-, dienst-en supervisieketens ALCC, SECC en SUCC, die deel uitmaken van de besturingsketen COC van Fig. 2, in meer detail voorstellen ;
Fig. 7 een kanaalopsplitsingsketen gebruikt in het systeem van Fig. 1 toont.
Er wordt verwezen naar Fig. 1 waarin het getoonde data overdrachtsysteem een elektrisch/optisch systeem is, dat bestaat uit de serieverbinding van een eindstationlijnuitrusting LTE, zelfde regeneratorstations REP1 en REP2 en een eindstationlijnuitrusting LTE2, die gelijkaardig is aan LTE1. Dit systeem kan data overdragen van de ingang 11 van LTE1 naar de uitgang 01 van LTE2 en van de ingang 12 van LTE2 naar de uitgang U2 van LTE1 via respectieve transmissiekabels. De data gelegd aan 11 of 12 zijn
<Desc/Clms Page number 7>
bijvoorbeeld PCM signalen, die voldoen aan de CCITT aanbeveling G730, d. w. z. data gecodeerd in CMI (Coded Mark Inversion) en met een bitsnelheid van nagenoeg 140 Mbit/sec. (139.264 Mbit/sec. juist) of data gecodeerd in HDB3 en met een bitsnelheid van nagenoeg 34 Mit/sec.
(34, 368 Mbit/sec. juist).
De overdracht van data van 11 naar 01 is gelijkaardig aan die van 12 naar 02 en daarom wordt alleen eerstgenoemde beschouwd. Hierbij wordt verondersteld dat de bitsnelheid nagenoeg 140 Mbit/sec. is. In de eindstationlijnuitrusting LTE1 wordt de CMI code van een binnenkomende datastroom eerst in een zuiver binaire code omgezet en de data van de aldus verkregen bitstroom worden dan verhaspeld (scrambled). Achteraf wordt elk van de mogelijke 32 5-bit woorden van deze bitstroom gecodeerd in een overeenkomstig 6-bit woord volgens een omzettingstabel, die later in detail beschouwd zal worden. Drie van deze 5-bit woorden kunnen samen met andere datasignalen of hulpinformatie X, X, Y, Y, Z, Z, tot 6-bit hulpwoorden omgevormd worden, zoals later zal worden uiteengezet.
Tenslotte wordt de aldus verkregen datastroom op optische wijze naar het regeneratorstation REP1 op een bitsnelheid van nagenoeg 168 Mbit/sec. overgedragen. Laatstgenoemde hoge bitsnelheid werd zodanig gekozen dat de 6-bit 168 woordsnelheid (--Mbit/sec.) gelijk is aan de 6 140 5-bit woordsnelheid (--Mbit/sec.). In het 5 regeneratorstation REP1 worden de 6-bit codewoorden van de binnenkomende optische bitstroom in elektrische 5-bit codewoorden en hulpinformatie gedecodeerd en deze 5-bit woorden worden dan opnieuw in elektrische 6-bit woorden gecodeerd. Hierbij kan hulpinformatie in één of meer van de 6-bit hulpwoorden worden gestoken.
De 168 Mbit/sec. datastroom wordt op optische wijze overgedragen naar het regeneratorstation REP2, die op dezelfde wijze werkt als
<Desc/Clms Page number 8>
REPLI, en van daaruit wordt zij naar de eindstationlijnuitrusting LTE2 gevoerd. Daarin worden de 6-bitwoorden van de binnenkomende datastroom tot 5-bitwoorden gedecodeerd en de data van de aldus verkregen bitstroom worden dan onthaspeld (descrambled) en tenslotte in CMI code gecodeerd. De resulterende datastroom verschijnt aan de uitgang 01 van LTE2.
De hierboven vermelde 5-bit/6-bit woordomzettingstabel is als volgt :
5-bit woorden 6-bit woorden
EMI8.1
<tb>
<tb> n <SEP> m=0 <SEP> M <SEP> N <SEP> D <SEP> m=1 <SEP> M <SEP> N <SEP> D
<tb> a <SEP> b <SEP> c <SEP> d <SEP> e <SEP> A <SEP> B <SEP> C <SEP> D <SEP> E <SEP> F <SEP>
<tb> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> Z <SEP> Z <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> Z <SEP> Z <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> Y <SEP> 0 <SEP> Y <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> O <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> Y <SEP> 0 <SEP> Y <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> O
<tb> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> X <SEP> 0 <SEP> X <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> X <SEP> 0 <SEP> X <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1
<SEP> 1 <SEP> 2 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 2 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 001 <SEP> 2111001 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 001 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP>
0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 2 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 01010 <SEP> 211 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0
<SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 1 <SEP> 2 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 10010 <SEP> 2 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb>
100 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 10100 <SEP> 2 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 1 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb>
<Desc/Clms Page number 9>
EMI9.1
<tb>
<tb> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 1
<SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 11001 <SEP> 3011001 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 11011 <SEP> 4011011 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 1 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb> 1 <SEP> 4 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP>
0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 4011110 <SEP> 1 <SEP> 4 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 2 <SEP> -1
<tb> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 5 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 1 <SEP> 3 <SEP> 0
<tb>
EMI9.2
De bovenstaande tabel bestaat uit 10 kolommen :- kolom 1 bevat de 32 mogelijke 5-bitwoorden abcde ; - kolom 2 geeft het aantal n len aan in de overeenkomstige 5-bit woorden ;
- kolom 3 bevat de 6-bitwoorden ABCDEF die met deze
5-bitwoorden abcde overeenkomen als de inkomende modus m=O is, waarbij deze modus dus diegene is welke gebruikt wordt om de 6-bitwoorden uit de 5-bitwoorden af te leiden. De modus m is de geaccumuleerde dispariteit die gedefinieerd wordt als zijnde de totale dispariteit van de 6-bitwoorden tot op een gegeven tijdstip, en door m=0 of m=l wordt aangeduid.
De dispariteit D van een woord wordt bepaald als zijnde de helft van het verschil tussen het aantal len en Oen van dit woord ; - kolom 4 geeft de uitgaande modus M aan, d. w. z. de inkomende modus m die gebruikt dient te worden bij de omzetting van het volgende woord. M wordt zodanig gekozen dat in de gehele bitstroom het totaal aantal len nagenoeg gelijk is aan het totaal aantal Oen.
Om deze reden wordt de uitgaande modus M gelijk gehouden aan de inkomende modus m als de woorddispariteit D=O is, terwijl zij gewijzigd wordt als de woorddispariteit D=1 is ; - kolom 5 geeft het aantal N len aan in de
<Desc/Clms Page number 10>
overeenkomstige 6-bitwoorden van kolom 3 ; - kolom 6 geeft de dispariteit D van deze woorden aan ; - kolommen 7, 8, 9 en 10 zijn respektievelijk gelijkaardig aan de kolommen 3, 4, 5 en 6, maar de
6-bitwoorden in kolom 7 zijn woorden voor dewelke de inkomende modus m=l is. De laatstgenoemde woorden hebben een dispariteit 0 of-l.
Er dient opgemerkt dat de bovenste drie woorden van elk van de kolommen 3 en 7 de hierboven vermelde hulpinformatie woorden zijn, welke gebruikt worden voor
EMI10.1
de overdracht van hulpinformatie X, X, Y, Vp Z, waarbij X, Y, Z ofwel 0 of 1 is. In het onderhavige geval is X bijvoorbeeld protectie-informatie, is Y supervisie-informatie en is Z dienstinformatie, zoals later zal worden uiteengezet.
Uit de bovenstaande tabel volgt dat voor al de 6-bitwoorden het aantal N len gelijk is aan 2, 3 of 4, zodat hun dispariteit respektievelijk gelijk is aan-1, 0 en +1 en dat voor de 6-bitwoorden waarvoor N=2 de bijbehorende uitgaande modus M=O is, terwijl voor de
EMI10.2
6-bitwoorden voor dewelke N=4 is de uitgaande modus M=1 is. Voor de 6-bitwoorden voor dewelke N=3 is, wordt de uitgaande modus M gelijk gehouden aan de inkomende modus m en deze is gelijk aan 0 of 1.
De bovenstaande omzettingstabel werd gekozen omdat elk 5-bitwoord op een betrekkelijk eenvoudige wijze in een 6-bitwoord ABCDEF en vice-versa omgezet kan worden. Inderdaad, deze tabel kan ook onder de volgende vorm voorgesteld worden :
<Desc/Clms Page number 11>
EMI11.1
<tb>
<tb> Aantal
<tb> woorden <SEP> m=O <SEP> m=1
<tb> n <SEP> abcde <SEP> D <SEP> A <SEP> B <SEP> C <SEP> D <SEP> E <SEP> F <SEP> M <SEP> D <SEP> A <SEP> B <SEP> C <SEP> D <SEP> E <SEP> F <SEP> M <SEP>
<tb> 2 <SEP> 10 <SEP> +1 <SEP> 1 <SEP> l-10 <SEP> abc <SEP> d <SEP> eO <SEP>
<tb> 4 <SEP> 5 <SEP> +1 <SEP> 0 <SEP> a <SEP> b <SEP> c <SEP> d <SEP> e <SEP> l <SEP> -1 <SEP> 1 <SEP> a <SEP> b <SEP> c <SEP> d <SEP> e <SEP> 0
<tb> 3 <SEP> 10 <SEP> 0 <SEP> 0 <SEP> a <SEP> b <SEP> c <SEP> d <SEP> e
<tb> 5 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> <SEP> bed <SEP> e <SEP>
<tb> 1 <SEP> 3 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> a <SEP> b
<SEP> c <SEP> d <SEP> e
<tb> (met
<tb> a+b+c=l)
<tb> 1 <SEP> 1 <SEP>
<tb> met <SEP> (00010) <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> X <SEP> 0 <SEP> X <SEP> 1 <SEP> 0
<tb> a+b+c=0) <SEP> 1
<tb> (00001) <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> Y <SEP> 0 <SEP> Y <SEP> 0 <SEP> 1
<tb> 0 <SEP> 1
<tb> (00000) <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> 1 <SEP> 0 <SEP> Z <SEP> Z
<tb>
Bij beschouwing van een 5-bitwoord naar 6-bitwoordomzetting volgt uit deze tabel : - dat voor elk van de 15 5-bitwoorden voor dewelke n=2 en n=4 het overeenkomstige 6-bitwoord de modus m=0 of m=l heeft en de uitgaande modus M verschillend is van m, d. w. z. M=m ; - dat voor elk van de 17 andere 5-bitwoorden voor dewelke n=0, 1, 3 en 5 het overkomstige 6-bitwoord opnieuw de modus m=O of m=l heeft, maar dat de uitgaande modus M dezelfde blijft, d. w. z.
M=m ; - dat elk van de 5-bitwoorden 00010, 00001 en 00000 omgevormd kan worden in n van twee overeenkomstige
6-bithulpinformatiewoorden welke de hulpinformatie
EMI11.2
X, Y, Z en X, y, waarbij X, Y, Z elk O of 1 kunnen zijn.
<Desc/Clms Page number 12>
De 6-bitwoord naar 5-bitwoordomzetting wordt op een gelijkaardige wijze uitgevoerd.
Er dient opgemerkt dat de hierboven vermelde woorden dikwijls kanalen genoemd worden en het is duidelijk dat als n van de laatstgenoemde 5-bitwoorden of kanalen bv. in LTE1 ontvangen wordt, het daarin tesamen met hulpinformatie in een overeenkomstig 6-bithulpinformatiewoord omgevormd wordt. Dit woord wordt dan bv. naar LTE2 overgedragen, waar het opnieuw in het oorspronkelijk 5-bitwoord en hulpinformatie omgevormd wordt. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de overdracht van hulpinformatie voor de zender en ontvanger van dit 5-bitwoord volledig onzichtbaar is.
De 5-bitwoord (abcde) naar 6-bitwoord (ABCDEF) codeerbewerking volgens de bovenstaande tabel kan door de
EMI12.1
volgende Boolese funkties voorgesteld worden A = n2. m n4. m + nO + nl + n5 (1) B = (A. + A. a). + nl (d. X + e. Y) (2) C = (A. b + + nO (3) D = (A. + A. c). + nl (d. X + e. V) (4) E = d. k3 k3 + nO. Z (5) F = e. + . + nO. (6) M = m. kl (7) waarin : kl = n2 + n4 (8)
EMI12.2
k2 = nT. e + d. e) (9) k3 = A.nT. n5 (10) en n0, n1, n2, n3, n4 en n5 bits zijn welke 1 zijn als en alleen als het aantal n len in het 5-bitwoord abcde respektievelijk gelijk is aan 0, 1, 2, 3, 4 en 5. Als u4u2u1 de 3-bit binaire som van de bits a, b, c, d en e genoemd wordt, kunnen de volgende betrekkingen geschreven worden :
EMI12.3
nO = uT. U2.
(11) nl (12)
<Desc/Clms Page number 13>
n2 = ul. u2 (13) n3 = ul. u2 (14) n4 = u1. u4 (15) n5 = ul. u4 (16)
Op gelijkaardige wijze kan de 6-bitwoord (ABCDEF) naar 5-bitwoord (abcde) decodeerbewerking volgens de bovenstaande tabel door de volgende Boolese funkties voorgesteld worden :
EMI13.1
a = (B. A + B. ). (17) b = (C. A + C. (18) c = (D. A + D. A). (19) d = (E. (20) e = (F. + F. (21) M = m. N3 + N4 + N5 + N6 (22) waarin :
EMI13.2
k4 = A. N3. (E. F) (23) k5 = A. N3 (24) en NO, N1, N2, N3, N4, N5 en N6 bits zijn welke 1 zijn als en alleen als het aantal N len in het 6-bitwoord ABCDEF respektievelijk gelijk is aan 0, 1, 2, 3, 4, 5 en 6.
Als U4U2U1 de 3-bit binaire som van de bits At B, C, D, E en F genoemd wordt, kunnen de volgende betrekkingen geschreven worden :
EMI13.3
NO = UT. (25) NI = UI. U (26) N2 = UT. U2. U4 (27) N3 = U1. U2 (28) N4 = UT. IT2. U4 (29) N5 = U1. U4' (30) N6 = U2. U4 (31)
De hulpinformatiebits X, Y, Z worden door de volgende Boolese funkties bepaald : X = k4. B. E (32) Y = k4. B. F (33) Z = k4. C. E (34)
<Desc/Clms Page number 14>
Vooraleer de Fig. 2 te beschouwen, dient eraan herinnerd dat door middel van de bovenvermelde 6-bithulpinformatiewoorden, respektievelijk de hulpinformatiebits X, Y, Z overgedragen kunnen worden.
Omdat een dergelijk 6-bithulpinformatiewoord verkregen wordt door omzetting van een hulpinformatiebit, bv. X, samen met het overeenkomstige 5-bitwoord 00010 dat aan de codeerketen van LTE1 wordt gelegd, is de snelheid van overdracht van de
EMI14.1
140 hulpinformatie X gemiddeld gelijk aan-Mbit/sec., 5 x 32 gezien gemiddeld n woord op 32 woorden 00010 is.
Bijgevolg, als de hulpinformatiebit X bijvoorbeeld aan een snelheid van 2400 kbit/sec. aan de codeerketen gelegd wordt zal hij een aantal keren overgedragen worden.
Zoals reeds vermeld, is de informatie X, X, Y, Y en Z, Z bijvoorbeeld respektievelijk protectie-, supervisie-en dienstinformatie. Protectie-informatie betreft bijvoorbeeld de toestand van protectieketens en bijbehorende systemen in de eindstationlijnuitrustingen LTE1 en LTE2 supervisie-informatie is bijvoorbeeld alarminformatie en dienstinformatie is bijvoorbeeld spraakinformatie.
Elk van de eindstationlijnuitrustingen LTE1 en LTE2 kan ieder van deze drie soorten informatie ontvangen en overdragen, en in elk van de regeneratorstations REP1 en REP2 wordt protectie-informatie eenvoudig doorgeschakeld, supervisie-informatie wordt ontvangen en bovendien ofwel doorgeschakelde of door nieuwe supervisie-informatie vervangen en dienstinformatie wordt ontvangen en bovendien ofwel doorgeschakeld of door nieuwe dienstinformatie vervangen. Dit zal later worden uiteengezet.
Er wordt nu verwezen naar Fig. 2, die de
<Desc/Clms Page number 15>
eindstationlijnuitrusting LTE1 en het regeneratorstation REP1 van Fig. 1 in meer detail voorstelt.
De eindstationuitrusting LTE1 is in het linkerdeel van Fig. 2 getoond en omvat een codeer-en decodeerketen CODEC met een codeerketen CODC en een decodeerketen DECC, een codeer-en haspelketen CSC, een codeer-en onthaspelketen CDC, een optische
EMI15.1
zender/ontvangerketen OSR met een optische zenderketen OSC en een optische ontvangerketen ORC, een klokketen CLC, en een besturingsketen COC die een microprocessor en een telefoonketen (niet getoond) omvat.
De codeer-en haspelketen CSC, die de serieschakeling van een CMI of HDB3 naar binaire code omzetter CMI, HDB3/BIN, een haspelketen SCR en een serieel-in-parallel-uit register SIPO met een parallele data-uitgang ale omvat, is in serie met de codeerketen CODC en de optische zenderketen OSC verbonden tussen de seriële data-ingang 11 van LTE en de seriële data-uitgang A/F van OSC. Op gelijkaardige wijze zijn de optische ontvangerketen ORC, de decodeerketen DECC en de decodeeren onthaspelketen CDC, die de serieverbinding van een parallel-in-serieel-uit register PISO met parallel data-ingang ale, een onthaspelketen DSCR en een binaire-naar-CMI of HDB3 omzetter BIN/CMI, HDB3 omvat, in serie tussen de seriële data-ingang A/F van ORC en de data-uitgang 02 van LTE2 verbonden.
De ketens CSC en CDC hebben ook respektieve klokuitgangen CL1 en CL2, die met de klokketen CLC verbonden zijn.
De optische ontvanger ORC heeft een seriële data-ingang A/F, een seriële data-uitgang A/F, een ontvangerklokuitgang CL168R waarop een 168 MHz kloksignaal wordt opgewekt en die met de decodeerketen DECC van de CODEC verbonden is, en een alarmuitgang ALC die bekrachtigd wordt als een verlies van kloksignaal gedetecteerd wordt en die met de besturingsketen COC
<Desc/Clms Page number 16>
verbonden is.
De decodeerketen DECC omvat een eigenlijke decodeerketen (niet getoond) waarin de binnenkomende 6-bit codewoorden A/F op de hierboven beschreven wijze worden omgezet in 5-bit codewoorden a/e en hulpinformatie X, Y, Z (zie de betrekkingen 17 tot 34) en welke toegevoegd is aan ketens (niet getoond) die de volgende signalen op gelijknamige uitgangen van DECC kunnen voortbrengen : - een protectiekanaaluitgangssignaal PRO, een supervisiekanaaluitgangssignaal SUCO en een dienstkanaaluitgangssignaal SECO die in DECC respektievelijk afgeleid worden van de hulpinformatie
X, Y, Z, welke respektievelijk in de protectie-, supervisie-en dienstkanalen aanwezig is ; - een 28 MHz kloksignaal CL28R dat aan de klokketen CLC wordt gelegd.
Deze klokketen omvat een fazevergrendellus (neit getoond) die in antwoord op de aangelegde kloksignalen CL2 en CL28R een 140 MHz ontvangstkloksignaal CL140R voortbrengt om de werking van de decodeer-en onthaspelketen CDC te besturen ; - een alarmsignaal ALA, dat zoals later zal worden uiteengezet, bekrachtigd wordt als de draad a van de decodeerketenuitgang a/e continu op 0 is als gevolg van de detectie van bv. een transmissiekabelbreuk in één van de stations LTE2, REP2, REP1 en LTE1 ; - een alarmsignaal ALB dat bekrachtigd wordt als in de decodeerketen DECC een woordmisoplijning gedetecteerd wordt.
De codeerketen CODC omvat een eigenlijke codeerketen (niet getoond) waarin de binnenkomende codewoorden a/e en de hulpinformatie X, Y, Z op de hierboven beschreven wijze (zie de betrekkingen 1 tot 16) in 6-bit codewoorden A/F omgevormd worden. De eigenlijke codeerketen is toegevoegd aan ketens die een
<Desc/Clms Page number 17>
EMI17.1
dienstkloksignaal SESO = Ï (35) opwekken, dat de aanwezigheid van het 5-bit dienstkanaalwoord 00000 aanduidt en aan de besturingsketen COC wordt gelegd. De codeerketen verschaft ook een 28 MHz eindkloksignaal CL28T, dat aan de klokketen CLC wordt gelegd. In antwoord op de kloksignalen CL1 en CL28T wekt deze klokketen, die ook een fazevergrendellus omvat, een 168 MHz zendkloksignaal CL168T op. Dit signaal wordt aan CODC gelegd om de werking daarvan te besturen.
CODC heeft ook ingangen PRI, SUCI, SEC, SULE en LBC waarvan de funkties later duidelijk zullen worden.
De hierboven vermelde signalen ALA, ALB, ALC, PRO, SUCO, SECO en SESO worden alle aan de besturingsketen COC gelegd. In antwoord op de ontvangst van ALA, ALB, ALC zowel als van SUCO neemt COC gepaste maatregelen. Hij legt ook het ontvangen signaal PRO aan een protectieketen (niet getoond) die bij LTE1 behoort, terwijl hij het ontvangen dienstkanaaluitgangssignaal SECO toevoert aan de telefonieketen die van COC deel uitmaakt.
Laatstgenoemde keten COC kan ook een aantal hulpen besturingssignalen aan de bovengenoemde ingangen PRI, SUCI, SEC, SULE en LBC van CODC leggen : - een protectie-of X-kanaalingangssignaal PRI dat door
LTE1 overgedragen moet worden. In CODC wordt dit signaal als bit X in een overeenkomstig
EMI17.2
hulpinformatiekanaalwoord 1 X 0 X 1 0 gestoken ; - een supervisie-of Y-kanaalsignaal SUCI dat door LTE overgedragen moet worden. In CODC wordt dit signaal als bit Y in een overeenkomstig hulpinformatie- kanaalwoord 1 Y 0 ß 0 1 ; - een dienst-of Z-kanaalsignaal SECI dat door LTE1 overgedragen moet worden.
In CODC wordt dit signaal als bit Z in een overeenkomstig hulpinformatie-
<Desc/Clms Page number 18>
EMI18.1
kanaalwoord 1 0 1 0 Z Z gestoken ; - een supervisielusbit SULE om in LTE1 gebruikt te worden, hoewel hij daarin continu 0 is gezien LTE1 een eindstationlijnuitrusting is en er daarom geen lus tussen CODC en DECC verwezenlijkt moet worden. In een regeneratorstation is hij ofwel 0 of 1 ; - een schakelketenbesturings-of alarmbit LBC om in LTE1 gebruikt te worden, hoewel hij daarin continu op 0 is gezien LTE1 een eindstationlijnuitrusting is. In een regeneratorstation is hij 0 of 1. In CODC bestuurt
LBC een schakelketen SC, die de decodeerdata-uitgang a/e met de ingang a/e van de eigenlijke codeerketen verbindt.
Het regeneratorstation REP1 is in het rechterdeel van Fig. 2 voorgesteld en omvat voor elk van de overdrachtrichtingen een optische zender/ontvangereenheid OSR1/2, een codeer/decodeerketen CODEC1/2 die een codeerketen CODC1/2 en een decodeerketen DECC1/2 omvat, en een gemeenschappelijke besturingsketen COC1. Omdat OSR1/2, CODEC1/2 en COC1 respektievelijk gelijkaardig zijn aan OSR, CODEC en COC worden ze niet in detail beschreven. Signalen, die vergelijkbaar zijn met deze gebruikt in LTE1 worden met dezelfde referenties aangeduid, echter voorzien van een bijkomend referentiecijfer 1.
De paralleluitgang a/e van DECC1/2 is verbonden met een parallel ingang a/e van CODC1/2 en met een parallleingang van CODC2/1, en via een schakelaar
EMI18.2
bestuurd door een schakelketenbesturingsbit LBC1/2 is ofwel DECC1/2 of DECC2/1 met de eigenlijke codeerketen in CODC1/2 verbonden.
Bijvoorbeeld : - als de schakelaars bestuurd door LBC1 en LBC2 zich in de getoonde posities bevinden, gaan data die op de ingang 122 binnenkomen achtereenvolgens door ORCle DECK1 CODC1 en OSC1 vooraleer aan ORC gelegd te
<Desc/Clms Page number 19>
worden, terwijl data die OSC verlaten achtereenvolgens door ORC2, DECC2, CODC2 en OSC2 gaan vooraleer aan uitgangsklem 011 te verschijnen ; - als de schakelaar bestuurd door LBC1 bijvoorbeeld in de positie tegengesteld aan de getoonde wordt gebracht, bijvoorbeeld als gevolg van een breuk van de transmissieschakel verbonden met 122, worden de data die door OSR via ORC2 aan DECC2 worden toegevoerd gelijktijdig overgedragen naar CODC2 via de schakelaar bestuurd door LBC2, zoals gewoonlijk, maar ook naar
CODC1 via de schakelaar bestuurd door LBC1.
Daarin worden aldus hulpinformatiekanalen beschikbaar gesteld zodat nieuwe hulpinformatie overgedragen kan worden.
Anderzijds wordt de bit a gelijk 0 gemaakt (niet getoond), waarmee aldus wordt aangeduid dat er zich een kabelbreuk heeft voorgedaan, zoals later zal worden uiteengezet.
Een gelijkaardige overschakelinrichting, die ook werkzaam is bij een kabelbreuk, is aanwezig voor de kloksignalen, maar dit is in Fig. 2 niet getoond.
Er dient verder opgemerkt dat het regeneratorstation REP1 van de eindstationlijnuitrusting LTE1 verschilt in de volgende punten, die enkel voor CODEC1 getoond zijn, maar gelijkaardig zijn voor CODEC2 : - een signaal ALA1 wordt in de decodeerketen DECC1 niet opgewekt, omdat als bit a gelijk aan 0 gemaakt wordt, dit aan LTE1 wordt medegedeeld ; - een protectiekanaaluitgangssignaal PROL ontvangen door DECC1 wordt rechtstreeks aan de protectiekanaalingang PRI1 van CODC1 gelegd voor overdracht naar LTE1 ;
- een door DEEC1 ontvangen supervisiekanaaluitgangs- signaal SUCS1 wordt aan de ingang SUC01 van CODC1 gelegd en dit signaal of een nieuw supervisiekanaalingangssignaal SUCIle verschaft door
<Desc/Clms Page number 20>
COC11 wordt aan CODC1 gelegd, waarbij de keuze gebeurt onder de besturing van de supervisielus- machtigingsbit SULE1 die ook door COC ! wordt verschaft ; - op een gelijkaardige wijze, die daarom niet in
Fig. 2 getoond is, wordt een door DECC1 ontvangen dienstkanaaluitgangssignaal SECS1 aan COC1 gelegd en wordt dit kanaal of een nieuw
EMI20.1
dienstkanaalingangssignaal SECS1 verschaft door COCU, aan CODC1 gelegd, waarbij de keuze gebeurt onder de besturing van een dienstenmachtigings- signaal LS dat door COC1 wordt verschaft.
Er wordt nu naar Fig. 3 tot 6 verwezen voor een meer gedetailleerde beschrijving van de codeer-en
EMI20.2
decodeerketens CODC1 en DECC1 en van de besturingsketen COCU, die van het in Fig. 2 getoonde regeneratorstation REP1 deel uitmaakt. Deze besturingsketen COC1 een omvatalarmketen ALCC (Fig. 5), een supervisieketen SUCC met een bijbehorende computer (Fig. 5) en een dienstketen SECC (Fig. 6).
De seriële data-ingang 122 van DECC1 is verbonden met het serieel-in-parallel-uit register SIPO dat door de 168 MHz klok CL168R, verschaft door de optische ontvanger ORCI bestuurd wordt. De SIPO heeft zes uitgangen A/F, die verbonden zijn met een vergrendelketen LC1 waarvan de uitgangen A/F verbonden zijn met een eigenlijke decodeerketen DEC1 en die bestuurd wordt door de woordklok CL28R, welke van CL168R afgeleid wordt op een manier die later beschreven zal worden. Op deze wijze, als seriële data aan de data-ingang 122 worden gelegd, worden ze omgevormd in 6-bitwoorden die aan de decodeerketen DEC1 aan een snelheid van 28 Mbit/sec worden toegevoerd.
Deze decodeerketen DEC1 vormt dan deze 6-bitwoorden in 5-bitwoorden a/e en mogelijke hulpinformatiebits X, Y, Z om aan een snelheid van 28
<Desc/Clms Page number 21>
Mbit/sec. waarbij de bits a tot e en X tot Z respektievelijk door de hierboven gegeven betrekkingen (17) tot (21) en (32) tot (34) bepaald zijn.
De eigenlijke decodeerketen DEC1 verschaft ook, aan dezelfde snelheid, zowel de uitgaande modusbit M, bepaald door de Boolese funktie (22), als zogenoemde codeviolatie-en dispariteitsviolatiebits,
EMI21.1
respektievelijk CV1 en CPI, die door de volgende Boolese funktie bepaald zijn CV1 = NO + N1 + N5 + N6 + N2. m + N4. m (36)
CP1 = NO + N1 + N5 + N6 (37) waarbij CV1 de som is van CP1 en van een modusviolatiebit CM1 bepaald door : CM 1 = N2. m + N4. m (38)
De betrekkingen (36) tot (38) werden op de volgende wijze verkregen. Zoals reeds hierboven vermeld is voor de gebruikte 6-bitwoorden het aantal N len gelijk aan 2, 3 of 4 en voor de woorden met N=2, d. w. z. N2=1, is de bijbehorende modusbit m gelijk 1, terwijl voor de woorden met N=4, d. w. z. N4=1, de bijbehorende modusbit m gelijk 0 is.
Bijgevolg treedt er een modusviolatie op als dit niet zo is, d. w. z. als men voor N2=1, m=l heeft of als men voor N4=1, m=l heeft. Dit leidt tot de betrekking (38). Omdat men voor de gebruikte woorden N2=1, N3=1 en N4=1 heeft zijn alle woorden met dispariteit NO=l, N1=1 N5=1 en N6=1 foutieve woorden.
Dit betekent dat een dispariteitsviolatie optreedt als aan de betrekking (37) voldaan is.
Uit hetgeen voorafgaat volgt dat van de fouten die aanleiding geven tot een codeviolatie er slechts een gedeelte te wijten is aan dispariteitsviolaties.
Tenslotte brengt de eigenlijke decodeerketen DEC1 aan zijn gelijknamige uitgangen, en aan de woordsnelheid van 28 Mbit/sec. de omgekeerden voort van de zogenaamde kanaalaanwezigheidsbits PX, PY, PZ, die de aanwezigheid
<Desc/Clms Page number 22>
in DEC1 aangeven van één van het overeenkomstige paar hulpinformatiekanalen die respektievelijk X, Y en Z bevatten, d. w. z. :
EMI22.1
1 X O voor X=O en X=l, 1 Y O en Y=l en 1 0 1 0 Z Z voor Z=0 en Z=l Deze bits worden bepaald door de volgende Boolese funkties, zoals gemakkelijk kan worden nagegaan PX = k4. E (39)
X l OPY = k4. C. F (40) PZ = k4. C (41) waarin k4 door de betrekking (23) bepaald wordt.
De uitgangen a/e, M, CV1 en CP1 van DEC1 zijn verbonden met een vergrendelketen LC2 die door de woordklok CL28R bestuurd wordt en waarvan de uitgangen X, Y, Z verbonden zijn met de data-ingangen van de respektieve bemonsteringsflipflops FF1, FF2 en FF3. De klokingangen van deze flipflops worden niet alleen door CL28R maar respektievelijk ook door PX, PV en PZ bestuurd via EN-poorten (niet getoond) die van deze flipflops deel uitmaken. Bijgevolgd worden X, Y, Z enkel in FF1, FF2, FF3 geregistreerd door de klok CL28R als respektievelijk PX, PV, PZ 0 zijn, d. w. z. als het overeenkomstige hulpinformatiekanaal aanwezig is. Zoals reeds hierboven vermeld, is de frekwentie van optreden van een hulpkanaal
140 gemiddeld gelijk aan MHz.
De Q-uitgangen van FF1,
5 x 32 FF2 en FF3 zijn met PROL, SUC01 en SEC01 aangeduid omdat zij respektievelijk de uitgangen van de protectieschakeling-, supervisie-en dienstkanalen vormen.
Het protectiekanaaluitgangssignaal PROL wordt rechtstreeks toegevoerd aan de ingang PRIL van een vergrendelketen LC3 in de codeerketen CODC1 en het supervisiekanaaluitgangsssignaal SUC01 wordt toegevoerd,
<Desc/Clms Page number 23>
zowel aan een ingang van een EN-poort Gl in CODC1 als aan supervisieketen SUCC (Fig. 5) omdat daarin verwerkt te worden. Het dienstkanaaluitgangssignaal SEC01 van de bemonsteringsflipflop FF3 wordt aan de dienstketen SECC (Fig. 6) toegevoerd om daarin verwerkt te worden. De decodeerketen DECC1 omvat ook een misoplijningsdetectieen correctieketen, getoond in Fig. 4, welke later beschreven zal worden.
De codeerketen COD1 omvat een schakelketen SC, die bestuurd wordt door de schakelketenbesturings-of alarmbit LBCl welke door de alarmketen ALCC (Fig. 4) verschaft wordt, zoals later zal worden uiteengezet. De schakelketen SC heeft data-ingangen a/e, die de normale data-ingangen van CODC1 vormen, en andere ingangen a/e van dewelke a geaard is en de ingangen b/e verbonden zijn met overeenkomstige uitgangen b/e van DECC2, zoals reeds
EMI23.1
werd uiteengezet met betrekking tot Fig. 2. Als LBC1 0 is zijn de schakelaars van SC in hun rustpositie, terwijl ze in hun werkpositie zijn als LBC1 l is. De schakelketen SC heeft data-uitgangen a/e die met gelijknamige ingangen a/e van de bovengenoemde vergrendelketen LC3 verbonden zijn.
De vergrendelketen LC3 heeft verder een supervisie-ingang SUC1 gevormd door de gemeenschappelijke uitgang van EN-poorten Gl en G2, die een gemeenschappelijke supervisielusmachtigingsingang SULE1 en individuele ingangen SUC01 en SUCI1 hebben.
Deze zijn met de gelijknamige uitgangen van FF2, zoals reeds vermelde en van de supervisieketen SUCC verbonden.
Tenslotte heeft LC3 ook een dienstingang SEC1 waaraan de gelijknamige uitgang van de dienstketen SECC (Fig. 6) verbonden is. Dit betekent : - dat een protectiekanaaluitgangssignaal PROL als een kanaal ingangssignaal PRI1 aan LC3 wordt gelegd ; - dat afhankelijk van de binaire conditie 1 of 0 van het supervisielusmachtigingssignaal SULE, dat door de
<Desc/Clms Page number 24>
supervisieketen SUCC wordt verschaft, een supervisiekanaaluitgangssignaal SUC01 wordt opgewekt door DECC1 of een supervisiekanaalingangssignaal SUCI1, voortgebracht door de supervisieketen SUCC aan
LC3 wordt gelegd ; - dat een dienstkanaaluitgangssignaal SEC1 opgewekt door de dienstketen SECC als een dienstkanaalingangs- signaal aan LC3 wordt gelegd.
Zoals later met betrekking tot Fig. 6 zal worden uiteengezet, wordt afhankelijk van de binaire conditie 0 of 1 van het lussignaal LS, voortgebracht door een telefoonketen
TS, een dienstkanaaluitgangssignaal SEC01 opgewekt door DECC1 of een dienstkanaalingangssignaal SECI1 voortgebracht door de telefoonketen TS aan LC3 gelegd.
Als een 5-bit datawoord a/e aan de vergrendelketen LC3 wordt gelegd, wordt het daarin vergrendel, eventueel samen met een protectiesignaal en/of een supervisiesignaal en/of een dienstsignaal, onder de besturing van de woordzendklok CL28T. Aldus wordt dit 5-bitwoord en eventueel hulpinformatie X en/of Y en/of Z aan de eigenlijke codeerketen COD1 gelegd. Als gevolg hiervan verschaft laatstgenoemde keten zowel een overeenkomstig 6-bitwoord A/F, waarin de bits A tot F door de hierboven vermelde betrekkingen (1) tot (6) zijn bepaald, als de klokbit SES01 bepaald door de betrekking (35).
Dit 6-bitwoord wordt aan een parallel-in-serieel-uit register PISO gelegd en de resulterende seriële data verschijnen aan de uitgang A/F van CODC1, van waaruit ze aan de optische zendketen OSC1 worden toegevoerd.
Het register PISO wordt bestuurd door de 168 MHz klok CL168R, die verschaft wordt aan de uitgang van een schakelketen SC1 waaraan de ontvangstklokken CL168R van ORC1 en ORC2 zijn gelegd. De schakelketen SC1 wordt door de hierboven vernoemde schakelketenbesturings-of
<Desc/Clms Page number 25>
alarmbit LBC1 bestuurd, zodat als LBC1 op 0 is de klok CL168R van ORC1 gebruikt wordt om PISO te besturen, terwijl als de besturingsbit LBC1 1 is, bv. tengevolge van een kabelbreuk, de PISO bestuurd wordt door de klok CL168R van ORC2 zodat de werking van CODC1 onafhankelijk van DECC1 kan doorgaan.
Er dient opgemerkt dat de woordzendklok CL28T uit CL168 door een deling met 6 van CL168R in DIVA6 wordt afgeleid.
De eigenlijke codeerketen COD1 verschaft tenslotte aan zijn uitgang M ook de uitgaande modusbit M bepaald door de betrekking (7). Deze modusbit M kan echter in M' gewijzigd worden. Inderdaad, deze modusbit M wordt toegevoerd aan de ingang M'van LC3 via de exclusieve OF-poort EXOR waarvan de andere ingang gevormd wordt door de uitgang van een EN-poort G3, die bestuurd wordt door het codeviolatiesignaal CV1 en, via een inverter door het schakelketenbesturingssignaal LBC1. Het uitgangs-
EMI25.1
signaal M EXOR kan daarom geschreven worden M'= (42) o vanBijgevolg, gezien M', na in LC3 te zijn vergrendel, m wordt heeft men : - als LBC1 = l, m = M
EMI25.2
- LBC1 = 0, m = M.
CV1 zodat : CV1 = 0, m = M als CV1 = l, m = M Dit betekent dat zolang LBC1=0 is en er geen codeviolatie optreedt, men m=M heeft, terwijl als er zich een codeviolatie voordoet men m=M heeft zodat deze codeviolatie als een modusviolatie wordt overgedragen.
Wanneer echter LBC1=1 is, hetgeen gebeurt als er een blijvende fout is, bv. tengevolge van een kabelbreuk, heeft men m=M zodat codeviolaties niet overgedragen worden.
Er wordt nu verwezen naar Fig. 4 voor een
<Desc/Clms Page number 26>
beschrijving van een van DECC1 deel uitmakende misoplijningdetectie-en correctieketen.
Deze keten is meer in het bijzonder geschikt om een woordmisoplijning te detecteren en om dan een woordoplijning te verwezenlijken door de uitvoering van fazecorrecties. Een woordmisoplijning wordt verondersteld op te treden als minstens 15 codeviolaties (CVl=l) gedetecteerd worden op een reeks van 192 opeenvolgende 6-bitwoorden en als minstens één van deze 15 codeviolaties een dispariteitsviolatie (CPl=l) is.
Dit is de reden waarom de keten omvat : een deler-door-192 keten DIV192. die door de woordklok CL28R gestapt wordt en een uitgangssignaal 1 verschaft als hij 192 pulsen van de woordklok CL28R heeft geteld, een deler-door-15 keten die het aantal keren telt dat CV ! op 1 is en die een uitgangssignaal 1 verschaft als hij 15 geteld heeft, en een flipflop FF4 die op 1 gebracht wordt als de dispariteitsbit CP1 l is. De uitgangen van DIV15 en DIV192 zijn verbonden met de data-ingangen van de flipflops FF5 en FF6, die door de bitklok CL168R geklokt worden. De Q-uitgangen van FF5 en FF6 zijn onderling verbonden en vormen de terugstelingang R van DIV15, DIV192 en FF4.
De Q-uitgangen van FF4 en FF5 zijn beide verbonden met een woordmisoplijningsingang ALB1 van EN-poort G4, die een andere ingang heeft waaraan het bitkloksignaal CL168R is gelegd. De uitgang van G4 is verbonden met een deler-door-6 DIVB6 waarvan de uitgang een eerste ingang van EN-poort G5 vormt en CL16BR aan de tweede ingang van G5 is gelegd. Op de uitgang van G5 wordt het woordkloksignaal CL28R voortgebracht. De Q-uitgangen van FF5 en FF6 zijn ook via een inverter I verbonden met een alarmuitgang ALB1 die met de alarmketen ALCC (Fig. 5) verbonden is.
De zojuist beschreven keten werkt als volgt :
In de veronderstelling dat de delerketens DIV15
<Desc/Clms Page number 27>
EMI27.1
en DIV192 en de flipflops FF4/6 voorheen op 0 werden teruggesteldt zijn de van FF4 en FF5 op 1 zodat het bitkloksignaal CL168R via de poort G4 aan de deler-door-6 keten DIVB6 toegevoerd kan worden. Als gevolg daarvan verschaft de poort G5 aan zijn uitgang het 28 MHz woordkloksignaal CL28R, dat toegevoerd wordt aan
EMI27.2
DIV192. welke aldus het aantal 6-bitwoorden telt dat aan DECC1 gelegd wordt.
Telkens als voor één van deze woorden een codeviolatie (CV1 = 1) gedetecteerd wordt, wordt deze door DIV15 geteld, terwijl als voor één van deze woorden een dispariteitsviolatie (CP1 = 1) wordt gedetecteerd deze in FF4 geregistreerd wordt. Als DIV15 15 codeviolaties heeft geteld wordt zijn uitgangssignaal 1 en deze 1-conditie wordt in FFS door de bitklok CL168R geregistreerd. Op dezelfde wijze, als DIV192 192 woorden heeft geteld, wordt zijn uitgangssignaal gelijk 1 en deze 1 wordt in FF6 door de bitklok CL168R geregistreerd. De eerste van de flipflops FF5 en FF6, die een 1 heeft geregistreerd, stelt zowel de delers DIV192 en DIV15 als de flipflop FF4 op 0 terug.
Als DIV15 echter 15 codeviolaties CV1 = 1 heeft geteld, vooraleer DIV192 192 woorden heeft geteld en als minstens één van deze codeviolaties een dispariteitsviolatie CP1 = 1 is welke in FF4 werd geregistreerd, wordt de ingang ALB1 van G4 voor een periode van het bitkloksignaal CL168R gedeactiveerd. Als gevolg daarvan wordt één periode van het bitkloksignaal CL168R of 1/6 de van een periode van het woordkloksignaal CL28R overgeslagen, zodat een faze-aanpassing of een woordoplijning van de aan DECC1 toegevoerde woorden wordt uitgevoerd. Voor de aldus verkregen nieuwe woordoplijning worden de mogelijke fouten voor een nieuwe periode van 192 woorden geteld en indien de genoemde drempels opnieuw bereikt worden, wordt een andere, 1/6de van een periode van het kloksignaal CL28R overgeslagen. enz.
Deze faze-aanpassingen worden
<Desc/Clms Page number 28>
herhaald tot een juiste woordoplijning wordt verkregen.
Gezien 6 mogelijke faze-aanpassingsstappen mogelijk zijn, waarvan er slechts één normaal tot een juiste woordoplijning aanleiding geeft, kunnen er gedurende een woordoplijningsbewerking hoogstens 5 opeenvolgende oplijningen uitgevoerd worden.
Van zodra er 15 codeviolaties (CV1 = 1) en terzelfdertijd minstens één dispariteitsviolatie (CP1) in respektievelijk FF5 en FF4 werden geregistreerd, wordt ook de alarmuitgang ALB1 van inverter I geactiveerd. Dit betekent dat een alarmimpuls ALB1, die op 1 blijft voor één periode van CL168R, enkel voortgebracht wordt als minstens één van een aantal codenviolaties (CV1 =1) een
EMI28.1
dispariteitsviolatie (CP1 = 1) is. Het is duidelijk dat als er geen juiste woordoplijning mogelijk zoals bijvoorbeeld in het geval van een kabelbreuk, er in DECC1 geen geldige woorden ontvangen zullen worden, zodat een onbeperkte serie van ALB1 pulsen opgewekt zal worden.
Deze pulsen worden aangelegd aan de alarmketen ALCC, die in Fig. 5 is voorgesteld en waarnaar nu verwezen wordt.
In deze keten ALCC worden de pulsen ALB1 geïntegreerd in een integrator INT1 waarvan het uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een ingang van een vergelijkingsketen C01 aan de andere ingang waarvan een drempelspanning VT aanwezig is. Als gevolg hiervan zal in het geval van bijvoorbeeld een kabelbreuk het geïntegreerd signaal op een zeker ogenblik de drempel VT overschrijden en zal het uitgangssignaal van C01 1 worden. Hetzelfde geldt voor het alarmuitgangssignaal LBC1 van de OF-poort OR1 waaraan het uitgangssignaal van C01 wordt gelegd.
Een ander alarmsignaal ALC1 wordt door de optische zender/ontvanger OSR1 verschaft en wordt aan een andere ingang van de OF-poort OR1 gelegd, op een zelfde wijze als ALB1.
<Desc/Clms Page number 29>
Het alarmsignaal LBC1 wordt ook gelegd aan de supervisieketen SUCC, welke een microprocessor MP omvat die verscheidene funkties in de regenerator REP1 uitvoert, zoals door de multipelpijl aan zijn uitgang is aangeduid. De supervisieketen SUCC kan het hierboven vermeld supervisiekanaaluitgangssignaal SUC01 verwerken en zowel het hierboven vermeld supervisiekanaalingangssignaal SUCI1 als het supervisiemachtigingssignaal SULE1 voortbrengen.
Zoals reeds hierboven werd uiteengezet bestuurt het alarmsignaal LBC1 zowel de schakelketens SC en SC1 als de poort EXOR (zie de betrekking 42). Meer in het bijzonder kan het volgende opgemerkt worden : - als LBC1 = 0 is, worden de in DECC1 gedetecteerde codeviolaties (CV ! = 1) naar CODC1 als modusviolaties overgedragen. Het voordeel van de vereiste van een dispariteitsviolatie vooraleer een woordoplijningsbewerking wordt uitgevoerd is dat als deze modusviolaties in een volgend regeneratorstation of eindstationsuitrusting worden gedetecteerd ze niet tot een woordoplijningsbewerking aanleiding zullen geven, tenzij in deze regenerator of uitrusting ook een dispariteitsviolatie CP1 = 1 gedetecteerd wordt.
Op deze wijze heeft het woordsynchronisatieverlies in een regeneratorstation geen invloed op de woordoplijning in volgende regeneratorstations en is de gelijktijdige werking van alle woordoplijningsketens van in serieverbonden regeneratorstations mogelijk ; - als LBC1 = 1 is, worden bits b/e van de 5-bitwoorden verschaft door DEEC2 toegevoerd aan CODC terwijl in bit a van deze woorden 0 gemaakt wordt door aarding van de draad a. Hierdoor worden de hulpinformatiewoorden niet gewijzigd gezien bit a van deze woorden in elk geval 0 is. Op deze wijze wordt
<Desc/Clms Page number 30>
aan LTE1 medegedeeld dat er zich een kabelbreuk heeft voorgedaan. Dit kan in LTE1 op eenvoudige wijze gedetecteerd worden, bijvoorbeeld met behulp van een detectie NPN transistor waarvan de basis met de draad a verbonden is en waarvan de emitter met de alarmklem
ALB1 verbonden is.
In Fig. 5 is een dergelijke transistor getoond in DECC1 van REP1, hoewel hij daarin niet wordt gebruikt. De naar CODC doorgeschakelde woorden 00010, 00001, 00000 kunnen gebruikt worden voor de overdracht van nieuwe hulpinformatie, bijvoorbeeld om de fout aan te duiden.
De overdracht van modusviolaties van DECC1 naar CODC1 wordt stopgezet en in CODC1 wordt de klok van ORC1 vervangen door deze van ORC2.
Uit de hierboven gegeven beschrijving van het systeem volgt ook dat hulpinformatie, bijvoorbeeld Y en Z, in elk van de regeneratorstations beschikbaar gemaakt wordt en dat dergelijke informatie door elk van deze regeneratorstations overgedragen kan worden. Deze funktie kan uitgevoerd worden omdat elk regeneratorstation voorzien is van betrekkelijk eenvoudige codeer/decodeermiddellen, d. w. z. zonder het vereisen noch van haspel-en onthaspelmiddelen noch van een 140 MHz. Inderdaad, deze codeer/decodeermiddelen verwerken de parallele 28 MHz data, die gemakkelijk van de binnenkomende 168 MHz data afgeleid kunnen worden, gezien de 28 MHz woordklok van de 168 MHz bitklok door een eenvoudige deling door 6 verkregen wordt.
In geval deze middelen op de 140 MHz seriële data zouden verwerken, zou een fazevergrendellus nodig zijn om de 140 MHz klok uit de 168 MHz klok af te leiden.
Er wordt nu verwezen naar Fig. 6 welke de dienstketen SECC in betrekkelijk detail voorstelt. Deze keten omvat een telefonieketen TS met een telefoon zender/ontvanger (niet getoond), met een
<Desc/Clms Page number 31>
dienstkanaalingang SECI1 waarop bijvoorbeeld een analoog spraaksignaal opgewekt kan worden, met een lussignaaluitgang LS waarop een geactiveerd lusmachtigingssignaal wordt opgewekt als de zender/ontvanger in de afgehaakte toestand is, en met een
EMI31.1
dienstingang waarmee de dienstingang SECO1, d. w. z. de uitgang van FF3 in Fig. 3, via een integratieketen INT3 verbonden is. Op de ingang SEC01 kan bijvoorbeeld een numeriek spraaksignaal ontvangen kan worden welke dan in INT3 tot een analoog spraaksignaal wordt omgevormd.
De uitgang LS is met de eerste ingangen van EN-poorten G6 en G7 respektievelijk via een inverter en rechtstreeks verbonden, waarbij de tweede ingangen van deze poorten respektievelijk door de uitgang SEC01 van de bemonsteringsflipflop FF3 in Fig. 3 en door de uitgang van een vergelijkingsketen C02 gevormd worden. De gemeenschappelijke uitgang SEC1 van G6 en G7 is met de vergrendelketen LC3 in Fig. 3 verbonden en de overeenkomstige uitgang Z van de vergrendelketen LC3 is met de data-ingang van een bemonsteringsflipflop FF7 verbonden. Het woordkloksignaal CL28T en het signaal SESO, dat de aanwezigheid van het 5-bit woord 00000 aangeeft, zoals reeds hierboven vermeld, worden aan dezelfde klokingang van deze flipflop FF7 gelegd.
Het uitgangssignaal van FF7 wordt in de integratieketen INT2 geïntegreerd vooraleer aan een ingang gelegd te worden van de vergelijkingsketen C02 aan de andere ingang SECI1 waarvan het genoemde spraaksignaal wordt toegevoerd.
De keten van Fig. 6 en bijbehorende delen van CODC1 en DECC1 getoond in Fig. 3 vormen een delta modulatieketen en een demodulatieketen. De delta modulatieketen omvat de vergelijkingsketen C02 waarin het analoge spraaksignaal op SECI1 vergeleken wordt met het uitganghssignaal van de integratieketen INT3. Het ingangssignaal van deze integratieketen is het
<Desc/Clms Page number 32>
bemonsterde uitgangssignaal van de vergelijkingsketen C02 gezien het uitgangssignaal van C02 teruggevoerd wordt naar de bemonsteringsketen FF7. ingeval het signaal LS geactiveerd is, via SEC1, LC3 en Z.
Deze demodulatieketen omvat de serieverbinding van de bemonsteringsketen FF3 (Fig. 3) waarin het numeriek ingangssignaal Z bemonsterd wordt door middel van de kloksignalen CL28R en PZ, zoals reeds uiteengezet, en de integratieketen INT3 waarin het bemonsterde uitgangssignaal SECOl geïntegreerd wordt en dan als een analoog signaal aan TS wordt gelegd.
De hierboven beschreven modulatie-en demodulatieketen zijn bijzonder gekenmerkt doordat de bemonsteringsketens FF7 en FF3 respektievelijk bestuurd worden door SES01 en welke respektievelijk de aanwezigheid van het woord 00000, om te vormen tot het woord 1010Z2, en van het woord 1010zo aanduiden. Gezien deze kloksignalen dezelfde zijn dient in DECC1 geen klokherwinningsketen aanwezig te zijn.
Tenslotte wordt verwezen naar Fig. 7 die een keten toont welke in staat is een hulpkanaal, bijvoorbeeld Y, in twee hulpkanalen Yl en Y2 op te splitsen. Met dit doel omvat de codeerketen CODC1 een bijkomende flipflop FF8 waarvan de data ingang met de uitgang e van de vergrendelketen LC3 verbonden is en waarvan de klokingang door de woordzendklok CL28T bestuurd wordt. De Q-en Q-uitgangen van FF8 zijn met eerste ingangen verbonden van EN-poorten G8 en G9, die een gemeenschappelijke uitgang Y hebben welke met COD1 verbonden is, en die tweede ingangen hebben waaraan respektieve informaties ! gnalen Yl en Y2 worden gelegd.
Op deze wijze, als de bit e van een 5-bit woord dat een 5-bit woord voorafgaat welke na omzetting een 6-bit Y-kanaalwoord vormt, gelijk is aan l wordt de hulpinformatiebit Yl in dit woord gestoken, terwijl als deze bit e gelijk is aan 0, de hulinformatiebit Y2 in
<Desc/Clms Page number 33>
dit woord gestoken wordt. Dit betekent dat dit Y-kanaalwoord in feite in een Yl-en in een Y2-kanaalwoord opgesplitst wordt.
In de decodeerketen DECC1 wordt de detectie van deze YI- en V2-kanaalwoorden uitgevoerd met de ketens die ook in Fig. 7 getoond is. Deze keten omvat een flipflop FF9 aan de data-ingang waarvan de uitgang e van DEC1 verbonden is en waarvan de klokingang door de woordontvangstklok CL28R wordt bestuurd. De Q-en Q-uitgangen van FF9 zijn verbonden met eerste ingangen van EN-poorten G10 en Gil waarvan tweede ingangen bestuurd worden door de Y-kanaalaanwezigheidsbit PY, die hierboven werd gedefinieerd. De uitgangen van deze poorten G10 en Gil vormen de klokingangen van flipflops FF10 en FF11, aan de data-ingangen waarvan de uitgang Y van DEC1 verbonden is.
De klokingangen van FF10 en FF11 worden ook bestuurd door CL28R en de Q-uitgangen van deze flipflops zijn respektievelijk met Yl en Y2 aangeduid.
Deze keten werkt als volgt : afhankelijk van het feit of de bit e van een vooraf gedecodeerd woord l of 0 is wordt het uitgangssignaal van de poort G10 of Gil geactiveerd als het volgende woord een Y-kanaalwoord is, d. w. z. als PV op l is. Als gevolg hiervan wordt ofwel de klokingang van FF10 of FF11 geactiveerd, zodat de informatiebit Y (die in feite Yl of Y2 is) dan ofwel in FF10 of in FFll geregistreerd wordt. Bijgevolg is de bit die aan de Q-uitgang van FF10 verschijnt Yl, terwijl deze verschaft aan de Q-uitgang van FF10 de bit Y2 is.
Het is duidelijk dat een hulpkanaalwoord in plaats van in twee subkanaalwoorden ook in meer dan twee subkanaalwoorden opgesplitst zou kunnen worden door het gebruik van één of meer van de bits a/e van één of meer van de woorden die het hulpkanaalwoord voorafgaan of daarop volgen.
Er dient opgemerkt dat de hierboven beschouwde
<Desc/Clms Page number 34>
ketens SUCC en SECC als gebruiker-en bronketens beschouwd kunnen worden gezien ze ontvangen informatie (SUCS1. SECO1) kunnen verwerken en informatie (SUCI1, SECI1) kunnen voortbrengen.
Hoewel de principes van de uitvinding hierboven zijn beschreven aan de hand van bepaalde uitvoeringsvormen en wijzigingen daarvan, is het duidelijk dat de beschrijving slechts bij wijze van voorbeeld is gegeven en de uitvinding niet daartoe is beperkt.