BE1022305B1

BE1022305B1 - Ventilatierooster

Info

Publication number: BE1022305B1
Application number: BE2014/0683A
Authority: BE
Inventors: Neve Marnix Dominique Maurice Alberic De; John Peter Meinster
Original assignee: Renson Ventilation Nv
Priority date: 2014-09-11
Filing date: 2014-09-11
Publication date: 2016-03-14
Also published as: EP2995879A1; EP2995879B1

Abstract

Deze uitvinding betreft een ventilatierooster (1), omvattende een luchtdoorstroomkanaal (2), een instelklep (5), die minstens instelbaar is in een open en een gesloten stand, een zelfregelende klep (6), die op een tussenafstand van de instelklep (5) kantelbaar is tussen een open en een gesloten stand, en een overbruggingsinrichting (7, 10), die los van de zelfregelende klep (6) tussen de kleppen (5, 6) is opgesteld, zodanig dat deze bij verplaatsen van de instelklep (5) naar zijn gesloten stand, de zelfregelende klep (6) naar zijn gesloten stand drijft en wanneer de instelklep (5) in een andere stand is ingesteld, de zelfregelende klep (6) ongehinderd laat.

Description

VENTILATIEROOSTER

Deze uitvinding betreft een ventilatierooster, omvattende een luchtdoorstroomkanaal, een instelklep, die minstens instelbaar is in een open stand, waarbij deze het luchtdoorstroomkanaal hoofdzakelijk vrijlaat en in een gesloten stand waarin deze het luchtdoorstroomkanaal afsluit, en een zelffegelende klep, die op een tussenafstand van de instelklep kantelbaar is opgesteld in het luchtdoorstroomkanaal tussen een open stand, waarin deze het luchtdoorstroomkanaal hoofdzakelijk vrijlaat en een gesloten stand waarin deze het luchtdoorstroomkanaal afsluit, en zodanig is opgesteld, om het luchtdebiet doorheen het luchtdoorstroomkanaal te regelen in functie van het drukverschil over deze zelffegelende klep.

Dergelijke ventilatieroosters zijn voorzien voor natuurlijke luchttoevoer in een gebouw. Via dergelijke ventilatieroosters wordt normaal lucht uit een buitenomgeving doorheen hun luchtdoorstroomkanaal naar de binnenomgeving van het gebouw gebracht.

Dergelijke ventilatieroosters worden typisch voorzien voor inbouw in een deur- of raamopening, om hiermee ventilatie doorheen een opstaande wand, waarin deze deur- of raamopening is opgenomen, mogelijk te maken. Ze omvatten typisch een langgerekte behuizing. De profielen van deze behuizing worden daarbij typisch aangepast aan de profielen van de deur- of raamkader, om hierop aan te sluiten, om het ventilatierooster zo goed mogelijk te integreren in de deur- of raamopening.

Met de zelffegelende klep wordt de luchtdoorstroomopening in het luchtdoorstroomkanaal automatisch geregeld, doordat het kleplichaam van de zelffegelende klep automatisch beweegt in functie van het drukverschil over het luchtdoorstroomkanaal, zonder gebruik van een actuator of motor. Door de aanwezigheid van een dergelijke zelffegelende klep wordt een dergelijk ventilatierooster ook wel een zelffegelend ventilatierooster genoemd.

De instelklep kunnen gebruikers typisch handmatig bijstellen in verschillende standen, om de luchtdoorstroomopening naar wens meer of minder te openen of zelfs volledig af te sluiten. Op deze manier kan het luchtdebiet bij een gegeven drukverschil over het luchtdoorstroomkanaal geregeld worden.

In de praktijk ziet men dat gebruikers deze instelklep wanneer het buiten warm is, meestal volledig open zetten, terwijl ze deze wanneer het buiten koud is, volledig sluiten.

Zeker bij gebouwen in gebieden met lage tot zeer lage buitentemperatuur tijdens het stookseizoen, wenst men dat dergelijke ventilatieroosters een hoge thermische weerstand, een hoge temperatuurfactor en een hoge luchtdichtheid hebben. Men wenst daar namelijk ventilatieroosters die toelaten om tijdelijk afgesloten te worden met een minimum aan energieverlies, terwijl tegelijkertijd condensatie of ijsvorming in of op het ventilatierooster vermeden wordt.

Ook bij gebouwen met een mechanisch ventilatiesysteem met zowel mechanische luchttoevoer als mechanische luchtafvoer, kunnen dergelijke ventilatieroosters met een hoge thermische weerstand, een hoge temperatuurfactor en een hoge luchtdichtheid voor een grote meerwaarde zorgen. Omwille van de hoge isolatiegraad en de hoge luchtdichtheid van de gebouwschil van dergelijke gebouwen, zijn de warmtewinsten via zonne-instraling, interne warmtelasten, e.a. meestal hoger dan de warmteverliezen via transmissie en ventilatie. Daarom is er een sterke behoefte om de ventilatieverliezen te vergroten via het openen van extra ventilatie-inrichtingen op het ogenblik dat de buitentemperatuur lager is dan de binnentemperatuur. Bij voorzien van ventilatieroosters met een hoge thermische weerstand, een hoge temperatuurfactor en een hoge luchtdichtheid, kan men 1 of 2 ventilatoren van het aanwezige mechanische ventilatiesysteem uitschakelen op het moment dat de ventilatieroosters in gebruik zijn. Dit brengt een niet te verwaarlozen bijkomende energiewinst met zich mee voor dergelijke huizen met mechanisch ventilatiesysteem.

In BE 1 018 607 A5 is reeds een dergelijk ventilatierooster beschreven dat in gesloten stand een voldoende hoge thermische weerstand, een voldoende hoge temperatuurfactor en een voldoende hoge luchtdichtheid heeft om aan de genoemde vereisten te voldoen. Dit ventilatierooster dient hiertoe echter naast de zelfregelende klep nog drie onderling gekoppelde regelkleppen te omvatten.

Het doel van deze uitvinding is om op een eenvoudigere manier in gesloten stand de thermische weerstand, temperatuurfactor en luchtdichtheid van een zelffegelend ventilatierooster te verbeteren.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een ventilatierooster, omvattende een luchtdoorstroomkanaal, een instelklep, die minstens instelbaar is in een open stand, waarbij deze het luchtdoorstroomkanaal hoofdzakelijk vrijlaat en in een gesloten stand waarin deze het luchtdoorstroomkanaal afsluit, en een zelfregelende klep, die op een tussenafstand van de instelklep kantelbaar is opgesteld in het luchtdoorstroomkanaal tussen een open stand, waarin deze het luchtdoorstroomkanaal hoofdzakelijk vrijlaat en een gesloten stand waarin deze het luchtdoorstroomkanaal afeluit, en zodanig is opgesteld, om het luchtdebiet doorheen het luchtdoorstroomkanaal te regelen in functie van het drukverschil over deze zelfregelende klep, waarbij het ventilatierooster een overbruggingsinrichting omvat, die los van de zelfregelende klep tussen de instelklep en de zelfregelende klep is opgesteld, zodanig verplaatsbaar dat deze overbruggingsinrichting, bij verplaatsen van de instelklep naar zijn gesloten stand, door de instelklep verplaatst wordt, zodanig dat deze de zelfregelende klep naar zijn gesloten stand drijft en wanneer de instelklep in de open stand is ingesteld, de zelfregelende klep ongehinderd laat.

Volgens de uitvinding wordt nu een overbruggingsinrichting voorzien, waarmee bij sluiten van de instelklep (verplaatsen naar zijn gesloten stand), automatisch ook de zelfregelende klep gesloten wordt (naar zijn gesloten stand gedreven wordt). Tussen beide kleppen wordt lucht vastgehouden om zo een isolerende buffer te vormen.

De overbruggingsinrichting is los van de zelfregelende klep opgesteld, zodat deze, wanneer de instelklep in zijn open stand is ingesteld, de zelfregelende werking van de zelfregelende klep ongehinderd laat.

Dankzij de overbruggingsinrichting kan dus bij sluiten van de instelklep ook de zelfregelende klep gesloten worden, zonder dat deze kleppen permanent onderling mechanisch gekoppeld dienen te worden. Een dergelijke onderlinge mechanische koppeling zou de zelfregelende werking van de zelffegelende klep namelijk hinderen.

Met twee kleppen die men sowieso voor de regeling van het luchtdebiet wenst op te nemen in een ventilatierooster, kan men nu een gelijkaardig effect bereiken als met bijkomende serieel gekoppelde kleppen, zonder dat bij luchtdoorstroming de zelfregelende werking van de zelfregelende klep gehinderd wordt.

Op deze manier kan met behulp van een beperkter aantal kleppen en een overbruggingsinrichting een hoge thermische weerstand, een hoge temperatuurfactor en een hoge luchtdichtheid bekomen worden. Deze oplossing is dan ook eenvoudiger en goedkoper dan de in BE 1 018 607 A5 beschreven oplossing.

Wanneer de instelklep in meerdere andere standen dan de gesloten stand instelbaar is, dan laat de overbruggingsinrichting de zelfregelende klep bij voorkeur ook in meerdere andere standen dan de gesloten stand van de instelklep ongehinderd. Nog meer voorkeurdragend laat deze dan de zelfregelende klep ongehinderd in alle andere standen van de instelklep dan de gesloten stand.

De overbruggingsinrichting kan hierbij minstens gedeeltelijk deel uitmaken van de instelklep of vastgekoppeld zijn aan de instelklep. Bij voorkeur zal men de overbruggingsinrichting echter los van de instelklep opstellen zodat deze in de andere standen van de instelklep dan de gesloten stand de luchtdoorstroming doorheen het luchtdoorstroomkanaal zo min mogelijk beïnvloedt.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de overbruggingsinrichting van een ventilatierooster volgens deze uitvinding een kantelelement, dat kantelbaar omheen een kantelpunt is opgesteld in het luchtdoorstroomkanaal. Met een dergelijk kantelelement kan de beweging van de instelklep bij sluiten ervan eenvoudig omgezet worden in een beweging van de zelfregelende klep om deze te sluiten, zonder dat dit kantelelement bij luchtdoorstroming de zelfregelende werking van de zelfregelende klep hindert.

Om een dergelijk kantelelement in het luchtdoorstroomkanaal op te stellen, omvat het ventilatierooster bij voorkeur een tussenschot, dat in het luchtdoorstroomkanaal is opgesteld tussen de instelklep en de zelfregelende klep en waaraan het kantelelement kantelbaar is opgehangen.

Meer specifiek kan ook aan weerszijden van het kantelelement een tussenschot voorzien worden, waartussen een as is aangebracht, waarrond het kantelelement schamierbaar is opgehangen. Deze tussenschotten kunnen nog meer specifiek bijvoorbeeld deel uitmaken van een zelfde inzetelement dat bijvoorbeeld in een behuizing van een dergelijk ventilatierooster ingezet kan worden.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van een ventilatierooster volgens deze uitvinding omvat de overbruggingsinrichting een aandrijfhendel, die op een afstand van het kantelpunt, waarrond het kantelelement kantelbaar is opgesteld in het luchtdoorstroomkanaal, op dit kantelelement aangrijpt.

Bij voorkeur zijn de aandrijfhendel en het kantelelement dan zodanig opgesteld, dat bij verplaatsen van de instelklep naar zijn gesloten stand, de instelklep de aandrijfhendel aandrijft, zodat de aandrijfhendel het kantelelement doet kantelen en zodat het kantelelement op de zelfregelende klep aangrijpt en deze naar zijn gesloten stand drijft.

Een dergelijke aandrijfhendel omvat verder bij voorkeur een geleidingssleuf, waarin een geleidingselement aangrijpt, dat vast is opgesteld in het luchtdoorstroomkanaal. Nog meer voorkeurdragend is de aandrijfhendel hierbij enkel met behulp van het geleidingselement en het kantelelement opgehangen in het luchtdoorstroomkanaal. Een dergelijke uitvoeringsvorm vindt in het bijzonder zijn nut waar aansluitend op de instelklep een rooster in het luchtdoorstroomkanaal is opgesteld, om insecten en/of vuil uit het ventilatierooster te weren. Een deel van dit rooster kan dan dienst doen als geleidingselement voor het geleiden van de beweging van de aandrijfhendel. Op deze manier kan met behulp van een dergelijke aandrijfhendel de beweging van de instelklep eenvoudig doorheen een dergelijk rooster overgedragen worden op het kantelelement.

De instelklep en de zelfregelende klep van een ventilatierooster volgens deze uitvinding zijn bij voorkeur zodanig in het luchtdoorstroomkanaal opgesteld dat de instelklep bij beweging naar zijn gesloten stand toe, naar de zelfregelende klep toe beweegt. Bij een dergelijke opstelling kan de overbruggingsinrichting relatief eenvoudig uitgevoerd worden.

Nog meer voorkeurdagend is de zelfregelende klep bij een dergelijke uitvoeringsvorm kantelbaar opgesteld ten opzichte van een kantelpunt en omvat deze een kleplichaam, dat zich hoofdzakelijk aan één zijde ten opzichte van dit kantelpunt uitstrekt en dat voorzien is om in gesloten stand van de zelfregelende klep het luchtdoorstroomkanaal hoofdzakelijk af te sluiten en een aangrijplichaam, dat zich aan de andere zijde ten opzichte van dit kantelpunt uitstrekt, waarbij het kleplichaam bij beweging van de zelfregelende klep naar zijn gesloten stand toe, naar de instelklep toe beweegt en waarbij de overbruggingsinrichting voorzien is om bij verplaatsing van de instelklep naar zijn gesloten stand, op het aangrijplichaam aan te grijpen om de zelfregelende klep naar zijn gesloten stand te drijven.

Dit kantelpunt van de zelfregelende klep kan voordelig nagenoeg bovenaan het luchtdoorstroomkanaal opgesteld zijn, waarbij de zelfregelende klep los op het kantelpunt is opgelegd, zodanig dat deze zelfregelende klep aan dit kantelpunt hangt.

In een voordelige uitvoeringsvorm is het ventilatierooster langwerpig uitgevoerd, strekt de instelklep zich nagenoeg over de volledige lengte van het ventilatierooster uit, strekt de zelfregelende klep zich nagenoeg over de volledige lengte van het ventilatierooster uit en zijn meerdere soortgelijke overbruggingsinrichtingen over de lengte van het ventilatierooster verspreid opgesteld tussen de instelklep en de zelfregelende klep.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende ventilatierooster volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - Figuur 1 een deel van een uitvoeringsvorm van een ventilatierooster volgens deze uitvinding in dwarsdoorsnede is afgebeeld, met de instelklep en de zelfregelende klep in hun open stand; - Figuur 2 het ventilatierooster uit figuur 1 in dwarsdoorsnede is afgebeeld, met de instelklep en de zelfregelende klep in hun gesloten stand.

Het afgebeelde ventilatierooster (1) is voorzien voor inbouw of opbouw bovenop een raam, om luchtdoorstroming doorheen de wand waarin dit raam is ingebouwd mogelijk te maken. Op deze manier kan buitenlucht met behulp van dit ventilatierooster (1) vanuit een buitenruimte (4) in een binnenruimte (3) aangevoerd worden. Het ventilatierooster (1) omvat hiertoe een behuizing met profielen (17) die een bovenwand (17) vormen en profielen (18) die een onderwand (18) vormen. Aan de uiteinden wordt het ventilatierooster (1) typisch afgeschermd met kopschotten. De bovenwand (17), onderwand (18) en kopschotten vormen samen een langgerekte behuizing voor het ventilatierooster (1). Tussen de bovenwand (17) en de onderwand (18) strekt zich een luchtdoorstroomkanaal (2) uit, dat de buitenruimte (4) met de binnenruimte (3) verbindt.

Naar de binnenruimte (3) toe, is het ventilatierooster (1) voorzien van een instelklep (5), die verplaatsbaar is tussen een open stand, zoals afgebeeld in figuur 1 en een gesloten stand, zoals afgebeeld in figuur 2. In zijn open stand laat de instelklep (5) het luchtdoorstroomkanaal (2) hoofdzakelijk vrij. In zijn gesloten stand sluit de instelklep (5) het luchtdoorstroomkanaal volledig aft De instelklep (5) strekt zich hierbij hoofdzakelijk over de lengte van het ventilatierooster (1) uit. Er zijn meerdere manieren gekend om een dergelijke instelklep (5) hiertoe verplaatsbaar in een ventilatierooster (1) op te nemen. In de afgebeelde uitvoeringsvorm is de instelklep (5) bevestigd met behulp van een schamierkoppeling (20).

Op een tussenafstand van de instelklep (5) is in het luchtdoorstroomkanaal (2) een zelfregelende klep (6) opgehangen. Er zijn ook meerdere manieren gekend om een dergelijke zelfregelende klep (6) in een luchtdoorstroomkanaal (2) op te nemen. In de afgebeelde uitvoeringsvorm is een haakvormig profieldeel (21) voorzien bovenaan het luchtdoorstroomkanaal (2), waarbij de haak ervan dienst doet als opleglichaam. De zelfregelende klep (6) is los bovenop dit opleglichaam gelegd. De zelfregelende klep (6) omvat hiertoe een haakvormig element (22), waarmee deze gehaakt is over de haak van het haakvormige profieldeel (21). Er vormt zich op deze manier een hoofdzakelijk lijncontact tussen de zelfregelende klep (6) en het haakvormige profieldeel (21). Dit vormt het kantelpunt (14) waarrond de zelfregelende klep (6) kantelbaar is opgehangen tussen een open stand, zoals afgebeeld in figuur 1 en een gesloten stand, zoals afgebeeld in figuur 2. In zijn open stand laat de zelfregelende klep (6) het luchtdoorstroomkanaal (2) hoofdzakelijk vrij. In zijn gesloten stand sluit de zelfregelende klep dit luchtdoorstroomkanaal (2) afi De zelfregelende klep (6) strekt zich hiertoe hoofdzakelijk over de lengte van het ventilatierooster (1) uit. De zelfregelende klep (6) verplaatst zich automatisch onder invloed van een veranderend drukverschil over deze klep (6).

Tussen de instelklep (5) en de zelfregelende klep (6) is een inzetstuk (23) opgenomen in het luchtdoorstroomkanaal (2). Dit inzetstuk (23) is kokervormig uitgevoerd en vormt twee tussenschotten (9) tussen de bovenwand (17) en de onderwand (18). Een kantelelement (7) is aan een as (8) schamierbaar opgehangen aan deze tussenschotten (9). Het kantelelement (7) strekt zich vanaf de as (8) hoofdzakelijk in de richting van de zelfregelende klep (6) uit. Op een afstand van de as (8) is een pen (19) bevestigd aan het oppervlak van het kantelelement (7), waarrond een aandrijfhendel (10) aan een eerste uiteinde schamierbaar is opgehangen. Deze aandrijfhendel (10) is aan zijn andere uiteinde voorzien van een geleidingssleuf (11). De aandrijfhendel (10) strekt zich vanaf het kantel element (7) hoofdzakelijk in de richting van de instelklep (5) uit. In het luchtdoorstroomkanaal (2) is tussen het inzetstuk (23) en de instelklep (5) een rooster (12) opgehangen, om insecten en/of vuil uit het ventilatierooster (1) te weren. Een dwarsstuk (13) van dit rooster (12) grijpt aan in de geleidingssleuf (11), zodat de aandrijfhendel (10) is opgehangen aan de pen (9) van het kantelelement (7) enerzijds en aan dit dwarsstuk (13) van het rooster (12) anderzijds.

In open stand van de kleppen (5, 6), zoals afgebeeld in figuur 1, hangt het kantelelement (7) onder invloed van de zwaartekracht weg naar beneden, op een afstand van de zelffegelende klep (6). Deze laat de zelfregelende werking van de zelffegelende klep (6) hierbij ongehinderd. De aandrijfhendel (10) strekt zich hier gedeeltelijk doorheen het rooster (12) uit. Bij sluiten van de instelklep (5), stoot de instelklep (5) tegen de aandrijfhendel (10) aan en drijft hem verder door het rooster (12) naar de zelffegelende klep (6) toe. Het kantelelement (7) kantelt en stoot hierbij aan tegen een aangrijpdeel (16) van de zelffegelende klep (6). De zelfregelende klep (6) kantelt hierbij naar zijn gesloten stand toe, waarbij het kleplichaam (15) het luchtdoorstroomkanaal (2) hoofdzakelijk afsluit. Het grootste deel van dit kleplichaam (15) strekt zich aan de andere zijde van het kantelpunt (14) uit dan het aangrijpdeel (16) waarop het kantelelement (7) aangrijpt.

Het inzetstuk (23), het kantelelement (7) en de aandrijfhendel (10) zijn aanzienlijk korter uitgevoerd dan de lengte van het ventilatierooster (1), om de luchtdoorstroming doorheen het luchtdoorstroomkanaal (2) zo min mogelijk te hinderen. Afhankelijk van de lengte van de kleppen (5, 6), kan het gewenst zijn om meerdere dergelijke inzetstukken (23) met hierin opgehangen kantelelementen (7) en hieraan bevestigde aandrijfhendels (10) verspreid over de lengte van de kleppen (5, 6) in het luchtdoorstroomkanaal (2) op te nemen.

Claims

CONCLUSIES

1. Ventilatierooster (1), omvattende een luchtdoorstroomkanaal (2), een instelklep (5), die minstens instelbaar is in een open stand, waarbij deze het luchtdoorstroomkanaal (2) hoofdzakelijk vrijlaat en in een gesloten stand waarin deze het luchtdoorstroomkanaal (2) afsluit, en een zelffegelende klep (6), die op een tussenafstand van de instelklep (5) kantelbaar is opgesteld in het luchtdoorstroomkanaal (2) tussen een open stand, waarin deze het luchtdoorstroomkanaal (2) hoofdzakelijk vrijlaat en een gesloten stand waarin deze het luchtdoorstroomkanaal (2) afsluit, en zodanig is opgesteld, om het luchtdebiet doorheen het luchtdoorstroomkanaal (2) te regelen in functie van het drukverschil over deze zelfregelende klep (6), met het kenmerk dat het ventilatierooster (1) een overbruggingsinrichting (7,10) omvat, die los van de zelffegelende klep (6) tussen de instelklep (5) en de zelffegelende klep (6) is opgesteld, zodanig verplaatsbaar dat deze overbruggingsinrichting (7, 10), bij verplaatsen van de instelklep (5) naar zijn gesloten stand, door de instelklep (5) verplaatst wordt, zodanig dat deze overbruggingsinrichting (7, 10) de zelffegelende klep (6) naar zijn gesloten stand drijft en wanneer de instelklep (5) in zijn open stand is ingesteld, de zelfregelende klep (6) ongehinderd laat.
2. Ventilatierooster (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de overbruggingsinrichting (7, 10) los van de instelklep (5) is opgesteld.
3. Ventilatierooster (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de overbruggingsinrichting (7, 10) een kantelelement (7) omvat, dat kantelbaar omheen een kantelpunt (8) is opgesteld in het luchtdoorstroomkanaal (2).
4. Ventilatierooster (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het ventilatierooster (1) een tussenschot (9) omvat, dat in het luchtdoorstroomkanaal (2) is opgesteld tussen de instelklep (5) en de zelfregelende klep (6) en waaraan het kantelelement (7) kantelbaar is opgehangen.
5. Ventilatierooster (1) volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat de overbruggingsinrichting (7, 10) een aandrijfhendel (10) omvat, die op een afstand van het kantelpunt (8), waarrond het kantelelement (7) kantelbaar is opgesteld in het luchtdoorstroomkanaal (2), op dit kantelelement (7) aangrijpt.
6. Ventilatierooster (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de aandrijfhendel (10) en het kantelelement (7) zodanig zijn opgesteld, dat bij verplaatsen van de instelklep (5) naar zijn gesloten stand, de instelklep (5) de aandrijfhendel (10) aandrijft, zodat de aandrijfhendel (10) het kantelelement (7) doet kantelen en zodat het kantelelement (7) op de zelfregelende klep (6) aangrijpt en de zelfregelende klep (6) naar zijn gesloten stand drijft.
7. Ventilatierooster (1) volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk dat de aandrijfhendel (10) een geleidingssleuf (11) omvat, waarin een geleidingselement (13) aangrijpt, dat vast is opgesteld in het luchtdoorstroomkanaal (2).
8. Ventilatierooster (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de aandrijfhendel (10) enkel met behulp van het geleidingselement (13) en het kantelelement (7) is opgehangen in het luchtdoorstroomkanaal (2).
9. Ventilatierooster (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de instelklep (5) en de zelfregelende klep (6) zodanig in het luchtdoorstroomkanaal (2) zijn opgesteld dat de instelklep (5) bij beweging naar zijn gesloten stand toe, naar de zelfregelende klep (6) toe beweegt.
10. Ventilatierooster (1) volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de zelfregelende klep (6) kantelbaar is opgesteld ten opzichte van een kantelpunt (14), een kleplichaam (15) omvat, dat zich hoofdzakelijk aan één zijde ten opzichte van dit kantelpunt (14) uitstrekt en dat voorzien is om in gesloten stand van de zelffegelende klep (6) het luchtdoorstroomkanaal (2) hoofdzakelijk af te sluiten en een aangrijplichaam (16) omvat, dat zich aan de andere zijde ten opzichte van dit kantelpunt (14) uitstrekt, waarbij het kleplichaam (15) bij beweging van de zelfregelende klep (6) naar zijn gesloten stand toe, naar de instelklep (5) toe beweegt en waarbij de overbruggingsinrichting (7, 10) voorzien is om bij verplaatsing van de instelklep (5) naar zijn gesloten stand, op het aangrijplichaam (16) aan te grijpen om de zelfregelende klep (6) naar zijn gesloten stand te drijven.
11. Ventilatierooster (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk dat het kantelpunt (14) van de zelfregelende klep (6) nagenoeg bovenaan het luchtdoorstroomkanaal (2) is opgesteld en dat de zelfregelende klep (6) los op het kantelpunt (14) is opgelegd, zodanig dat deze zelfregelende klep (6) aan dit kantelpunt (14) hangt.
12. Ventilatierooster (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het ventilatierooster (1) langwerpig is uitgevoerd, dat de instelklep (5) zich nagenoeg over de volledige lengte van het ventilatierooster (1) uitstrekt, dat de zelfregelende klep (6) zich nagenoeg over de volledige lengte van het ventilatierooster (1) uitstrekt en dat meerdere soortgelijke overbruggingsinrichtingen (7, 10) over de lengte van het ventilatierooster (1) verspreid zijn opgesteld tussen de instelklep (5) en de zelfregelende klep (6).