BE1021848B1

BE1021848B1 - Lamellendak

Info

Publication number: BE1021848B1
Application number: BE2013/0741A
Authority: BE
Inventors: Luchene Frederik Van; Bart Abeel
Original assignee: Renson Sunprotection-Screens Nv
Priority date: 2013-10-31
Filing date: 2013-10-31
Publication date: 2016-01-22
Also published as: EP3063357A1; WO2015063699A1; US20160258156A1; EP3063357B1; CN105683479A; AU2014343287A1; AU2014343287B2; CN105683479B

Abstract

Deze uitvinding betreft een lamellendak (1) met meerdere evenwijdige lamellen (2), die roteerbaar zijn tussen een open stand en een gesloten stand, waarbij minstens één lamel (2) een plaatvormig element (3) omvat en een profiel (4, 5) omvat dat zich in lengterichting van het plaatvormige element (3) uitstrekt en hieraan is bevestigd, dat een lamelgoot over nagenoeg de lengte van de lamel (2) minstens gedeeltelijk afbakent en dat zich enkel boven en eventueel zijdelings van het plaatvormige element (3) uitstrekt.

Description

LAMELLENDAK

Deze uitvinding betreft een lamellendak omvattende meerdere evenwijdig aan elkaar opgestelde lamellen, die roteerbaar rond respectievelijke assen zijn opgesteld, tussen een open stand, waarin zich een tussenruimte tussen de lamellen uitstrekt en een gesloten stand, waarin de lamellen samen een gesloten afdak vormen, waarbij minstens één lamel een plaatvormig element omvat en minstens één profiel omvat dat zich in lengterichting van het plaatvormige element uitstrekt en hieraan is bevestigd en dat een lamelgoot over nagenoeg de lengte van de lamel minstens gedeeltelijk afbakent.

Dergelijke lamellendaken met roteerbare lamellen worden meestal ingezet voor het afschermen van een buitenruimte, als terrasoverkapping of verandadak, enz. Naast de genoemde lamellen kan een dergelijk lamellendak ook één of meerdere bijkomende lamellen omvatten. Door de lamellen te roteren tussen hun gesloten stand en hun open stand kan lichtinval, stralingswarmte en ventilatie naar de ruimte onder de lamellen toe geregeld worden. Door het richten van de lamellen kan zon en/of wind afgeschermd worden of juist doorgelaten worden.

Deze uitvinding heeft betrekking op dergelijke lamellendaken waarbij minstens een deel van de lamellen samengesteld is uit profielen als structuurvormende elementen en plaatvormige elementen als invulelementen. De structuurvormende elementen worden gekozen om enerzijds de invulelementen te kunnen dragen en anderzijds om hieraan een as te kunnen bevestigen om hiermee de lamellen te kunnen bevestigen of te roteren en hieraan aandrij felementen te kunnen bevestigen om hiermee de rotatiebeweging van de lamellen aan te drijven. De invulelementen zullen meestal in functie van hun specifieke eigenschappen, zoals bijvoorbeeld lichtdoorlatendheid, geluidsisolerende functie, of duurzaamheid enz. gekozen worden, maar kunnen evengoed bijvoorbeeld om esthetische redenen gekozen worden.

In de octrooiliteratuur zijn reeds meerdere lamellendaken beschreven waarin de lamellen samengesteld zijn uit profielen als structuurvormende elementen en plaatvormige elementen als invulelementen.

In DE 91 10 964 omvatten de lamellen een invulelement, een eerste profiel, dat een beschermingshuid voor de lamel vormt, en versterkingsprofielen die aan weerszijden van het eerste profiel zijn bevestigd als structuurelementen voor de lamellen. In het eerste profiel zijn sleuven voorzien waarin het invulelement ingeschoven wordt. Deze sleuven worden telkens ondersteund door de versterkingsprofielen.

In EP 1 340 863 Al en EP 2 159 339 A2 omvatten de lamellen een aantal profielen die in verstek tot een kader zijn samengesteld, en een sleuf omvatten, waarin het plaatvormige element wordt ingesloten om dit in deze profielen op te nemen.

De lamellen uit EP 2 159 339 A2 zijn hierbij lamellen volgens de kop van de eerste conclusie.

Een probleem bij dergelijke lamellendaken is dat men vaak de eigenschappen van de invulelementen niet over het volledige oppervlak van het lamellendak wenst toe te passen. Men wenst deze lamellen dan te kunnen combineren met lamellen met een soortgelijke vorm maar zonder dergelijke invulelementen. Lamellen zonder dergelijke invulelementen zijn bijvoorbeeld gekend uit FR 2 947 845 Al, FR 2 701 977 Al of EP 2 431 547 Al.

Wanneer men lamellen met invulelementen in een zelfde lamellendak wenst te combineren met lamellen zonder invulelementen, dan hebben de lamellen onderling echter een andere doorbuiging. Hierdoor treden problemen op naar waterdichtheid, uitlijning, esthetiek, ... tussen een lamel met invulelement versus een lamel zonder invulelement. Bovendien kan hierdoor voorkomen dat de lamellen niet langer ongehinderd ten opzichte van elkaar verdraaid kunnen worden.

Het doel van deze uitvinding is om te voorzien in een lamellendak volgens het inleidende deel van de eerste conclusie, waarbij de opgesomde problemen naar verschillen in doorbuiging toe geminimaliseerd worden.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een lamellendak omvattende meerdere evenwijdig aan elkaar opgestelde lamellen, die roteerbaar rond respectievelijke assen zijn opgesteld, tussen een open stand, waarin zich een tussenruimte tussen de lamellen uitstrekt en een gesloten stand, waarin de lamellen samen een gesloten afdak vormen, waarbij minstens één lamel een plaatvormig element omvat en minstens één profiel omvat, dat zich in lengterichting van het plaatvormige element uitstrekt en hieraan is bevestigd en dat een lamelgoot over nagenoeg de lengte van de lamel minstens gedeeltelijk afbakent, waarbij het profiel in gesloten stand van de lamellen gezien zich enkel boven en eventueel zijdelings van het plaatvormige element uitstrekt.

Door de één of meerdere profielen enkel boven en eventueel zijdelings van het plaatvormige element te plaatsen, kan meer materiaal van deze één of meerdere profielen naar boven toe verplaatst worden, zonder daarom meer materiaal voor deze één of meerdere profielen aan te wenden, waarbij deze één of meerdere profielen toch nog stevig aan het plaatvormige element bevestigd kunnen worden.

Hierdoor brengt men de EI modulus van deze lamellen dichter naar de EI modulus toe van soortgelijke lamellen zonder invulelementen. Dergelijke lamellen kunnen zo zelfde eigenschappen naar doorbuiging meegegeven worden als een lamel zonder plaatvormig element dat hoofdzakelijk uit een materiaal met gelijkaardige eigenschappen als de één of meerdere profielen vervaardigd wordt.

Bij voorkeur is het profiel van de genoemde lamel van een lamellendak volgens deze uitvinding aan het plaatvormige element vastgelijmd.

Door de één of meerdere profielen over nagenoeg hun volledige lengte aan het plaatvormige element vast te lijmen kan ook de waterdichtheid van een dergelijke lamel bijzonder goed verzekerd worden. Zo kan een dergelijke lamel ook zelfde eigenschappen naar waterdichtheid toe meegegeven worden als een lamel zonder plaatvormig element dat hoofdzakelijk uit een materiaal met gelijkaardige eigenschappen als de profielen vervaardigd wordt.

Bij lamellendaken met verschillende soorten lamellen zorgt deze opbouw van de lamellen met plaatvormige elementen en hieraan vastgelijmde profielen er dan ook voor dat deze lamellen hetzelfde gedrag kunnen vertonen op vlak van waterafvoer en doorbuiging als de andere lamellen uit deze lamellendaken.

Bij voorkeur omvat een genoemde lamel van een lamellendak volgens deze uitvinding met plaatvormig element en minstens één profiel, een eerste genoemd profiel en een tweede genoemd profiel, die samen met het plaatvormige element de lamelgoot afbakenen.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een dergelijk lamellendak volgens deze uitvinding omvat het eerste profiel een lamelrand, die de rand van de lamel vormt, een gootrand, die de genoemde lamelgoot afbakent, en een bodem, die samen met de lamelrand en de gootrand een nevengoot afbakent, die zich naast de lamelgoot uitstrekt. Het tweede profiel omvat hierbij verder een haakvormige overkraging. De lamelrand en de overkraging zijn hierbij zo voorzien dat deze lamel tussen twee aangrenzende lamellen in het lamellendak kan opgenomen worden, die elk een soortgelijke lamelrand en een soortgelijke overkraging omvatten, waarbij in gesloten stand van de lamellen de overkraging van de eerste aangrenzende lamel zich over de lamelrand van de eerstgenoemde lamel kan uitstrekken en de overkraging van de eerstgenoemde lamel zich over de lamelrand van de tweede aangrenzende lamel kan uitstrekken.

De overkraging van een aangrenzende lamel strekt zich hierbij dan niet langer over het eerste profiel tot in de lamelgoot uit, maar kan zich enkel over de lamelrand uitstrekken tot in de nevengoot. Hierdoor kan de waterdichtheid van een met dergelijke lamellen opgebouwd afdak verzekerd blijven doordat water dat via de overkraging van een aangrenzende lamel tot op de eerstgenoemde lamel komt, nu via de nevengoot afgevoerd kan worden.

Het voordeel is dat met deze bijkomende gootrand meer materiaal van de profielen naar boven toe verplaatst kan worden, wat de eigenschappen ervan naar doorbuiging toe verbetert. Deze verhoging kan gerealiseerd worden zonder dat de hoogte die de profielen ten opzichte van het plaatvormige element innemen noemenswaardig dient te verhogen. Deze hoogte van de profielen ten opzichte van het plaatvormige element wenst men te beperken, zodat deze niet zouden hinderen bij roteren van de lamellen en zodat deze in open stand geen ongewenste schaduw zouden vormen.

Bij lamellendaken met verschillende soorten lamellen wenst men deze hoogte meestal zo goed mogelijk te laten aansluiten op de hoogte van de andere soorten lamellen die in hetzelfde lamellendak zijn opgenomen.

Bij voorkeur strekt bij een dergelijke uitvoeringsvorm de gootrand zich hiertoe hoogstens zo hoog ten opzichte van het plaatvormige element uit als de overkraging en strekt de lamelrand zich minder hoog ten opzichte van het plaatvormige element uit dan de overkraging.

Analoog omvat het profiel bij een alternatieve uitvoeringsvorm van een lamellendak volgens deze uitvinding waarbij de genoemde lamel met minstens één profiel slechts één profiel omvat, bij voorkeur een eerste profieldeel dat overeenstemt met bovengenoemd eerste profiel en een tweede profieldeel dat overeenstemt met bovengenoemd tweede profiel, waarbij het eerste profieldeel en het tweede profieldeel zich aan weerszijden van de lamelgoot uitstrekken. Het eerste profieldeel omvat dan analoog een lamelrand, die de rand van de lamel vormt, een gootrand omvat, die de genoemde lamelgoot afbakent, en een bodem, die samen met de lamelrand en de gootrand een nevengoot afbakent, die zich naast de lamelgoot uitstrekt. Het tweede profieldeel omvat dan analoog een haakvormige overkraging. Ook hier zijn dan de lamelrand en de overkraging zo voorzien dat deze lamel tussen twee aangrenzende lamellen in het lamellendak kan opgenomen worden, die elk een soortgelijke lamelrand en een soortgelijke overkraging omvatten, waarbij in gesloten stand van de lamellen de overkraging van de eerste aangrenzende lamel zich over de lamelrand van de eerstgenoemde lamel kan uitstrekken en de overkraging van de eerstgenoemde lamel zich over de lamelrand van de tweede aangrenzende lamel kan uitstrekken.

Verder omvat de lamelrand van een dergelijke uitvoeringsvorm bij voorkeur een lip, die zich naar de bodem van de nevengoot toe uitstrekt.

Er komt een veelheid aan materialen in aanmerking om een lamel met plaatvormig element en één of meerdere profielen uit een lamellendak volgens deze uitvinding te vervaardigen.

De plaatvormige elementen kunnen bijvoorbeeld uit kunststof, zoals onder meer polycarbonaat, of glas of hout, enz. vervaardigd worden.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden deze plaatvormige elementen lichtdoorlatend uitgevoerd om ook in gesloten stand van de lamellen licht tot de ruimte onder de lamellen te laten doordringen via het gesloten afdak dat deze lamellen vormen. Bij voorkeur wordt dan glas gekozen als lichtdoorlatend materiaal en nog meer voorkeurdragend veiligheidsglas.

De profielen kunnen bijvoorbeeld uit aluminium of uit kunststof gekozen worden. Voorkeurdragend worden de één of meerdere profielen uit aluminium vervaardigd.

De één of meerdere profielen zijn verder bij voorkeur met behulp van acrylaatlijm aan het plaatvormige element vastgelijmd.

Dergelijke acrylaatlijm kan de nodige flexibiliteit hebben om een zekere verbinding te garanderen en toch het verschil in uitzetting tussen de één of meerdere profielen en het plaatvormige element op te kunnen vangen.

Deze acrylaatlijm neemt bij voorkeur een schuimvorm aan tussen de één of meerdere profielen en het plaatvormige element.

Bij voorkeur is dergelijke acrylaatlijm onder de vorm van dubbelzijdig klevende tape tussen het betreffende profiel en het plaatvormige element aangebracht.

Met een dergelijke tape kan men met grote zekerheid verzekeren dat de één of meerdere profielen over hun volledige lengte aan het plaatvormige element zijn vastgelijmd, zodat waterdichtheid kan verzekerd worden. Dergelijke tape biedt bovendien voordelen naar montage toe, gezien het aanbrengen hiervan geen droogtijden vereist en gezien een dergelijke tape proper aangebracht kan worden zonder de handen van een operator te vervuilen en zonder de montageplaats te vervuilen.

Een specifieke uitvoeringsvorm van een lamellendak volgens deze uitvinding kan voor de veiligheid meerdere borgelementen omvatten, om verspreid ten opzichte van elkaar de één of meerdere profielen aan het plaat vormige element te borgen.

De borgelementen kunnen bestaan uit klemelementen, schroeven,...

Dergelijke borgelementen zullen wanneer de één of meerdere profielen aan het plaatvormige element gelijmd zijn niet strikt noodzakelijk zijn, maar kunnen voorzien worden waar bijvoorbeeld veiligheidsvoorschriften geen louter verlijmen van bouwkundige onderdelen aan elkaar zouden toelaten. Deze borgelementen bieden dan in extreme omstandigheden een bijkomende zekerheid tegen het loskomen van het plaatvormige element van de profielen, zodat bij loskomen van de verlijming dit plaatvormige element niet in de ruimte onder het lamellendak zal vallen.

In een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van een lamellendak volgens deze uitvinding waarbij de één of meerdere profielen aan het plaatvormige element zijn vastgelijmd, kunnen deze één of meerdere profielen met voorspanning aan het plaatvormige element vastgelijmd worden.

Hiertoe kan het plaatvormige element bijvoorbeeld voorgebogen worden en in voorgebogen toestand aan de één of meerdere profielen vastgelijmd worden.

Om op de eerstgenoemde lamel van een lamellendak volgens deze uitvinding invallende neerslag zo gecontroleerd mogelijk af te kunnen voeren omvat deze lamel bij voorkeur een afzonderlijk kopschot dat aan een uiteinde van het profiel is bevestigd, zodanig dat aansluitend op de lamelgoot en/of aansluitend op de nevengoot minstens één uitmondopening zich tussen dit kopschot en het plaatvormige element uitstrekt voor afvoer van neerslag en omvat deze lamel een afzonderlijke druipneus, die aan een corresponderend uiteinde van het plaatvormige element is bevestigd en zich minstens onder de genoemde uitmondopening uitstrekt.

Wanneer alternatief een dergelijk kopschot en een dergelijke druipneus uit één geheel zouden vervaardigd worden, dan kan de waterdichtheid ter hoogte van deze elementen minder goed verzekerd worden.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een lamellendak volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van dit lamellendak aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - Figuur 1 een lamel met een plaatvormig element, een eerste profiel en een tweede profiel uit een lamellendak volgens deze uitvinding in dwarsdoorsnede is afgebeeld; - Figuur 2 de lamel uit figuur 1 in perspectief zijaanzicht van boven gezien is weergegeven; - Figuur 3 een deel van een eerste uitvoeringsvorm van een lamellendak volgens deze uitvinding in dwarsdoorsnede doorheen enkele lamellen is weergegeven; - Figuur 4 een deel van een tweede uitvoeringsvorm van een lamellendak volgens deze uitvinding in dwarsdoorsnede doorheen enkele lamellen is weergegeven; - Figuur 5 de lamel uit figuur 1 in perspectief zijaanzicht van onder gezien is weergegeven met bijkomende borgelementen.

De in de figuren 1, 2 en 5 afgebeelde lamel (2) omvat een plaatvormig element (3) uit veiligheidsglas en een eerste profiel (4) en een tweede profiel (5) uit geëxtrudeerd Aluminium. De profielen (4, 5) zijn elk aan een respectievelijke langszijde van de glazen plaat (3) bovenop deze glazen plaat (3) gelijmd met behulp van een strook geschuimde acrylaatlijm (7) onder de vorm van dubbelzijdig klevende tape. In figuur 5 is het plaatvormige element (3) bijkomend met behulp van enkele borgelementen (24) aan de profielen (4, 5) geborgd. Deze borgelementen (24) kunnen bijvoorbeeld aan deze profielen (4, 5) geriveerd worden of deze profielen (4, 5) kunnen voorzien zijn van een plooiing waarin deze borgelementen (24) gehaakt kunnen worden.

Andere materialen voor het plaatvormige element (3), voor de profielen (4, 5) en voor de gebruikte lijm (7) zijn uiteraard denkbaar. Alternatieven voor de afgebeelde borgelementen (24) en de genoemde bevestigingen ervan zijn uiteraard ook denkbaar.

Dankzij deze verlijming is de lamel (2) tussen de glazen plaat (3) en de profielen (4, 5) waterdicht gemaakt. De geschuimde acrylaatlijm (7) vangt hierbij verschillen in gedrag tussen de glazen plaat (3) en de aluminium profielen (4, 5) op.

De glazen plaat (3) en de profielen (4, 5) van deze lamel (2) bakenen samen een lamelgoot (6) af.

In de figuren 3 en 4 is deze lamel (2) opgenomen tussen andere lamellen (2’, 2”, 102’, 102”) in een lamellendak (1). In het lamellendak (1) uit figuur 3 is deze lamel (2) hiertoe opgenomen tussen soortgelijke lamellen (2’, 2”). In het lamellendak (1) uit figuur 4 is deze lamel (2) hiertoe opgenomen tussen lamellen (102’, 102”) die geen glazen plaat omvatten, maar hoofdzakelijk uit een geëxtrudeerd aluminium profiel zijn vervaardigd, die eveneens is voorzien van een lamelgoot (106).

In deze lamellendaken (1) zijn deze lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) evenwijdig aan elkaar opgesteld en roteerbaar rond respectievelijke assen (23) (zie figuur 2). Door roteren van de lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) kunnen deze verplaatst worden tussen een open stand (niet afgebeeld) en de afgebeelde gesloten stand. In de open stand bevindt er zich een tussenruimte tussen de lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) waardoorheen bijvoorbeeld lucht de onderliggende ruimte kan binnengebracht worden of deze onderliggende ruimte kan verlaten. In de gesloten stand vormen de lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) een gesloten afdak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/of neerslag.

Naast de afgebeelde lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) omvatten de lamellendaken (1) aan weerszijden van de lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) een zijgoot die zich nagenoeg dwars op de lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) uitstrekt en aan een uiteinde van deze lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) is opgesteld. De lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) zijn schuin aflopend naar deze zijgoot toe opgesteld, om neerslag die op de lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) invalt, via hun lamelgoot (6, 106) naar deze zijgoot af te voeren.

Aan de uiteinden van de profielen (4, 5) is aan weerzijden van de lamel (2) een kopschot (16) bevestigd. In het kopschot (16) is - zoals afgebeeld in de figuren 2 en 5 - een uitsparing (17) voorzien waardoorheen neerslag, die via de lamelgoot (6) afgevoerd wordt, naar de zijgoot kan stromen. Het kopschot (16) is bovenop de glazen plaat (3) bevestigd en de uitsparing (17) is onderaan het kopschot (16) voorzien, zodat deze net boven de glazen plaat (3) uitmondt, om een uitmondopening te vormen waardoorheen neerslag zo efficiënt mogelijk kan afgevoerd worden.

Aan het uiteinde van de glazen plaat (3) is verder een druipneus (19) gekleefd, om te verhinderen dat neerslag die via de uitmondopening wordt afgevoerd aan de onderzijde van de glazen plaat (3) zou blijven hangen. In deze druipneus (19) is een sleuf (21) voorzien waarin een afdichting kan bevestigd worden om neerslag die uit de uitmondopening (17) komt weg van de druipneus (19) te geleiden naar de zijgoot toe.

Aan het kopschot (16) is de as (23) bevestigd waarmee de lamel (2) roteerbaar in het lamellendak (2) is opgenomen.

Doorheen het tweede profiel (5) en het kopschot (16) is verder een aandrijfstang (20) aangebracht voor het hierop aangrijpen van aandrijfiniddelen om de rotatiebeweging van de lamel (2) aan te drijven.

Het eerste profiel (4) van de lamel (2) zoals afgebeeld in de figuren 1 en 2 omvat een lamelrand (9), die de rand van de lamel (2) vormt. Daarnaast omvat dit profiel (4) een gootrand (10), die de lamelgoot (6) afbakent en een bodem (8), die samen met de lamelrand (9) en de gootrand (10) een nevengoot (11) afbakent. De gootrand (10) is hoger uitgevoerd dan de lamelrand (9) om op deze manier de eigenschappen van de lamel (2) naar doorbuiging toe gunstig te beïnvloeden. De nevengoot (11) strekt zich naast de lamelgoot (6) uit. De lamelrand (9) is haakvormig uitgevoerd en mondt uit in een lip (13), die zich naar de bodem (8) van de nevengoot (11) toe uitstrekt. Ook de gootrand (10) is haakvormig uitgevoerd en mondt uit in een lip (14). De lip (14) van deze gootrand (10) strekt zich naar de bodem van de lamelgoot (6) toe uit, die gevormd wordt door de glazen plaat (3). Het eerste profiel (4) is dan ook hoofdzakelijk S-vormig uitgevoerd. Bij kantelen van de lamel (2) zal neerslag die zich in de lamelgoot (6) en de nevengoot (11) bevindt, via respectievelijk de haakvormige gootrand (10) en de haakvormige lamelrand (9) binnen de lamel (2) gehouden worden en via deze randen (9, 10) naar de zijgoot toe afgevoerd worden. Het kopschot (16) sluit de lamelrand (9) en de gootrand (10) zijdelings niet volledig af, maar laat uitstroomopeningen (18) vrij om neerslag door te laten naar de zijgoot toe.

Het tweede profiel (5) omvat een haakvormige overkraging (12), zoals duidelijk te zien is in de figuren 1,2 en 5.

Zoals te zien is in de figuren 3 en 4, zijn de lamelrand (9) van het eerste profiel (4) en de overkraging (12) van het tweede profiel (5) zo voorzien dat in gesloten stand van de lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) de overkraging (12) van eerste aangrenzende lamellen (2’, 102’) zich over de lamelrand (9) van de lamel (2) kan uitstrekken en dat de overkraging (12) van deze lamel (2) zich over de lamelrand (9, 109) van de tweede aangrenzende lamellen (2”, 102”) kan uitstrekken. De lip (22) van de haakvormige overkraging (12) van het tweede profiel (5) strekt zich bij overkragen van een lamelrand (9) van een soortgelijke lamel (2’, 2”) uit naar de bodem (8) van de nevengoot (11) toe uit. Bij overkragen van een lamelrand (109) (tevens gootrand (110)) van een lamel (2) zonder glazen plaat, zoals afgebeeld in figuur 4, strekt deze lip (22) zich uit naar de bodem van de lamel goot (106) toe.

Het bovenoppervlak van het tweede profiel (5) is naar de lamelgoot (6) toe geheld uitgevoerd om hierop invallende neerslag naar deze lamelgoot (6) af te voeren.

Aan de onderzijde van de overkraging (12) is een borstel (15) voorzien, die zich in gesloten stand van de lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) in een tussenruimte tussen de overkraging (12) van het tweede profiel (5) en de lamelrand (9, 109) van een aangrenzende lamel (2’, 2”, 102’, 102”) uitstrekt om te verhinderen dat in de aangrenzende goot (11, 106) opspattend water doorheen deze tussenruimte tot in de ruimte onder de lamellen (2, 2’, 2”, 102’, 102”) kan doordringen en zo de waterdichtheid tussen de lamellen (2,2’, 2”, 102’, 102”) verder te verzekeren.

Claims

CONCLUSIES

1. Lamellendak (1) omvattende meerdere evenwijdig aan elkaar opgestelde lamellen (2), die roteerbaar rond respectievelijke assen (23) zijn opgesteld, tussen een open stand, waarin zich een tussenruimte tussen de lamellen (2) uitstrekt en een gesloten stand, waarin de lamellen (2) samen een gesloten afdak vormen, waarbij minstens één lamel (2) een plaatvormig element (3) omvat en minstens één profiel (4, 5) omvat, dat zich in lengterichting van het plaatvormige element (3) uitstrekt en hieraan is bevestigd en dat een lamelgoot (6) over nagenoeg de lengte van de lamel (2) minstens gedeeltelijk afbakent, met het kenmerk dat het profiel (4, 5) in gesloten stand van de lamellen (2) gezien zich enkel boven en eventueel zijdelings van het plaatvormige element (3) uitstrekt.
2. Lamellendak (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het profiel (4, 5) aan het plaatvormige element (3) is vastgelijmd.
3. Lamellendak (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de genoemde lamel (2) een eerste genoemd profiel (4) en een tweede genoemd profiel (5) omvat, die samen met het plaatvormige element (3) de lamelgoot (6) afbakenen.
4. Lamellendak (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het eerste profiel (4) een lamelrand (9) omvat, die de rand van de lamel (2) vormt, een gootrand (10) omvat, die de genoemde lamelgoot (6) afbakent, en een bodem (8) omvat, die samen met de lamelrand (9) en de gootrand (10) een nevengoot (11) afbakent, die zich naast de lamelgoot (6) uitstrekt en dat het tweede profiel (5) een haakvormige overkraging (12) omvat, waarbij de lamelrand (9) en de overkraging (12) zo zijn voorzien dat deze lamel (2) tussen twee aangrenzende lamellen. (2’, 102’, 2”, 102”) in het lamellendak (1) kan opgenomen worden, die elk een soortgelijke lamelrand (9) en een soortgelijke overkraging (12) omvatten, waarbij in gesloten stand van de lamellen (2) de overkraging (12, 112) van de eerste aangrenzende lamel (2’, 102’) zich over de lamelrand (9) van de eerstgenoemde lamel (2) kan uitstrekken en de overkraging (12) van de eerstgenoemde lamel (2) zich over de lamelrand (9, 109) van de tweede aangrenzende lamel (2”, 102”) kan uitstrekken.
5. Lamellendak volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het genoemde profiel (4, 5) een eerste profïeldeel omvat en een tweede profieldeel omvat, die zich aan weerszijden van de lamelgoot uitstrekken, dat het eerste profieldeel een lamelrand (9) omvat, die de rand van de lamel (2) vormt, een gootrand (10) omvat, die de genoemde lamelgoot (6) afbakent, en een bodem (8) omvat, die samen met de lamelrand (9) en de gootrand (10) een nevengoot (11) afbakent, die zich naast de lamelgoot (6) uitstrekt en dat het tweede profieldeel een haakvormige overkraging (12) omvat, waarbij de lamelrand (9) en de overkraging (12) zo zijn voorzien dat deze lamel (2) tussen twee aangrenzende lamellen (2’, 102’, 2”, 102”) in het lamellendak (1) kan opgenomen worden, die elk een soortgelijke lamelrand (9) en een soortgelijke overkraging (12) omvatten, waarbij in gesloten stand van de lamellen (2) de overkraging (12, 112) van de eerste aangrenzende lamel (2’, 102’) zich over de lamelrand (9) van de eerstgenoemde lamel (2) kan uitstrekken en de overkraging (12) van de eerstgenoemde lamel (2) zich over de lamelrand (9, 109) van de tweede aangrenzende lamel (2”, 102”) kan uitstrekken.
6. Lamellendak (1) volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat de gootrand (10) zich hoogstens zo hoog ten opzichte van het plaatvormige element (3) uitstrekt als de overkraging (12) en dat de lamelrand (9) zich minder hoog ten opzichte van het plaatvormige element (3) uitstrekt dan de overkraging (12).
7. Lamellendak (1) volgens één van de conclusies 4 tot en met 6, met het kenmerk dat de lamelrand (9) een lip (13) omvat, die zich naar de bodem (8) van de nevengoot (11) toe uitstrekt.
8. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het plaatvormig element (3) uit veiligheidsglas is vervaardigd.
9. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het profiel (4, 5) uit aluminium is vervaardigd.
10. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies en conclusie 2, met het kenmerk dat het profiel (4, 5) met behulp van acrylaatlijm (7) aan het plaatvormige element (3) is vastgelijmd.
11. Lamellendak (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de acrylaatlijm (7) onder de vorm van dubbelzijdig klevende tape (7) tussen het profiel (4, 5) en het plaatvormige element (3) is aangebracht.
12. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat dit lamellendak (1) meerdere borgelementen omvat, om verspreid ten opzichte van elkaar het profiel (4, 5) aan het plaatvormige element (3) te borgen.
13. Lamellendak (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerstgenoemde lamel (2) een afzonderlijk kopschot (16) omvat dat aan een uiteinde van het profiel (4, 5) is bevestigd, zodanig dat aansluitend op de lamelgoot (6) en/of aansluitend op de nevengoot (11) minstens één uitmondopening (17) zich tussen dit kopschot (16) en het plaatvormige element (3) uitstrekt voor afvoer van neerslag en dat deze lamel (2) een afzonderlijke druipneus (19) omvat, die aan een corresponderend uiteinde van het plaatvormige element (3) is bevestigd en zich minstens onder de genoemde uitmondopening (17) uitstrekt.