BE1027954B1 - Dubbelekoppelingtransmissiesysteem, voertuig en werkwijze voor koelen - Google Patents

Dubbelekoppelingtransmissiesysteem, voertuig en werkwijze voor koelen Download PDF

Info

Publication number
BE1027954B1
BE1027954B1 BE20196009A BE201906009A BE1027954B1 BE 1027954 B1 BE1027954 B1 BE 1027954B1 BE 20196009 A BE20196009 A BE 20196009A BE 201906009 A BE201906009 A BE 201906009A BE 1027954 B1 BE1027954 B1 BE 1027954B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
torque transmitting
cooling fluid
flow path
transmitting assembly
supply
Prior art date
Application number
BE20196009A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027954A1 (nl
Inventor
Mohammad Galab
Peter Mark Smid
Bakel Bert Johannes Cornelis Van
Original Assignee
Punch Powertrain Psa E Trans Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Punch Powertrain Psa E Trans Nv filed Critical Punch Powertrain Psa E Trans Nv
Priority to BE20196009A priority Critical patent/BE1027954B1/nl
Priority to EP20839366.0A priority patent/EP4085204A1/en
Priority to PCT/EP2020/088067 priority patent/WO2021136824A1/en
Priority to CN202080091481.5A priority patent/CN115176094A/zh
Priority to US17/789,272 priority patent/US11885381B2/en
Publication of BE1027954A1 publication Critical patent/BE1027954A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027954B1 publication Critical patent/BE1027954B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D25/00Fluid-actuated clutches
    • F16D25/06Fluid-actuated clutches in which the fluid actuates a piston incorporated in, i.e. rotating with the clutch
    • F16D25/062Fluid-actuated clutches in which the fluid actuates a piston incorporated in, i.e. rotating with the clutch the clutch having friction surfaces
    • F16D25/063Fluid-actuated clutches in which the fluid actuates a piston incorporated in, i.e. rotating with the clutch the clutch having friction surfaces with clutch members exclusively moving axially
    • F16D25/0635Fluid-actuated clutches in which the fluid actuates a piston incorporated in, i.e. rotating with the clutch the clutch having friction surfaces with clutch members exclusively moving axially with flat friction surfaces, e.g. discs
    • F16D25/0638Fluid-actuated clutches in which the fluid actuates a piston incorporated in, i.e. rotating with the clutch the clutch having friction surfaces with clutch members exclusively moving axially with flat friction surfaces, e.g. discs with more than two discs, e.g. multiple lamellae
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D25/00Fluid-actuated clutches
    • F16D25/10Clutch systems with a plurality of fluid-actuated clutches
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D25/00Fluid-actuated clutches
    • F16D25/12Details not specific to one of the before-mentioned types
    • F16D25/123Details not specific to one of the before-mentioned types in view of cooling and lubrication
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D21/00Systems comprising a plurality of actuated clutches
    • F16D21/02Systems comprising a plurality of actuated clutches for interconnecting three or more shafts or other transmission members in different ways
    • F16D21/06Systems comprising a plurality of actuated clutches for interconnecting three or more shafts or other transmission members in different ways at least two driving shafts or two driven shafts being concentric
    • F16D2021/0661Hydraulically actuated multiple lamellae clutches

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Details Of Gearings (AREA)
  • Hydraulic Clutches, Magnetic Clutches, Fluid Clutches, And Fluid Joints (AREA)

Abstract

Een dubbelekoppelingtransmissiesysteem (17), omvattende coaxiale eerste (1) en tweede (2) koppelbare en ontkoppelbare koppeloverbrengende samenstellen, ingericht om te worden geïnstalleerd in een aandrijflijn van een voertuig, waarbij het systeem (17) een hoofdstroompad (3) omvat voor aanvoer van koelfluïdum, waarbij het hoofdstroompad (3) zich vertakt in een eerste stroompad (4) voor aanvoer van koelfluïdum naar het eerste koppeloverbrengende samenstel (1), en een tweede stroompad (5) voor aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel (2), waarbij het systeem (17) een derde stroompad (6) omvat voor het aanvoeren van koelfluïdum, dat wordt afgegeven vanaf het tweede koppeloverbrengende samenstel (2), naar het eerste koppeloverbrengende samenstel (1), waarbij het derde stroompad (6) bij voorkeur is opgesteld binnen een ruimte die wordt gedefinieerd door een behuizing (307) van het dubbelekoppelingtransmissiesysteem (17).

Description

Dubbelekoppelingtransmissiesysteem, voertuig en werkwijze voor koelen De uitvinding heeft betrekking op een dubbelekoppelingtransmissiesysteem voor een voertuig en op een werkwijze voor het koelen van ten minste een deel van een dubbelekoppelingtransmissiesysteem.
Dubbelekoppelingtransmissiesystemen (DCT-systemen) zijn als zodanig bekend voor het verschaffen van een overbrenging van draaimoment, in het bijzonder in een voertuig. In een bekend DCT-systeem worden twee koppeloverbrengende samenstellen, b.v. koppelingen, verschaft. Elke koppeling wordt typisch hydraulisch bediend, bijvoorbeeld automatisch als deel van een geautomatiseerd transmissiesysteem. In het bijzonder kan een koppeling aldus worden gekoppeld en vervolgens ontkoppeld door een hydraulische koppelingsregeldruk te veranderen (bijv. vergroten, respectievelijk verkleinen) (bijv. voor het regelen van een koppelingsbedieningszuiger of ander hydraulisch bedieningsdeel van de koppeling).
Eén bepaalde toepassing van dubbelekoppelingtransmissiesystemen betreft hybride voertuigen die zowel een verbrandingsmotor als een elektromotor omvatten. In een dergelijke context kan één koppeling van het systeem geassocieerd zijn met de elektromotor, de andere met de verbrandingsmotor.
Koppeloverbrengende samenstellen zoals koppelingen genereren vaak warmte tijdens gebruik, en hebben actieve koeling nodig om oververhitting en aanverwante problemen te vermijden. In dit verband is het als zodanig bekend om een stroom van koppelingskoelfluïdum door een dergelijk koppeloverbrengend samenstel te verschaffen, waarbij gegenereerde warmte kan worden overgebracht naar het koelfluïdum dat vervolgens van het samenstel wordt weggeleid. Het genereren van warmte kan verschillend zijn in verschillende koppelingen in hetzelfde transmissiesysteem, en het verschil kan over de tijd variëren.
Tegelijkertijd 1s het ook in het algemeen gewenst om aanvoeren van koelfluïdum naar koppelingen te beperken met het oog op algehele efficiëntie en aangezien een bovenmatige aanvoer van fluïdum de prestatie van een koppeling negatief kan beïnvloeden. Aldus is een specifieke uitdaging in transmissiesystemen met meerdere koppelingen, zoals een dubbelekoppelingtransmissiesysteem, om respectieve aanvoeren van koelfluïdum naar respectieve koppelingen tijdens gebruik passend te regelen, in het bijzonder in reactie op variabele warmteontwikkeling bij één of elke koppeling. In dit opzicht bevatten bekende systemen complexe koelingaanvoerregelingsmiddelen, waarbij het van dergelijke complexiteit bekend is dat het systemen minder betrouwbaar maakt en duurder om te fabriceren en te onderhouden.
US6059682 openbaart bijvoorbeeld een snelheidsoverbrenging in de aandrijflijn van een motorvoertuig, waarbij de overbrenging een directe koppeling en een achteruitkoppeling heeft, waarbij ten minste een koppeling die gekoppeld is wordt gekoeld door een smeermiddel voor een planeetwielmechanisme, waarbij de stroom van koelmiddel naar de koppelingen wordt geregeld door een axiaal beweegbare drukplaat van één van de koppelingen.
Een doel van de huidige uitvinding is om een verbeterd _ dubbelekoppelingtransmissiesysteem (DCT-systeem) en een verbeterde werkwijze voor het koelen van ten minste een deel van een dergelijk systeem te verschaffen, waarbij ten minste één van de bovengenoemde problemen ten minste gedeeltelijk wordt opgelost. Een doel is om een DCT- systeem te verschaffen waarbij koeling van respectieve koppelingen beter geregeld kan worden. Een doel is om een relatief simpel ontwerp voor een
DCT-systeem te verschaffen, in het bijzonder met een relatief klein aantal bewegende delen. Een doel is om een werkwijze voor het koelen van koppelingen in een DCT-systeem te verschaffen waarbij een koeling van één koppeling kan worden geregeld in het bijzonder zonder een gelijktijdige koeling van een andere koppeling significant te beïnvloeden. Een doel is om een voertuig te verschaffen, bijvoorbeeld een hybride voertug, met een verbeterd DCT-systeem.
Ten minste één of sommige van de bovenstaande doelen kan worden gerealiseerd, ten minste gedeeltelijk, door één of meer aspecten van de huidige uitvinding.
Een aspect van de huidige uitvinding verschaft een dubbelekoppelingtransmissiesysteem (DCT-systeem), omvattende coaxiale eerste en tweede koppelbare en ontkoppelbare koppeloverbrengende samenstellen, ingericht om te worden geïnstalleerd in een aandrijflijn van een voertuig. Het DCT-systeem omvat een hoofdstroompad voor aanvoer van koelfluïdum. Het hoofdstroompad vertakt in een eerste stroompad voor aanvoer van koelfluïdum naar het eerste koppeloverbrengende samenstel, en een tweede stroompad voor aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel.
Het DCT-systeem omvat verder een derde stroompad voor het aanvoeren van koelfluïdum, dat wordt afgegeven vanaf het tweede koppeloverbrengende samenstel, naar het eerste koppeloverbrengende samenstel. Bij voorkeur is het derde stroompad opgesteld binnen een ruimte die wordt gedefinieerd door een behuizing van het _ dubbelekoppelingtransmissiesysteem (in het bijzonder zodanig dat al het koelfluïdum dat wordt afgegeven uit het tweede koppeloverbrengende samenstel direct het eerste koppeloverbrengende samenstel in kan worden geleid, om van de behuizing te worden afgegeven via dat eerste samenstel).
In een dergelijk systeem kan het tweede koppeloverbrengende samenstel efficiënt worden gekoeld door een aanvoer van koelfluïidum
(waarbij het fluïdum in het bijzonder door en/of langs warmteproducerende koppeloverbrengende componenten daarvan wordt geleid om daarvan warmte te ontvangen), welk koelfluïdum voortkomt uit een afgetakt deel van een volledige hoeveelheid van koelfluïdum dat het systeem (bijv. een respectieve behuizing) binnentreedt via genoemd hoofdstroompad.
Tegelijkertijd kan het eerste koppeloverbrengende samenstel een overblijvend deel van de volledige hoeveelheid van aangevoerd koelfluïdum ontvangen (welk fluïdum wordt aangevoerd via het eerste stroompad door en/of langs koppeloverbrengende componenten van dat eerste koppeloverbrengende samenstel, bijv. om daarvan warmte te ontvangen), maar ontvangt nog steeds (bij voorkeur al het) koelfluïdum dat wordt afgegeven van tweede koppeloverbrengende samenstel. Bij voorkeur is de hoeveelheid koelfluidum dat naar het tweede koppeloverbrengende samenstel wordt geleid regelbaar van variabel, bijvoorbeeld tussen/vanaf nul (geen stroom) en/tot een vooraf bepaalde of gewenste hoeveelheid.
Het volgt dat een aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel kan worden bereikt (zijnde bijv. regelbaar of variabel) in hoofdzaak zonder een netto aanvoer van koelfluidum naar het eerste koppeloverbrengende samenstel te beïnvloeden. Bovendien kan een dergelijk systeem een relatief simpel ontwerp hebben, waarbij het in het bijzonder geschikte koeling van twee koppeloverbrengende samenstellen (bijv. tegelijkertijd) mogelijk maakt met gebruik van bijvoorbeeld een enkele bron van koelfluïdum.
Het verdient opmerking dat in deze toepassing fluïdumstroom op verschillende wijzen kan worden uitgedrukt, bijvoorbeeld als een stroomsnelheid of stroomhoeveelheid, b.v. een fluïdumvolume per minuut (volumestroomsnelheid), fluidummassa per minuut (massastroomsnelheid) of dergelijke, hetgeen voor de vakman duidelijk zal zijn.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm kan het DCT-systeem een stroomregelaar omvatten die is ingericht om de aanvoer van koelfluidum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel door het tweede stroompad te regelen, in het bijzonder ten opzichte van de aanvoer van koelfluïdum naar het eerste koppeloverbrengende samenstel door het eerste stroompad en/of ten opzichte van de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad.
5 Een dergelijke stroomregelaar kan verbeterde, in het bijzonder variabele, regeling van de aanvoer van koelfluidum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel verschaffen (bijv. voor het aan- en uitschakelen van de respectieve fluïdumaanvoer naar het tweede koppeloverbrengende samenstel).
Een stroomregeltoestand van de stroomregelaar kan afhankelijk zijn van een koppeloverbrengingsstand van het tweede koppeloverbrengende samenstel.
Op deze wijze kan bijvoorbeeld een vergrote aanvoer van koelfluïdum worden verschaft naar het tweede koppeloverbrengende samenstel wanneer het tweede koppeloverbrengende samenstel (meer) moment overbrengt en daardoor (meer) warmte produceert.
In het bijzonder is tijdens gebruik het tweede koppeloverbrengende samenstel dan wel ontkoppeld (gedurende welke aanvoer van koelfluidum naar dat samenstel wordt geblokkeerd) dan wel het tweede koppeloverbrengende samenstel brengt moment over d.w.z. is gekoppeld (gedurende welke de aanvoer van koelvloeistof naar dat samenstel niet wordt geblokkeerd).
Bij voorkeur is ten minste een deel van de stroomregelaar geïntegreerd met of geassocieerd met een beweegbaar deel van het tweede koppeloverbrengende samenstel.
Een dergelijke integratie of associatie kan een relatief simpel, duurzaam, ontwerp mogelijk maken, in het bijzonder met minder bewegende delen.
Bij voorkeur heeft de stroomregelaar een eerste stand wanneer het tweede koppeloverbrengende samenstel zich in een koppeloverbrengende gekoppelde stand bevindt, waarbij de stroomregelaar een tweede stand heeft wanneer het tweede koppeloverbrengende samenstel zich in een niet- koppeloverbrengende ontkoppelde stand bevindt.
In de eerste stand, vergeleken met de tweede stand, kan de stroomregelaar zijn ingericht om een vergrote aanvoer van koelfluïidum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel door het tweede stroompad te verschaffen, althans vergroot ten opzichte van de aanvoer van koelfluïdum door het eerste stroompad en/of het hoofdstroompad.
Op deze wijze kan een vergrote aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel worden verschaft wanneer het tweede koppeloverbrengende samenstel moment overbrengt en daardoor (meer) warmte produceert.
In de eerste stand kan bijvoorbeeld ongeveer 30% van de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad aldus worden aangevoerd naar het tweede koppeloverbrengende samenstel en/of ongeveer 70% van de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad kan aldus het eerste stroompad in worden gevoerd. Er is gevonden dat een dergelijke inrichting geschikte koeling van de eerste en tweede koppeloverbrengende samenstellen kan verschaffen. Het verdient opmerking dat andere verhoudingen dan het voorbeeld 30%-70% ook worden voorzien, zoals hieronder wordt uitgelegd.
In de tweede stand is de stroomregelaar bij voorkeur ingericht om de aanvoer van koelfluïdum (via het tweede fluïdumpad) naar het tweede koppeloverbrengende samenstel door het tweede stroompad in hoofdzaak of volledig te blokkeren. Op deze wijze, i.e. door het voorkomen/blokkeren van koeling van een ontkoppeld tweede koppeloverbrengend samenstel (een ‘open koppeling’) wordt efficiënt gebruik van koelfluïidum bereikt, en relatief lage overbrengingsverliezen.
Aldus kan (meer) koelfluïdum (meer) direct worden aangevoerd naar het eerste koppeloverbrengende samenstel, in het bijzonder wanneer het tweede koppeloverbrengende samenstel minder of in hoofdzaak geen warmte produceert.
Het tweede koppeloverbrengende samenstel kan worden voorzien van een respectief bedieningsdeel dat (axiaal) beweegbaar is tussen een koppelpositie waarin het tweede koppeloverbrengende samenstel is gekoppeld en een ontkoppelpositie waarin het tweede koppeloverbrengende samenstel is ontkoppeld. Het bedieningsdeel kan in het bijzonder een koppelingszuiger zijn.
Het bedieningsdeel van het tweede koppeloverbrengende samenstel kan worden verbonden aan de stroomregelaar of kan daarvan deel uitmaken of verschaffen, voor het instellen van een stroomregeltoestand van de stroomregelaar.
Een dergelijk bedieningsdeel, bijv. een zuiger, kan het voordeligerwijze mogelijk maken dat een stand van de stroomregelaar is gekoppeld aan een koppelstand van het tweede koppeloverbrengende samenstel, in het bijzonder op een simpele en robuuste wijze.
Een schakeling van een koppelstand van het eerste koppeloverbrengende samenstel is bij voorkeur in hoofdzaak onafhankelijk van de positie of stand van het bedieningsdeel van het tweede koppeloverbrengende samenstel.
Op deze wijze kan een veelzijdig bruikbaar DCT-systeem worden verschaft, waarbij één of meer koppeloverbrengende samenstellen kunnen worden gekoppeld en/of ontkoppeld in hoofdzaak onafhankelijk van het andere of elkaar.
Het beweegbare bedieningsdeel van het tweede koppeloverbrengende samenstel kan worden opgesteld om te fungeren als een klepdeel van de stroomregelaar, in het bijzonder een stroomregelsectie daarvan verschaffend, waarbij genoemde stroomregelsectie beweegbaar is tot op en weg van een klepzitting die een deel van het tweede stroompad definieert, voor het respectievelijk sluiten en openen van dat stroompad.
Een dergelijke inrichting kan een simpel en robuust ontwerp voor het bedieningsdeel en/of de stroomregelaar verschaffen.
De klepzitting kan worden ingericht voor het tegenwerken, in het bijzonder blokkeren, van een axiale beweging van het bedieningselement in een eerste axiale richting, bij wederzijds mechanisch contact.
Aldus kan een elegant ontwerp worden verschaft, waarbij de klepzitting een aanvullende functie vervult voor het bedieningselement. Met andere woorden, de klepzitting kan aldus worden geïntegreerd in middelen voor het voordeligerwijze voorkomen van overmatige beweging van het bedieningsdeel (bijv. zuiger) voorbij de ontkoppelpositie vanaf de koppelpositie.
Het DCT-systeem omvat bij voorkeur veermiddelen voor het bewegen van het bedieningsdeel in genoemde eerste axiale richting met gebruik van respectieve veerkracht.
Dergelijke veermiddelen kunnen het mogelijk maken dat het bedieningselement naar zijn ontkoppelpositie wordt gebracht en/of dat het klepdeel op de klepzitting wordt gepositioneerd, in het bijzonder in afwezigheid van een, bijv. hydraulische, aandrijving van het bedieningsdeel.
Eén van de eerste en tweede koppeloverbrengende samenstellen kan een binnenkoppeling omvatten, waarbij de andere van de eerste en tweede koppeloverbrengende samenstellen een buitenkoppeling omvat. Bij voorkeur omvat het tweede koppeloverbrengende samenstel de binnenkoppeling.
Er is gevonden dat toepassing van de uitvinding bijzonder voordelig kan zijn met een dergelijke inrichting. Als alternatief kan het eerste koppeloverbrengende samenstel de binnenkoppeling omvatten.
Het DCT-systeem kan worden ingericht om de respectieve aanvoeren van koelfluïdum door het eerste stroompad en het derde stroompad bij het eerste koppeloverbrengende samenstel te combineren, waarbij de aldus gecombineerde aanvoer van koelfluïdum bij het eerste koppeloverbrengende samenstel in hoofdzaak overeenkomt met de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad.
Op deze wijze kan de aanvoer van koelfluïdum naar het eerste koppeloverbrengende samenstel in hoofdzaak onafhankelijk zijn van een variabele aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel.
Het DCT-systeem kan verder een bron van koppelingskoelfluidum omvatten vanaf welke bron het hoofdstroompad zich uitstrekt. Genoemde bron is bij voorkeur ingericht om de stroom van koelfluïdum door het hoofdstroompad te regelen Een dergelijke specifieke koppelingsfluidumbron kan aldus respectieve aanvoeren van koelfluidum naar zowel het eerste als het tweede koppeloverbrengende samenstel verschaffen.
Tevens kan, in een uitvoeringsvorm, de fluïdumbron worden ingericht voor het circuleren van het koelfluïdum naar en van de koppeloverbrengingssamenstellen (bijv. naar een respect gezamenlijke behuizing van die samenstellen), en bijv. voor het verwijderen van warmte van koelfluïdum (naar een omgeving) om dat fluïdum te koelen. De vakman zal begrijpen dat een respectief koppelingsfluidumpompmiddel (pomp) geassocieerd kan zijn of deel kan zijn van het systeem om stroming of circulatie van het fluïdum te bereiken.
Het tweede koppeloverbrengende samenstel kan worden ingericht om draaimoment van een elektromotor van een hybride voertuig te ontvangen. Het DCT-systeem kan bijvoorbeeld een DCT-systeem zijn voor een hybride voertuig met een verbrandingsmotor en een elektromotor.
De uitvinding kan bijzonder voordelig uitwerken in een dergelijk DCT-systeem, waarbij bijvoorbeeld het tweede koppeloverbrengende samenstel slechts bij gelegenheid is gekoppeld en/of waarbij bijvoorbeeld aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel minder precieze regeling van zijn aanvoer van koelfluïdum behoeft vergeleken met het eerste koppeloverbrengende samenstel.
In een aspect van de uitvinding omvat een voertuig, bijvoorbeeld een hybride voertuig met een verbrandingsmotor en een elektromotor, een dubbelekoppelingtransmissiesysteem volgens een aspect van de uitvinding.
Een dergelijk voertuig kan één of meer bovengenoemde voordelen verschaffen.
Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot hybride voertuigen aangezien het DCT-systeem ook kan worden geïnstalleerd in voertuigen met slechts één of meer elektromotoraandrijvingen, of in voertuigen met slechts een verbrandingsmotor, of anderszins.
Een aspect van de uitvinding verschaft een werkwijze voor het koelen van ten minste één van een veelvoud aan koppeloverbrengende samenstellen van een dubbelekoppelingtransmissiesysteem (DCT-systeem), bijvoorbeeld gebruikmakend van een bovengenoemd DCT-systeem volgens de uitvinding. De werkwijze omvat: het een tweede van de koppeloverbrengende samenstellen in aanvoeren van koelfluïdum (in het bijzonder voor het daarvan ontvangen van warmte); het afgeven van koelfluïdum (bijv. verwarmd door het tweede koppeloverbrengende samenstel) vanaf genoemd tweede van de koppeloverbrengende samenstellen; en het, bij voorkeur direct, aanvoeren van koelfluïdum dat is afgegeven vanaf genoemd tweede van de koppeloverbrengende samenstellen naar een eerste van de koppeloverbrengende samenstellen.
Een dergelijke werkwijze kan één of meer bovengenoemde voordelen verschaffen.
De werkwijze kan verder omvatten: het regelen van de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede van de koppeloverbrengende samenstellen ten opzichte van een gelijktijdige aanvoer van koelfluïdum naar het eerste van de koppeloverbrengende samenstellen.
Het regelen kan omvatten: het koppelen van het tweede van de koppeloverbrengende samenstellen (in het bijzonder vanuit een ontkoppelde stand), daardoor een of de aanvoer van koelfluidum naar het tweede van de koppeloverbrengende samenstellen in hoofdzaak vergrotend (bijvoorbeeld vanaf nul aanvoer), in het bijzonder ten opzichte van de gelijktijdige aanvoer van koelfluïdum naar het eerste van de koppeloverbrengende samenstellen, in het bijzonder zodanig dat een verhouding P van de (vergrote) aanvoer (P2) van koelfluïdum naar het tweede van de koppeloverbrengende samenstellen als een fractie van de gelijktijdige aanvoer (P1) van koelfluïdum naar het eerste van de koppeloverbrengende samenstellen (P1), (P=P2:P1), tussen 5:95 en 90:10 is, bij voorkeur tussen 10:90 en 75:25, meer bij voorkeur tussen 15:85 en 60:40, meer bij voorkeur tussen 20:80 en 50:50, meer bij voorkeur tussen 25:75 en 40:60, bijvoorbeeld ongeveer 40:60 of ongeveer 30:70.
Het regelen kan omvatten: het ontkoppelen van het tweede van de koppeloverbrengende samenstellen, daardoor de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede van de koppeloverbrengende samenstellen in hoofzaak reducerend, bij voorkeur in hoofdzaak of volledig blokkerend, in het bijzonder ten opzichte van de gelijktijdige aanvoer van koelfluïdum naar het eerste van de koppeloverbrengende samenstellen (en in het bijzonder zodanig dat in hoofdzaak geen van het koelfluïdum door het tweede koppeloverbrengende samenstel stroomt).
Het moge duidelijk zijn dat dergelijk koppelen en ontkoppelen van het koppeloverbrengende samenstel in het bijzonder op wederzijds verschillende tijden gebeuren. Aldus kan het ontkoppelen een vervolgens ontkoppelen zijn, in het bijzonder vervolgens na het koppelen, en andersom.
De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van voorbeelduitvoeringsvormen en tekeningen. De tekeningen zijn schematisch. In de tekeningen zijn dezelfde of soortgelijke elementen voorzien van dezelfde of soortgelijke verwijzingstekens.
In de tekeningen toont:
Fig. la een koelfluïdumstroomschema van een dubbelekoppelingtransmissiesysteem volgens een eerste uitvoeringsvorm;
Fig. 1b een koelfluïidumstroomschema van een dubbelekoppelingtransmissiesysteem volgens een tweede uitvoeringsvorm;
Fig. 2a een doorsnedeaanzicht van een deel van een dubbelekoppelingtransmissiesysteem volgens een derde uitvoeringsvorm, waarbij een tweede koppeloverbrengend samenstel zich in een ontkoppelde stand bevindt;
Fig. 2b een overeenkomstig doorsnedeaanzicht van het dubbelekoppelingtransmissiesysteem van Fig. 2a, waarbij het tweede koppeloverbrengende samenstel zich in een gekoppelde stand bevindt;
Fig. 3a een doorsnedeaanzicht van een dubbelekoppelingtransmissiesysteem volgens een vierde uitvoeringsvorm, waarbij een tweede koppeloverbrengend samenstel zich in een ontkoppelde stand bevindt;
Fig. 3b een overeenkomstig doorsnedeaanzicht van het dubbelekoppelingtransmissiesysteem van Fig. 3a, waarbij het tweede koppeloverbrengende samenstel zich in een gekoppelde stand bevindt;
Fig. 3c detail C van Fig. 3b (aangegeven met een gestreepte dubbele lijn in Fig. 3b);
Fig. 4a, 4b diagrammen van een voertuig in twee respectieve koppeloverbrengendsamenstelstanden;
Fig. 5a een perspectiefaanzicht van een vernauwingsdeel van het system van Fig. 3a-c;
Fig. 5b een zijaanzicht van het vernauwingsdeel van Fig. 5a gezien in de eerste axiale richting A1 (zie Fig. 3a-c).
Fig. 1a-b, 2a-b, en 3a-b tonen voorbeelden van een dubbelekoppelingtransmissiesysteem 17, waarbij Fig. 1a-b elk een koelfluïdumstroomschema van een dergelijk systeem tonen.
Het systeem 17 omvat coaxiale eerste 1 en tweede 2 koppelbare en ontkoppelbare koppeloverbrengende samenstellen, ingericht om te worden geïnstalleerd in een aandrijflijn van een voertuig 14. Diagrammen van een respectief voertuig 14 worden getoond in Fig. 4.
Een hoofdas A van het systeem 17 wordt getoond in Fig. 2a-b en 3a-b. Het moge duidelijk zijn dat in die figuren de hoofdas A overeenkomt meteen lijn van ten minste hoofdzakelijke symmetrie, waarbij overeenkomstige gespiegelde structuren van die getoond aan één zijde van de as A in hoofdzaak (bijv. gedeeltelijk) worden gespiegeld aan de andere zijde van de as A. Als zodanig zal een dergelijk doorsnedeaanzicht vertrouwd zijn voor en dadelijk begrepen worden door vaklui op het gebied van transmissiesystemen (zie ook bijv. de tekeningen in voornoemde US6059682).
Het systeem 17 omvat een hoofdstroompad 3 voor aanvoer van koelfluïdum, waarbij het hoofdstroompad 3 zich vertakt in een eerste stroompad 4 voor aanvoer van koelfluïdum naar het eerste koppeloverbrengende samenstel 1, en een tweede stroompad 5 voor aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel 2. Het systeem 17 omvat een derde stroompad 6 voor het aanvoeren van koelfluïdum, dat wordt afgegeven vanaf het tweede koppeloverbrengende samenstel 2, naar het eerste koppeloverbrengende samenstel 1.
Tijdens gebruik, terwijl het koelfluidum met een koppeloverbrengend samenstel 1 en/of 2 van het systeem 17 in contact is, b.v. erdoorheen stroomt, kan het koelfluidum warmte ontvangen van het respectieve koppeloverbrengende samenstel 1 en/of 2. Het moge duidelijk zijn dat een koelfluïdum kan worden aangevoerd in de vorm van een koppelingsfluïdum, bijvoorbeeld, waarbij een dergelijke aanvoer van koppelingsfluïdum een dubbele functie kan vervullen van zowel het koelen als het smeren van het system 17 of althans een deel daarvan, bijvoorbeeld de koppeloverbrengende samenstellen 1 en 2.
Het derde stroompad 6 is bij voorkeur opgesteld binnen een ruimte die wordt gedefinieerd door een behuizing 307 van het dubbelekoppelingtransmissiesysteem 17. Fig. 3a-b tonen een dergelijke behuizing 307 als een structuur of combinatie van structuren die zowel het eerste 301 and het tweede 302 koppeloverbrengende samenstel in hoofdzaak omgeven en/of omsluiten. Een dergelijke behuizing 307, die als zodanig bekend is in de context van transmissiesystemen, houdt bij voorkeur (direct of indirect) ten minste gedeeltelijk genoemde koppeloverbrengende samenstellen 301, 302 in hun respectieve locaties vast. Zoals getoond in Fig. 3a-b kan de behuizing 307, in het bijzonder een deel, b.v. omvattende één of meer wanden en/of geraamtes, die grenzen aan het tweede koppeloverbrengende samenstel 202, 302 of dat omgeven, het derde stroompad 206, 306 omvatten of verschaffen in de vorm van één of meer openingen 206, 306 daarin, waarbij genoemde openingen 206, 306 (deel van) een fluïdumverbinding van het tweede koppeloverbrengende samenstel 202, 302 richting het eerste koppeloverbrengende samenstel 1 verschaffen. In Fig. 3a-b kan de behuizing 307 worden gezien als in hoofdzaak de eerste 301 en tweede 302 koppeloverbrengende samenstellen omgevend. Het eerste koppeloverbrengende samenstel 1 is bij voorkeur voorzien van een uitlaatmiddel 19 voor het afgeven van koelfluïdum vanaf het eerste koppeloverbrengende samenstel 1. In Fig. 3a-b wordt het uitlaatmiddel 19 aangeduid door pijl 319. Het moge duidelijk zijn dat een dergelijk uitlaatmiddel 19 op verschillende wijzen kan worden gerealiseerd, waarbij althans sommige daarvan als zodanig bekend zijn in het vakgebied van transmissiesystemen.
In uitvoeringsvormen omvat het systeem 117 een stroomregelaar 108 die is ingericht om de aanvoer van koelfluïidum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel 102 door het tweede stroompad 105 te regelen, in het bijzonder ten opzichte van de aanvoer van koelfluïdum naar het eerste koppeloverbrengende samenstel 101 door het eerste stroompad 104 en/of ten opzichte van de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad 103. Fig. 1b toont een voorbeeld van een stroomregelaar 108 in de vorm van een klep in het tweede stroompad 105. Het moge duidelijk zijn dat een dergelijke stroomregelaar 108, hoewel voordelig, niet strikt noodzakelijk is om de uitvinding na te werken.
Fig. 1a toont bijvoorbeeld een DCT-systeem 17 zonder een dergelijke stroomregelaar.
In uitvoeringsvormen is een stroomregeltoestand van de stroomregelaar 208 afhankelijk van een koppeloverbrengingsstand van het tweede koppeloverbrengende samenstel 202, waarbij bij voorkeur ten minste een deel van de stroomregelaar 208 is geïntegreerd met of geassocieerd met een beweegbaar deel 209 van het tweede koppeloverbrengende samenstel, waarbij de stroomregelaar 208 bij voorkeur een eerste stand heeft wanneer het tweede koppeloverbrengende samenstel 202 zich in een koppeloverbrengende gekoppelde stand bevindt, waarbij de stroomregelaar 208 een tweede stand heeft wanneer het tweede koppeloverbrengende samenstel 202 zich in een niet-koppeloverbrengende ontkoppelde stand bevindt.
Fig. 2a en 3a tonen een DCT-systeem 217, 317 in een dergelijke tweede stand, terwijl Fig. 2b en 3b het respectieve DCT-systeem 217, 317 in een dergelijke eerste stand tonen (en Fig. 3c toont detail C van Fig. 3b). In die figuren is te zien dat een positie van beweegbaar deel 209, 309 van de stroomregelaar 208, 308 anders is in de tweede stand vergeleken met de eerste stand.
In het bijzonder tonen Fig. 3a-b dat in de eerste stand (zie Fig. 3b), vergeleken met de tweede stand (zie Fig. 3a), het tweede koppeloverbrengende samenstel 302 axiaal (meer) wordt samengedrukt door het beweegbare deel 309. Het beweegbare deel 209 kan beweegbaar zijn, ten minste van één naar een andere van de eerste en tweede standen, in het bijzonder van de tweede stand naar de eerste stand, door een vergrote druk in een respectieve drukkamer 221, bijv. hydraulische drukkamer 221, geassocieerd met het tweede koppeloverbrengende samenstel 202. Een dergelijke drukkamer 221, 321 wordt in Fig. 2b en 3b getoond als een lineair gearceerd gebied, waarmee een (meer) op druk gezette stand vergeleken met respectievelijk Fig. 2a en 3b wordt aangeduid.
Aldus kan een positie van het beweegbare deel 209, 309 in hoofdzaak afhankelijk zijn van een onderdrukzettingsstand van de drukkamer 221, 321. Er wordt verder opgemerkt dat het eerste koppeloverbrengende samenstel 201 kan worden voorzien van zijn eigen respectieve (onafhankelijke) drukkamer voor het (onafhankelijk) bedienen van een respectief bedieningsdeel 220 van het eerste koppeloverbrengende samenstel 201. De stroomregelaar 208 1s in de eerste stand, vergeleken met de tweede stand, bij voorkeur ingericht om een vergrote aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel 202 door het tweede stroompad 205 te verschaffen, althans vergroot ten opzichte van de aanvoer van koelfluïdum door het eerste stroompad 204 en/of het hoofdstroompad 203, bijvoorbeeld zodanig dat ongeveer 30% van de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad 203 daardoor wordt aangevoerd naar het tweede koppeloverbrengende samenstel 202 en/of zodanig dat ongeveer 70% van de aanvoer van koelfluïidum door het hoofdstroompad 203 daardoor het eerste stroompad 204 in wordt aangevoerd.
Bij voorkeur is de stroomregelaar 208, 308 in de tweede stand (zie Fig. 2a en 3a) ingericht om de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel 202, 302 door het tweede stroompad 205, 305 in hoofdzaak te blokkeren.
In uitvoeringsvormen 1s het tweede koppeloverbrengende samenstel 202 voorzien van een respectief bedieningsdeel 209, bijvoorbeeld het beweegbare deel 209, dat (axiaal) beweegbaar is tussen een koppelpositie waarin het tweede koppeloverbrengende samenstel 202 is gekoppeld en een ontkoppelpositie waarin het tweede koppeloverbrengende samenstel 202 is ontkoppeld, waarbij het bedieningsdeel 209 in het bijzonder een koppelingszuiger 209 is.
Een dergelijk bedieningsdeel 209 kan aldus beweegbaar zijn zoals hierboven beschreven met betrekking tot het beweegbare deel 209, waarbij het beweegbare deel 209 het bedieningsdeel 209 kan zijn.
In uitvoeringsvormen is het bedieningsdeel 209 van het tweede koppeloverbrengende samenstel 202 verbonden met de stroomregelaar 208 of vormt of verschaft een deel daarvan, voor het instellen van een stroomregeltoestand van de stroomregelaar 208.
Bij voorkeur is een schakelen van een koppelstand van het eerste koppeloverbrengende samenstel 201, bijvoorbeeld via een respectief bedieningsdeel 220, in hoofdzaak onafhankelijk van de positie of stand van het bedieningsdeel 209 van het tweede koppeloverbrengende samenstel 202.
In uitvoeringsvormen 1s het beweegbare bedieningsdeel 209 van het tweede koppeloverbrengende samenstel 202 opgesteld om als een klepdeel 209 van de stroomregelaar 208 te fungeren, in het bijzonder een stroomregelsectie 210, 310 daarvan verschaffend (zie Fig. 2a-b, 3a-c), waarbij genoemde stroomregelsectie 310 beweegbaar is tot op en weg van een klepzitting 311 (zie Fig. 3c) die een deel van het tweede stroompad 305 definieert, voor het respectievelijk sluiten en openen van dat stroompad 305.
Aldus kan bijvoorbeeld het klepdeel 309 beweegbaar zijn tot op en weg van de klepzitting 311 door een respectief verliezen en verkrijgen van overdruk van de drukkamer 321.
Met verwijzing naar Fig. 3a-c kan de klepzitting 311 worden opgesteld bij een stroomafwaarts einde van één of meer gaten 305h die deel uitmaken van het tweede stroompad 305. Dergelijke gaten 305h kunnen zich bijvoorbeeld axiaal uitstrekken door een aandrijfas, bijv. een ingangsaandrijfas, van het systeem 317. De gaten 305h zijn bij voorkeur in hoofdzaak gelijkmatig verspreid rond de hoofdas A om een in hoofdzaak gelijkmatige stroom van koelfluïdum te bevorderen. Het aantal gaten 305h en hun afmetingen (in het bijzonder diameter) kunnen worden geselecteerd om een gewenste stroom en/of verhouding van stromen van koelfluïdum te treffen. In één uitvoeringsvorm worden zes van dergelijke gaten 305h voorzien. In een andere uitvoeringsvorm worden twaalf van zulke gaten 305h voorzien.
In uitvoeringsvormen is de klepzitting 311 ingericht voor het tegenwerken, in het bijzonder blokkeren, van een axiale beweging van het bedieningsdeel 309 in een eerste axiale richting A1, bij wederzijds mechanisch contact, waarbij het systeem 317 bij voorkeur veermiddelen 312 omvat voor het bewegen van het bedieningsdeel 309 in genoemde eerste axiale richting A1 met gebruik van respectieve veerkracht.
Fig. 2b en 3b tonen de veermiddelen 212, 312 als (meer) samengedrukt wordend vergeleken met respectievelijk Fig. 2a en 3a.
De veermiddelen 312 kunnen worden opgesteld in het tweede stroompad 305, bijvoorbeeld in een respectieve veerkamer die deel uitmaakt van het tweede stroompad 305, zodanig dat koelfluïdum door de veermiddelen 312 kan stromen. Fig. 2b en 3b-c tonen hoe in de eerste stand (d.w.z. waarbij het tweede koppeloverbrengende samenstel 202, 302 zich in een gekoppelde koppeloverbrengende stand bevindt) koelfluïidum aldus door de veermiddelen 212, 312 kan stromen.
Een compact ontwerp kan aldus worden gerealiseerd, waarbij ruimte die wordt ingenomen door de veermiddelen 212, 312 een aanvullende functie vervult van het verschaffen van een pad voor koelfluïidum.
In uitvoeringsvormen, zoals getoond bijvoorbeeld in Fig. 3a-b, omvat één van de eerste 301 en tweede 302 koppeloverbrengende samenstellen een binnenkoppeling 302, waarbij de andere van de eerste 301 en tweede 302 koppeloverbrengende samenstellen een buitenkoppeling 301 omvat, waarbij bij voorkeur het tweede koppeloverbrengende samenstel 302 de binnenkoppeling 302 omvat.
In uitvoeringsvormen is het DCT-systeem ingericht om de respectieve aanvoeren van koelfluïdum door het eerste stroompad 4 en het derde stroompad 6 bij het eerste koppeloverbrengende samenstel 1 te combineren, waarbij de aldus gecombineerde aanvoer van koelfluïdum bij het eerste koppeloverbrengende samenstel 1 in hoofdzaak overeenkomt met de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad 3.
De respectieve aanvoeren kunnen aldus gecombineerd worden binnen en/of nabij het eerste koppeloverbrengende samenstel 1. Als voorbeeld tonen Fig. 2b en 3b de respectieve aanvoeren als gecombineerd wordend Juist stroomopwaarts van het eerste koppeloverbrengende samenstel 301, juist stroomafwaarts van het derde stroompad 306.
In uitvoeringsvormen omvat het DCT-systeem verder een bron 13 van koelfluïdum vanuit welke bron 13 het hoofdstroompad 3 zich uitstrekt, waarbij genoemde bron 13 bij voorkeur is ingericht om de stroom van koelfluïdum door het hoofdstroompad 3 te regelen.
In Fig. 2a-b en 3a-b wordt de bron 213, 313 aangeduid door pijl 213, 313. Het moge duidelijk zijn dat de bron 213, 313 kan worden opgesteld op een afstand, b.v. een grotere afstand dan getoond, van de eerste 201, 301 en/of tweede 202, 302 koppeloverbrengende samenstellen.
In uitvoeringsvormen omvat het DCT-systeem verder een planeetwielmechanisme 18. Fig. 4a, 4b tonen een dergelijk planeetwielmechanisme 18 schematisch. Tevens kan in uitvoeringsvormen het DCT-systeem een schakel-/remkoppeling 33 omvatten voor het ontvangen van draaimoment van de koppeloverbrengende samenstellen 1, 2.
Het DCT-systeem 17 kan bijvoorbeeld ingericht voor een hybride voertuig 14 met een verbrandingsmotor 15 en een elektromotor 16. Met verdere verwijzing naar Fig. 4a, 4b is in uitvoeringsvormen het tweede koppeloverbrengende samenstel 2 ingericht voor het ontvangen van draaimoment van een verbrandingsmotor 15 van een bijv. hybride voertuig
14. Het tweede koppeloverbrengende samenstel 2 kan verbonden of verbindbaar zijn met een optioneel planeetwielmechanisme 18 via een schakel-/remkoppeling 33 (zie Fig. 4a), en ingangsaandrijfas 44 (zie Fig. 4b), zoals de vakman zal begrijpen.
Fig. 4a toont een diagram van een voertuig 14, bijvoorbeeld een hybride voertuig 14 met een verbrandingsmotor 15 en een elektromotor 16, omvattende het dubbelekoppelingtransmissiesysteem 17. In Fig, 4a bevindt het eerste koppeloverbrengende samenstel 1 zich in een gekoppelde stand.
Fig. 4b 1s vergelijkbaar met Fig. 4b, waarbij het voertuig getoond wordt wanneer het eerste koppeloverbrengende samenstel 1 zich in een gekoppelde stand bevindt. Dientengevolge is de elektromotor 16 gekoppeld, via de ingangsaandrijfas 34 (getoond tussen het tweede koppeloverbrengende samenstel 2 en schakelkoppeling 33 in het diagram), voor het leveren van vermogen aan de aandrijflijn.
Een werkwijze voor het koelen van ten minste één van een veelvoud van koppeloverbrengende samenstellen 1, 2 van een dubbelekoppelingtransmissiesysteem 17, bijvoorbeeld met gebruik van een systeem 17 zoals hierboven beschreven, omvat: het een tweede 2 van de koppeloverbrengende samenstellen in aanvoeren van koelfluïidum; het afgeven van koelfluïdum van genoemd tweede 2 van de koppeloverbrengende samenstellen; en het aanvoeren van koelfluïidum dat is afgegeven van genoemd tweede 2 van de koppeloverbrengende samenstellen, bij voorkeur direct, naar een eerste 1 van de koppeloverbrengende samenstellen.
In uitvoeringsvormen omvat de werkwijze verder: het regelen van de aanvoer van koelfluidum naar het tweede 102 van de koppeloverbrengende samenstellen ten opzichte van een gelijktijdige aanvoer van koelfluïdum naar het eerste 101 van de koppeloverbrengende samenstellen.
In uitvoeringsvormen omvat het regelen: het koppelen van het tweede 202 van de koppeloverbrengende samenstellen, daarbij de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede 202 van de koppeloverbrengende samenstellen in hoofdzaak vergrotend, in het bijzonder ten opzichte van de gelijktijdige aanvoer van koelfluïdum naar het eerste 201 van de koppeloverbrengende samenstellen.
Genoemd in hoofdzaak vergroten is in het bijzonder zodanig dat de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede 202 van de koppeloverbrengende samenstellen als een fractie van de gelijktijdige aanvoer van koelfluïdum naar het eerste 201 van de koppeloverbrengende samenstellen overeenkomt met een verhouding P, waarbij P bij voorkeur tussen 5:95 en 90:10 is, bijv. bij voorkeur tussen 10:90 en 75:25, meer bij voorkeur tussen 15:85 en 60:40, meer bij voorkeur tussen 20:80 en 50:50, meer bij voorkeur tussen 25:75 en 40:60, bijvoorbeeld ongeveer 30:70 of ongeveer 40:60.
Met dit doel kan het DCT-systeem met verwijzing naar Fig. 3c en 5a-b een vernauwingsdeel 322 omvatten dat een vernauwing 323 verschaft in het eerste stroompad 304, bijvoorbeeld bij een grens tussen het hoofdstroompad 303 en het eerste stroompad 304. Een dergelijk vernauwingsdeel 322 kan worden gedimensioneerd om de verhouding P te effectueren, daarbij een simpele en effectieve manier verschaffend om een geschikte verhouding P te selecteren in een DCT-systeem. Het vernauwingsdeel 322 is bij voorkeur ingericht om een in hoofdzaak statische of constante vernauwing te verschaffen, bijv. in hoofdzaak stijf zijnde, een in hoofdzaak constante verhouding P opleverend (althans in de stand waarvoor Pis gedefinieerd, d.w.z. waarbij het tweede 302 van de koppeloverbrengende samenstellen is gekoppeld). Een dergelijke inrichting kan bijzonder simpel en robuust zijn.
Het vernauwingsdeel 322 kan een in hoofdzaak L-vormige doorsnede hebben, omvattende een zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkende sectie 322r en een zich in hoofdzaak axiaal uitstrekkende sectie 322a die zich uitstrekt vanaf een binnen-radiale zijde van de zich radiaal uitstrekkende sectie 322r. De zich radiaal uitstrekkende sectie 322r kan worden voorzien van een serie van respectieve groeven 322g waardoorheen koelfluïdum kan stromen in het eerste stroompad 304, waarbij bij voorbeeld het aantal groeven en/of hun afmetingen (in het bijzonder transversaal ten opzichte van het eerste stroompad 304) kunnen worden geselecteerd om een gewenste vernauwing 323 in het eerste stroompad 304 te treffen. Als alternatief of als aanvulling kan de zich axiaal uitstrekkende sectie 3224 worden voorzien van een serie gaten (niet getoond) die zich radiaal daardoorheen uitstrekken, waarbij grotere en/of meer gaten aldus een gereduceerde stroomvernauwing kunnen verschaffen.
Het moge duidelijk zijn dat diverse delen van het DCT-systeem, in het bijzonder die delen die het eerste en tweede stroompad 304 en 305 vormen aldus kunnen worden ontworpen om gewenste stroomweerstanden te treffen die op hun beurt een gewenste verhouding van koelfluïdumaanvoeren kunnen opleveren (bijv. uitgedrukt als de verhouding P zoals hierboven uitgelegd). Als één voorbeeld kan het systeem 317, in het bijzonder het vernauwingsdeel 322, worden ontworpen om een vrije ruimte van 0,7 mm te verschaffen bij de vernauwing 323 in het eerste stroompad
304.
In uitvoeringsvormen omvat het regelen het ontkoppelen van het tweede 202 van de koppeloverbrengende samenstellen (in het bijzonder voor en/of na het koppelen), daarbij de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede 202 van de koppeloverbrengende samenstellen in hoofdzaak reducerend, bij voorkeur in hoofdzaak blokkerend, in het bijzonder ten opzichte van de gelijktijdige aanvoer van koelfluidum naar het eerste 201 van de koppeloverbrengende samenstellen.
Hoewel de uitvinding is toegelicht aan de hand van voorbeelduitvoeringsvormen en tekeningen, dienen deze op geen enkele wijze te worden opgevat als ware het dat zij de reikwijdte van de uitvinding zouden beperken, welke reikwijdte wordt verschaft door de conclusies. Binnen die reikwijdte zijn vele variaties, combinaties en uitbreidingen mogelijk, zoals voor de vakman duidelijk zal zijn. Een dubbelekoppelingtransmissiesysteem kan bijvoorbeeld meer dan twee koppeloverbrengende samenstellen omvatten. Verdere voorbeelden blijken uit de beschrijving en tekeningen.

Claims (15)

Conclusies
1. Een dubbelekoppelingtransmissiesysteem (17), omvattende coaxiale eerste (1) en tweede (2) koppelbare en ontkoppelbare koppeloverbrengende samenstellen, ingericht om te worden geïnstalleerd in een aandrijflijn van een voertuig (14), waarbij het systeem (17) een hoofdstroompad (3) omvat voor aanvoer van koelfluïdum, waarbij het hoofdstroompad (3) zich vertakt in een eerste stroompad (4) voor aanvoer van koelfluïdum naar het eerste koppeloverbrengende samenstel (1), en een tweede stroompad (5) voor aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel (2), waarbij het systeem (17) een derde stroompad (6) omvat voor het aanvoeren van koelfluïdum, dat wordt afgegeven vanaf het tweede koppeloverbrengende samenstel (2), naar het eerste koppeloverbrengende samenstel (1), waarbij het derde stroompad (6) bij voorkeur is opgesteld binnen een ruimte die wordt gedefinieerd door een behuizing (307) van het dubbelekoppelingtransmissiesysteem (17).
2. Het systeem volgens conclusie 1, omvattende een stroomregelaar (108) die is ingericht om de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) door het tweede stroompad (5) te reguleren, in het bijzonder ten opzichte van de aanvoer van koelfluïdum naar het eerste koppeloverbrengende samenstel (1) door het eerste stroompad (4) en/of ten opzichte van de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad (3).
3. Het systeem volgens conclusie 2, waarbij een stroomregeltoestand van de stroomregelaar (108) afhankelijk is van een koppeloverbrengingsstand van het tweede koppeloverbrengende samenstel (2), waarbij bij voorkeur ten minste een deel van de stroomregelaar (108) is geïntegreerd met of geassocieerd met een beweegbaar deel (209) van het tweede koppeloverbrengende samenstel, waarbij bij voorkeur de stroomregelaar (108) een eerste stand heeft wanneer het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) zich in een koppeloverbrengende gekoppelde stand bevindt, waarbij de stroomregelaar (108) een tweede stand heeft wanneer het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) zich in een niet-koppeloverbrengende ontkoppelde stand bevindt, waarbij bij voorkeur in de eerste stand, vergeleken met de tweede stand, de stroomregelaar (108) is ingericht om een vergrote aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) door het tweede stroompad (5) te verschaffen, althans vergroot ten opzichte van de aanvoer van koelfluïdum door het eerste stroompad (4) en/of het hoofdstroompad (3), bijvoorbeeld zodanig dat ongeveer 30% van de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad (3) daardoor wordt aangevoerd naar het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) en/of zodanig dat ongeveer 70% van de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad (3) daardoor het eerste stroompad (4) in wordt gevoerd, waarbij bij voorkeur de stroomregelaar (108) in de tweede stand is ingericht om de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) door het tweede stroompad (5) in hoofdzaak te blokkeren.
4. Het systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) is voorzien van een respectief bedieningsdeel (209) dat (axiaal) beweegbaar is tussen een koppelende positie waarin het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) is gekoppeld en een ontkoppelende positie waarin het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) is ontkoppeld, waarbij het bedieningsdeel (209) in het bijzonder een koppelingszuiger (209) is, waarbij het bedieningsdeel (209) van het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) is verbonden met de stroomregelaar
(108) of daarvan deel uitmaakt of verschaft, voor het instellen van een stroomregeltoestand van de stroomregelaar (108), waarbij bij voorkeur een schakeling van een koppelstand van het eerste koppeloverbrengende samenstel (1) in hoofdzaak onafhankelijk is van de positie of stand van het bedieningsdeel (209) van het tweede koppeloverbrengende samenstel (2).
5. Het systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het beweegbare bedieningsdeel (209) van het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) is opgesteld om als een klepdeel (209) van de stroomregelaar (108) te fungeren, in het bijzonder een stroomregelsectie (210) daarvan verschaffend, waarbij genoemde stroomregelsectie (210) beweegbaar is tot op en weg van een klepzitting (311) die deel van het tweede stroompad (5) definieert, voor het respectievelijk sluiten en openen van dat stroompad (5).
6. Het systeem volgens conclusie 5, waarbij de klepzitting (311) is ingericht voor het tegenwerken, in het bijzonder blokkeren, van een axiale beweging van het bedieningsdeel (209) in een eerste axiale richting (A1), bij wederzijds mechanisch contact, waarbij het systeem (17) bij voorkeur veermiddelen (212) omvat voor het in genoemde eerste axiale richting (A1) bewegen van het bedieningsdeel (209) met gebruik van respectieve veerkracht.
7. Het systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij één van de eerste (1) en tweede (2) koppeloverbrengende samenstellen een binnenkoppeling (2) omvat, waarbij de andere van de eerste (1) en tweede (2) koppeloverbrengende samenstellen een buitenkoppeling (1) omvat, waarbij bij voorkeur het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) de binnenkoppeling (2) omvat.
8. Het systeem volgens één van de voorgaande conclusies, ingericht om respectieve aanvoeren van koelfluïdum door het eerste stroompad (4) en het derde stroompad (6) te combineren bij het eerste koppeloverbrengende samenstel (1), waarbij de aldus gecombineerde aanvoer van koelfluïdum bij het eerste koppeloverbrengende samenstel (1) in hoofdzaak overeenkomt met de aanvoer van koelfluïdum door het hoofdstroompad (3).
9. Het systeem volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende een bron (13) van koelfluïdum vanuit welke bron (13) het hoofdstroompad (3) zich uitstrekt.
10. Het systeem volgens conclusie 9, waarbij genoemde bron (13) is ingericht om de stroom van koelfluïdum door het hoofdstroompad (3) te regelen.
11. Het systeem volgens één van de voorgaande conclusies, bijvoorbeeld voor een hybride voertuig (14) met een verbrandingsmotor (15) en een elektromotor (16), waarbij het tweede koppeloverbrengende samenstel (2) is ingericht om draaimoment van een elektromotor (16) van een hybride voertuig (14) te ontvangen.
12. Een voertuig (14), bijvoorbeeld een hybride voertuig (14) met een verbrandingsmotor (15) en een elektromotor (16), omvattende een dubbelekoppelingtransmissiesysteem (17) volgens één van de voorgaande conclusies.
13. Een werkwijze voor het koelen van ten minste één van een veelvoud aan koppeloverbrengende samenstellen (1, 2) van een dubbelekoppelingtransmissiesysteem (17), bijvoorbeeld met gebruik van een systeem (17) volgens één van de conclusies 1 — 11, waarbij de werkwijze omvat: het een tweede (2) van de koppeloverbrengende samenstellen in aanvoeren van koelfluïdum; het afgeven van koelfluïdum vanaf genoemde tweede (2) van de koppeloverbrengende samenstellen; en het, bij voorkeur rechtstreeks, aanvoeren van koelfluïdum dat is afgegeven van genoemde tweede (2) van de koppeloverbrengende samenstellen naar een eerste (1) van de koppeloverbrengende samenstellen.
14. De werkwijze volgens conclusie 13, verder omvattende: het regelen van de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede (2) van de koppeloverbrengende samenstellen ten opzichte van een gelijktijdige aanvoer van koelfluïdum naar het eerste (1) van de koppeloverbrengende samenstellen.
15. De werkwijze volgens conclusie 14, waarbij het regelen ten minste één, bij voorkeur beide, omvat van: - het koppelen van het tweede (2) van de koppeloverbrengende samenstellen, daardoor de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede (2) van de koppeloverbrengende samenstellen in hoofdzaak vergrotend, in het bijzonder ten opzichte van de gelijktijdige aanvoer van koelfluïdum naar het eerste (1) van de koppeloverbrengende samenstellen, in het bijzonder zodanig dat een verhouding van de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede (2) van de koppeloverbrengende samenstellen tot de gelijktijdige aanvoer van koelfluïdum naar het eerste (1) van de koppeloverbrengende samenstellen tussen 5:95 en 90:10 is, bij voorkeur tussen 10:90 en 75:25, meer bij voorkeur tussen 15:85 en 60:40, meer bij voorkeur tussen 20:80 en 50:50, meer bij voorkeur tussen 25:75 en 40:60; en vervolgens - het ontkoppelen van het tweede (2) van de koppeloverbrengende samenstellen, daardoor de aanvoer van koelfluïdum naar het tweede (2) van de koppeloverbrengende samenstellen in hoofdzaak reducerend, bij voorkeur in hoofdzaak blokkerend, in het bijzonder ten opzichte van de gelijktijdige aanvoer van koelfluïidum naar het eerste (1) van de koppeloverbrengende samenstellen.
BE20196009A 2019-12-31 2019-12-31 Dubbelekoppelingtransmissiesysteem, voertuig en werkwijze voor koelen BE1027954B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20196009A BE1027954B1 (nl) 2019-12-31 2019-12-31 Dubbelekoppelingtransmissiesysteem, voertuig en werkwijze voor koelen
EP20839366.0A EP4085204A1 (en) 2019-12-31 2020-12-31 Dual clutch torque transmission system with concentric clutches and cooling fluid supply, vehicle with the system and method of cooling the system
PCT/EP2020/088067 WO2021136824A1 (en) 2019-12-31 2020-12-31 Dual clutch torque transmission system with concentric clutches and cooling fluid supply, vehicle with the system and method of cooling the system
CN202080091481.5A CN115176094A (zh) 2019-12-31 2020-12-31 带有同心离合器和冷却流体供应的双离合器扭矩传递***、带有该***的车辆和冷却该***的方法
US17/789,272 US11885381B2 (en) 2019-12-31 2020-12-31 Dual clutch torque transmission system with concentric clutches and cooling fluid supply, vehicle with the system and method of cooling the system

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20196009A BE1027954B1 (nl) 2019-12-31 2019-12-31 Dubbelekoppelingtransmissiesysteem, voertuig en werkwijze voor koelen

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1027954A1 BE1027954A1 (nl) 2021-07-29
BE1027954B1 true BE1027954B1 (nl) 2021-08-04

Family

ID=69941106

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20196009A BE1027954B1 (nl) 2019-12-31 2019-12-31 Dubbelekoppelingtransmissiesysteem, voertuig en werkwijze voor koelen

Country Status (5)

Country Link
US (1) US11885381B2 (nl)
EP (1) EP4085204A1 (nl)
CN (1) CN115176094A (nl)
BE (1) BE1027954B1 (nl)
WO (1) WO2021136824A1 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6059682A (en) * 1997-01-31 2000-05-09 Luk Getriebe-Systeme Gmbh Apparatus for cooling clutches on a transmission shaft
JP2011012736A (ja) * 2009-07-01 2011-01-20 Honda Motor Co Ltd 自動変速機のクラッチ潤滑構造
JP2011052746A (ja) * 2009-09-01 2011-03-17 Honda Motor Co Ltd 湿式多板クラッチ
DE102015208372A1 (de) * 2014-09-26 2016-03-31 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Mehrfachkupplungseinrichtung für ein Nutzfahrzeug sowie Drehmomentübertragungseinrichtung oder Kupplung
DE102015210071A1 (de) * 2015-06-01 2016-12-01 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Drehmomentübertragungseinrichtung
US20180230676A1 (en) * 2015-10-09 2018-08-16 Komatsu Ltd. Bulldozer
FR3090772A1 (fr) * 2018-12-21 2020-06-26 Valeo Embrayages double embrayage humide et son procédé de refroidissement

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102005007685A1 (de) * 2005-02-19 2006-08-31 Zf Friedrichshafen Ag Kühlölzuführung für ein nasslaufendes Schalt-bzw. Anfahrelement
EP1914434A3 (de) * 2006-10-21 2010-03-24 LuK Lamellen und Kupplungsbau Beteiligungs KG Drehmomentübertragungseinrichtung
JP4414996B2 (ja) * 2006-11-21 2010-02-17 株式会社エクセディ 複式クラッチ装置
US10378615B2 (en) * 2014-12-26 2019-08-13 Aisin Aw Co., Ltd. Clutch and speed change device including the same
DE102016002908A1 (de) * 2015-04-14 2016-10-20 Borgwarner Inc. Antriebsstang für ein Hybridfahrzeug

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6059682A (en) * 1997-01-31 2000-05-09 Luk Getriebe-Systeme Gmbh Apparatus for cooling clutches on a transmission shaft
JP2011012736A (ja) * 2009-07-01 2011-01-20 Honda Motor Co Ltd 自動変速機のクラッチ潤滑構造
JP2011052746A (ja) * 2009-09-01 2011-03-17 Honda Motor Co Ltd 湿式多板クラッチ
DE102015208372A1 (de) * 2014-09-26 2016-03-31 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Mehrfachkupplungseinrichtung für ein Nutzfahrzeug sowie Drehmomentübertragungseinrichtung oder Kupplung
DE102015210071A1 (de) * 2015-06-01 2016-12-01 Schaeffler Technologies AG & Co. KG Drehmomentübertragungseinrichtung
US20180230676A1 (en) * 2015-10-09 2018-08-16 Komatsu Ltd. Bulldozer
FR3090772A1 (fr) * 2018-12-21 2020-06-26 Valeo Embrayages double embrayage humide et son procédé de refroidissement

Also Published As

Publication number Publication date
EP4085204A1 (en) 2022-11-09
WO2021136824A1 (en) 2021-07-08
US20230032419A1 (en) 2023-02-02
BE1027954A1 (nl) 2021-07-29
CN115176094A (zh) 2022-10-11
US11885381B2 (en) 2024-01-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7591755B2 (en) Hydraulic circuit for a toroidal transmission
CN107336597B (zh) 车辆的供油***及其控制方法
JP7458922B2 (ja) 潤滑剤リザーバを備えた駆動装置
US8568262B2 (en) Transmission hydraulic control system having a main line feed accumulator
US20050235637A1 (en) Hydraulic system and automatic gearbox
US20100126163A1 (en) Hydraulic control unit
KR20150113968A (ko) 오일 공급 장치
CN110167780A (zh) 具有按需离合器上油的液压离合器致动***
CN105626855B (zh) 变速器和集成分动箱
CN101135372A (zh) 车辆用动力传递装置的液压控制装置
JP5692358B2 (ja) ベルト式無段変速機
CN107816463A (zh) 具有多条输入管路的液压的驱动***
US20180135743A1 (en) Multi-pressure hydraulic control system for a continuously variable automatic transmission
JP6529441B2 (ja) Awd車両における流体式のディスクカップリングの作動方法およびディスクカップリング
CN110612400B (zh) 用于冷却油的切换单元和具有切换单元的混合动力模块
US8402993B2 (en) Hydraulic fluid cooling system for a dual clutch automatic transmission
BE1027954B1 (nl) Dubbelekoppelingtransmissiesysteem, voertuig en werkwijze voor koelen
CN115516231B (zh) 用于双离合变速器的液压回路以及用于运行该液压回路的方法
US20190063598A1 (en) Hydraulic control device
US20180080545A1 (en) Directional valve for multi-pressure hydraulic control system
WO2016168131A1 (en) Multi-pressure hydraulic control system for a step-gear automatic transmission
US8967351B2 (en) Transmission clutch piston compensator feed circuit
US11796048B2 (en) Differential with passive thermal-management system
CN107850206A (zh) 用于运行机动车的自动变速器的方法
CN111197645B (zh) 变矩器组件以及包括该变矩器组件的车辆

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210804