BE1024913A1 - Kunststofbehouder voor verpakking onder druk van vulgoed, en werkwijze voor het vervaardigen hiervan - Google Patents

Abstract

Behouder voor verpakking onder druk van vulgoed continuüm, zoals fluïda, resp. discontinu vulgoed van het type pasta’s, crème, of poeders, met een nek (23), een hierop aansluitende mantel (22) die het lichaam vormt van de behouder, en een bodemgedeelte (21) van de behouder, in hoofdzaak uit kunststofpolymeer, die aan de topzijde afsluitbaar is met een afsluiter (5), merkwaardig doordat de bodemzijde (21) afgesloten is door een afzonderlijk toegevoegde bodem (21) die aan de mantel (22) bevestigd is door middel van een verbinding (13) en doordat voormelde mantel (22) voorzien is van een stel verstevigingen (30); en werkwijze voor het vervaardigen hiervan.

Description

(71) Aanvrager(s) :

TRADIDEC NV

9070, DESTELBERGEN

België (72) Uitvinder(s) :

DE CUYPER Dirk 9070 DESTELBERGEN België

DIERICKX William 9070 DESTELBERGEN België (54) Kunststofbehouder voor verpakking onder druk van vulgoed, en werkwijze voor het vervaardigen hiervan (57) Behouder voor verpakking onder druk van vulgoed continuüm, zoals fluïda, resp. discontinu vulgoed van het type pasta’s, crème, of poeders, met een nek (23), een hierop aansluitende mantel (22) die het lichaam vormt van de behouder, en een bodemgedeelte (21) van de behouder, in hoofdzaak uit kunststofpolymeer, die aan de topzijde afsluitbaar is met een afsluiter (5), merkwaardig doordat de bodemzijde (21) afgesloten is door een afzonderlijk toegevoegde bodem (21) die aan de mantel (22) bevestigd is door middel van een verbinding (13) en doordat voormelde mantel (22) voorzien is van een stel verstevigingen (30); en werkwijze voor het vervaardigen hiervan.

BE2017/5917

Kunststofbehouder voor verpakking onder druk van vulgoed, en werkwijze voor het vervaardigen hiervan

Onderhavige uitvinding heeft betrekking op een behouder, die bestemd is voor verpakking onder druk van vulgoed, i.h.b. vloeibaar of half vloeibaar, met name flu'ida t.w. vloeistoffen of gassen, zoals pasta’s, crèmes, gels, e.d., waarbij de drukbehouder een versterkte mantel bezit.

Kunststofdrukbehouders vertonen een aantal voordelen t.o.v. deze uit metaal, o.m. op gebied van milieu en duurzaamheid door een lagere energie- en transportkost, wat tot een gereduceerde CO2 emissie leidt. Bovendien zijn ze niet corrosief, hebben een lager gewicht en kunnen desnoods doorzichtig zijn. Hiertegenover kunnen ze echter licht vervormen als er druk op komt wat meestal niet gewenst is.

Aldus werden drukbehouders die uit kunststoflichamen, resp. -wanden vervaardigd zijn beperkt naar mogelijke drukken waaraan zij immers moeten kunnen weerstaan om een veilige werking te kunnen verzekeren. Om het hoofd te bieden aan eventuele incidenten ten gevolge van de inwerkende druk, werden eerst drukbehouders voorgesteld met een relatief dikke wand met als gevolg een hoger gewicht voor dergelijke behouders, evenals een hogere kost.

Om hieraan te verhelpen werd een versterkte behouder voorgesteld zoals beschreven in US 3 837 527 van KUTIC waarin een behouder beschreven is die een lichaam bezit met een dünnere wand dankzij een versterkte constructie hiervan. Deze bestaat in hoofdzaak uit een versterkingsribben patroon dat nogal complex is. Hierbij bestaat deze immers uit een stel radiale versterkingsribben die zieh over het grootste deel van de lengte van de behouder uitstrekken tussen een buitenwand en een bijkomende binnenwand. Dit biedt echter het nadeel dat wat gewonnen wordt in gewicht aan de buitenwand dankzij zijn dünnere uitvoering, wederom verloren wordt door het bijkomend materiaal benodigd voor de bijkomende binnenwand en de talrijke radiale versterkingsribben. De hierin beschreven drukbehouder bestaat uit een zeer complexe wandstructuur waarin een dubbele wand verbonden is door radiale ribben. Het resultaat is dat de hiermee verkregen behouder nagenoeg even zwaar, met als bijkomend nadeel een nogal uitgebreide en complexe versterkingsribben structuur.

BE2017/5917

Document US 3.327.907 van Charles MEYERS beschrijft eveneens een versterkte kunststofbehouder voor producten onder druk. De hierin beschreven versterkingselementen bestaan eveneens uit een stel längs gerichte versterkingsribben. De voorgestelde behouder blijft echter in gebreke om de hier nagestreefde materiaalvermindering in hoofdzaak van de wand te bewerkstelligen. Evenmin dragen dergelijke longitudinale ribben ernstig bij tot het voldoende tegenwerken van de vervorming van de lichaamswand o.i.v. de druk.

Op analoge wijze beschrijft document W02005/071306 van KOLDYBAEV een drukbehouder uit halftransparant composiet materiaal waarrond een meer complexe kooistructuur aangebracht is, die het geheel altijd maar zwaarder maakt, wat zodoende niet past in het hier nagestreefd doel. Aldus maakt deze drukbehouder gebruik van een externe kooi die de drukbehouder beschermt tegen externe invloeden. De kooi verhoogt echter de interne drukbestendigheid van de container niet zodat er geen bijdrage geleverd wordt tot de hier beoogde oplossing van het technisch probleem.

De in DE 102006004120 van HYDAC Technology beschreven inrichting is geen verpakking, maar wel een hydraulische accumulator, wat een totaal andere functie heeft.

Ook de octrooipublicatie FR 2 852 301 van VALOIS SAS beschrijft een drukbehouder die nergens voorzien is van mechanische versterkingen. In wezen gaat het om een drukbehouder vervaardigd uit hoogwaardig kunststofmateriaal met voldoende weerstand tegenover het drijfgas dat bedoeld is om de bekende nadelen van behouders uit metaal te voorkomen, met name in hoofdzaak dat het moeilijk is om bepaalde vormen van bepaalde behouders te verkrijgen tegen redelijke prijzen en ook uit omgevingsoverwegingen, evenals de mogelijke impact op de inhoud van de behouder.

Wat het US 2.799.435 van ABPLANALP betreft is de hierin beschreven drukbehouder enkel uitgevoerd in nylon. Nylon is echter niet geschikt als materiaal voor een drukbehouder, door de grote vochtopname en hydrolyse gevoeligheid. Aldus is dit louter beperkt tot een nylon behouder waarin een aantal kenmerkende technische specificaties beschreven zijn die eigen zijn aan het gebruik van dit materiaal : dit maakt weliswaar relatief dünne wanden mogelijk die desondanks kunnen weerstaan aan de hoge drukken die toegepast worden bij drukbehouders, maar dat het nadeel vertoont om snel te harden,

BE2017/5917 zo snel zelfs dat nylon die in de caviteit vloeibaar toegevoerd wordt, de neiging vertoont om vast te worden voordat de caviteit volledig gevuld is, met als nadeel dat de aldus verkregen eindproducten onvolledig of niet perfect zijn. Voormelde beperkingen zullen of moeten niet voorkomen in de onderhavige uitvinding.

In US 5.133.701 op naam van Han Sang is de hierin beschreven drukbehouder nergens voorzien van verstevigingen, die nochtans nodig zijn om de nodige weerstand te verschaffen aan de behouderwand die onderworpen is aan een hogere druk.

Weliswaar beschrijft EP 0 778 225 van LORÉAL een aerosolbehouder die evenwel speciaal bedoeld is voor stalen. De kunststof drukbehouder hierin is enkel bruikbaar voor kleine volumes tot 8 ml, zoals uitdrukkelijk vermeld. Aldus wordt hierin een behouder uit kunststofmateriaal voorgesteld die hierin echter beschouwd wordt als zijnde een uiterst dure oplossing. Er wordt immers hierin gesteld dat gelet op de hoge inwendige druk bepaald door het drijfgas, het gebruik van een grotere kunststofdikte oplegt om aan de desbetreffende wand de vereiste stijfheid te kunnen verstrekken, zodat men hierdoor afgeleid wordt van deze keuze van kunststofmateriaal voor de behouder.

Tenslotte beschrijft US 6.484.900 van Roy STINER et.al. een doorzichtige behouder bestemd voor vloeibaar gemaakte gasbrandstof, maar nergens wordt er het gebruik van drukken vermeld. Bijgevolg beslaat dit document geen drukbehouder.

Hierin zijn een aantal structurele elementen beschreven die best aangewend kunnen worden voor de hierin beschreven behouder die specifiek bedoeld is als energiebron voor een zogenaamd campinggas met een intrinsiek of potentieel ontploffingsgevaar. Bijgevolg moet de behouder perfect bestand zijn tegen de hoog risicodragende inhoud bestaande uit een ontplofbaar fluïdum, terwijl in de hierna volgens deze uitvinding bedoelde toepassingen, in hoofdzaak eetbare materialen, cosmetica, e.a. niet ontploffende fluida of discontinu vulgoed beoogd worden, en zeker fluida die geen ontploffingsgevaar in zieh houden. De randvoorwaarden opgelegd op de wand van de behouder zijn dan ook heel anders, wat in voorkomend geval een doorslaggevende factor is aangezien volgens onderhavige uitvinding er net naar gestreefd wordt om zo ver mogelijk te kunnen gaan in de diktevermindering van het lichaam van de behouder.

Samengevat bestaat aldus de nood aan een lichtere kunststofbehouder voor drukverpakking, die bestemd is voor verpakking van continuüm vulproduct, met name

BE2017/5917 fluïda zoals gassen of vloeistoffen met een continu karakter, desgevallend half vloeibaar, of ook zogenaamde discontinue fluïda van het type schuim, pasta’s, crèmes, gels, en zelfs poeders e.d. om uitgedreven te worden na uitoefenen van een drukbewerking op de behouder.

Er bestaan dergelijke behouders uit kunststofpolymeer, omvattende ten minste één eindopening aan de topzijde van een mantel die het lichaam vormt van de behouder, die bovenaan afsluitbaar is met een afsluiter van het type dop.

Het doel van deze uitvinding bestaat erin om de als verpakking fungerende kunststofbehouder met het vulproduct onder druk te brengen, ni. van atmosfeer tot zowat min. 20 bar en zelfs 50 bar en meer.

Het doel van de uitvinding bestaat erin om de verpakking met het vulgoed onder druk te brengen, met name van atmosfeer tot zowat 50 bar, en meer tot druk gaande tot ca. 100 bar of eventueel zelfs hoger tot 300 bar.

Tot dit doel wordt volgens deze uitvinding een behouder uit kunststofpolymeer voorgesteld zoals bepaald in de hoofdconclusie. Deze is merkwaardig doordat deze ten minste één eindopening omvat, i.h.b. twee, aan top- en bodemzijde van een mantel die het lichaam vormt van de behouder, waarvan de bodemzijde afgesloten is door een afzonderlijk toegevoegde bodem die aan de mantel van de behouder bevestigd is door middel van een verbinding en die bovenaan afgesloten is met een afsluiter. Ook is een stel verstevigingselementen ten minste aan de mantel voorzien die het lichaam vormt van de behouder, om deze tegen hoge binnendrukken bestand te maken.

Aldus is volgens een bevoorrechte uitvoeringsvorm van de uitvinding een behouder uit kunststofpolymeer voorgesteld zoals bepaald in de desbetreffende conclusie, die merkwaardig is doordat in deze behouder een binnenbehouder voorzien is. Aldus bestaat volgens een nader bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding één bijzonder voordelige toepassing erin om door middel van een fies in een binnenfles een drukverpakking te maken gaande tot 20 bar en meer, desgevallend tot 100 bar, of zelfs tot 300 bar, zodat als er binnenin de container iets aan de hand is, het de buitencontainer is die ailes kan en zal opvangen, waarbij deze als een soort veiligheidscontainerfungeert.

BE2017/5917

Volgens een vrij merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de wet van Pascal toegepast die stelt dat een druk die wordt uitgeoefend op een vloeistof die zieh in een volledig gevuld en gesloten vat bevindt, zieh onverminderd in alle richtingen zal voortplanten. Deze wet wordt hier toegepast op een drukbehouder die een binnenbehouder omvat, waarbij de buitenbehouder als eigenlijke globale behouder de binnenbehouder volledig omsluit. Als de binnenbehouder onder een hoge druk wordt geplaatst en de buitenbehouder onder een lagere druk, waarbij beide drukken hoger zijn dan atmosfeerdruk, dan is de residuele druk op de binnenbehouder gelijk aan het verschil tussen de hoge druk van de binnenbehouder min de lagere (tegen)druk van de buitenbehouder. Dit heeft als voordeel dat de binnenbehouder lichter kan uitgevoerd worden dan de normale verwachtingen om te weerstaan aan de hoge druk. Door de constant opbouwende tegendruk in de buitenbehouder, kan de binnenbehouder extra dun en licht uitgevoerd worden.

De bedoeling van het opnemen van voormelde binnencontainer kan ook op voordelige wijze bestaan in de creatie van een zogenaamde tegenbehouder met dien verstände dat een negatieve druk gecreëerd wordt t.o.v. de andere behouder, ni. de buitenbehouder. Hiermee wordt als het ware een soort drukregelaar-behouder bewerkstelligd. Aldus wordt de binnenbehouder onder druk geplaatst, waarbij voor beide behouders twee verschillende drukken geregeld worden.

Volgens een bevoorrechte uitvoeringsvorm van de uitvinding is een versteviging bewerkstelligd door inbrengen van een binnenbehouder die op zijn beurt met een verbinding aan de bodem is bevestigd, waarbij deze binnenbehouder onder binnendruk extra gesteund is door de behouder, waarbij deze met de behouder verbonden zijn door lijmen of lassen, desgevallend zonder verbinding. De fixatie der ringen kan door lijmen of lassen zijn. Aldus kan één van de toepassingen erin bestaan om door middel van een fies in een binnenfles een drukverpakking te maken gaande tot 20 Bar en zelfs meer, zodat als er binnenin de container iets aan de hand is, het de buitencontainer is die ailes kan en zal opvangen, waarbij deze als een soort veiligheidscontainer fungeert.

Volgens een bijkomende uitvoeringsvorm van de uitvinding is een stel specifieke verstevigingselementen voorzien op een afstand van elkaar geplaatst zijn om de behouder tegen nog hogere binnendrukken bestand te maken. door een stel verstevigingselementen te voorzien is die op onderlinge afstand voorzien zijn aan de

BE2017/5917 binnen- en/of buitenzijde resp. van de drukbehouder kunnen deze tegen steeds hogere binnendrukken bestand gemaakt worden.

I.h.b. zijn voornoemde verstevigingselementen verkregen d.m.v. wikkelen en/of krimpen van de folie rond de behouder. Meer i.h.b. bestaan voornoemde verstevigingselementen uit een stel binnensteunringen die met de behouder verbonden zijn.

Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm hiervan bestaan voornoemde verstevigingselementen uit een stel verdikkingen resp. verstevigingsribben direct in het materiaal van de behouder.

Volgens een verdere alternatieve uitvoeringsvorm hiervan bestaan voornoemde verstevigingselementen uit een stel buitensteunringen, die op voordelige wijze direct aangebracht kunnen worden bij het blaasproces van de behouder.

Volgens een nog verdere alternatieve uitvoeringsvorm hiervan kunnen voornoemde buitensteunringen vervangen worden door een gaas en/of een raster en/of een krimp folie waar het raster reeds in verwerkt zit.

Volgens een specifieke uitvoeringsvorm hiervan zijn voornoemde buitensteunringen vervaardigd uit metaal, waarbij voornoemde buiten- of binnensteunringen ook vervaardigd kunnen zijn uit kunststoffen.

Volgens een verdere voordelige uitvoeringsvorm van de drukbehouder volgens de uitvinding is één of beide der binnen- resp. buitenbehouders transparant uitgevoerd.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat voornoemde kunststof uit PET (polyethyleen tereftalaat). Het kan echter ook uit een andere kunststof zoals polyolefinen, polyesters, PETG, PBT, bestaan. Mits een keurige selectie der kunststoffen, kunnen ongeschikte vervormingen beter onder contrôle gehouden worden. Materialen die hierbij keurig in aanmerking komen bestaan uit een andere kunststof, resp. polyolefinen, met name polypropyleen of polyethyleen, polystyreen, polyesters zoals PETG of PBT, polycarbonaat, polyamides, e.d., of copolymeren hiervan, met als bijkomend voordeel dat het materiaal kan aangepast worden aan de eisen van het product, met name een hogere drukbestendigheid, mogelijks een hogere chemische bestendigheid, hogere

BE2017/5917 temperatuursbestendigheid, wat een nog günstigere bijdrage levert voor een verbeterde oplossing van het hierboven gestelde probleem. Hiermee worden er verschillende materialen voorgesteld, die een chemische versterking aan de behouder verstrekken.

Volgens een verdere hoofduitvoeringsvorm van de drukbehouder volgens de uitvinding omvat hij ten minste één eindopening, i.h.b. twee, aan top- en bodemzijde van een mantel die het lichaam vormt van de behouder, waarvan de bodemzijde afgesloten is door een afzonderlijk toegevoegde bodem die aan de mantel van de behouder bevestigd is door middel van een verbinding en die bovenaan afgesloten is met een afsluiter.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding, is een ventiel in de toegevoegde bodem van de behouderverpakking opgenomen.

Volgens een specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat de lasverbinding uit een laser-, inductie-, of ultrasoonverbinding.

Een andere beperking is dat deze kruip vertonen ingeval van langdurige belasting op de kunststof. Dit kan echter aanzienlijk beperkt worden mits een passende selectie der kunststoffen.

Zo is volgens een verdere voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding laatstgenoemde behouder afkomstig van een voorvorm uit een primair kunststofmateriaal dat gevormd is door een materiaal dat biaxiaal verstrekbaar is, i.h.b. PET. meer i.h.b. is dit van binnen, en desgevallend ook van buiten, gecoat, i.h.b. met acrylaten desgevallend om de aanwending van PET mogelijk te maken.

Meer i.h.b. bestaat deze uit een zodanige kunststof, i.h.b. gemodificeerde PET, dat deze bestand is tegen steeds hoge(re) druk en/of temperatuur. Nog meer i.h.b. is de behouder volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding voorzien van een eindopening en is onderaan niet afgesneden,

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is voornoemde kunststof uit een zognd “polymeer-bio-aggregaat” bestaat verwezen met “PBA”, i.h.b. met opname van een barrière hierin, meer i.h.b. PETG met ge'incorporeerde sporen. Dergelijke zogenaamd polymeer-bio-aggregaat worden bekomen door bio-incapsulatie in een polymere matrix, met name van toepassing Bij het fabricageproces van een industrieel product zoals verpakkingsmateriaal, textielvezels, granules, e.d., worden genoemde duurstadia en het

BE2017/5917 polymeer geagglomereerd binnen een korte tijdspanne tijdens dewelke het polymeer vloeibaar is, te weten met temperatuur boven zijn smeltpunt.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat voornoemde verbinding uit een lijmverbinding, desgevallend ook een felsverbinding of nog een lasverbinding.

Volgens een nog bijkomende uitvoeringsvorm van de uitvinding is een behouder resp. voorvorm voorgesteld die voor een behouder bedoeld is, om stralingsgevoelige producten te bevatten, zoals licht- en/of gasgevoelige producten, i.h.b. voedingswaren, cosmetica, detergenten, e.a., die samengesteld is uit tenminste één basislaag bestaande uit een primair kunststofbasismateriaal met een bepaalde hoeveelheid additieven die in voornoemde basislaag zijn opgenomen. Voornoemde voorvorm bezit thermische eigenschappen die zodanig zijn dat de thermische krimp hiervan een bepaalde instelwaarde niet overtreft bij een voorafbepaalde instelwaarde van werkingstemperatuur,

i.h.b. waarbij voornoemde krimpinstelwaarde ten hoogste 4% tot 5% bedraagt, in het bijzonder hoogstens 3,5%, bij voorkeur tot 1%. I.h.b. omvat voornoemde primaire basislaag een bepaalde hoeveelheid primaire additieven die begrepen is tussen 1% en 20%, in het bijzonder tussen 5 en 15%, meer in het bijzonder nagenoeg 10 gewichts%, met vorming van een zogenaamde blend, om het inwendige hiervan te beschermen tegen externe straling, in het bijzonder elektromagnetische straling, meer bepaald licht, meer

i.h.b. waarbij de additieven gevormd zijn door polymeeradditieven, i.h.b. thermoplastische polymeeradditieven, desgevallend ook door polycarbonaat met vorming van een polycarbonaatblend, of door PEN, PETN05, of nog door polypropyleen-PET-additieven; met als bijkomend voordeel dat het materiaal best aangepast kan worden aan de eisen van het product zoals hogere drukbestendigheid, hogere chemische bestendigheid, hogere temperatuursbestendigheid.

De voorvorm kan een éénlagenstructuur bezitten, desgevallend ook een meerlagenstructuur, i.h.b. een drielagenstructuur bestaande uit voornoemde primaire basislaag waarin een tussenlaag is opgenomen die fungeert als een barrièrelaag, meer

i.h.b. als licht- en of zuurstofbarrière, die samengesteld is uit een secundair kunststofmateriaal waardoor nagenoeg alle getransmitteerde licht en/of zuurstof gesperd kan worden.

Volgens een steeds bijkomende uitvoeringsvorm van de uitvinding is een gasbarrière opgenomen in één der lagen, i.h.b. de tussenlaag, van de voorvormwand bestaande uit een barrièremateriaal met desbetreffende gasabsorptie.

BE2017/5917

Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de drukverpakking gevormd door een meerkamersysteem bestaande uit ten minste twee kamers. Ingeval van een tweekamersysteem is de behouder onderaan afgesloten zoals bepaald in de desbetreffende onderconclusie, en een kamerscheiding is aangebracht om de verscheidene kamers in de behouder tot stand te brengen. In dit geval kan de kamerscheiding voorzien zijn van ten minste één drukregelventiel, resp. begassingsventiel. I.h.b. kan dit drukregelventiel een afsluiting zijn, welke van buiten indirect open gemaakt kan worden d.m.v. het drukregelventiel, zodat de inhoud van de ene kamer in contact kan komen met de andere kamer, waarbij de kamers al dan niet onder druk staan, desgevallend waarbij zowel bodem- als topzijde afgesloten zijn door middel van een zelfde afsluitstuk met name een afsluiter, i.h.b. waarbij dit deksel uit een doseringsventiel bestaat, of mogelijks uit een schroefkap of ook andere afsluiters.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm bestaat de drukbehouder volgens de uitvinding uit een gecombineerde uitvoering van dubbele behouder zoals hierboven omschreven enerzijds, en een meervoudig kamersysteem anderzijds.

Deze uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een drukbehouderverpakking zoals hierboven bepaald, waarbij de hierin aangewende behouder gevormd wordt door een one-stage procès met daarna snijden van de behouder om aldus een buis te bekomen, waarbij drukmiddelen hierin worden aangebracht om de behouderverpakking met het vulproduct onder druk te brengen, i.h.b. van atmosfeer tot ca. 20 bar en meer, desgevallend tot 100 bar, door begassen. Ook kan de behouder gevormd worden door een two-stage procès. De behouder kan direct gevormd worden door spuitgieten, zonder snijden. Nadien kan deze nog altijd gesneden worden.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze van de uitvinding wordt in de behouder een flexibele binnenbehouder of zak ingebracht om het vulproduct niet in contact met de buitenwand te laten komen en ook niet met het drukgas (gassen, lucht,),

i.h.b. waarbij in de behouder een flexibele binnenbehouder wordt ingebracht door blazen.

Het onder druk brengen hierin kan gebeuren via het afsluitbare onderventiel via opening die zelfafsluitbaar is door de afdichting, waarbij deze afdichting uit een buiselement bestaat dat vervaardigd is uit een flexibele kunststof; i.h.b. waarbij het onder druk brengen

BE2017/5917 hierin via het afsluitbare bovenventiel kan gebeuren; bvb. via een zogenaamde “umbrellaplug” die zelf-afsluitbaar is, of via een zogenaamde «Nichelson-plug».

Volgens een bijkomende uitvoeringsvorm van de uitvinding is voornoemde behouder vervaardigd uit kunststofmateriaal door verstrekken en blazen van een spuitgiet voorvorm, die een hoge kristalliniteit vertoont om een hogere thermische dimensiestabiliteit te bezitten, waarbij voornoemde kristalliniteit in hoofdzaak een oriëntatie geïnduceerde kristalliniteit vormt, i.h.b. waarbij de kristalliniteit hoger is dan 30 %, méér i.h.b. begrepen is tussen 35 en 40 %.

Op voordelige wijze is voornoemde behouder vervaardigd uit een PET blend of copolymeer met een andere polyester bestand tegen hogere wärmte, i.h.b. volgens een uitgesproken laag niveau hiervan, i.h.b. waarbij voornoemde polyester gevormd is door een polyethyleen naftalaat; een polytrimethyleen naftalaat; of door het kunststofmateriaal gekend als PETN-5 type 400105.

Verdere bijzonderheden en kenmerken van de uitvinding zijn bepaald in verdere onderconclusies.

Verdere details zijn in het hiernavolgende nader toegelicht in enkele uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding aan de hand van de hierbij gevoegde tekeningen. Hierin hebben dezelfde verwijzingstekens betrekking op dezelfde of analoge elementen.

Figuren 1 tot 15 e.v. stellen elk een uitvoeringsvorm voor van een behouder volgens de uitvinding met telkens Varianten in verschillende aanzichten, voi en/of deels, waarin Figuur 1 een gemengd aanzicht toont in perspectief in gedeeltelijke doorsnede van de bodemsectie van een eerste uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding; Figuur 2 toont een vervolledigd zijaanzicht van de voorstelling van de in figuur 1 voorgestelde uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding;

Figuur 3 toont een analoog gemengd aanzicht van de in beide vorige figuren voorgestelde uitvoeringsvorm van de behouder doch van een topdeel hiervan;

Figuur 4 toont een gemengd aanzicht in perspectief in gedeeltelijke doorsnede van de bodemsectie van een tweede uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding; Figuur 5 toont een analoog zijaanzicht als de voorstelling in figuur 2 van de in figuur 4 voorgestelde uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding;

BE2017/5917

Figuur 6 toont een analoog aanzicht als in figuur 1 doch van een derde uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding;

Figuur 7 toont een analoog zijaanzicht van de voorstelling in figuur 5 van de in figuur 4 voorgestelde derde uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding;

Figuur 8 toont wederom een analoog aanzicht als in figuur 2 van een tegenover het detailaanzicht volgens figuur 1 vervolledigd zijaanzicht, doch van een vierde uitvoeringsvorm van de behouder;

Figuur 9 toont een verder vervolledigd gemengd zijaanzicht in perspectief van de volledige behouder voorgesteld in de vorige figuur, doch met een zijdelings weggenomen langsdeel hiervan;

Figuren 10 en 11 tonen wederom analoge aanzichten als in beide vorige figuren 8 en 9, doch van een bijkomende uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding;

Figuren 12 en 13 tonen nogmaals analoge aanzichten als in beide figuren 8 en 9, doch van een nog bijkomende uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding;

Figuur 14 toont een analoog topaanzicht als in figuur 3, doch van een steeds verdere uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding zoals zijdelings voorgesteld in figuur 15.

Figuur 16 toont een gemengde analoge voorstelling van voormelde bodem- en topdelen zoals voorgesteld in figuren 2 en 3 respectievelijk van een nog steeds verdere uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding;

Figuur 17 is een analoog aanzicht als in figuur 15 van laatstgenoemde uitvoeringsvorm van de behouder zoals voorgesteld in de vorige figuur 16;

Figuren 18 en 19 zijn analoge voorstellingen van een steeds bijkomende uitvoeringsvorm van de behouder zoals voorgesteld in beide vorige figuren 16 en 17 respectievelijk;

Figuren 20 en 21 stellen verder analoge gedeeltelijk uitgesneden bodemsecties zoals in figuren 5 en 4 respectievelijk van een nog steeds bijkomende uitvoeringsvorm van de behouder volgens de uitvinding;

Figuren 22 en 23 zijn analoge voorstellingen als in beide vorige figuren 20 en 21, doch van een bijkomende uitvoeringsvariante van behouder volgens de uitvinding met een meerkamersysteem;

Figuren 24 en 25 zijn op hun beurt analoge aanzichten als in beide figuren 9 en 8 resp. voorzien van een eerste continue bodemafwerking voorgesteld in figuur 25;

Figuren 26 en 27 stellen analoge voorstellingen voor als in beide vorige figuren 24 en 25, toch van een andere bodemafwerking voorgesteld in figuur 27;

BE2017/5917

Figuren 28 en 29 stellen analoge voorstellingen voor als in beide figuren 24 en 25, toch van een nog andere bodemafwerking voorgesteld in figuur 29;

Figuur 30 stelt een dwarssectie voor van een verdere uitvoeringsvariante van de behouder zoals voorgesteld in figuur 26;

Figuur 31 is een gedetailleerder vergroot aanzicht van de in vorige figuur 30 voorgestelde behouder met de bodem- en topdelen in uiteengenomen delen;

Figuren 32 en 33 stellen analoge aanzichten als figuren 30 en respectievelijk 31 voor, doch van een steeds bijkomende uitvoeringsvariante van een behouder volgens de uitvinding, waarbij figuur 34 een vergroot detailaanzicht hiervan is;

Figuren 35 en 36 stellen beide analoge aanzichten voor als in de figuren 28 en 29 respectievelijk van een nog steeds bijkomende uitvoeringsvariante van de behouder volgens de uitvinding.

Figuur 37 stelt een vervolledigd aanzicht voor van de in figuur 23 voorgestelde behouder volgens de uitvinding met een tweekamersysteem;

Figuur 38 is een vergroot detailaanzicht van fig. 37 analoog met figuur 23;

Figuur 39 stelt een partiële doorsnede voor van voormeld tweekamersysteem behouder zoals voorgesteld in de voorlaatste figuur 37;

Figuur 40 is een als in de figuur 37 voorgestelde behouder, doch volgens een bijkomende uitvoeringsvariante met dubbele behouderuitvoering;

Figuur 41 is een analoge voorstelling als in de voorlaatste figuur van de dubbele behouder met meerkamersysteem volgens de vorige figuur;

Figuur 42 is een vergroot detailaanzicht van fig. 41 analoog met figuur 23.

Tenslotte stellen de figuren 43 tot 48 telkens paarsgewijze een specifieke uitvoeringsvorm voor van bijzondere uitvoeringsvormen van versterkte behouderswanden volgens de uitvinding met telkens verschillende voorstellingen van versterkingselementen telkens in doorsnede gezien volgens lijnen A-A, B-B en resp. C-C in de desbetreffende figuren 43, 45 en 47.

Figuur 49 stelt een synthetisch overzicht voor van de verschillende uitvoeringsvarianten zoals hierboven uiteengezet;

Figuur 50 stelt een gesynthetiseerde realistische weergave voor van een reeks behouders volgens de uitvinding.

Figuren 51 a tot i stellen een aantal synthetische weergaven voor van realistisch voorgestelde bodemdelen van voormelde behouders volgens de uitvinding.

Figuren 1 e.v. stellen elk een uitvoeringsvorm voor van een behouder volgens de uitvinding met telkens Varianten in verschillende aanzichten, vol en/of deels.

BE2017/5917

Aigemeen heeft deze uitvinding betrekking op een als verpakking fungerende drukbehouder met een top-, een midden- en een voetdeel waarvan het topdeel voorzien is van een opening waardoor de drukhouder afvulbaar is, en waarin een ventiel of afsluiter kan opgenomen worden.

Het voetdeel vormt een los onderdeel dat onderaan de behouder aangebracht wordt, terwijl deze voorzien is van een ventiel om de behouder op druk te brengen. Het centraal gedeelte vertoont bvb. een cylindrisch of prismatisch profiel.

Ook heeft deze uitvinding betrekking op een drukverpakking-meerkamersyteem bestaande uit een container uit kunststof bv. PET gevormd door one-stage of two-stage procès 1 of een container gevormd door one-stage of two-stage procès met daarna snijden van de container om also een buis te bekomen. Ofwel middels het extrusieproces gevormde container T.

Die is onderaan afgesloten door een bodem 2 die middels een verbinding 13 aan container 1 is bevestigd. De verbinding 13 kan worden verkregen middels lijmen, felsen of lassen. Of is die onderaan afgesloten door afsluitdeksel bodem 18. Bovenaan wordt de container 1 afgesloten met een deksel 5, dit deksel kan een doseringsventiel 17 zijn of een schroefkap of andere afsluiters.

Aldus kan de behouder een afzonderlijk aangebrachte bodem vertonen, of desgevallend ook eenstukkig hiermee gemaakt worden.

De basisbehouder 1 omvat een vrijwel cilindrisch lichaam 22 dat zieh längs een langsas f uitstrekt, een afsluiter 5 aan de top en een toegevoegde bodem 21, al dan niet afzonderlijk, die verschillende vormen kan aannemen zoals hiernavolgend uiteengezet. Het cilindrische lichaam 22 is bij voorkeur vervaardigd uit kunststofmateriaal, in het bijzonder transparant zodat het niveau van vulgoed in de behouder zichtbaar blijft voor de gebruiker. Dit dient hier verstaan te worden als omvattende zowel doorzichtige, heldere of gewoon transparante wanden. Het bijzondere materiaal dat gekozen wordt om het lichaam 22 te vormen dient chemisch inert te zijn tegenover het in de behouder vervatte vulgoed en moet bovendien ook voldoende sterkte bieden evenals duurzaamheid voor de bedoelde aanwending, bestaande in een drukverpakking van continu of ook discontinu vulgoed.

BE2017/5917

Voorbeelden van hierbij geschikte materialen worden hiernavolgend opgegeven.

Het cilindrisch, of ook prismatisch lichaam, kan door spuitgiet vormtechniek gemaakt worden, of door extrusie, zoals verder beschreven met de desbetreffende werkwijzen voor het vervaardigen van de behouder.

Om aan de drukbehouderwand 22 voldoende sterkte te geven zijn versterkingselementen voorzien ten minste in de wand 22 van de drukbehouder. Deze bestaan in eerste instantie uit mechanische versterkingselementen 30 die op voordelige wijze voorzien kunnen worden onder de vorm van periferische versterkingselementen die rondomheen de behouder mantelwand 22 worden aangebracht. Voor een cilindrische wand zijn dit zodus cirkelvormige ringen die zieh op voordelige wijze uitstrekken in een vlak dat op de langsas t van de behouder loodrecht uitstrekken om aldus het versterkend effect van de ring op de wand optimaal te benutten.

Bij voorkeur zijn er verscheidene versterkingsringen voorzien längs de behouderwand die op onderlinge afstand voorzien zijn aan de binnen- en/of buitenzijde resp. van de drukbehouder, in het bijzonder volgens een oneven aantal, zodat hiermee de middenste ring passend aangebracht kan worden ter midden hoogte van de behouderwand 22 die net principieel de meest gesolliciteerde zone is in de behouder, zeker ingeval de versterkingsringen op gelijke afstand van elkaar voorzien zijn.

Ook kunnen de versterkingsringen echter volgens een andere langsverdeling worden aangebracht, i.h.b. met een afnemende afstand van manteltop- en -bodemuiteinden, naar de centrale sectie toe hiervan, waarbij de tussenruimten tussen de opeenvolgende versterkingsringen zodus afneemt naar het midden van de mantel toe. Dit bewerkstelligt immers een verhoogde sterkte in de meest gesolliciteerde sectie van de behouder, ni. de middensectie.

Op voordelige wijze vertonen de versterkingsringen 31,32 een afgerond profiel, i.h.b. met een vrijwel halfcirculaire dwarssectie met uitwendig gerichte top. Dankzij dit profielverloop combineren de lokale spankrachten optimaal en teilen ze mekaar op om een maximale spankracht uit te oefenen tegenover de behouderwand.

BE2017/5917

Bij voorkeur vertonen de versterkingsringen een breedte die kleiner, bij voorkeur zelfs beduidend kleiner blijft dan de helft, of minder nog, van de tussenafstand tussen de opeenvolgende ringen zoals getoond op figuur 49, zodanig dat de behouder wanddikte gemiddeld een relatief kleinere waarde blijft behouden.

Voormelde versterkingsringen worden in hoofdzaak aan de buitenwand voorzien, maar kunnen ook aan de binnenwand aangebracht worden, desgevallend in combinatie met deze aan de buitenwand, bijvoorbeeld om de vereiste wandsterkte te verzekeren, ten minste op de zwakkere plaatsen hiervan.

Er wordt hier bewust afstand gedaan van andere types ribben zoals longitudinale of ook radiale. De efficiëntie hiervan op het niet vervormen van de behouderwand onder invloed van de inwerkende druk van binnen is hier immers beduidend minder. Aldus zijn de periferische versterkingsribben, resp. ringen die zieh in een op de langsas f loodrecht vlak uitstrekken significant doeltreffender om een neiging tot eventuele bombering van de behouderwand onder inwerking van de druk tegen te werken, wat niet of slechts weinig en duidelijk minder het geval is dan de andere voormelde types versterkingsribben.

Ook kunnen naast de hierboven beschreven mechanische versterkingselementen desgevallend chemische versterkers worden aangewend zoals hieronder beschreven.

Voormelde chemische versterkingselementen kunnen desgevallend in combinatie aangewend worden met de voormelde mechanische versterkingselementen.

Doel is om de verpakking met het vulproduct onder druk te brengen, ergo begassen, voor verpakking onder druk gaande tot ca. 20 bar en hoger tot 100 bar, of meer zelfs tot 300 bar, i.h.b. bij een temperatuur van ca. 55°C, wat o.m. gebeurt via het afsluitbare bovenventiel 17 en/of het afsluitbare onderventiel via opening 3 zelfafsluitbaar door de afdichting 4 waarbij afdichting 4 een buisje is uit een flexibele kunststof; en/of via de zelfafsluitbare “umbrella-plug” 6; of nog via de two-stage “Nichelson-plug” 7, beide koopdelen.

Opdat de container 1 of 1' tegen hoge binnendrukken bestand zou zijn bestaat de uitvinding erin deze container te verstevigen op verschillende manieren: middels binnensteunringen 8 en 8' die op een afstand van elkaar worden geplaatst en die met de

BE2017/5917 container verbonden worden door bv. lijmen of lassen. De afstand tussen 8 en 8' en de hoeveelheid steunringen te plaatsen is afhankelijk van de gewenste containersterkte; en/of middels verdikkingen cq verstevigingsribben 9 en 9' direct in het materiaal van de container 1. De afstand tussen 9 en 9' en de hoeveelheid ervan te plaatsen is afhankelijk van de gewenste containersterkte;

en/of middels buitensteunringen 10 en 10' die op een afstand van elkaar worden geplaatst en die met de container verbonden worden door bv. lijmen of lassen of gewoon zonder verbinding. De afstand tussen 10 en 10' en de hoeveelheid steunringen te plaatsen is afhankelijk van de gewenste containersterkte. De mogelijkheid bestaat erin deze buitensteunringen 10 direct aan te brengen bij het blaasproces van de container. De uitvinding beperkt zieh niet alleen tot deze getekende buitensteunringen maar kan ook een gaas of een raster zijn. De materialen van deze steunringen kunnen zowel metalen als kunststoffen zijn;

en/of door het inbrengen van een binnencontainer 14 die op zijn beurt met een verbinding aan bodem 2 wordt bevestigd. De verbinding 12 kan bijvoorbeeld worden verkregen middels lijmen, felsen of lassen. Deze binnencontainer 14 onder binnendruk wordt dan extra gesteund door de container 1.

Indien de container 1 geproduceerd is middels het extrusieproces, dan wordt de bovenkant afgesloten met een containerkop 11 die middels een verbinding 12 aan container 1 is bevestigd. De verbinding 12 kan bijvoorbeeld worden verkregen middels lijmen, felsen of lassen.

De container kop 11 kan dan op zijn beurt worden afgesloten met een deksel 5, dit deksel kan een doseringsventiel 17 zijn of een schroefkap of andere afsluiters.

Om een vulgoed zoals vloeistoffen, pasta’s, crèmes, e.d. niet in contact met de buitenwand te laten komen en ook niet met het drukgas (gassen, lucht, ...) wordt in de container een flexibele binnencontainer 16 ingebracht, door bijvoorbeeld blazen.

Bij atmosferische verpakking en/of drukverpakkingen kan men de container afsluiten met afsluitdeksel bodem 18 en al dan niet onder druk brengen volgens bovengeschreven méthodes. Hier spreekt men over een 1-kamer systeem.

BE2017/5917

Tweekamersysteem volgens figuur 12 waarbij de container 1 onderaan wordt afgesloten volgens de bovengeschreven verschillende méthodes en de 2 kamers bekomen worden door in de container een kamerscheiding 19 aan te brengen. De kamerscheiding 19 al dan niet voorzien van een drukregelventiel 20 maar dit drukregelventiel 20 kan bijvoorbeeld ook een afsluiting zijn welke van buitenaf te openen is zodat de inhoud van de kamer 21 in contact kan komen met kamer 22. De kamers staan al dan niet onder druk.

Drie- of meerkamersysteem zoals boven beschreven maar waarbij één- of meerdere kamerscheidingen 19 en 19’ worden aangebracht. Indien men enkel kamerscheiding 19’ aanbrengt bekomt men een derde kamer 23. De kamerscheidingen kunnen voorzien zijn van een drukregelventiel 20 of bijvoorbeeld een afsluiting welke van buitenaf te openen is zodat de inhoud van kamer 21 in contact kan komen met kamer 22. De kamers staan al dan niet onder druk.

Men kan een aantal kamers creëren door verschillende kamerscheidingen aan te brengen. In de verschillende kamers kan het vulgoed bestaan uit vloeistof, poeder of gas. De kamers staan al dan niet onder druk.

I.h.b. is in de behouder een flexibele binnenbehouder of zak ingebracht worden om het vulproduct niet in contact met de buitenwand te laten komen en ook niet met het drukgas (gassen, lucht, ...), meer i.h.b. waarbij in de behouder een flexibele binnenbehouder wordt ingebracht door blazen.

Indien de container 1 geproduceerd is middels het extrusieproces dan wordt de bovenkant afgesloten met een container kop 11 die middels een verbinding 12 aan container 1 is bevestigd. De verbinding 12 kan middels lijmen, felsen of lassen.

De containerkop 11 kan dan op zijn beurt worden afgesloten met een deksel 5, zijnde een doseringsventiel 17 of een schroefkap of andere afsluiter.

Om een vulproduct niet in contact met de buitenwand te laten komen en ook niet met het drukgas (gassen , lucht, ...) wordt in de container een flexibele binnencontainer 16 ingebracht, bv. door blazen.

BE2017/5917

Bij atmosferische verpakking en/of drukverpakkingen kan men de container afsluiten met afsluitdeksel bodem 18 en al dan niet onder druk brengen volgens bovengeschreven méthodes. Hier gaat het om 1-kamer systeem.

Tweekamersysteem zijn weergegeven in fig. 12 waarbij container 1 onderaan wordt afgesloten volgens de boven beschreven méthodes en de 2 kamers bekomen worden door in de container een kamerscheiding 19 aan te brengen.

De kamerscheiding 19 is al dan niet voorzien van een drukregelventiel 20, wat ook een afsluiting kan zijn welke van buitenaf te openen is zodat de inhoud van kamer 21 in contact kan komen met kamer22. De kamers staan al dan niet onderdruk.

Men kan een beperkt aantal kamers creëren door verschillende kamerscheidingen aan te brengen. In de verschillende kamers kan het vulproduct bestaan uit vloeistof, poeder of gas. De kamers staan al dan niet onder druk.

Behouderverpakking 30 is met één eindopening, dus niet afgesneden onderaan, en gekenmerkt doordat deze uit een kunststof met name gemodificeerde PET bestaat zodat deze bestand is tegen hoge(re) drukken. De bodem onderaan is hierbij uitgevoerd volgens het bekende “petalo'id” principe.

Behouderverpakking 23 is met 1 eindopening, dus niet afgesneden onderaan, en gekenmerkt doordat deze uit een kunststof zoals bvb. gemodificeerde PET bestaat zodat deze bestand is tegen hoge(re) druk en/of hogere temperatuur. De bodem onderaan is hierbij nagenoeg vlak uitgevoerd, desgevallend met een lichte bulging naar binnen toe.

Behouderverpakking 24 met één eindopening, dus niet afgesneden onderaan, gekenmerkt doordat deze uit een kunststof met name gemodificeerde PET bestaat zodat deze bestand is tegen hoge(re) drukken. De bodem onderaan is hier als bol uitgevoerd omdat deze geometrie meer druk in de behouder kan weerstaan. Deze versie vergt een base-cup 25 die maakt dat de verpakking rechtop kan blijven staan, omwille van de verticale stand ervan, die aan de behouder bevestigd is i.h.b. aan de bodemzijde ervan, meer i.h.b. ter hoogte van het overgangsgebied tussen bodem 21 en mantel 22.De base cup 25 wordt bevestigd aan de behouder middels lijmen of lassen.

BE2017/5917

Behouderverpakking 24 is niet noodzakelijk cilindrisch van vorm maar kan ook andere vormen aannemen, bijvoorbeeld prismatisch, i.h.b. driehoeks- met afgeronde hoeken.

Behouderverpakking 26 is gekenmerkt doordat deze vervaardigd is volgens het 3stapsproces : eerst preform spuitgieten, dan preform opblazen tot een fies en daarna afsnijden. Onderaan wordt de behouder afgesloten door een vol deksel 28 die bevestigd is aan de behouder middels lijmen of lassen.

Behouderverpakking 29 uit een PET materiaal waarbij een binnenbehouder 30 wordt ingebracht door de opening onderaan de buitenbehouder 29 ontstaan door het snijden. De binnenbehouder 30 is niet noodzakelijk van hetzelfde materiaal als de buitencontainer en kunnen een vorm hebben die niet noodzakelijk cilindrisch is. De onderste opening van de buitencontainer 29 wordt afgesloten via een deksel of base-cup 25' welke aan de behouder bevestigd wordt middels lijmen of lassen. Bovenaan wordt de binnencontainer afgesloten met een ventiel 5'. De wand van de binnencontainer 30 wordt bij een hogere binnendruk gesteund door de buitencontainer waardoor de behouderverpakking op zieh beter bestand is tegen hogere drukken tot bv 20 bar.

Behouderverpakking 29' is een variante op de buitencontainer 29 waarbij het ventiel 5' geintegreerd is in de behouderverpakking en dus niet meer demonteerbaar, afgeschermd van buitenuit en als extra zekerheid voor het vasthouden van het ventiel door de binnenwand van de buitencontainer 29'.

Behouderverpakking 29 is een verdere variant op de buitencontainer 29 gekenmerkt dat de buitencontainer 2x is afgesneden : boven- en onderaan.

Behouderverpakking 30 is met één eindopening, dus niet afgesneden onderaan, en gekenmerkt doordat deze uit een kunststof met name gemodificeerde PET bestaat zodat deze bestand is tegen hoge(re) drukken.

Voorbeeld

Dit kan gemakkelijk getest worden : de behouder onder druk zetten, bijvoorbeeld met 6 bar aan de binnenkant, de vervorming gaan meten en er 2,5 bar bijsteken längs boven en ook de vervorming gaan meten. Dan moet die behouder die 6 bar kunnen weerstaan, maar als de container er boven, op 2,5 bar komt dan mag je die 2,5 bar druk in

BE2017/5917 tegenovergestelde richting op de binnencontainer beschouwen, waardoor dat de druk die de binnencontainer maar moet weerstaan of die hij echt voelt om die wand is eigenlijk maar 3,5 bar : 6-2,5 = 3,5.

De belangrijkste toepassing is dat je de binnenbehouder lichter kunt maken. De binnenbehouder dient niet meer 6 bar te weerstaan, de wanden mögen dünner zijn omdat hij maar 3,5 bar dient te houden. Aldus volgt een extra voordeel van de dubbele behouder door toepassing van de wet van Pascal waar een effect bekomen wordt dat je een kleine druk moet weerstaan voor één van die twee behouders wat dan wel in bepaalde toepassingen nuttig kan zijn. Dus wordt die in principe mechanisch minder belast. Dan kunnen wij ook die container gaan lichter maken. En dat is een belangrijk voordeel, dat wij zodus een lichter product kunnen maken dankzij de tegendruk die wij hierin creëren. In dit voorbeeld, heeft binnencontainer gediend als drukvat, waarbij de binnenfles onder druk de buitenfles eigenlijk beschermt, en a.h.w. als tegenbehouder fungeert: De behouder verwerpt een negatieve druk op de basisbehouder dus met een verlaagde druk voor die ene, ni., de dubbele behouder met dus kleinere druk voor de tweede behouder dankzij de andere behouder.

De ties in ties is één kamer waarbij de binnenfles als extra versteviging van de buitenfles dient. Wij gaan dus een binnencontainer onder druk gaan plaatsen, via een drukregelaar, het zijn twee verschillende drukken die wij regelen nu, met creatie van een drukgradiënt ΔΡ, het verschil tussen de binnenbehouder en de behouder, dat heeft een bepaald drukverschil, een ΔΡ. En door middel van die ΔΡ kunnen wij die binnenbehouder lichter maken. Dat is die toepassing van de Wet van Pascal.

Algemeen heeft deze uitvinding betrekking op een drukverpakking-meerkamerssysteem bestaande uit een container uit kunststof bijvoorbeeld PET gevormd door one-stage of two-stages procès 1, of een container gevormd door one-stage of two-stages procès met daarna snijden van de container om aldus een buis te bekomen. Ofwel middels het extrusieproces gevormde container T.

Die is onderaan afgesloten door een bodem 2 die middels een verbinding 13 aan container 1 is bevestigd. De verbinding 13 kan bijvoorbeeld worden verkregen middels lijmen, felsen of lassen. Of is die onderaan afgesloten door een afsluitdeksel bodem 18.

BE2017/5917

Samengevat zijn de belangrijkste hoofdpijlers die in de drukbehouder van de uitvinding zijn opgenomen fysische verstevigingen i.h.b. wikkelen, verstevigingsringen en/of -ribben -binnen- en/of buiten-, sleeven; en/of chemische verstevigingen i.h.b. d.m.v. verhogen kristalliniteit, glastransitietemperatuur, polymeer blends, inclusief gebruik van PEN en verhogen van kristalliniteit; en/of chemische resistentie i.h.b. d.m.v. blends, coatings, incl. binnencoating; en/of spéciale constructievormen, i.h.b. drukbehouder van het type ‘ties in fies’ als versteviging, ‘zak in ties’, één- of twee-kamersysteem, of nog ‘bolle bodem met basecup’.

BE2017/5917

Claims (66)

1. CONCLUSIES

   1. Behouder voor verpakking onder druk van vulgoed continuüm, met name (half)vloeibare fluïda, resp. desgevallend discontinu vulgoed van het type schuim, pasta’s, crème, of ook poeders, omvattende een nekgedeelte (23) met een gietopening (24) aan zijn topzijde, een hierop aansluitend mantelgedeelte (22) die het lichaam vormt van de behouder, en een bodemgedeelte (21) van de behouder, die in hoofdzaak uit een kunststofpolymeer bestaat, die aan voornoemde topzijde afsluitbaar is met een afsluiter (5), gekenmerkt doordat de aan voormelde topzijde tegenovergestelde bodemzijde (21) afgesloten is door een afzonderlijk toegevoegde bodem (21) die aan de mantel (22) bevestigd is door middel van een verbinding (13) en doordat voormelde mantel (22) voorzien is van een stel verstevigingen (30).
2. 2. Verpakking-behouder volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat hij een binnenbehouder (2) omvat, die in de behouder (1) volledig omsloten is en die onderworpen is aan een eigen druk p₂, die verschillend is van deze pi waaraan de behouder (1) onderworpen is, waarbij p₂ > pi, waarbij ten minste p₂ > atmosfeerdruk, met vorming van een residuele druk op de binnenbehouder (2) die gelijk is aan het verschil tussen de hogere druk van de binnenbehouder (2) en de lagere tegendruk van de behouder (1).
3. 3. Behouder voor verpakking onder druk van continuüm vulgoed continuüm, met name fluïda, resp. desgevallend discontinu vulgoed van het type schuim, pasta’s, crème, of ook poeders, omvattende een nekgedeelte (23) met een gietopening (24) aan de topzijde, een hierop aansluitend mantelgedeelte (22) dat het lichaam van de behouder vormt en een bodemgedeelte (21), die (1) in hoofdzaak samengesteld is uit een kunststofpolymeer, gekenmerkt doordat hierin (1) een binnenbehouder (2) onder binnendruk p₂ voorzien is, die in de behouder (1) onder een druk pi volledig omsloten is en die aan de bodem (21) ervan (1) bevestigd is, met vorming van een dubbel behoudersysteem (12) waarin de binnenbehouder (2) extra gesteund is door de behouder (1)·
4. 4. Behouder volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat de binnenbehouder (2) onderworpen is aan een eigen druk p₂ die verschillend is van deze pi waaraan de behouder (1) onderworpen is, waarbij de binnenbehouder onder een hogere druk staat

   BE2017/5917 dan de behouder (1), waarbij ten minste voormelde druk p2 hoger is dan atmosfeerdruk, en de residuele druk Δρ op de binnenbehouder gelijk is aan het positief verschil tussen de hogere druk van de binnenbehouder (2) en de lagere tegendruk van de behouder (1 ).
5. 5. Behouder volgens één van de conclusies 2 tot 4, gekenmerkt doordat de binnenbehouder (2) een kleinere wanddikte vertoont dan behouder (1), en toch blijft weerstaan aan voormelde voor binnenbehouder (2) kenmerkende hogere druk p2, waarbij genoemde dubbel behoudersysteem (12) zodoende füngeert als een buffer met inwendig gecompenseerde druk.
6. 6. Behouder volgens één van de conclusies 3 tot 5, daardoor gekenmerkt dat genoemde dubbel behoudersysteem (12) zodoende een drukregelaar vormt, i.h.b. van het type PCB.
7. 7. Drukbehouder volgens één van de vorige conclusies, gekenmerkt door een verpakking onder druk die bestand is tegen drukken gaande tot ca. 20 bar, desgevallend tot 100 bar, en meer.
8. 8. Behouder volgens één van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat hij voorzien is van een stel fysische of mechanische verstevigingen (30).
9. 9. Behouder volgens de vorige conclusie, gekenmerkt doordat voormelde versteviging gevormd is door een binnenbehouder (2) die met een verbinding aan de bodem (2) is bevestigd, waarbij de binnenbehouder (2) die onder voormelde binnendruk P2 staat, extra gesteund is door de behouder (1).
10. 10. Behouder volgens één van beide vorige conclusies, gekenmerkt doordat een stel verstevigingselementen (31, resp. 32) voorzien is die op onderlinge afstand (d,) voorzien zijn aan de binnen- en/of buitenzijde van de drukbehouder (1) of (1’).
11. 11. Behouder volgens één van de vorige conclusies 8 tot 10, gekenmerkt doordat voormelde verstevigingselementen (31, resp. 32) periferisch voorzien zijn, i.h.b. met een nagenoeg constante dwarssectie, meer i.h.b. met een rotatiesymmetrisch profiel.

    BE2017/5917
12. 12. Behouder volgens de vorige conclusie, gekenmerkt doordat voormelde verstevigingselementen (31, resp. 32) een afgerond profiel vertonen, i.h.b. met een nagenoeg half circulaire dwarssectie met uitwendig gerichte top.
13. 13. Behouder volgens één van de vorige conclusies 10 tot 12, gekenmerkt doordat voormelde afstand (d,) tussen onderling aangrenzende verstevigingselementen (31, 32) afneemt van de langse manteluiteinden naar de langse middensectie toe hiervan (22),

    i.h.b. met een gelijkmatige afname t.o.v. voormelde middensectie.
14. 14. Behouder volgens de vorige conclusie, gekenmerkt doordat een oneven aantal verstevigingsringen (31, 32) voorzien is, waaronder de middenste nagenoeg ter hoogte van voormelde middensectie aangebracht is.
15. 15. Behouder volgens één van de vorige conclusies 10 tot 14, gekenmerkt doordat voornoemde verstevigingselementen (32) bestaan uit een stel verdikkingen resp. verstevigingsribben (9), i.h.b. éénstukkig (9’) meteen in het materiaal van de drukbehouder (1).
16. 16. Behouder volgens één van de conclusies 10 tot 15, gekenmerkt doordat voornoemde verstevigingselementen (31) bestaan uit een stel binnensteunringen (31), en/of resp. een stel buitensteunringen (32) en (10’) die met de drukbehouder (1) verbonden zijn.
17. 17. Behouder volgens de vorige conclusie, gekenmerkt doordat de verstevigingen resp. ringen met de behouder (1) verbonden zijn door lijmen of lassen.
18. 18. Behouder volgens conclusie 16, gekenmerkt doordat de verstevigingen resp. ringen met de behouder (1) solidair gemaakt zijn zonder stoffelijke of materiële verbinding,

    i.h.b. mechanisch door klemming of krimpen ervan e.d.
19. 19. Behouder volgens de vorige conclusie, gekenmerkt doordat voornoemde verstevigingselementen (32) gevormd zijn door krimpen van folie rond de behouder (1), een gaas en/of een raster en/of een krimp folie waar het raster reeds in verwerkt zit.

    BE2017/5917
20. 20. Behouder volgens één van beide vorige conclusies, gekenmerkt doordat genoemde verstevigingselementen bestaan in wikkelingen rondomheen de behouderwand (22), i.h.b. bestaande uit glasvezels, composiet, of glasdraad.
21. 21. Behouder volgens één van de conclusies 10 tot 20, gekenmerkt doordat voornoemde binnensteunringen (31) vervaardigd zijn uit kunststoffen en/of dat voornoemde buitensteunringen (32) vervaardigd zijn uit kunststof en/of metaal.
22. 22. Behouder volgens één der conclusies 10 tot 21, gekenmerkt doordat hij chemische verstevigingen in zieh houdt, i.h.b. in de behouderwand (22) hiervan (1).
23. 23. Behouder volgens één der vorige conclusies, i.h.b. de vorige, gekenmerkt doordat hij transparant is, i.h.b. de behoudermantelwand, meer i.h.b. ten minste over een deel hiervan (1).
24. 24. Behouder volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat voomoemd kunststofmateriaal waaruit hij gemaakt is gevormd is door een materiaal dat biaxiaal verstrekbaar is, i.h.b. PET (polyethyleen tereftalaat).
25. 25. Behouder volgens één van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat deze uit een zodanige kunststof, i.h.b. gemodificeerde PET, bestaat dat deze bestand is tegen hoge(re) druk en/of temperatuur, en/meer i.h.b. als doordat deze (23) voorzien is van een eindopening en onderaan niet afgesneden is.
26. 26. Behouder volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat die (1) vervaardigd is uit kunststofmateriaal door verstrekken en blazen van een spuitgiet voorvorm, en een hoge kristalliniteit vertoont om een hogere thermische dimensiestabiliteit te bezitten, waarbij voornoemde kristalliniteit in hoofdzaak een oriëntatie geïnduceerde kristalliniteit vormt, i.h.b. waarbij de kristalliniteit hoger is dan 30 %, méér i.h.b. begrepen is tussen 35 en 40 %.
27. 27. Behouder volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat deze bestaat uit een andere kunststofmateriaal met name polyolefinen, i.h.b. polypropyleen of polyethyleen, polystyreen, polyesters, i.h.b. PETG of PBT, polycarbonaat, polyamides, of copolymeren hiervan of blends hiervan, meer i.h.b. met een andere polyester bestand tegen hogere wärmte, nog meer i.h.b. volgens een uitgesproken laag niveau hiervan,

    BE2017/5917 steeds meer i.h.b. waarbij voornoemde polyester gevormd is door een polyethyleen naftalaat; een polytrimethyleen naftalaat; of door het kunststofmateriaal gekend als PETN5 type 400105.
28. 28. Behouder volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde kunststof uit een zognd. “polymeerbioaggregaat” bestaat, i.h.b. met opname van een barrière hierin, meer i.h.b. een chemische, resp. gas- of nog lichtbarrière.
29. 29. Behouder bedoeld om stralingsgevoelige producten te bevatten, zoals licht- en/of gasgevoelige producten, i.h.b. voedingswaren, cosmetica, of ook detergenten, e.a., die samengesteld is uit tenminste één basislaag bestaande uit een primair kunststofbasismateriaal met een bepaalde hoeveelheid additieven die in voornoemde basislaag zijn opgenomen, daardoor gekenmerkt dat de voorvorm waaruit hij (1) vervaardigd is thermische eigenschappen bezit die zodanig zijn dat de thermische krimp hiervan een bepaalde instelwaarde niet overtreft bij een voorafbepaalde instelwaarde van werkingstemperatuur, i.h.b. waarbij voornoemde krimpinstelwaarde ten hoogste 4% tot 5% bedraagt, in het bijzonder hoogstens 3,5%, bij voorkeur tot 1%.
30. 30. Behouder volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat de additieven gevormd zijn door PET-additieven.
31. 31. Behouder volgens één van beide vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voorvorm een éénlagenstructuur bezit.
32. 32. Behouder volgens één van de conclusies 29 tot 31, daardoor gekenmerkt dat deze een meerlagenstructuur bezit, i.h.b. een drielagenstructuur bestaande uit voornoemde primaire basislaag waarin een tussenlaag is opgenomen die fungeert als een barrièrelaag,

    i.h.b. als licht- en/of zuurstofbarrière, die samengesteld is uit een secundair kunststofmateriaal waardoor nagenoeg alle getransmitteerde licht en/of zuurstof gesperd kan worden.
33. 33. Behouderverpakking volgens één van de vorige conclusies, i.h.b. de vorige, daardoor gekenmerkt dat voornoemde behouder van binnen en/of buiten gecoat is, i.h.b. met acrylaten.

    BE2017/5917
34. 34. Behouder volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat hij (1) aan genoemde bodemzijde afgesloten is door een vol deksel (28) dat aan de behouder vast bevestigd is middels een vaste verbinding.
35. 35. Behouder volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat genoemde verbinding gevormd is door een lasverbinding (13), i.h.b. die door een laser-, inductie-, resp. ultrasoonverbinding, of desgevallend een lijmverbinding.
36. 36. Behouder volgens één van de conclusies 1 tot 35, gekenmerkt doordat hij (1) van een bodem (21) met een bol profiel voorzien is om in de behouder (1) nog meer druk te laten weerstaan, waarbij een bodemhouder (25) voorzien is.
37. 37. Drukbehouder volgens één van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat een ventiel opgenomen is in de toegevoegde bodem (21).
38. 38. Drukbehouder volgens één van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat hij (1) gevormd is door een meerkamersysteem bestaande uit ten minste één kamer (51), i.h.b. twee (52), waarbij de drukbehouder (1) onderaan is afgesloten en een kamerscheiding (59) voorzien is tussen de verscheidene kamers in de behouder.
39. 39. Drukbehouder volgens de vorige conclusie, gekenmerkt doordat de kamerscheiding (59) voorzien is van ten minste één drukregelventiel (50), resp. begassingsventiel als afsluiting.
40. 40. Drukbehouder volgens de vorige conclusie, gekenmerkt doordat die afsluiting van buiten indirect instelbaar is een open of gesloten stand d.m.v. drukregelventiel (50) zodat de inhoud van de kamer (51) in contact kan komen met kamer (52), waarbij de kamers al dan niet onder druk staan.
41. 41. Drukbehouder volgens de vorige conclusie, gekenmerkt doordat zowel bodem- als topzijde (21, resp. 23) afgesloten zijn d.m.v. een zelfde afsluitstuk, met name een afsluiter (58).
42. 42. Drukbehouder volgens de vorige conclusie, gekenmerkt doordat deze afsluiter (58) uit een doseringsventiel (57) bestaat of een schroefkap resp.

    BE2017/5917
43. 43. Drukbehouder volgens volgens één van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat hij fysische verstevigingen i.h.b. wikkelen, verstevigingsringen en/of -ribben -binnen- en/of buiten-, sleuven, omvat; en/of chemische verstevigingen i.h.b. d.m.v. verhogen kristalliniteit, glastransitietemperatuur, polymeer blends, inclusief gebruik van PEN en verhogen van kristalliniteit; en/of chemische resistentie i.h.b. d.m.v. blends, coatings, incl. binnencoating; en/of spéciale constructievormen, i.h.b. drukbehouder van het type ‘fies in fies’ als versteviging, resp. ‘zak in fies’, één/twee-kamersysteem, of nog ‘bolle bodem met basecup’.
44. 44. Werkwijze voor het vervaardigen van een behouder, van het type drukbehouderverpakking, volgens één van de vorige conclusies, waarbij eerst een behoudermantelprofiel (90) met een langsas (t) gevormd wordt met daarna snijden hiervan (90) tot een buisvormig element (91) op de gewenste langsafmeting (L), daardoor gekenmerkt dat drukmiddelen hierin worden aangebracht om de behouderverpakking (1) met het vulgoed onder druk (met name pi) te brengen, i.h.b. van atmosfeer tot ca. 100 bar, en meer, door begassen, i.h.b. waarbij deze (1) gevormd wordt middels de door het extrusieproces gevormde behoudermantel (91), meer i.h.b. waarbij de behouderkop (11) of manteltopsectie (22’) afgesloten wordt met een deksel (5), nog meer i.h.b. waarbij dit deksel een doseringsventiel (17) is, of een schroefkap of andere afsluiters.
45. 45. Werkwijze i.h.b. volgens de vorige conclusie voor het vervaardigen van een drukbehouder i.h.b. zoals bepaald in één van de conclusies 1 tot 43, waarbij deze gevormd wordt door middel van een geëxtrudeerde buis (3) die ten minste één maal, i.h.b. 2x afgesneden is, waarbij beide open uiteinden van de aldus ontstane mantel (22’) afgesloten worden door eenzelfde stuk, afsluiter of deksel (5).
46. 46. Werkwijze volgens één van beide vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde topsectie of -zijde afgesloten wordt met een behouderkop (11 ) die middels een verbinding (12) aan drukbehouder (1) is bevestigd.
47. 47. Werkwijze volgens één van de conclusies 44 tot 46, daardoor gekenmerkt dat voornoemde verbindingen (12) uitgevoerd worden middels lijmen, felsen of lassen, i.h.b. laserlassen, meer i.h.b. door laser-, inductie- of door ultrasoonlassen.
48. 48. Werkwijze volgens conclusie 46, daardoor gekenmerkt dat de fixaties der ringen gelijmd of gelast worden.

    BE2017/5917
49. 49. Werkwijze volgens één van de conclusies 44 tot 48, gekenmerkt doordat voornoemde buitensteunringen (10) direct opgenomen worden bij het blazen van de behouder.
50. 50. Werkwijze volgens één van de conclusies 44 tot 49, daardoor gekenmerkt dat in de behouder een flexibele binnenbehouder (16) of zak wordt ingebracht, om het vulgoed niet in contact met de buitenwand te laten komen en ook niet met het drukgas bestaande in lucht of andere gassen.
51. 51. Werkwijze volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat in de behouder (1) fungerende als basisbehouder een flexibele binnenbehouder (16) wordt ingebracht door blazen.
52. 52. Werkwijze i.h.b. volgens één van de conclusies 44 tot 51, voor het vervaardigen van een behouderverpakking, i.h.b. drukbehouderverpakking volgens één van de conclusies 1 tot 43, daardoor gekenmerkt dat het productieproces van de drukbehouder als volgt verloopt:

    in een eerste stap (A) wordt een voorvorm als halffabricaat geëxtrudeerd door spuitgieten, waarbij korrels kunststof gedroogd worden, in een extrusie-inrichting gesmolten worden en vervolgens in een spuitgietmatrijs gedreven worden;

    in een hierop volgende stap (B) wordt genoemd halffabricaat tot een fies vorm, i.h.b. buisvormig (3) als bijkomend tussenproduct (3) geblazen in een blaasmatrijs; in een steeds volgende stap (C) wordt de onderzijde van genoemd bijkomend tussenproduct (3) gesneden op een bepaalde lengte, waarbij een afzonderlijk toegevoegde spuitgietbodem (21) dan in genoemd bijkomend tussenproduct (3) wordt opgenomen.
53. 53. Werkwijze volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat het onder druk brengen van vulgoed hierin gebeurt via het afsluitbare onderventiel via een door de afdichting (44) zelfafsluitbare opening (43), waarbij de afdichting (44) uit een buiselementje bestaat dat vervaardigd wordt uit een flexibele kunststof.
54. 54. Werkwijze volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat het onder druk brengen hierin gebeurt via het afsluitbare bovenventiel (47), i.h.b. via een zelf-afsluitbaar element, i.h.b. een zogenaamde “umbrella-plug” (46) of via een tweestapselement, i.h.b. een zogenaamde two-stage “Nichelson-plug” (47).

    BE2017/5917
55. 55. Werkwijze voor het vervaardigen van een behouder bedoeld voor het hierin vervatten van producten, i.h.b. door het spuitgieten van een voorvorm gevolgd door blazen hiervan tot een behouder, daardoor gekenmerkt dat de voorvorm gemaakt wordt door aan een spuitbaar primair kunststofmateriaal een bepaald percentage van additieven toe te voegen met vorming van een zogenaamde blend voor het bewerkstelligen van een verhoogde zogenaamde T_g-waarde die gespoten wordt tot voomoemde voorvorm, waarbij deze tot een behouder wordt uitgeblazen met voomoemde T_g-waarde, om het inwendige hiervan te beschermen tegen externe straling en gas, in het bijzonder elektromagnetische straling, meer bepaald licht, op zodanige wijze dat de brekingsindex van voornoemd primair materiaal dermate beïnvloed wordt dat voomoemde straling nagenoeg gebroken wordt.
56. 56. Werkwijze volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat aan voornoemd co-polymeer verder additieven worden toegevoegd voor het verhogen van de kristalliniteit van de behouders.
57. 57. Werkwijze voor het vervaardigen van een behouder, i.h.b. zoals bepaald in één van de conclusies 1 tot 43, uit kunststofmateriaal voor het verstrekken en blazen hiervan, die een hoge kristalliniteit vertoont om een hogere thermische dimensiestabiliteit te bezitten, daardoor gekenmerkt dat deze gevormd wordt door een spuitgietvoorvorm waarbij de kristalliniteit in hoofdzaak een oriëntatie geïnduceerde kristalliniteit vormt.
58. 58. Werkwijze volgens vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat genoemde glastemperatuur-waarde verhoogd wordt tot een richtwaarde van tenminste 95°C, bij voorkeur tot 100°C
59. 59. Werkwijze volgens één van beide vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat polymeer-additieven zodanig gekozen zijn dat de T_g-waarde van voomoemde hieruit ontstane blend verhoogd is naar een waarde die hoger is dan deze van het primair kunststofmateriaal.
60. 60. Werkwijze volgens één van de conclusies 57 tot 59, daardoor gekenmerkt dat de voorvorm genucleëerd wordt door toevoegen van een nucleator of kiemvormer in voornoemd primair basismateriaal, met vorming van kristalroosters hierin.

    BE2017/5917
61. 61. Werkwijze volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat de voorvorm opgewarmd wordt tot een bepaalde opwarmingstemperatuur voor het bewerkstelligen van een kristallisatie-effect van voornoemd polymeer, waarbij een verhoogde kristallisatie van genoemd basismateriaal tot stand gebracht wordt middels de inwerking van een hiertoe voorziene passend agens.
62. 62. Werkwijze volgens één van de vorige conclusies 44 tot 61, gekenmerkt door het spuitgieten van een meerlagenvoorvorm met co'injectie gevolgd door blazen hiervan tot een behouder.
63. 63. Werkwijze voor het vervaardigen van een behouder i.h.b. zoals bepaald in één van de desbetreffende conclusies, die vervaardigd is uit een PET co-polymeer en een verdere hogere wärmte polyester, daardoor gekenmerkt dat vertrokken wordt van een spuitgiet voorvorm die uit dit materiaal vervaardigd is, i.h.b. zoals bepaald in de vorige conclusie, waarbij de temperatuur waarop voornoemde voorvorm verwarmd wordt omwille van de blaasbewerking, hoger is dan de glasovergangstemperatuur van voornoemde hogere wärmte polyester fractie, en dat voornoemde blaasvormbewerking plaatsvindt van zodra voornoemde temperatuur bereikt wordt.
64. 64. Werkwijze volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat voornoemde voorvorm verwarmd wordt tot een temperatuur die hoger is dan de glasovergangstemperatuur van voornoemde polyester fractie, en vervolgens onmiddellijk geblazen wordt bij de blaas- en spuitgietbewerking bij verstrekken.
65. 65. Werkwijze volgens één van beide vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde temperatuur ingesteld wordt tussen ca. 125 °C en 130°C, i.h.b. waarbij voornoemde voorvorm verwarmd wordt tot een temperatuur die begrepen is tussen 125 en 130°C, en vervolgens onmiddellijk geblazen wordt bij de blaas- en spuitgietbewerking bij het verstrekken.
66. 66. Gebruik van een behouder volgens één van de conclusies 1 tot 43 voor ovale behouders of flessen zoals gebruikt voor sauzen en ketchup met een zogenaamd warm afvullingsproces.