BE1022427B1

BE1022427B1 - Label, labeler en wekwijze voor agrarische balenpers

Info

Publication number: BE1022427B1
Application number: BE2014/0464A
Authority: BE
Inventors: Tom Coen; Gaetan Hug; Rutger Stapelkamp
Original assignee: Octinion Bvba; Induct Bvba
Priority date: 2014-06-18
Filing date: 2014-06-18
Publication date: 2016-03-29

Abstract

Label (2,10) voor identificatie van een baal waarbij de label aan de rand ervan een opening (3,4,16,17) omvat die is aangepast om de label te bevestigen aan een langwerpig flexibel voorwerp (1), zoals een touw (1) om rond de baal te bevestigen, en waarbij de label middelen voor automatische identificatie kan omvatten, zoals een RFID; en inrichting (20) en werkwijze voor het bevestigen van de label aan het langwerpig flexibel voorwerp; en balenpers die een dergelijke inrichting (20) omvat.

Description

LABEL, LABELER EN WERKWIJZE VOOR AGRARISCHE BALENPERS TECHNISCH GEBIED VAN DE UITVINDING

Onderhavige uitvinding betreft een inrichting en een werkwijze voor het verwerken en distribueren van landbouwgewassen. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een label voor identificatie van balen van landbouwgewassen en op een inrichting en een werkwijze voor het aanbrengen van een dergelijke label aan balen.

ACHTERGROND BIJ DE UITVINDING

Een agrarische balenpers is een machine, typisch gesleept achter landbouwvoertuigen zoals tractoren, en gebruikt voor het vormen van balen van landbouwgewassen zoals stro, hooi, kuilvoer, of andere biomassa. In de balenkamer wordt de biomassa in het algemeen samengedrukt. De afgewerkte balen worden met touw of een ander langwerpig flexibel voorwerp gebonden of op een andere manier verpakt. Hierna worden de balen uit de balenpers uitgeworpen.

Agrarische balen worden typisch gebruikt in dierenvoer, als bedding of voor andere toepassingen. Omdat landbouwgewas de voedselketen binnendringt via dieren kan het de voedselveiligheid beïnvloeden. Consumenten, voedselproducenten en overheidsinstanties zijn bezorgd over voedselveiligheid, en mogen traceerbaarheid eisen van alles wat wordt gebruikt voor het maken van voedsel, inclusief agrarische balen. Traceerbaarheid kan ook een voordeel zijn voor beheer van de distributie en van de toeleveringsketen i.v.m. agrarische balen. Een andere toepassing is het gebruik als biomassa voor verbranding in bio-energiecentrales. Indien luchtvervuiling wordt vastgesteld, moet men kunnen traceren waar de brandstof vandaan komt. US2009056880A1 beschrijft een apparaat om een van hechtmiddel voorzien label aan te brengen rond een langwerpig flexibel voorwerp zoals een touw voor het binden van agrarische balen. BE1019971A3 beschrijft een label-opstelling die een labeier omvat voor het aanbrengen van labels aan een lintvormig object voor het afbinden van een baal landbouwgewas. BE1018204A3 beschrijft verbeteringen in vierkantebalenpersen en meer bepaald met betrekking tot de mechanismen die gebruikt worden om de balen samen te binden met stukken touw en om knopen te maken in het touw.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Uitvoeringsvormen volgens de uitvinding lossen één of meer problemen op van reeds bekende inrichtingen en werkwijzen voor het identificeren van balen. Volgens een eerste aspect van de uitvinding omvat de uitvinding een label voor identificatie van een baal, waarbij de label een rand heeft en een opening omvat aan de rand van de label en waarbij de opening is aangepast om de label te bevestigen aan een langwerpig flexibel voorwerp. In een andere uitvoeringsvorm omvat de label minstens twee openingen aan de rand van de label, waarbij de minstens twee openingen zijn aangepast om de label te bevestigen aan het langwerpig flexibel voorwerp.

Dat de label dient ter identificatie van de baal houdt in dat de label goed moet blijven vastzitten aan de baal tijdens verdere manipulatie van deze laatste.

Een “opening aan de rand van een label” betekent in dit document dat de opening een rand heeft, dat de label een rand heeft en dat de rand van de opening samenvalt met een gedeelte van de rand van de label.

Het langwerpig flexibel voorwerp kan een touw zijn.

In sommige uitvoeringsvormen volgens de uitvinding wordt de label mechanisch bevestigd aan het langwerpig flexibel voorwerp. In uitvoeringsvormen volgens de uitvinding is een kleefmiddel of lijm niet vereist.

De label kan middelen voor automatische identificatie omvatten, zoals bekend uit de stand van de techniek. Deze middelen voor automatische identificatie kunnen een RFID omvatten.

In een eerste uitvoeringsvorm omvat de label minstens twee openingen en is de label buigbaar en aangepast om het langwerpig flexibel voorwerp onder buigspanning van de label te klemmen in de minstens twee openingen.

In een tweede uitvoeringsvorm omvat de label minstens twee openingen en een middendeel, een linkerdeel en een rechterdeel, waarbij het linkerdeel een hoek maakt met het middendeel en waarbij het rechterdeel een hoek maakt met het middendeel, waarbij het linkerdeel een eerste opening van de minstens twee openingen omvat en waarbij het rechterdeel een tweede opening van de minstens twee openingen omvat, en waarbij de vorm van de eerste en van de tweede opening is aangepast om het langwerpig flexibel voorwerp te klemmen in de eerste en de tweede opening.

In een derde uitvoeringsvorm omvat de label minstens twee openingen en kan het touw gesplitst worden in een eerste deel en een tweede deel en is de vorm van de minstens twee openingen aangepast om de label te bevestigen tussen het eerste en het tweede deel van het touw.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding omvat de uitvinding een inrichting, ook “labeier” genoemd in dit document, voor het bevestigen van de label aan het langwerpig flexibel voorwerp waarbij de inrichting bevestigingsmiddelen omvat om de label aan het langwerpig flexibel voorwerp te bevestigen zodanig dat de opening contact maakt, of, in een andere uitvoeringsvorm, de minstens twee openingen contact maken met het langwerpig flexibel voorwerp.

Volgens een derde aspect van de uitvinding omvat de uitvinding een werkwijze voor het bevestigen van een label voor identificatie van een baal aan een langwerpig flexibel voorwerp, de werkwijze omvattende een opening aan de rand van de label contact doen maken met het langwerpig flexibel voorwerp. In een andere uitvoeringsvorm omvat de werkwijze: een eerste opening aan de rand van de label contact doen maken met het langwerpig flexibel voorwerp; en een tweede opening aan de rand van de label contact doen maken met het langwerpig flexibel voorwerp. De uitvinding omvat eveneens werkwijzen voor het bevestigen van een label voor identificatie van een baal aan een langwerpig flexibel voorwerp in een inrichting volgens de uitvinding voor het bevestigen van de label aan het langwerpig flexibel voorwerp.

De uitvinding omvat eveneens een balenpers die een inrichting omvat volgens de uitvinding.

Een voordeel van sommige uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding is de hoge betrouwbaarheid van de bevestiging doordat er geen kleef middel vereist is; bij een lijm- of kleefverbinding heeft de aanwezigheid van stof, overblijfselen van landbouwgewassen, e.d. een nadelige invloed op de kwaliteit van de bevestiging.

Een ander voordeel van bepaalde uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding is het gemakkelijk uitlezen van de label doordat deze zich altijd op dezelfde plaats bevindt.

Uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen eveneens volgende voordelen hebben. De labeler kan bijzonder compact zijn en daardoor gemakkelijk geïntegreerd worden in een bestaande of in een nieuw te ontwerpen balenpers. Het concept is zeer eenvoudig en daardoor is de labeler zeer robuust, evenals de label zelf en het aanbrengen van de label. Dit is belangrijk in de veeleisende landbouwomgeving. Door de eenvoud en de compactheid van de labeier kan ook de kostprijs beperkt blijven, wat zeer belangrijk is voor verkoop in grote aantallen. Ook de label zelf is zeer eenvoudig en daardoor kostenefficiënt. Een grote vergaarbak met labels kan zonder probleem aan de labeier gekoppeld worden, waardoor het systeem vlot kan worden gebruikt.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal nu verder beschreven worden, enkel bij wijze van voorbeeld, aan de hand van de bijbehorende tekeningen, waarin:

Fig. 1 een schematisch aanzicht is van een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding voor het bevestigen van een label, in een eerste fase van de bevestigingscyclus;

Fig. 2 een schematisch aanzicht is van deze uitvoeringsvorm in een tweede fase van de bevestigingscyclus;

Fig. 3 een schematisch aanzicht is van deze uitvoeringsvorm in een derde fase van de bevestigingscyclus;

Fig. 4 een schematisch aanzicht is van de label, bevestigd aan het langwerpig flexibel voorwerp, na de derde fase van de bevestigingscyclus;

Fig. 5 een schematisch aanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van een label volgens de uitvinding dan de uitvoeringsvorm van de label zoals schematisch afgebeeld in Fig. 1 - 4;

Fig. 6 een schematisch aanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding voor het bevestigen van een label, in een eerste fase van de bevestigingscyclus;

Fig. 7 een schematisch aanzicht is van de uitvoeringsvorm van Fig. 6 in een tweede fase van de bevestigingscyclus;

Fig. 8 een schematisch aanzicht is van de uitvoeringsvorm van Fig. 6 in een derde fase van de bevestigingscyclus;

Fig. 9 een schematisch aanzicht is van de uitvoeringsvorm van Fig. 6 in een vierde fase van de bevestigingscyclus;

Fig. 10 een schematisch aanzicht is van de label, bevestigd aan het langwerpig flexibel voorwerp, na de vierde fase van de bevestigingscyclus van de uitvoeringsvorm van Fig. 6;

Fig. 11 een schematisch aanzicht is van een mogelijke uitvoeringsvorm van een label volgens de uitvinding zoals gebruikt kan worden in de uitvoeringsvorm van de inrichting van Fig. 6;

Fig. 12 een schematisch aanzicht is van nog een andere uitvoeringsvorm van een label volgens de uitvinding dan de uitvoeringsvormen van de label zoals schematisch afgebeeld in Fig. 1 - 4 enerzijds en zoals schematisch afgebeeld in Fig. 5 anderzijds.

UITVOERINGSVORMEN

De huidige uitvinding zal beschreven worden aan de hand van bepaalde uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde figuren. De uitvinding is hiertoe echter niet beperkt, maar ze is enkel beperkt door de beschermingsomvang van de conclusies. De figuren zijn slechts schematisch en niet beperkend. In de figuren kunnen de afmetingen van sommige elementen uitvergroot en niet op schaal getekend zijn voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en relatieve afmetingen komen niet noodzakelijk overeen met de actuele afmetingen van fysische uitvoeringsvormen.

Verder worden de termen eerste, tweede, derde en gelijkaardige termen enkel gebruikt om onderscheid te maken tussen verschillende gelijke elementen en beschrijven deze termen niet noodzakelijk een bepaalde sequentie, noch in tijd, noch in ruimte, rangorde, volgorde of op eender welke andere wijze. Het is duidelijk dat de termen onderling verwisselbaar zijn onder geschikte omstandigheden en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven in een andere sequentie dan hierin beschreven of geïllustreerd kunnen functioneren.

Het dient opgemerkt dat de termen “bevatten” en “omvatten” niet opgevat moeten worden als zijnde beperkt tot de stappen, elementen, stukken, onderdelen of gelijkaardige die daarna vernoemd worden. Deze term sluit geen verdere stappen, elementen, stukken, onderdelen of gelijkaardige uit. Het duidt de aanwezigheid van stappen, elementen, stukken, onderdelen of gelijkaardige aan, maar sluit de aanwezigheid van één of meerdere stappen, elementen, stukken, onderdelen of gelijkaardige, of groepen van stappen, elementen, stukken, onderdelen of gelijkaardige niet uit. Dus de omvang van de uitdrukking “een inrichting bevattende A en B” is niet beperkt tot een inrichting die enkel uit A en B bestaat. Het betekent dat in het licht van de huidige uitvinding, de voor de uitvinding relevante componenten of elementen van de inrichting A en B zijn.

Een referentie naar “één” of “een” uitvoeringsvorm betekent dat specifieke kenmerken, eigenschappen of structuren beschreven in relatie tot die uitvoeringsvorm minstens geïntegreerd zijn in minstens één uitvoeringsvorm volgens de uitvinding. Daarom verwijzen referenties naar “in een uitvoeringsvorm” of “in één uitvoeringsvorm” in verschillende delen van de beschrijving niet noodzakelijkerwijze naar dezelfde uitvoeringsvorm, al kunnen zij wel naar dezelfde uitvoeringsvorm verwijzen. Verder kunnen de specifieke kenmerken, eigenschappen of structuren gecombineerd worden in één of meer uitvoeringsvormen, zoals duidelijk is voor de vakman.

Op gelijkaardige wijze moet begrepen worden dat in de beschrijving van de als voorbeeld gestelde uitvoeringsvormen, verschillende kenmerken van de uitvinding soms gegroepeerd staan in één uitvoeringsvorm, figuur of deel van de beschrijving met als doel het voorzien van een duidelijke beschrijving teneinde de verschillende kenmerken van de uitvinding duidelijk te maken. Deze voorstellingswijze betekent echter niet dat de uitvinding meer kenmerken zou bevatten dan die welke zijn geformuleerd in de conclusies. In plaats daarvan, zoals blijkt uit de hierna volgende conclusies, ligt de vindingrijkheid van de uitvinding in minder dan alle kenmerken van één enkele voorgaande uitvoeringsvorm zoals beschreven. Dus zijn de conclusies volgend op de beschrijving bij deze expliciet geïntegreerd in de gedetailleerde beschrijving van de uitvinding, waarbij elk van de conclusies op zich een afzonderlijke uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt.

Verder, hoewel sommige uitvoeringsvormen hierin beschreven bepaalde kenmerken bevatten en andere niet, worden combinaties van kenmerken van de verschillende uitvoeringsvormen bedoeld als zijnde binnen de omvang van de uitvinding, zoals kan worden verstaan door de vakman.

In bijgaande beschrijving worden talrijke details beschreven en weergegeven. Het is echter duidelijk dat de uitvinding kan uitgevoerd worden zonder deze specifieke details. In andere gevallen worden reeds bekende methodes, structuren, elementen en dergelijke niet getoond om de beschrijving niet nodeloos onduidelijk te maken in het licht van de uitvinding.

De uitvinding zal nu worden beschreven aan de hand van een gedetailleerde beschrijving van verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding. Het is duidelijk dat andere uitvoeringsvormen geconfigureerd kunnen worden volgens de kennis van de vakman zonder af te wijken van de technische bijdrage van de uitvinding. De uitvinding wordt enkel beperkt door de bewoording van de aangehechte conclusies.

Fig. 1 illustreert schematisch een uitvoeringsvorm van een inrichting 20 voor het bevestigen van een label 2 aan een langwerpig flexibel voorwerp 1, in een eerste fase van de bevestigingscyclus. Fig. 2 toont een tweede fase van de bevestigingscyclus en Fig. 3 een derde fase. Fig. 4 geeft de label 1 weer zoals deze, na de derde fase van de bevestigingscyclus, is bevestigd aan het langwerpig flexibel voorwerp 1.

Deze figuren tonen eveneens schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een label 2. In de afgebeelde uitvoeringsvorm heeft de label 2 twee openingen 3, 4 aan de rand van de label. Deze openingen 3, 4 zijn aangepast om de label 2 te bevestigen aan het langwerpig flexibel voorwerp 1 ; in de getoonde uitvoeringsvorm neemt de breedte van de openingen 3, 4 eerst af naar de binnenkant van de label toe, tot een vernauwing, om vervolgens weer breder te worden zodat het langwerpig flexibel voorwerp 1 goed past in de openingen 3, 4 van de label 2 na bevestiging, zoals weergegeven in Fig. 4. Door deze vorm van de openingen 3, 4 wordt het langwerpig flexibel voorwerp 1 geklemd in de openingen, zie Fig. 4: om de label 2 te verwijderen van het langwerpig flexibel voorwerp dient immers eerst een kracht te worden uitgeoefend op de label (of op het langwerpig flexibel voorwerp of op beide), om het langwerpig flexibel voorwerp doorheen de vernauwingen van de openingen 3 en 4 los te maken van de label.

In de uitvoeringsvorm van de inrichting 20 zoals afgebeeld in Fig. 1 - 3 wordt de label 2 bovendien nog door buiging van de label bevestigd aan het langwerpig flexibel voorwerp 1. Inrichting 20 omvat middelen 5 om het langwerpig flexibel voorwerp 1 doorheen de openingen 3, 4 aan de label 2 te bevestigen; label 2 wordt door de middelen 5 naar het langwerpig flexibel voorwerp 1 toe bewogen, waarbij uiteindelijk, zoals geïllustreerd in Fig. 3, label 2 aan langwerpig flexibel voorwerp 1 is bevestigd. Tijdens deze beweging wordt label 2 tussen buigingsmiddelen 6, 7, 18 bewogen waardoor de label wordt gebogen. Zoals is aangegeven in Fig. 2 en 3 komen door deze beweging tussen buigingsmiddelen 6, 7 en 18 de uiteinden van de label 2, aan weerszijden van respectievelijk opening 3 en opening 4, aan één zijde van het langwerpig flexibel voorwerp 1 te liggen (in de figuren: boven het langwerpig flexibel voorwerp), terwijl het gedeelte van label 2 tussen de openingen 3 en 4 aan de tegenovergestelde zijde van het langwerpig flexibel voorwerp 1 komt te liggen (in de figuren: onder het langwerpig flexibel voorwerp). Label 2 is hierdoor permanent gebogen en staat onder buigspanning. Door deze buigspanning oefent label 2 een kracht uit op langwerpig flexibel voorwerp 1, wat, los van de vorm van de openingen 3, 4, klemming van de label 2 op het langwerpig flexibel voorwerp 1 veroorzaakt.

Ook een andere uitvoeringsvorm van label 2, waarin de minstens twee openingen 3, 4 een andere vorm hebben, bv. een vorm zonder vernauwing, kan door buiging op langwerpig flexibel voorwerp 1 geklemd worden.

De buigingsmiddelen kunnen verschillende onderdelen omvatten die zich aan weerszijden van de openingen 3,4 kunnen bevinden, of tussen de openingen 3,4, of ter hoogte van de openingen 3,4; ook alle combinaties van deze locaties zijn mogelijk.

In de uitvoeringsvorm van de inrichting 20 voor het bevestigen van de label 2 zoals afgebeeld in Fig. 1 - 3 wordt de label 2 gebogen. In een andere, niet afgebeelde uitvoeringsvorm van de inrichting 20 voor het bevestigen van de label 2 wordt niet de label maar wel het langwerpig flexibel voorwerp gebogen. In nog een andere, evenmin afgebeelde uitvoeringsvorm van de inrichting 20 voor het bevestigen van de label 2 worden zowel de label als het langwerpig flexibel voorwerp gebogen. In de drie gevallen wordt het langwerpig flexibel voorwerp 1 onder buigspanning van de label 2 geklemd in de minstens twee openingen 3, 4 van de label 2.

Fig. 5 toont nog een andere uitvoeringsvorm van label 2, waarbij de label zonder onder buigspanning te staan bevestigd kan worden aan langwerpig flexibel voorwerp 1. In deze uitvoeringsvorm omvat label 2 een linkerdeel 8 en een rechterdeel 9, en een middendeel tussen het linkerdeel 8 en het rechterdeel 9. Het linkerdeel 8 omvat een eerste opening 3 en het rechterdeel 9 omvat een tweede opening 4. In de uitvoeringsvorm van Fig. 5 is de hoek tussen het linkerdeel 8 en het middendeel in grootte gelijk aan de hoek tussen rechterdeel 9 en middendeel en liggen linkerdeel 8 en rechterdeel 9 aan dezelfde kant van het vlak dat zo goed mogelijk aansluit bij het middendeel (in Fig. 5 is het middendeel vlak, en is het vlak dat zo goed mogelijk aansluit bij het middendeel dus het vlak door het middendeel, maar in andere uitvoeringsvormen kan het middendeel een andere vorm hebben dan een volledig vlakke vorm).

Door de vorm van de openingen 3, 4 van de label 2 zoals afgebeeld in Fig. 5 wordt het langwerpig flexibel voorwerp 1 in deze uitvoeringsvorm geklemd in de openingen 3, 4.

In de uitvoeringsvorm van inrichting 20 zoals afgebeeld in Fig. 1-3 wordt label 2 zowel door de vorm van de openingen 3, 4 als door buiging van de label 2 bevestigd aan langwerpig flexibel voorwerp 1.

Fig. 12 geeft een andere uitvoeringsvorm weer van label 2, die één enkele opening 3 heeft aan de rand van de label. De uitvoeringsvorm afgebeeld in Fig. 12 is gelijkaardig aan deze afgebeeld in Fig. 5, maar hier heeft label 2 enkel een middendeel en een linkerdeel 8, met opening 3, en geen rechterdeel. Door de vorm van de opening 3 wordt het langwerpig flexibel voorwerp 1 in deze uitvoeringsvorm geklemd in de opening 3.

In nog een andere, niet afgebeelde uitvoeringsvorm heeft de label eveneens één enkele opening maar maakt het linkerdeel geen hoek met het middendeel; beide delen liggen dus in eikaars verlengde en er is dus geen afzonderlijk linkerdeel of middendeel. Door de vorm van de ene opening wordt het langwerpig flexibel voorwerp geklemd in deze ene opening.

Fig. 6-9 illustreren schematisch opeenvolgende fasen van een andere uitvoeringsvorm van een inrichting 20 voor het bevestigen van een label 10 aan een langwerpig flexibel voorwerp 1. In Fig. 6 - 9 is label 10 vereenvoudigd voorgesteld, zonder openingen; Fig. 11 toont een uitvoeringsvorm van een label 10 zoals gebruikt kan worden in de inrichting 20 van Fig. 6 - 9. De label 10 afgebeeld in Fig. 11 heeft twee openingen 16,17. Deze label 10 heeft een H-vorm.

In de uitvoeringsvorm van Fig. 6 - 9 is het langwerpig flexibel voorwerp 1 een touw, dat gesplitst kan worden in een eerste deel en een tweede deel. Inrichting 20 omvat middelen 11 om label 10 te bevestigen tussen het eerste en het tweede deel van touw 1.

Fig. 6 toont een eerste fase van de bevestigingscyclus, Fig. 7 een tweede en Fig. 8 een derde fase; hierbij wordt label 10 door de middelen 11 naar het langwerpig flexibel voorwerp 1 toe bewogen en wordt touw 1 door splitsingsmiddelen 12-15 gesplitst in het eerste deel en het tweede deel. Dit splitsen kan bijvoorbeeld gebeuren door touw 1 met behulp van splitsingsmiddelen 12,13 vast te houden terwijl het touw tegelijkertijd met behulp van splitsingsmiddelen 14,15 om zijn as wordt geroteerd in de zin tegengesteld aan de rotatiezin van de strengen van het touw. In Fig. 8 is te zien hoe label 10 tussen het eerste en het tweede deel van het touw wordt bevestigd; label 10 omvat hiertoe, in de uitvoeringsvorm van Fig. 11, minstens twee openingen 16,17 waarvan de vorm is aangepast om de label tussen het eerste en het tweede deel van het touw te bevestigen. In een volgende fase van de bevestigingscyclus, afgebeeld in Fig.9, wordt de oriëntatie van de strengen van het touw weer teruggebracht naar de oorspronkelijke toestand, bijvoorbeeld door het touw met behulp van splitsingsmiddelen 14,15 opnieuw om zijn as te roteren, maar nu in de zin van de rotatiezin van de strengen van het touw. Hierdoor wordt label 10, zoals afgebeeld in Fig. 10, bevestigd aan touw 1.

In een andere uitvoeringsvorm worden de splitsingsmiddelen niet geroteerd maar wordt touw 1 geklemd tussen splitsingsmiddelen 12,13 enerzijds en tussen splitsingsmiddelen 14, 15 anderzijds, waarbij splitsingsmiddelen 12,13 naar splitsingsmiddelen 14, 15 toe worden bewogen. Touw 1 wordt hierdoor gesplitst en label 10 wordt tussen het eerste en het tweede deel van het touw gebracht. Splitsingsmiddelen 12,13 worden nu van splitsingsmiddelen 14, 15 weg naar hun oorspronkelijke positie bewogen, waardoor label 10 wordt bevestigd aan touw 1. In nog een andere uitvoeringsvorm wordt touw 1 geklemd tussen splitsingsmiddelen 12, 13 enerzijds en tussen splitsingsmiddelen 14, 15 anderzijds, waarna splitsingsmiddelen 12,13 een gecombineerde rotatie- en translatiebeweging uitvoeren waardoor het touw wordt gesplitst.

De uitvinding is hierboven beschreven met verwijzing naar specifieke uitvoeringsvormen. De uitvinding is echter niet beperkt tot de beschreven uitvoeringsvormen. Zo kan een label meer dan twee openingen omvatten. Een label kan volledig of gedeeltelijk uit kunststof zijn vervaardigd, maar odk uit andere materialen.

Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat verschillende wijzigingen en aanpassingen in vorm en detail mogelijk zijn zonder af te wijken van de beschermingsomvang van de conclusies voor de huidige uitvinding.

Claims

CONCLUSIES

1. Label (2,10) voor identificatie van een baal, waarbij de label een rand heeft en een opening (3,4,16,17) omvat aan de rand van de label en waarbij de opening is aangepast om de label te bevestigen aan een langwerpig flexibel voorwerp (1).
2. Label volgens conclusie 1, verder middelen voor automatische identificatie omvattend.
3. Label volgens conclusie 2 waarbij deze middelen voor automatische identificatie een RFID omvatten.
4. Label volgens één van de conclusies 1 tot 3, verder een tweede opening (3,4,16,17) omvattend aan de rand van de label, waarbij de tweede opening is aangepast om de label te bevestigen aan het langwerpig flexibel voorwerp (1).
5. Label (2) volgens één van de conclusies 1 tot 3 waarbij de vorm van de opening (3,4) is aangepast om het langwerpig flexibel voorwerp te klemmen in de opening.
6. Label (2) volgens conclusie 4 waarbij de vorm van de opening (3,4) en van de tweede opening (3,4) is aangepast om het langwerpig flexibel voorwerp te klemmen in de opening en de tweede opening.
7. Label (2) volgens conclusie 4 of 6 waarbij de label buigbaar is en aangepast om het langwerpig flexibel voorwerp onder buigspanning van de label te klemmen in de opening en de tweede opening.
8. Label (2) volgens conclusie 6 waarbij de label een middendeel, een linkerdeel (8) en een rechterdeel (9) omvat, waarbij het linkerdeel een hoek maakt met het middendeel en waarbij het rechterdeel een hoek maakt met het middendeel, waarbij het linkerdeel (8) de opening (3) omvat en waarbij het rechterdeel (9) de tweede opening (4) omvat.
9. Label volgens conclusie 4 waarbij het langwerpig flexibel voorwerp (1) een touw is.
10. Label volgens conclusie 9 waarbij het touw een touw is om rond de baal bevestigd te worden.
11. Label (10) volgens conclusie 9 of 10 waarbij het touw gesplitst kan worden in een eerste deel en een tweede deel en waarbij de vorm van de opening (16) en van de tweede opening (17) is aangepast om de label te bevestigen tussen het eerste en het tweede deel van het touw.
12. Label (10) volgens conclusie 11 waarbij de label een H-vorm heeft.
13. Inrichting (20) voor het bevestigen van de label (2,10) volgens één van de conclusies 1 tot 3 aan het langwerpig flexibel voorwerp (1) waarbij de inrichting bevestigingsmiddelen (5-7,11-15,18) omvat om de label aan het langwerpig flexibel voorwerp te bevestigen zodanig dat de opening (3,4,16,17) contact maakt met het langwerpig flexibel voorwerp.
14. Inrichting (20) voor het bevestigen van de label (2,10) volgens conclusie 4 aan het langwerpig flexibel voorwerp (1) waarbij de inrichting bevestigingsmiddelen (5-7,11-15,18) omvat om de label aan het langwerpig flexibel voorwerp te bevestigen zodanig dat de opening (3,4,16,17) en de tweede opening (3,4,16,17) contact maken met het langwerpig flexibel voorwerp.
15. Inrichting (20) voor het bevestigen van de label (2,10) volgens conclusie 7 aan het langwerpig flexibel voorwerp (1) waarbij de inrichting bevestigingsmiddelen (5-7,18) omvat om de label aan het langwerpig flexibel voorwerp te bevestigen zodanig dat de opening (3,4) en de tweede opening (3,4) contact maken met het langwerpig flexibel voorwerp en waarbij de bevestigingsmiddelen (5-7,18) buigingsmiddelen (6,7,18) omvatten om de label (2) te buigen of om het langwerpig flexibel voorwerp (1) te buigen of om de label (2) en het langwerpig flexibel voorwerp (1) te buigen.
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15 waarbij de bevestigingsmiddelen (5-7,18) middelen (5) omvatten om het langwerpig flexibel voorwerp doorheen de opening (3,4) en de tweede opening (3,4) aan de label te bevestigen.
17. Inrichting (20) voor het bevestigen van de label (10) volgens conclusie 11 of 12 aan het langwerpig flexibel voorwerp (1) waarbij de bevestigingsmiddelen (11-15) splitsingsmiddelen (12-15) omvatten om het touw (1 ) te splitsen in het eerste deel en het tweede deel.
18. Inrichting volgens conclusie 17 waarbij de bevestigingsmiddelen (11-15) verder middelen (11) omvatten om de label (10) te bevestigen tussen het eerste deel en het tweede deel van het touw.
19. Balenpers die een inrichting omvat volgens één van de conclusies 13 tot 18.
20. Werkwijze voor het bevestigen van een label (2,10) voor identificatie van een baal aan een langwerpig flexibel voorwerp (1), de werkwijze omvattende een opening (3,4,16,17) aan de rand van de label (2,10) contact doen maken met het langwerpig flexibel voorwerp (1).
21. Werkwijze volgens conclusie 20 verder omvattende een tweede opening (3,4,16,17) aan de rand van de label (2,10) contact doen maken met het langwerpig flexibel voorwerp (1).
22. Werkwijze volgens conclusie 20 waarbij het bevestigen van de label aan het langwerpig flexibel voorwerp verder het bevestigen omvat van het langwerpig flexibel voorwerp doorheen de opening van de label.
23. Werkwijze volgens conclusie 21 waarbij het bevestigen van de label aan het langwerpig flexibel voorwerp verder het bevestigen omvat van het langwerpig flexibel voorwerp doorheen de opening en de tweede opening van de label.
24. Werkwijze volgens conclusie 23 waarbij het bevestigen van de label aan het langwerpig flexibel voorwerp (1) verder omvat: - de label buigen; of - het langwerpig flexibel voorwerp buigen; of - de label en het langwerpig flexibel voorwerp buigen.
25. Werkwijze volgens conclusie 21 waarbij het langwerpig flexibel voorwerp (1) een touw is en waarbij het bevestigen van de label (10) aan het touw verder het touw in een eerste en een tweede deel splitsen omvat.
26. Werkwijze volgens conclusie 25 waarbij het bevestigen van de label (10) aan het touw verder bevestigen van de label tussen het eerste en het tweede deel van het touw omvat.
27. Werkwijze volgens één van de conclusies 20 tot 26 verder omvattend het langwerpig flexibel voorwerp bevestigen rond de baal.