BE1027244B1 - Lamellendak - Google Patents

Lamellendak Download PDF

Info

Publication number
BE1027244B1
BE1027244B1 BE20195290A BE201905290A BE1027244B1 BE 1027244 B1 BE1027244 B1 BE 1027244B1 BE 20195290 A BE20195290 A BE 20195290A BE 201905290 A BE201905290 A BE 201905290A BE 1027244 B1 BE1027244 B1 BE 1027244B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
slats
profile
discharge profile
closed position
drain
Prior art date
Application number
BE20195290A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027244A9 (nl
BE1027244A1 (nl
Inventor
Meulemeester Lennart De
Kristof Lemiegre
Bart Pieter Jules Abeel
Original Assignee
Renson Sunprotection Screens Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Renson Sunprotection Screens Nv filed Critical Renson Sunprotection Screens Nv
Priority to BE20195290A priority Critical patent/BE1027244A9/nl
Publication of BE1027244A1 publication Critical patent/BE1027244A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027244B1 publication Critical patent/BE1027244B1/nl
Publication of BE1027244A9 publication Critical patent/BE1027244A9/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B7/00Roofs; Roof construction with regard to insulation
    • E04B7/16Roof structures with movable roof parts
    • E04B7/163Roof structures with movable roof parts characterised by a pivoting movement of the movable roof parts
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F10/00Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
    • E04F10/08Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of a plurality of similar rigid parts, e.g. slabs, lamellae
    • E04F10/10Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of a plurality of similar rigid parts, e.g. slabs, lamellae collapsible or extensible; metallic Florentine blinds; awnings with movable parts such as louvres

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Specific Sealing Or Ventilating Devices For Doors And Windows (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een lamellendak (1), omvattende - meerdere lamellen (3), die evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld, roteerbaar tussen een gesloten stand en een open stand; - een zijgoot (4), die onder respectievelijke uiteinden (5) van deze lamellen (3) is opgesteld; - een afvoerprofiel (6), dat los van de lamellen (3) is opgesteld en verplaatsbaar is ten opzichte van de zijgoot (4) tussen een gesloten stand, voor het opvangen van op de lamellen (3) invallende neerslag (8) en afvoeren van deze neerslag (8) naar de zijgoot (4) en een open stand om plaats te maken voor de rotatie van de lamellen (3); - overbrengingsmiddelen voor het overbrengen van de rotatiebeweging van de lamellen (3) naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel (6). Daarnaast omvat deze uitvinding een werkwijze voor het aanpassen van een bestaand lamellendak (1) tot een lamellendak (1) volgens deze uitvinding.

Description

LAMELLENDAK Deze uitvinding betreft een lamellendak, omvattende - meerdere lamellen, die nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld, roteerbaar rond respectievelijke lamelassen tussen een gesloten stand, waarin deze lamellen samen een gesloten afdak vormen, en een open stand, waarin zich een tussenruimte tussen deze lamellen uitstrekt; - een zijgoot, die aan één zijde van deze lamellen nagenoeg dwars op deze lamellen onder de respectievelijke uiteinden van deze lamellen is opgesteld; - een afvoerprofiel, dat aan de genoemde zijde van de lamellen is opgesteld, verplaatsbaar ten opzichte van de zijgoot tussen een gesloten stand, voor het opvangen van op de lamellen invallende neerslag en afvoeren van deze neerslag naar de zijgoot en een open stand om plaats te maken voor de rotatie van de lamellen; - en overbrengingsmiddelen voor het overbrengen van de rotatiebeweging van de lamellen naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel.
Daarnaast betreft deze uitvinding een werkwijze voor het aanpassen van een lamellendak dat meerdere lamellen omvat, die nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld, roteerbaar tussen een gesloten stand, waarin deze lamellen samen een gesloten dak vormen, en een open stand, waarin zich een tussenruimte tussen deze lamellen uitstrekt en een zijgoot, die aan één zijde van deze lamellen nagenoeg dwars op deze lamellen onder de respectievelijke uiteinden van deze lamellen is opgesteld.
Dergelijke lamellendaken met roteerbare lamellen worden meestal ingezet voor het afschermen van een buitenruimte, als terrasoverkapping of verandadak, enz.
In gesloten stand vormen de lamellen een waterdicht dak.
Door de lamellen te roteren tussen hun gesloten stand en hun open stand kan lichtinval en ventilatie naar de ruimte onder de lamellen toe geregeld worden.
Door het richten van de lamellen kan zon en/of wind afgeschermd worden of juist doorgelaten worden.
Neerslag die in de gesloten stand van de lamellen op de lamellen invalt, wordt in hoofdzaak via de lamellen, die hiertoe kunnen voorzien zijn van lamelgoten, naar de zijgoot afgevoerd en daarna via een afvoergoot of via een voorgoot, die vooraan het lamellendak kan voorzien worden, weg van het lamellendak afgevoerd. Een deel van deze neerslag kan eventueel ook afgevoerd worden via een zijgoot die aan de zijde van de lamellen is opgesteld tegenovergesteld aan de zijde van de eerstgenoemde zijgoot. Verder in de octrooiaanvraag wordt enkel naar de eerstgenoemde zijgoot verwezen. De lamellen zijn typisch geheld naar deze zijgoot toe opgesteld.
Om toe te laten dat de lamellen boven de zijgoot kunnen roteren, zijn deze op een zekere afstand ten opzichte van deze zijgoot opgesteld. Om roteren van de lamellen toe te laten en toch voldoende neerslagwater af te kunnen voeren, omvat de zijgoot in de praktijk enerzijds een binnenzijwand die op een zekere afstand onder de lamellen is opgesteld en anderzijds een buitenzijwand die weg van de lamellen zich minstens gedeeltelijk naast de lamellen uitstrekt. De buitenzijwand wordt voldoende hoog uitgevoerd om neerslagwater dat met een zekere kracht van de lamellen stroomt door deze buitenzijwand op te kunnen vangen. De binnenzijwand kan in de praktijk echter niet voldoende hoog uitgevoerd worden om neerslagwater in alle omstandigheden binnen de zijgoot te houden, omdat deze anders het roteren van de lamellen zou hinderen. In de praktijk ziet men dat neerslagwater dat vanuit de lamelgoten in de zijgoot valt, vaak opspat over de binnenzijwanden en zo in de ruimte onder het lamellendak terechtkomt.
Er werden reeds meerdere oplossingen gezocht om het op deze manier in de binnenruimte binnendringen van neerslagwater te beperken.
In FR 2 676 079 Al is een variant van een lamellendak beschreven waarbij de zijgoot in hoogte verplaatsbaar is en de verplaatsing van de beweging gekoppeld 1s met de rotatie van de lamellen, zodat de afwatering van de lamellen op een minimale hoogte boven de zijgoot kan plaatsvinden. Dit biedt een gedeeltelijke oplossing tegen het opspatten van het water uit de zijgoot over de binnenzijwand, maar verplaatst het probleem naar de afwatering van de zijgoot naar een afvoerpijp toe of naar een voorgoot van het lamellendak toe. In EP 1 127 992 zijn de lamellen zijdelings voorzien van plaatdelen die zich tussen de lamellen en de zijgoot uitstrekken. Deze plaatdelen zijn voorzien om de bewegingsmechaniek voor roteren van de lamellen aan het zicht te onttrekken. In DE 20 2004 016 025 UI is beschreven dat deze plaatdelen ook in de zijgoot opspattend water kunnen tegenhouden. In de praktijk merkt men echter dat dergelijke plaatdelen opspattend water onvoldoende tegenhouden.
Net als bij andere anti-druipelementen, die individueel per lamel worden voorzien, zoals bijvoorbeeld ook de individuele anti-druipelementen beschreven in EP 2 589 720 Al, in WO 2014/136095 A1 of in WO 2015/063699 A1, kan neerslag naast dergelijke individuele anti-druipelementen doordringen.
InFR2 701 977 Al is een oplossing beschreven die bedoeld is voor een lamellendak waarbij de lamellen roteren rond een as die aan een langszijde van de lamel is opgesteld. Een dichting is bovenaan de binnenzijwand van de zijgoot aangebracht net onder de respectievelijke uiteinden van de lamellen. De lamellen strekken zich bij rotatie aan deze zijde steeds op een zelfde hoogte ten opzichte van de zijgoot uit, waarbij de genoemde dichting waterindringing zo goed mogelijk vermijdt. Deze oplossing is echter niet geschikt voor lamellendaken waarbij de as van de lamellen niet aan een langszijde van de lamel is opgesteld.
In het lamellendak uit DE 34 12 770 Al is eveneens een dergelijke dichting bovenaan de binnenzijwand van de zijgoot aangebracht, maar is de as van de lamellen niet aan een langszijde van de lamel opgesteld. De dichting doet hierbij dan enkel dienst in gesloten stand van de lamellen. Om de lamellen te kunnen verdraaien dient men het deel van de binnenzijwand waar deze dichting is voorzien, te verschuiven tot voorbij de uiteinden van de lamellen. Op dat moment zal restwater dat nog op de lamellen aanwezig is, bij roteren van de lamellen, vrij in de ruimte vallen die door het lamellendak wordt afgeschermd.
In FR 3 042 802 Al en ITUD20120217 A1 zijn lamellendaken beschreven, volgens het inleidende deel van de eerste conclusie. Aan weerszijden van de lamellen is een afvoerprofiel voorzien. Elk afvoerprofiel is scharnierbaar onderaan de corresponderende uiteinden van de lamellen bevestigd en hangt neer in de zijgoot, om neerslag van de lamellen op te vangen en naar de respectievelijk zijgoot af te voeren. Bij rotatie van de lamellen wordt dit afvoerprofiel, doordat dit scharnierbaar aan de lamellen is bevestigd, verplaatst in de zijgoot om zo in elke stand van de lamellen voor een verbeterde waterafvoer te kunnen zorgen. Dit afvoerprofiel strekt zich daarbij hoofdzakelijk volgens een lengterichting dwars op de lengterichting van de lamellen uit.
Dit afvoerprofiel wordt hierbij echter ook in zijn lengterichting in de zijgoot verplaatst, zodat, om deze verplaatsing mogelijk te maken, ofwel de zijgoot een stuk langer dient uitgevoerd te worden dan de lengte waarover de lamellen zich ten opzichte van de zijgoot uitstrekken, ofwel het afvoerprofiel een stuk korter dient uitgevoerd te worden dan deze lengte. Er blijft op deze manier een zone aan het uiteinde van dit afvoerprofiel over waar neerslag nog steeds kan opspatten over de binnenzijwand van de zijgoot.
Het doel van deze uitvinding is om te voorzien in een lamellendak volgens het inleidende deel van de eerste conclusie, waarbij de waterdichtheid ter hoogte van de afwatering van de lamellen in de zijgoot verder is verhoogd.
Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een lamellendak omvattende - meerdere lamellen, die nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld, roteerbaar rond respectievelijke lamelassen tussen een gesloten stand, waarin deze lamellen samen een gesloten afdak vormen, en een open stand, waarin zich een tussenruimte tussen deze lamellen uitstrekt; - een zijgoot, die aan één zijde van deze lamellen nagenoeg dwars op deze lamellen onder de respectievelijke uiteinden van deze lamellen is opgesteld;
- een afvoerprofiel, dat aan de genoemde zijde van de lamellen is opgesteld, los van de lamellen en verplaatsbaar ten opzichte van de zijgoot tussen een gesloten stand, voor het opvangen van op de lamellen invallende neerslag en afvoeren van deze neerslag naar de zijgoot en een open stand om plaats te 5 maken voor de rotatie van de lamellen; - en overbrengingsmiddelen voor het overbrengen van de rotatiebeweging van de lamellen naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel. Door het afvoerprofiel los van de lamellen op te stellen kan de rotatiebeweging van de lamellen overgebracht worden op een verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel, zonder dat hiertoe een verplaatsing volgens de lengterichting van het afvoerprofiel (dwars op de lengterichting van de lamellen) noodzakelijk is. Het afvoerprofiel kan hierbij op verschillende mogelijke manieren bevestigd worden. Dit afvoerprofiel kan bijvoorbeeld aan een ligger bevestigd worden waaraan de lamellen roteerbaar zijn bevestigd. De zijgoot kan eventueel geïntegreerd zijn in een dergelijke ligger. Wanneer de zijgoot los van een dergelijke ligger is opgesteld, dan kan het afvoerprofiel aan de ligger of aan de zijgoot bevestigd worden. Wanneer het afvoerprofiel aan de zijgoot wordt bevestigd, dan wordt dit afvoerprofiel bij voorkeur aan de buitenzijwand van de zijgoot bevestigd, gezien dit afvoerprofiel daar eenvoudiger op een esthetische manier bevestigd kan worden, dit bijvoorbeeld met behulp van bevestigingsmiddelen. Alternatief is het bijvoorbeeld ook mogelijk om het afvoerprofiel aan de bodem, of aan de binnenzijwand van de zijgoot te bevestigen. Ook een combinatie van dergelijke bevestigingen is mogelijk.
Het afvoerprofiel van een lamellendak kan eendelig uitgevoerd zijn, maar kan bijvoorbeeld ook uitgevoerd zijn als een profiel waaraan één of meerdere dichtingsprofielen zijn bevestigd. Bij de verplaatsing van het afvoerprofiel is de bovenrand van het afvoerprofiel in de gesloten stand van het afvoerprofiel bij voorkeur hoger opgesteld dan in de open stand van het afvoerprofiel. Deze bovenrand is een rand van het afvoerprofiel, die minstens in de gesloten stand van het afvoerprofiel bovenaan het afvoerprofiel is opgesteld. Wanneer deze bovenrand in de gesloten stand hoger is dan in de open stand, is in de breedterichting van de zijgoot (lengterichting van de lamellen) minder ruimte nodig om deze verplaatsingsbeweging te kunnen realiseren. De zijgoot kan dan relatief smal uitgevoerd worden. Er zijn verschillende manieren om een dergelijke verplaatsing van het afvoerprofiel met een verplaatsing van de bovenrand in de hoogterichting te realiseren. Het afvoerprofiel kan hierbij volledig in hoogterichting verplaatst worden, of bijvoorbeeld ook in delen die telescopisch ten opzichte van elkaar verplaatsbaar voorzien worden.
Het is mogelijk om het afvoerprofiel daarbij louter in de hoogte verplaatsbaar te voorzien. Om de verplaatsing van het afvoerprofiel op een compacte manier te realiseren, verplaatst deze bovenrand zich bij voorkeur echter ook volgens de lengterichting van de lamellen tussen de open stand en de gesloten stand van het afvoerprofiel.
De zijgoot kan dan relatief laag uitgevoerd worden. Wanneer deze zijgoot in een ligger van het lamellenak is opgenomen, of hieraan is bevestigd, dan kan ook de hoogte van deze ligger beperkt worden.
Er zijn verschillende manieren om een dergelijke verplaatsing van het afvoerprofiel met een verplaatsing van de bovenrand in de breedterichting te realiseren.
Het afvoerprofiel kan hierbij evenwijdig aan zichzelf verplaatst worden en/of roteerbaar.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm is het afvoerprofiel hiertoe scharnierbaar in de zijgoot opgesteld. Een afvoerprofiel dat scharnierbaar in de zijgoot is opgesteld, is ook bijzonder geschikt om hiermee bestaande lamellendaken uit te rusten.
In een specifieke uitvoeringsvorm van een lamellendak volgens deze uitvinding grenst de bovenrand van het afvoerprofiel in de gesloten stand van de lamellen en in de gesloten stand van het afvoerprofiel aan de onderkant van de lamellen. Bij voorkeur sluit dit afvoerprofiel daarbij naadloos op de onderkant van de lamellen aan, zodat het afvoerprofiel de ruimte tussen de zijgoot en deze lamellen volledig kan afsluiten. Op deze manier kan lichtinval en/of tocht en/of doordringen van insecten en/of vuil in de ruimte onder het lamellendak in de gesloten stand geminimaliseerd worden. Bij voorkeur sluiten de onderkanten van de lamellen daarbij dan ook op elkaar aan om een nagenoeg doorlopend vlak te vormen. Om beschadiging van de lamellen (lakschade, profielschade door wrijving, …) te vermijden, blijft het afvoerprofiel bij voorkeur vrij van contact met deze lamellen, dit in alle posities die het afvoerprofiel tijdens de verplaatsingsbeweging inneemt.
De zijgoot van een lamellendak volgens deze uitvinding 1s bij voorkeur rechtstreeks onder het genoemde uiteinde van de lamellen opgesteld, en niet in een zone zijdelings naast de lamellen. Het is eenvoudiger om afwatering van de lamellen naar de zijgoot toe te realiseren wanneer deze zijgoot verticaal gezien onder de respectievelijke uiteinden van de lamellen is opgesteld en niet schuin gezien hier onder. De buitenzijwand van de zijgoot bevindt zich daarbij in een zone zijdelings naast de lamellen, de bodem van de zijgoot bevindt zich daarbij rechtstreeks onder het respectievelijke uiteinde en de binnenzijwand van de zijgoot bevindt zich daarbij rechtstreeks onder de lamellen.
De bovenrand van de binnenzijwand van de zijgoot van een lamellendak volgens deze uitvinding komt bij voorkeur in alle posities van het afvoerprofiel minstens zo hoog als de onderrand van het afvoerprofiel. Ook tijdens het openen van de lamellen en het verplaatsen van het afvoerprofiel naar zijn open stand kan het afvoerprofiel op deze manier neerslag blijven afvoeren naar de zijgoot toe. Deze onderrand van het afvoerprofiel is een rand van het afvoerprofiel die minstens in de gesloten stand van het afvoerprofiel onderaan het afvoerprofiel is opgesteld. De overbrengingsmiddelen voor het overbrengen van de rotatiebeweging van de lamellen naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel kunnen op heel wat verschillende manieren uitgevoerd worden, zolang ze er enerzijds voor kunnen zorgen dat in de gesloten stand van de lamellen het afvoerprofiel zich in zijn gesloten stand bevindt en anderzijds dat bij rotatie van de lamellen dit afvoerprofiel plaats maakt voor deze lamellen, zodat de rotatie van de lamellen niet gehinderd wordt door dit afvoerprofiel.
In een specifieke uitvoeringsvorm omvatten de overbrengingsmiddelen terugbrengmiddelen, die een terugbrengkracht op het afvoerprofiel uitoefenen, die het afvoerprofiel naar zijn gesloten stand toe duwt.
Bij het openen van de lamellen kunnen de lamellen of verdere overbrengingsmiddelen dan een kracht uitoefenen tegen deze terugbrengkracht in, om het afvoerprofiel naar zijn open stand te brengen.
Meer specifiek kunnen deze terugbrengmiddelen meerdere verende elementen omvatten, die volgens de lengterichting van het afvoerprofiel gezien verspreid over het afvoerprofiel zijn opgesteld.
Nog meer specifiek kan het afvoerprofiel bijvoorbeeld met behulp van veerscharnieren aan de zijgoot bevestigd zijn, waarbij de veren uit deze veerscharnieren de verende elementen zijn die de genoemde terugbrengmiddelen vormen.
De overbrengingsmiddelen kunnen verder meer specifiek een boogvormig geleidingselement omvatten dat ter hoogte van één van de lamellen aan het afvoerprofiel is voorzien of aan deze lamel of aan de corresponderende lamelas is voorzien, voor het volgens deze boogvorm controleren van de overbrenging van de rotatiebeweging van de lamellen naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel. Met een dergelijk boogvormig geleidingselement kan er eenvoudig voor gezorgd worden dat het afvoerprofiel volgens een vloeiende beweging kan verplaatst worden tussen zijn open stand en zijn gesloten stand.
Wanneer een dergelijk boogvormig geleidingselement aan de lamel of aan de lamelas is voorzien, dan kan deze de vorm aannemen van een nok met de lamelas als nokkenas. De boogvorm is dan hoofdzakelijk convex uitgevoerd.
Wanneer een dergelijk boogvormig geleidingselement aan het afvoerprofiel 1s voorzien, dan vormt dit bij voorkeur een negatieve nok met een hoofdzakelijk concave boogvorm.
Een dergelijk boogvormig geleidingselement wordt bij voorkeur hoofdzakelijk plaatvormig uitgevoerd. Dit geleidingselement strekt zich bij voorkeur hoofdzakelijk volgens de lengterichting van het afvoerprofiel uit.
Een dergelijk boogvormig geleidingselement wordt bij voorkeur aan de zijde van het afvoerprofiel opgesteld, die naar de buitenzijwand van de zijgoot toe is gericht, om dit geleidingselement aan het oog te onttrekken.
Wanneer de overbrengingsmiddelen een dergelijk geleidingselement omvatten, dan zijn bij voorkeur meerdere soortgelijke geleidingselementen verspreid over dit afvoerprofiel opgesteld.
In een lamellendak volgens deze uitvinding zijn de lamellen aan hun genoemde uiteinde bij voorkeur voorzien van een druipneus om in alle standen van de lamellen een maximale afvoer van neerslag in de zijgoot te verzekeren. Een dergelijke druipneus is aan het uiteinde van de lamel bevestigd en strekt zich minstens gedeeltelijk onder de lamel uit, waarbij deze neerhang ten opzichte van de onderzijde van de lamel. Wanneer een dergelijke lamel voorzien is van een lamelgoot met een uitmondopening aan het betreffende uiteinde van de lamel, dan strekt deze druipneus zich bij voorkeur minstens onder deze uitmondopening uit. Een dergelijke druipneus verhindert dat neerslag die via de lamel afgevoerd wordt aan de onderzijde van de lamel blijft hangen onder invloed van adhesiekrachten en via deze onderzijde in de binnenruimte onder het lamellendak doordringt en afdruipt.
Wanneer de lamellen van een lamellendak volgens deze uitvinding zijn voorzien van een dergelijke druipneus, dan strekt de bovenrand van het afvoerprofiel zich bij voorkeur in zijn gesloten stand rechtstreeks onder de lamellen en zijdelings naast de druipneuzen van deze lamellen uit.
Bij uitvoeringsvormen met een dergelijke druipneus kan deze druipneus meer specifiek uitgevoerd zijn als een genoemd boogvormig geleidingselement dat deel uitmaakt van de overbrengingsmiddelen.
In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een lamellendak volgens deze uitvinding is het afvoerprofiel los van de lamelassen opgesteld of losmaakbaar van de lamelassen voorzien en zijn de lamellen verschuifbaar in het lamellendak opgesteld.
Het doel van deze uitvinding wordt verder ook bereikt door te voorzien in een werkwijze voor het aanpassen van een lamellendak dat meerdere lamellen omvat, die nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld, roteerbaar tussen een gesloten stand, waarin deze lamellen samen een gesloten dak vormen, en een open stand, waarin zich een tussenruimte tussen deze lamellen uitstrekt en een zijgoot, die aan één zijde van deze lamellen nagenoeg dwars op deze lamellen onder de respectievelijke uiteinden van deze lamellen is opgesteld, waarbij aan de genoemde zijde van de lamellen een afvoerprofiel aan de zijgoot wordt bevestigd, verplaatsbaar in deze zijgoot tussen een gesloten stand, voor het geleiden van op de lamellen invallende neerslag naar de zijgoot en een open stand om plaats te maken voor de rotatie van de lamellen en waarbij middelen voorzien worden voor het overbrengen van de rotatiebeweging van de lamellen naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel.
Een dergelijke werkwijze volgens deze uitvinding is bijzonder geschikt om een bestaand lamellendak om te vormen tot een hierboven beschreven uitvoeringsvorm van een lamellendak volgens deze uitvinding.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele lamellendaken en werkwijzen volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten. In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - Figuur 1 een deel van een lamellendak volgens de stand van de techniek in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven, waarbij de invloed van wind op het afvoeren van neerslag schematisch is weergegeven; - Figuur 2 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met een eerste uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel en een eerste uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven, waarbij de invloed van wind op het afvoeren van neerslag schematisch is weergegeven; - Figuur 3 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met een tweede uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel en de eerste uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven; - Figuren 4 tot 7 een deel van het lamellendak uit figuur 2, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven, met de lamel en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 4) en de open stand (figuur 7); - Figuren 8 tot 11 een deel van het lamellendak uit figuur 2, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de lamellen, met zicht op de zijgoot, ter hoogte van enkele lamellen is weergegeven, met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 8) en de open stand (figuur 11); - Figuren 12 tot 15 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met een derde uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 12) en de open stand (figuur 15);
- Figuren 16 tot 19 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met een vierde uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel, in doorsnede,
doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 16) en de open stand (figuur 19);
- Figuren 20 tot 23 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met een vijfde uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 20) en de open stand (figuur 23);
- Figuren 24 tot 27 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met een zesde uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 24) en de open stand (figuur 27);
- Figuren 28 tot 31 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met een zevende uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel, in doorsnede,
doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 28) en de open stand (figuur 31);
- Figuren 32 en 33 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met een achtste uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel en een tweede uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven met de lamellen en het afvoerprofiel in de gesloten stand
(figuur 32) en de open stand (figuur 33);
- Figuren 34 en 35 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met de achtste uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel en een derde uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven met de lamellen en het afvoerprofiel in de gesloten stand (figuur 34) en de open stand (figuur 35);
- Figuren 36 en 37 een deel van het lamellendak uit figuren 34 en 35, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de lamellen, ter hoogte van enkele lamellen is weergegeven, met de lamellen en de overbrengingsmiddelen in de gesloten stand (figuur 36) en de open stand (figuur 37);
- Figuren 38 tot 41 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met een negende uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel en een vierde uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven, met de lamel en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 38) en de open stand (figuur 41);
- Figuren 42 tot 45 een deel van het lamellendak uit figuren 38 tot 41, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de lamellen, met zicht op de zijgoot, ter hoogte van enkele lamellen is weergegeven, met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 42) en de open stand (figuur 45);
- Figuren 46 tot 49 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met de eerste uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel en een vijfde uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven,
met de lamel en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 46) en de open stand (figuur 49),
- Figuren 50 tot 53 een deel van het lamellendak uit figuren 46 tot 49, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de lamellen, met zicht op de zijgoot, ter hoogte van enkele lamellen is weergegeven, met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 50) en de open stand (figuur 53);
- Figuren 54 tot 57 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met een tiende uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel en een zesde uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven, met de lamel en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 54) en de open stand (figuur 57);
- Figuren 58 tot 61 een deel van het lamellendak uit figuren 54 tot 57, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de lamellen, met zicht op de zijgoot, ter hoogte van enkele lamellen is weergegeven, met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 58) en de open stand (figuur 61);
- Figuren 62 tot 65 een deel van een lamellendak volgens de uitvinding, met de achtste uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel en een zevende uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de zijgoot, met zicht op een lamel ter hoogte van deze zijgoot is weergegeven, met de lamel en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 62) en de open stand (figuur 65); - Figuren 66 tot 69 een deel van het lamellendak uit figuren 62 tot 65, in doorsnede, doorgesneden dwars doorheen de lamellen, met zicht op de zijgoot, ter hoogte van enkele lamellen is weergegeven, met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 66) en de open stand (figuur 69); - Figuren 70 tot 73 een deel van een lamellendak volgens deze uitvinding met de zesde uitvoeringsvorm van afvoerprofiel en een achtste uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen, in doorsnede, doorgesneden doorheen de lamellen, met zicht op de zijgoot, ter hoogte van enkele lamellen is weergegeven, met de lamellen en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 70) en de open stand (figuur 73); - Figuren 74 tot 77 een deel van het lamellendak uit figuren 70 en 73 in meer detail is weergegeven ter hoogte van de overbrengingsmiddelen, met zicht op een deel van een lamel, met deze lamel en het afvoerprofiel in verschillende standen tussen de gesloten stand (figuur 74) en de open stand (figuur 77). De afgebeelde lamellendaken (1) omvatten meerdere lamellen (3) die evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld tussen en dwars op twee evenwijdig aan elkaar opgestelde liggers (2). Samen met verdere liggers (18) kunnen deze liggers (2) samengesteld zijn tot een kader, zoals afgebeeld in figuur 3. De liggers (2, 18) kunnen aan een buitenmuur bevestigd zijn en/of op kolommen (17) gemonteerd zijn, zoals afgebeeld in figuur 3.
De lamellen (3) zijn telkens roteerbaar rond een respectievelijke rotatieas (9) opgesteld, waarbij ze simultaan kunnen roteren tussen een gesloten stand en een open stand. In de afgebeelde uitvoeringsvormen zijn de lamellen (3) telkens over meer dan 90° roteerbaar. Uiteraard is het mogelijk om alternatieve uitvoeringsvormen uit te werken waarbij de lamellen (3) over een andere hoek roteerbaar opgesteld zijn. In de open stand kan licht en lucht tussen de lamellen (3) doorstromen naar de onderliggende ruimte. In de gesloten stand vormen de lamellen (3) samen een gesloten afdak.
De afgebeelde lamellen (3) omvatten aan een eerste langszijde een lamelgoot (38). De lamellen (3) zijn geheld opgesteld, waarbij de lamelgoot (38) van elke lamel (3) afhelt naar een uitmondopening toe, die in een uiteinde (5) van deze lamel (3) is voorzien. Om de waterafvoer van neerslag (8) die op de lamellen (3) valt, vlot te kunnen laten gebeuren, is, in gesloten stand van de lamellen (3) gezien, het bovenoppervlak van elke lamel (3) licht geheld naar de lamelgoot (38) toe uitgevoerd, zodat alle hierop invallende neerslag (8) naar de lamelgoot (38) toe wordt afgevoerd.
Onder de respectievelijke uitmondopeningen, is in de corresponderende ligger (2) waaraan de lamellen (3) zijn bevestigd, een zijgoot (4) voorzien, waarlangs de neerslag (8) verder wordt afgeleid. Deze zijgoot (4) is rechtstreeks onder de corresponderende uiteinden (5) van de lamellen (3) opgesteld. De opstaande buitenzijwand (10) van deze zijgoot (4) strekt zich zijdelings naast de lamellen (3) tot net boven de lamellen (3), in gesloten stand ervan gezien, uit, zodat neerslagwater (8) dat uit de lamelgoten (38) stroomt in de zijgoot (4) blijft. De rotatieassen (9) van de lamellen (3) zijn doorheen deze buitenzijwand (10) bevestigd. De bodem (11) van de zijgoot (4) bevindt zich rechtstreeks onder de uiteinden (5) van de lamellen (3). Onder de lamellen (3) strekt de opstaande binnenzijwand (12) van deze zijgoot (4) zich tot op een zekere afstand van de lamellen (3) uit, zodat de lamellen (3) ongehinderd langs deze zijgoot (4) kunnen roteren. Samen met de bodem (11) vormen de opstaande binnenzijwand (12) en de opstaande buitenzijwand (10) een hoofdzakelijk U-vormige zijgoot (4).
Onder de uitmondopening is elke lamel (3) aan zijn corresponderende uiteinde (5) voorzien van een druipneus (13), die neerhangt ten opzichte van de onderzijde van de lamel (3). Deze druipneus (13) verhindert dat neerslag (8) door adhesiekrachten via de onderzijde (37) van de lamel (3) naar de binnenruimte onder het lamellendak (1) kan doordringen.
In figuur 1 is te zien hoe bij de stand van de techniek wind (7) er toch nog voor kan zorgen dat neerslag (8) doordringt via de ruimte tussen de lamellen (3) en de binnenzijwand (12) van de zijgoot (4).
Volgens de uitvinding zijn de afgebeelde uitvoeringsvormen daarom voorzien van een afvoerprofiel (6), dat aan de zijgoot (4) is bevestigd en is opgesteld om op de lamellen (3) invallende neerslag (8) op te vangen en af te voeren naar de zijgoot (4) toe, zoals te zien is in figuur 2.
Opdat dit afvoerprofiel (6) het roteren van de lamellen (3) niet zou hinderen, is dit afvoerprofiel (6) telkens verplaatsbaar opgesteld in deze zijgoot (4) om plaats te maken voor de rotatie van de lamellen (3). Het afvoerprofiel (6) is daarbij verplaatsbaar tussen een gesloten stand, wanneer de lamellen (3) zich in hun gesloten stand bevinden en een open stand, wanneer de lamellen (3) zich in hun open stand bevinden. Telkens zijn overbrengingsmiddelen voorzien voor het overbrengen van de rotatiebeweging van de lamellen (3) naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel (6).
In alle afgebeelde uitvoeringsvormen bevindt de bovenrand (34) van het afvoerprofiel (6), die in de gesloten stand bovenaan het afvoerprofiel (6) is opgesteld zich in de open stand lager. In de gesloten stand strekt deze bovenrand (34) zich telkens rechtstreeks onder de lamellen (3) uit, zijdelings naast de druipneus (13).
De onderrand (35) van dit afvoerprofiel (6) is in elke stand van het afvoerprofiel (6) lager opgesteld dan de bovenrand (36) van de binnenzijwand (12) van de zijgoot.
In een eerste afgebeelde uitvoeringsvorm (zie figuren 2, 4-11 en 46-53) is het afvoerprofiel (6) uitgevoerd als een vlakke plaat die met behulp van veerscharnieren (14) aan de buitenzijwand (10) van de zijgoot (4) is bevestigd. De veerscharnieren (14) duwen het afvoerprofiel (6) daarbij naar de lamellen (3) toe. Bij het openen van de lamellen (3) scharniert dit afvoerprofiel (6) eerst weg van de buitenzijwand (10) tot de lamellen (3) 90° verdraaid zijn en scharniert dan een stuk terug. De bovenrand
(34) verplaatst zich daarbij zowel in hoogterichting als volgens de lengterichting van de lamellen (3). In de figuren 4 tot 11 wordt dit afvoerprofiel (6) hiertoe in een eenvoudige uitvoeringsvorm door de lamellen (3) zelf tegen de veerkracht van de veerscharnieren (14) in verplaatst. Het afvoerprofiel (6) blijft hierbij steeds tegen de lamellen (3) aan geduwd. Om beschadiging van de lamellen (3) en het afvoerprofiel (6) door het tegen elkaar aan schuren te verhinderen, kan de lamel (3) voorzien worden van een beschermtape ter hoogte van het glijoppervlak. Verder kan het afvoerprofiel (6), zoals in de tweede uitvoeringsvorm (zie figuur 3) aan zijn bovenrand (34) voorzien worden van een kunststof glijstukken (15), die op een discreet aantal plaatsen over de lengte van het afvoerprofiel (6) kunnen aangebracht worden.
In deze tweede, meer specifieke uitvoeringsvorm (zie figuur 3), is het afvoerprofiel (6) op een vergelijkbare manier scharnierbaar bevestigd als in de eerste uitvoeringsvorm. Het afvoerprofiel (6) is hier verder uitgevoerd als een hoekprofiel, met een afhangend been zodat de onderrand (35) van het afvoerprofiel (6) zich tot verder in de zijgoot (4) uitstrekt en dichter bij de binnenzijwand (12) ervan is opgesteld dan in de eerste uitvoeringsvorm. Tussen dit hoekprofiel (6) en de buitenzijwand (10) van de zijgoot (4) is een tweede dichting (16) voorzien. Deze tweede dichting (16) is flexibel uitgevoerd, zodat deze bij aanstoten tegen de buitenzijwand (10) zal vervormen om het roteren van de lamellen (3) ongehinderd te laten. Deze tweede dichting (16) kan bijvoorbeeld uitgevoerd zijn uit kunststof of uit rubber en kan bijvoorbeeld ook vervaardigd zijn als een borsteldichting. Deze afgebeelde uitvoeringsvorm is bijzonder geschikt om hiermee bestaande lamellendaken (2) te voorzien van een dergelijk afvoerprofiel (6) en zo om te vormen tot een lamellendak (2) volgens deze uitvinding. Het afvoerprofiel (6) kan hiertoe eenvoudig met behulp van veerscharnieren (14) aan de buitenzijwand (10) van de zijgoot (4) bevestigd worden.
In de figuren 12-31 zijn alternatieve verplaatsingsmogelijkheden voor afvoerprofielen (6) volgens deze uitvinding afgebeeld en in de figuren 32-77 alternatieve aandrijfmogelijkheden voor het overbrengen van de rotatiebeweging van de lamellen (3) naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel (6).
In de derde uitvoeringsvorm, in de figuren 12 tot 15, is het afvoerprofiel (6) opnieuw een vlakke plaat, die nu rond een scharnieras (29) verdraaibaar bevestigd is aan de bovenrand (36) van de binnenzijwand (12) van de zijgoot (4). Op deze manier is er geen enkele ruimte meer tussen de opstaande binnenzijwand (12) van de zijgoot (4) en het afvoerprofiel (6) waar eventueel opspattend water en/of tocht doorheen kan.
In de vierde uitvoeringsvorm, in de figuren 16 tot 19, is het afvoerprofiel (6) uitgevoerd als een T-vormig profiel, dat scharnierbaar rond een scharnieras (29) is bevestigd aan bevestigingsbeugels (39). Deze bevestigingsbeugels (39) zijn aan de buitenzijwand (10) van de zijgoot (4) bevestigd. In de gesloten stand strekt het afvoerprofiel (6) zich evenwijdig aan de opstaande binnenzijwand (12) van de zijgoot (4) uit, wat als esthetischer wordt ervaren dan wanneer dit afvoerprofiel (6) zich onder een hoek ten opzichte van deze binnenzijwand (12) uitstrekt.
In de vijfde uitvoeringsvorm, in de figuren 20 tot 23, is het afvoerprofiel (6) uitgevoerd als een L-vormig profiel, dat met twee ongelijke scharnierarmen (20, 21) verplaatsbaar is bevestigd aan bevestigingsbeugels (39) die op hun beurt aan de buitenzijwand (12) van de zijgoot (4) zijn bevestigd. Met behulp van deze scharnierarmen (20, 21) wordt het afvoerprofiel (6) hierbij niet cirkelvormig verplaatst, maar wel stabieler.
In de derde, vierde en vijfde uitvoeringsvorm verplaatst de bovenrand (34) van het afvoerprofiel (34) opnieuw zowel in hoogterichting als volgens de lengterichting van de lamellen (3).
Om afvoerprofielen (6) zoals in de derde, de vierde of de vijfde uitvoeringsvorm te verplaatsen, zou een dergelijke uitvoeringsvorm voorzien kunnen worden van soortgelijke overbrengingsmiddelen als de overbrengingsmiddelen uit de figuren 4 tot 11, uit de figuren 32 en 33, uit de figuren 34 tot 37, uit de figuren 38 tot 45, uit de figuren 46 tot 53, uit de figuren 54 tot 61 of uit de figuren 62 tot 69.
In de zesde uitvoeringsvorm, in de figuren 24 tot 27, is het afvoerprofiel (6) uitgevoerd als een L-vormig profiel, dat met twee evenwijdig aan elkaar opgestelde scharnierarmen (20, 21) evenwijdig aan zichzelf verplaatsbaar is bevestigd aan bevestigingsbeugels (39) die op hun beurt aan de buitenzijwand (12) van de zijgoot (4) zijn bevestigd. De bovenrand (34) van het afvoerprofiel (6) verplaatst zich opnieuw zowel in hoogterichting als volgens de lengterichting van de lamellen (3). In elke stand strekt het afvoerprofiel (6) zich evenwijdig aan de opstaande binnenzijwand (12) van de zijgoot (4) uit, wat als esthetischer wordt ervaren dan wanneer dit afvoerprofiel (6) zich onder een hoek ten opzichte van deze binnenzijwand (12) uitstrekt. In de lengterichting van de lamellen (3) wordt het afvoerprofiel (6) daarbij verplaatst van een positie rechtstreeks onder de lamellen (3) in de gesloten stand, naar een positie zijdelings naast de lamellen (3) in de open stand.
Om afvoerprofielen (6) zoals in deze zesde uitvoeringsvorm te verplaatsen, zou een dergelijke uitvoeringsvorm voorzien kunnen worden van soortgelijke overbrengingsmiddelen als de overbrengingsmiddelen uit de figuren 70 tot 77.
In de zevende uitvoeringsvorm, in de figuren 28 tot 31, omvat het afvoerprofiel (6) twee deelprofielen (22, 23) die telescopisch ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de binnenzijwand (12) van de zijgoot (4) tegen deze binnenzijwand (12) zijn bevestigd.
De meeste afgebeelde overbrengingsmiddelen zouden mutatis mutandis ook toegepast kunnen worden om de rotatiebeweging van de lamellen (3) over te brengen op een verplaatsingsbeweging van een dergelijk afvoerprofiel (6).
Zo zouden ook verende elementen voorzien kunnen worden om de telescopische delen (22, 23) uit elkaar en weg van de binnenzijwand (12) te drijven, waarbij deze delen (22, 23) dan tegen deze veerkracht in naar de open stand kunnen geduwd worden vergelijkbaar als in de figuren 4 tot 11, in de figuren 46 tot 53, in de figuren 54 tot 61 of in de figuren 62 tot 69. Alternatief zou bijvoorbeeld een koordschijf (26) met koord (27) ingezet kunnen worden zoals in de figuren 32 en 33 of een overbrengingsarm (31) en een telescopische stang (30) zoals in de figuren 34 tot 37. In de figuren 32-33 is afgebeeld hoe de rotatiebeweging van de lamellen (3) met een tweede uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen overgebracht kan worden op een verplaatsingsbeweging van een afvoerprofiel (6) met behulp van een koordschijf (26) met een hierop gewikkeld koord (27). De hier afgebeelde achtste uitvoeringsvorm van een afvoerprofiel (6) is net als in de eerste uitvoeringsvorm opnieuw plaatvormig uitgevoerd en op een vergelijkbare manier in de zijgoot (4) verplaatsbaar opgesteld.
Deze afvoerplaat (6) is hier nu met gewone scharnieren (29) scharnierbaar bevestigd aan de buitenzijwand (10) van de zijgoot (4) in plaats van met veerscharnieren (14) in de eerste uitvoeringsvorm.
De koordschijf (26) is vast aan de lamelas (9) bevestigd, zodat deze mee roteert wanneer de lamelas (9) roteert.
Het koord (27) is aan zijn ene uiteinde aan deze koordschijf (26) bevestigd en hierop oprolbaar en aan zijn andere uiteinde aan de afvoerplaat (26) bevestigd, dit bijvoorbeeld door deze aan een been van een corresponderend scharnier (29) te bevestigen.
Bij het roteren van de lamellen (3) naar hun open stand wordt het koord (27) van de koordschijf (26) afgewikkeld en scharniert het afvoerprofiel (6) onder invloed van de zwaartekracht weg van de buitenzijwand (10). In de afgebeelde uitvoeringsvorm is een veer (28) in het koord (27) opgenomen, die, wanneer de lamellen (3) over meer dan 90° roteren, het teveel aan koord (27) dat afgewikkeld wordt, opneemt door samen te trekken.
In een eenvoudigere variant wordt geen dergelijke veer (28) voorzien.
Wanneer de lamellen (3) dan over meer dan 90° roteren, wikkelt het koord (27) opnieuw op de koordschijf (26) en scharniert het afvoerprofiel (6) opnieuw iets naar de buitenzijwand (10) toe.
In de figuren 34-37 is afgebeeld hoe de rotatiebeweging van de lamellen (3) met een derde uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen overgebracht kan worden op een verplaatsingsbeweging van een afvoerprofiel (6) met behulp van een excentrisch aan de lamelas (9) bevestigde overbrengingsarm, waaraan een stang (30) aan een eerste uiteinde scharnierbaar is bevestigd. Aan zijn andere uiteinde is deze stang (30) scharnierbaar bevestigd aan het afvoerprofiel (6). Het hier afgebeelde afvoerprofiel (6) is opnieuw de achtste uitvoeringsvorm, zoals in de figuren 32 en 33. De stang (30) kan vast uitgevoerd worden, zoals afgebeeld in de figuren 34 en 35 of kan telescopisch uitgevoerd worden, zoals afgebeeld in de figuren 36 en 37 met een ingebouwde veer om het verschil in snelheid van openen van het afvoerprofiel (6) en openen van de lamel (3) op te vangen.
De overbrenging met de vierde uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen die in de figuren 38 tot 45 is afgebeeld, is een variant op de overbrenging zoals afgebeeld in de figuren 4 tot 11. In plaats van het afvoerprofiel (6) rechtstreeks met de lamellen (3) aan te drijven, is een vormstuk (24) op het afvoerprofiel (6) bevestigd, dat voorzien is van een concave boogvorm. De negende uitvoeringsvorm van het afvoerprofiel (6) heeft hiertoe een licht aangepaste vorm ten opzichte van de eerste uitvoeringsvorm. Het afvoerprofiel (6) is geknikt uitgevoerd, om dit vormstuk (24) hier eenvoudiger aan te kunnen bevestigen en ervoor te zorgen dat dit vormstuk (24) de lamel (3) raakt zonder dat het afvoerprofiel (6) de lamel (3) kan raken. Het afgebeelde vormstuk (24) heeft een zodanige vorm dat het glijvlak van de lamel (3) steeds aan het oog onttrokken blijft, doordat dit achter het afvoerprofiel (6) is opgesteld. De lamel (3) blijft gedurende de volledige openingshoek deze boogvorm raken. Dit vormstuk (24) kan eenvoudiger uit een materiaal vervaardigd worden dat minder onderhevig is aan slijtage en de lamel (3) minder zal beschadigen dan het afvoerprofiel (6). Bij voorkeur zijn meerdere dergelijke vormstukken (24) verspreid over het afvoerprofiel (6) opgesteld. De overbrenging met de vijfde uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen die in de figuren 46 tot 53 is afgebeeld, is een verdere variant op de overbrenging zoals afgebeeld in de figuren 4 tot 11. De druipneuzen (13) van enkele van de lamellen (3), die verspreid over het lamellendak (1) zijn opgesteld, zijn nu voorzien van een convexe boogvorm. Het afvoerprofiel (6) raakt deze boogvorm gedurende de volledige openingshoek van de lamel (3). Ook hier blijft het raakvlak aan het oog onttrokken.
De overbrenging met de zesde uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen die in de figuren 54 tot 61 is afgebeeld, is een nog verdere variant op de overbrenging zoals afgebeeld in de figuren 4 tot 11. Het afvoerprofiel (6) is hier in een tiende uitvoeringsvorm uitgevoerd als een hol profiel in plaats van een vlakke plaat in de eerste uitvoeringsvorm. De lamelassen (9) van meerdere lamellen (3) verspreid over het lamellendak (1) zijn nu voorzien van een nok (40) met een convexe boogvorm, die gedurende de volledige openingshoek van de lamel (3) in aanraking blijft met het afvoerprofiel (6). Ook hier blijft het raakvlak aan het oog onttrokken.
In de figuren 62 tot 69 is met een zevende uitvoeringsvorm van overbrengingsmiddelen afgebeeld, hoe er met behulp van een vrijloopschijf (32) voor gezorgd kan worden dat bij de achtste uitvoeringsvorm van het afvoerprofiel (6), dit afvoerprofiel (6) bij rotatie van de lamellen (3) voorbij 90° in een zelfde open stand kan blijven staan in plaats van terug te scharnieren. Aan de lamelas (9) is hiertoe een vrijloopschijf (32) bevestigd, die voorzien is van een concentrische sleuf. Een overbrengingsstaaf (33) is in deze concentrische sleuf gelagerd en aan het afvoerprofiel (6) aan gebracht. Bij rotatie van de lamellen (3) vanaf de gesloten stand over een hoek van 90° duwt deze stang (33) het afvoerprofiel (6) onder invloed van de zwaartekracht weg van de buitenzijwand (10) van de zijgoot (4). Daarna zal de stang (33) in dezelfde positie blijven staan en vrij in de concentrische sleuf lopen, zoals te zien is in figuur 69.
In de figuren 70 tot 77 zijn overbrengingsmiddelen afgebeeld waarmee de rotatiebeweging van de lamellen (3) omgezet kan worden in bijvoorbeeld een verplaatsing van de afgebeelde zesde uitvoeringsvorm van het afvoerprofiel (6). Een scharnierarm (42) is aan zijn ene uiteinde roteerbaar ten opzichte van een rotatieas (43) opgesteld en aan zijn andere uiteinde voorzien van een sleuf in de vorm van een cirkelboog.
Aan de lamelas (6) is een aandrijfarm (41) vast bevestigd, die met zijn andere uiteinde in deze cirkelboogvormige gleuf wordt geleid.
Deze rotatieas (43) van de scharnierarm (42) is evenwijdig aan de lamelas (9) horizontaal gezien op een tussenafstand van de lamelas (9) opgesteld.
In de gesloten stand is de cirkelboog van de scharnierarm (42) excentrisch ten opzichte van de lamelas (9) opgesteld.
Bij rotatie van de lamellen (3) vanaf de gesloten stand wordt de scharnierarm (42) initieel neerwaarts gedrukt, zodat de cirkelboog concentrisch komt te liggen met de lamelas (9). Overbrengingsarm (43) duwt het afvoerprofiel (6) daarbij zijdelings naast de lamellen (3). Bij verder rotatie volgt de aandrijfarm (41) de cirkelvormige baan en staat de scharnierarm (42) stil.
Op deze wijze wordt het verschil in snelheid van openen van het afvoerprofiel (6) en openen van de lamel (3) opgevangen.

Claims (17)

CONCLUSIES
1. Lamellendak (1), omvattende — meerdere lamellen (3), die nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld, roteerbaar rond respectievelijke lamelassen (9) tussen een gesloten stand, waarin deze lamellen (3) samen een gesloten afdak vormen, en een open stand, waarin zich een tussenruimte tussen deze lamellen (3) uitstrekt; — een zijgoot (4), die aan één zijde van deze lamellen (3) nagenoeg dwars op deze lamellen (3) onder de respectievelijke uiteinden (5) van deze lamellen (3) is opgesteld; — een afvoerprofiel (6), dat aan de genoemde zijde van de lamellen (3) 1s opgesteld, verplaatsbaar ten opzichte van de zijgoot (4) tussen een gesloten stand, voor het opvangen van op de lamellen (3) invallende neerslag (8) en afvoeren van deze neerslag (8) naar de zijgoot (4) en een open stand om plaats te maken voor de rotatie van de lamellen (3); — overbrengingsmiddelen voor het overbrengen van de rotatiebeweging van de lamellen (3) naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel (6); met het kenmerk dat het afvoerprofiel (6) en los van de lamellen (3) is opgesteld.
2. Lamellendak (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het afvoerprofiel (6) een bovenrand (34) omvat, die minstens in de gesloten stand van het afvoerprofiel (6) bovenaan het afvoerprofiel (6) is opgesteld en dat deze bovenrand (34) in de gesloten stand van het afvoerprofiel (6) hoger is opgesteld dan in de open stand van het afvoerprofiel (6).
3. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat in de gesloten stand van de lamellen (3) en in de gesloten stand van het afvoerprofiel (6) de bovenrand (34) van het afvoerprofiel (6) grenst aan de onderkant (37) van de lamellen (3).
4. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het afvoerprofiel (6) tijdens de verplaatsingsbeweging vrij blijft van contact met de lamellen (3).
5. Lamellendak (1) volgens één van de conclusies 2 tot 4, met het kenmerk dat de lamellen (3) zich hoofdzakelijk volgens een lengterichting uitstrekken en dat de bovenrand (34) van het afvoerprofiel (6) zich volgens deze lengterichting verplaatst tussen de open stand en de gesloten stand van het afvoerprofiel (6).
6. Lamellendak (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het afvoerprofiel (6) scharnierbaar in de zijgoot (4) is opgesteld.
7. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de overbrengingsmiddelen terugbrengmiddelen (14) omvatten, die een terugbrengkracht op het afvoerprofiel (6) uitoefenen, die het afvoerprofiel (6) naar zijn gesloten stand toe duwt.
8. Lamellendak (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de terugbrengmiddelen meerdere verende elementen (14) omvatten, die volgens de lengterichting van het afvoerprofiel (6) gezien verspreid over dit afvoerprofiel (6) zijn opgesteld.
9. Lamellendak (1) volgens conclusie 6 en 8, met het kenmerk dat het afvoerprofiel (6) met behulp van veerscharnieren (14) aan de zijgoot (4) is bevestigd.
10. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de overbrengingsmiddelen een boogvormig geleidingselement (24, 25, 40) omvatten dat ter hoogte van één van de lamellen (3) aan het afvoerprofiel (6) is voorzien of aan deze lamel (3) is bevestigd of aan de corresponderende lamelas (9) is voorzien, voor het volgens deze boogvorm controleren van de overbrenging van de rotatiebeweging van de lamellen (3) naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel (6).
11. Lamellendak (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk dat volgens de lengterichting van het afvoerprofiel (6) gezien verspreid over dit afvoerprofiel (6) meerdere soortgelijke geleidingselementen (24, 25, 40) zijn opgesteld.
12. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies conclusies, met het kenmerk dat de lamellen (3) aan hun genoemde uiteinde voorzien zijn van een druipneus (13).
13. Lamellendak (1) volgens conclusie 10 of 11 en 12, met het kenmerk dat het boogvormige geleidingselement (24, 25, 40) is uitgevoerd als een genoemde druipneus (13).
14. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het afvoerprofiel (6) een onderrand (35) omvat, die minstens in de gesloten stand van het afvoerprofiel (6) onderaan het afvoerprofiel (6) is opgesteld en dat de zijgoot (4) een binnenzijwand (12) omvat, met een bovenrand (36) die rechtstreeks onder de lamellen (3) is opgesteld, waarbij deze bovenrand (36) van de binnenzijwand (12) in alle posities van het afvoerprofiel (6) minstens zo hoog komt als de onderrand (35) van het afvoerprofiel (6).
15. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het afvoerprofiel (6) los van de lamelassen (9) is opgesteld of losmaakbaar van de lamelassen (9) is voorzien en dat de lamellen (3) verschuifbaar in het lamellendak (1) zijn opgesteld.
16. Werkwijze voor het aanpassen van een lamellendak (1) dat meerdere lamellen (3) omvat, die nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn opgesteld, roteerbaar tussen een gesloten stand, waarin deze lamellen (3) samen een gesloten dak vormen, en een open stand, waarin zich een tussenruimte tussen deze lamellen (3) uitstrekt en een zijgoot (4), die aan één zijde van deze lamellen (3) nagenoeg dwars op deze lamellen (3) onder de respectievelijke uiteinden (5) van deze lamellen (3) is opgesteld, met het kenmerk dat, aan de genoemde zijde van de lamellen (3) een afvoerprofiel (6) aan de zijgoot (4) wordt bevestigd, verplaatsbaar in deze zijgoot (4) tussen een gesloten stand, voor het geleiden van op de lamellen (3) invallende neerslag (8) naar de zijgoot (4) en een open stand om plaats te maken voor de rotatie van de lamellen (3) en dat middelen voorzien worden voor het overbrengen van de rotatiebeweging van de lamellen (3) naar de verplaatsingsbeweging van het afvoerprofiel (6).
17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk dat het lamellendak (1) aangepast wordt tot een lamellendak (1) volgens één van de conclusies 1 tot
15.
BE20195290A 2019-04-30 2019-04-30 Lamellendak BE1027244A9 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195290A BE1027244A9 (nl) 2019-04-30 2019-04-30 Lamellendak

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195290A BE1027244A9 (nl) 2019-04-30 2019-04-30 Lamellendak

Publications (3)

Publication Number Publication Date
BE1027244A1 BE1027244A1 (nl) 2020-11-25
BE1027244B1 true BE1027244B1 (nl) 2020-12-01
BE1027244A9 BE1027244A9 (nl) 2020-12-07

Family

ID=66640922

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195290A BE1027244A9 (nl) 2019-04-30 2019-04-30 Lamellendak

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1027244A9 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3412770A1 (de) * 1983-04-06 1984-11-08 Franz-Josef 5778 Meschede Zimmermann Aus lamellen gebildetes wetterschutzdach
DE3442564A1 (de) * 1983-11-24 1985-06-05 Alu-System AG, Wädenswil Lamellen-ueberdachung
EP2589720A1 (fr) * 2011-11-07 2013-05-08 Biossun Lame orientable anti-goutte pour toit de protection

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2676079B1 (fr) 1991-04-30 1993-08-27 Castel Jean Louis Systeme de couverture variable a volets orientables et a etancheite a la pluie.
FR2701977B1 (fr) 1993-02-26 1995-04-14 Christian Manenc Système de toiture ouvrante, notamment pour véranda.
DE10008657C1 (de) 2000-02-24 2001-09-13 Allwetterdach Esco Gmbh Lamellendach
DE202004016025U1 (de) 2004-10-16 2004-12-09 Allwetterdach Esco Gmbh Lamellendach
ITUD20120217A1 (it) 2012-12-17 2014-06-18 Pratic F Lli Orioli S P A Apparato di copertura quale un frangisole
BE1021551B1 (nl) 2013-03-08 2015-12-11 Renson Sunprotection-Screens Nv Lamellendak
BE1021848B1 (nl) 2013-10-31 2016-01-22 Renson Sunprotection-Screens Nv Lamellendak
FR3042802B1 (fr) 2015-10-26 2019-08-02 Jean-Louis Castel Dispositif de recuperation d'eaux pluviales dans une pergola a lames orientables

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3412770A1 (de) * 1983-04-06 1984-11-08 Franz-Josef 5778 Meschede Zimmermann Aus lamellen gebildetes wetterschutzdach
DE3442564A1 (de) * 1983-11-24 1985-06-05 Alu-System AG, Wädenswil Lamellen-ueberdachung
EP2589720A1 (fr) * 2011-11-07 2013-05-08 Biossun Lame orientable anti-goutte pour toit de protection

Also Published As

Publication number Publication date
BE1027244A9 (nl) 2020-12-07
BE1027244A1 (nl) 2020-11-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU2020421496B2 (en) Leaf-separating-discharging height-angle-adjustable pergola
US5785105A (en) Sealable curtain
BE1021848B1 (nl) Lamellendak
EP3234273B1 (en) Pergola cover
BE1021551B1 (nl) Lamellendak
US7335096B2 (en) Adjustable pergola
US11091914B2 (en) Louver canopy
FI125104B (fi) Menetelmä ja laitteisto maatilan tuotantorakennuksen ikkunajärjestelyssä
BE1027244B1 (nl) Lamellendak
WO1999041480A3 (en) Roll-up shutter
HRP20230684T1 (hr) Roletna vrata
MX2014015208A (es) Persiana con dos rieles superiores de persiana.
BE1023136B1 (nl) Lamellendak en werkwijze voor het aanpassen van een lamellendak
BE1026796B1 (nl) Zonwering
CA2276761A1 (en) Arched window blind
KR101890548B1 (ko) 고정 장치 및 이를 포함하는 비닐 하우스
NL1036788C2 (nl) Zonnewering.
EP2660409B1 (en) Closing device
BE1020718A3 (nl) Lamellenafdak.
JP3705153B2 (ja) サッシ
KR0133267Y1 (ko) 건물의 환기구용 셔터
BE1020149A3 (nl) Lat voor rolluik en rolluik daarmee uitgerust.
BE1027515B1 (nl) Overwaaibeveiliging
NL7907720A (nl) Ventilatie-inrichting met plaatvormige om een lengteas scharnierbare jalouzieen voor het besturen van de ventilatie door een rechthoekige opening in een dak of wand.
NL8203764A (nl) Buitenzonwering.

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20201201