BE1019362A3 - Scherminrichting. - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een scherminrichting (1), omvattende - een op een schermrol (2) op- en afrolbaar scherm (3); - een onderlat (4), die aangebracht is aan de zijde van het scherm (3) tegenover de schermrol (2); - en een spansysteem om het scherm (3) op te spannen, zodanig dat rimpelvorming van laterale zijden van het scherm (2) die in een geleiding geleid worden, beperkt wordt, omvattende: * een bandschijf (6), waarvan de diameter (db) kleiner is dan de buitendiameter (dss) van het opgerolde scherm (3); * een op deze bandschijf (6) op- en afrolbare spanband of spankoord of spankabel (5), die aangebracht is tussen de bandschijf (6) en de onderlat (4), * en een veersysteem om relatieve verdraaiing tussen de schermrol (2) en de bandschijf (6) op te vangen.

Description

SCHERMINRICHTING

Deze uitvinding betreft een scherminrichting, omvattende: een schermrol; een op deze schermrol op- en afrolbaar scherm, dat aan één van zijn zijden aan de schermrol is aangebracht; - een onderlat, die aangebracht is aan de zijde van het scherm tegenover de zijde waar het scherm aan de schermrol is aangebracht; en een spansysteem om het scherm in op- en affolrichting op te spannen, omvattende een bandschijf, een op deze bandschijf op- en afrolbare spanband of spankoord of spankabel, die aan zijn ene uiteinde aangebracht is aan deze bandschijf en aan zijn andere uiteinde aangebracht is aan de onderlat, en een veersysteem om spanningsverschil tussen de schermrol en de bandschijf op te vangen.

Een blijvend probleem bij dergelijke scherminrichtingen is de moeilijkheid om het scherm gespannen te houden in elke positie waarin dit scherm op- en/of afgerold is. Wanneer een dergelijk scherm verticaal wordt geplaatst, zal dit nagenoeg gespannen blijven onder de zwaartekracht van het scherm. Wanneer dit scherm echter schuin of nagenoeg horizontaal wordt geplaatst, zoals bijvoorbeeld in een terrasoverkapping of een serre of een veranda, enz., dan is het gespannen houden ervan heel wat moeilijker. Zoals in EP 0 615 051 Al is beschreven, wordt in dergelijke scherminrichtingen, vooral wanneer deze scherminrichtingen in een schuin of nagenoeg horizontaal vlak zijn geplaatst, het scherm vaak opgespannen met behulp van een hierboven beschreven spansysteem, zodanig dat dit niet te sterk gaat doorhangen. Om te vermijden dat het scherm door uitrekken zou vervormen, staat het scherm uit de inrichting zoals beschreven in EP 0 615 051 Al in opgerolde toestand nagenoeg niet onder spanning en wordt de spanning die met het spansysteem in het scherm wordt opgewekt opgebouwd naarmate het scherm wordt afgerold, zodanig dat het scherm in volledig afgerolde toestand het sterkst onder spanning staat en niet doorhangt.

Een probleem bij deze oplossing uit EP 0 615 041 Al is dat, wanneer het scherm weinig afgerold is, het niet in staat is om neerslag op te vangen. Wanneer men met een dergelijk scherm neerslag wenst op te vangen en invloed van bijvoorbeeld wind wil opvangen, zal men de laterale zijden ervan willen geleiden in schermgeleiders. Met een scherminrichting uit EP 0 615 041 Al ontstaat met dergelijke geleiding van de laterale zijden echter rimpelvorming in het scherm.

Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een scherminrichting waarmee bovengenoemde problemen verholpen worden en waarbij, bij een terrasoverkapping het scherm neerslag kan opvangen en afleiden, onafhankelijk van de positie van de onderlat en dus ook het scherm. Dit doel is bijzonder van belang bij schermen die toegepast worden bij terrasoverkappingen waarbij het scherm als dak functioneert van de terrasoverkapping.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een scherminrichting, omvattende: een schermrol; een op deze schermrol op- en afrolbaar scherm, die aan één van zijn zijden aan de schermrol is aangebracht; - een onderlat, die aangebracht is aan de zijde van het scherm tegenover de zijde waar het scherm aan de schermrol is aangebracht; en een spansysteem om het scherm in op- en afrolrichting op te spannen, omvattende o een bandschijf, waarbij de diameter van de bandschijf kleiner is dan de buitendiameter van het scherm, wanneer dit nagenoeg volledig op de schermrol is opgerold; o een op deze bandschijf op- en afrolbare spanband of spankoord of spankabel, die aan zijn ene uiteinde aangebracht is aan deze bandschijf, via een keerwiel wordt omgeleid, en aan zijn andere uiteinde aangebracht is aan de onderlat; o en een veersysteem om relatieve verdraaiing tussen de schermrol en de bandschijf op te vangen.

Met de diameter van de bandschijf wordt de diameter van het deel van deze bandschijf bedoeld, waarop de spanband of spankoord of spankabel oprolbaar is.

Een dergelijk veersysteem wordt onder voorspanning gebracht om voldoende spanning op het scherm te behouden, zodat het scherm steeds neerslag kan opvangen en afleiden, onafhankelijk van de positie van de onderlat en dus van het scherm.

De buitendiameter van de spanband of spankoord of spankabel, die op de bandschijf is opgerold, wanneer het scherm nagenoeg volledig van de schermrol is afgerold, is bij voorkeur groter of gelijk aan de diameter van de schermrol.

Het spansysteem is verder bij voorkeur zodanig uitgewerkt dat, wanneer het scherm opgespannen is met behulp van het spansysteem, de spanning op dit scherm nagenoeg constant blijft wanneer het scherm wordt op- en afgerold. Een nagenoeg constante spanning op het scherm, onafhankelijk van de positie van de onderlat, zorgt ervoor dat de afwatering van neerslagwater voldoende gewaarborgd blijft en dat er geen zakvorming in het scherm optreedt ten gevolge van het gewicht van het neerslagwater.

Het zal hierbij voor een vakman duidelijk zijn hoe hij, wanneer de diameter van de bandschijf kleiner wordt gekozen dan de buitendiameter van het scherm, wanneer dit nagenoeg volledig op de schermrol is opgerold, de overige onderdelen van dit spansysteem en meer specifiek het veersysteem verder moet aanpassen om voor een specifieke scherminrichting deze spanning nagenoeg constant te houden.

Een specifieke uitvoeringsvorm van een scherminrichting volgens deze uitvinding omvat een motor voor het aandrijven van de op- en affolbeweging van het scherm, waarbij deze motor hiertoe de bandschijf aandrijft.

De motor kan hierbij meer specifiek aangebracht zijn in een motorbuis, waarbij de genoemde bandschijf aangebracht is aan een uiteinde van deze motorbuis en waarbij aan het andere uiteinde van de motorbuis een tweede bandschijf is aangebracht.

Het veersysteem omvat dan bij voorkeur één of meerdere torsieveren. Deze torsieveren kunnen in een spiraaluitvoering voorzien zijn of in een bladuitvoering.

Verder omvat een scherminrichting volgens deze uitvinding bij voorkeur twee of meerdere schermgeleiders voor het geleiden van de laterale zijden van het scherm wanneer het scherm wordt op- en afgerold.

De laterale zijden van het scherm omvatten dan bij voorkeur een continue flexibele verdikking en de schermgeleiders omvatten bij voorkeur een geleidingsprofiel waarbij de continue flexibele verdikking in dit geleidingsprofiel aanbrengbaar is voor het geleiden van de laterale zijden van het scherm wanneer het scherm wordt op- en afgerold. Een dergelijk geleidingsprofiel waarin een dergelijke flexibele verdikking aanbrengbaar is, kan dan bijvoorbeeld met speling in de schermgeleiders aangebracht zijn. Speling dient hierbij bij voorkeur voorzien te worden in het vlak van het scherm. Wanneer krachten op het scherm inwerken, zoals bijvoorbeeld bij windstoten, of wanneer neerslag op het scherm invalt, enz., dan kan dit scherm dankzij de genoemde speling enigszins uitwijken, zonder dat de verdikkingen uit de geleidingsprofielen loskomen en zonder dat het scherm beschadigd geraakt. De geleidingsprofielen kunnen hierbij ook met behulp van verend materiaal weg van het scherm in de schermgeleiders gedrukt worden, zodat het scherm in een richting dwars op zijn op- en afrolrichting onder een verende voorspanning komt te staan.

De genoemde verdikkingen dienen voldoende flexibel te zijn om vlot mee met het scherm op en af de schermrol te kunnen rollen. Deze verdikkingen kunnen hiertoe bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als halve ritssluitingen. Een dergelijke halve ritssluiting kan als geheel aan een laterale zijde van het scherm bevestigd worden, door deze hier bijvoorbeeld aan te naaien of te smelten of te lassen, waarbij deze zich (nagenoeg) over de volledige lengterichting van het scherm kan uitstrekken.

Voorkeurdragend omvat het scherm van een scherminrichting volgens deze uitvinding een polyester kemweving.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele voorkeurdragende scherminrichtingen volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze scherminrichtingen aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 een deel van een uitvoeringsvorm van een scherminrichting volgens deze uitvinding schematisch is afgebeeld, met de onderlat, de spanband, een keerwiel, een geleidingswiel, het scherm en de schermrol in zijaanzicht en de bandschijf in doorsnede, waarbij het scherm (nagenoeg) volledig is opgerold op de schermrol; - figuur 2 het deel van de uitvoeringsvorm uit figuur 1, deels in zijaanzicht en deels in doorsnede is afgebeeld, waarbij het scherm (nagenoeg) volledig is afgerold.

Een scherminrichting (1) volgens de uitvinding, zoals afgebeeld in figuur 1 en 2, omvat een schermrol (2) en een op deze schermrol (2) op- en afrolbaar scherm (3) dat aan één van zijn zijden aan deze schermrol (2) is aangebracht.

Aan zijn andere zijde van het scherm (3) is een onderlat (4) aangebracht.

Verder omvat deze scherminrichting (1) twee zijgeleiders, die zich aan de laterale zijden van het scherm (3) uitstrekken. Deze zijgeleiders en de bijhorende geleidingssystemen werden voor de duidelijkheid van het spansysteem van deze scherminrichting (1) niet afgebeeld.

Enerzijds worden in deze zijgeleiders de laterale zijden van het scherm (3) geleid. Deze laterale zijden zijn hiertoe elk voorzien van een halve ritssluiting als flexibele verdikking, die zich nagenoeg over de volledige lengte van het scherm (3) uitstrekt. De zijgeleiders zijn hiertoe verder voorzien van geleidingsprofielen waarin deze flexibele verdikkingen aangebracht kunnen worden om deze vast te houden en te geleiden wanneer het scherm (3) op- en afrolt.

Anderzijds worden in de zijgeleiders ook de uiteinden van de onderlat (4) vastgehouden en geleid wanneer het scherm (3) op- en afrolt. Aan de uiteinden van de onderlat (4) kunnen hiertoe bijvoorbeeld loopwielen voorzien worden. In de zijgeleiders wordt dan per uiteinde van de onderlat (4) een geleidingsprofiel voorzien waarin één of meerdere corresponderende loopwielen van de onderlat (4) verrolbaar aangebracht kunnen worden om de onderlat (4) in deze zijgeleiders vast te houden en te geleiden.

Dergelijke geleidingen van zowel de laterale zijden van het scherm (3) als van de onderlat (4) zijn gekend, zodat hier niet verder op ingegaan wordt.

De scherminrichting (1) omvat verder een motor voor het aandrijven van de op- en afrolbeweging van het scherm (3), waarbij deze motor hiertoe de bandschijf (6) aandrijft. Deze motor is aangebracht in een motorbuis.

De scherminrichting (1) volgens de uitvinding omvat verder een spansysteem om het scherm (3) in op- en afrolrichting op te spannen.

Dit spansysteem omvat, zoals afgebeeld in de figuren, aan elk uiteinde van de motorbuis van het scherm (3) een bandschijf (6) en aan elke laterale zijde van'het scherm (3) een op deze bandschijf (6) op- en afrolbare spanband (5), die aan zijn ene uiteinde aangebracht is aan deze bandschijf (6) en aan zijn andere uiteinde aangebracht is aan de onderlat (4). Deze spanband (5) wordt met behulp van een richtwiel (8) naar het uiteinde van de corresponderende zijgeleider gebracht en loopt dan in deze zijgeleider tot aan een keerwiel (7) waarmee de spanband (5) wordt omgeleid naar de onderlat (4) toe. De spanband (5) is met behulp van een oog (10) dat aan zijn uiteinde is voorzien aan een bevestigingselement (9) aan het uiteinde van de onderlat (4) aangebracht. In plaats van een spanband (5) zou ook een spankoord of een spankabel gebruikt kunnen worden.

Verder omvat het spansysteem een veersysteem om de relatieve verdraaiing tussen de schermrol (2) en de bandschijf (6) op te vangen. Dit veersysteem omvat één of meerdere torsieveren. Deze één of meerdere torsieveren kunnen in een spiraaluitvoering voorzien zijn of in een bladuitvoering.

Bij het installeren van de scherminrichting (1) worden deze één of meerdere torsieveren onder een voorspanning gebracht, zodat bij gebruik van de scherminrichting (1) het scherm (3) steeds onder spanning staat. Om deze één of meerdere torsieveren onder een voorspanning te brengen, gaat men bijvoorbeeld de onderlat (4) blokkeren en de motorbuis met de motor aandrijven tot de gewenste voorspanning op de één of meerdere torsieveren is aangebracht. Eens er voldoende voorspanning aanwezig is, wordt de spanband (5) aan het bevestigingselement (9) voor de spanband (5) vastgemaakt. De spanband (5) wordt hierbij zo aangebracht dat deze op een zodanige wijze op de bandschijf (6) op- en afrolbaar is, dat de spanband (5) op de bandschijf (6) opgewonden wordt als het scherm (3) afgerold wordt van de schermrol (2) en omgekeerd.

Wanneer daarna de motor aangedreven wordt in de richting waarin de spanband (5) op de bandschijf (6) wordt gewikkeld, dan zal de spanband (5) die met behulp van een richtwiel (8) in de zijgeleider komt, tot het einde van de zijgeleider loopt en via een keerwiel (7) terugkomt tot aan de onderlat (4), aan deze onderlat (4) trekken. De voorspanning aangebracht op de torsieveren zal er steeds voor zorgen dat het scherm (3) de neiging heeft om op de schermrol (2) opgewikkeld te worden. De motor wordt hierbij krachtig genoeg gekozen om de voorspanning van de torsieveren te kunnen overwinnen, en zo de onderlat (4) naar beneden te kunnen trekken.

Eens de onderlat (4) beneden is, kan de motor in de andere draairichting aangestuurd worden. De motor zorgt ervoor dat de spanband (5) van de bandschijf (6) afrolt. Ten gevolge van de voorspanning aangebracht op de één of meerdere torsieveren, die het scherm (3) steeds willen oprollen, trekt het scherm (3) de onderlat (4) omhoog en blijft het scherm (3) onder spanning.

De onderlinge diameters van de bandschijf (6) en de schermrol (2) beïnvloeden de schermspanning tijdens het traject van de onderlat (4). Doordat volgens de uitvinding de buitendiameter (dss) van het scherm (3) wanneer dit nagenoeg volledig op de schermrol (2) is opgerold, groter is dan de diameter (db) van de bandschijf (zie figuur 1), kan de spanning op het scherm (3) nagenoeg constant gehouden worden tijdens het traject van de onderlat (4). Met de diameter (db) van de bandschijf (6) wordt de diameter van het deel van deze bandschijf (6) bedoeld, waarop de spanband (5) oprolbaar is. Wanneer het scherm (3) volledig is afgerold van de schermrol (2), is de buitendiameter (dbb) van de spanband (5) die op de bandschijf (6) is opgerold, groter dan de diameter (ds) van de schermrol (2).

Wanneer de onderlat (4) boven staat en de motor de motorbuis aandrijft waarop de bandschijf (6) bevestigd is, dan wordt de spanband (5) opgewikkeld op de bandschijf (6). Doordat de onderlat (4) door de spanband (5) naar beneden wordt getrokken, trekt de onderlat (4) aan het scherm (3) dat van de schermbuis afgewikkeld wordt. Aangezien de diameter (db) van de bandschijf (6) bij deze startfase kleiner is dan de buitendiameter (ds) van het scherm (3) dat op de schermrol (2) is opgerold, zou er bij een starre verbinding van de schermrol (2) met de bandschijf (6) meer scherm (3) afgewikkeld worden dan er spanband (5) op de bandschijf (6) opgewikkeld wordt per omwenteling. Echter doordat de verbinding tussen de schermrol (2) en de bandschijf (6) niet star is, maar gekoppeld is door middel van de één of meerdere torsieveren, zal er een relatieve verdraaiing plaatsvinden tussen de schermrol (2) en de bandschijf (6). Deze relatieve verdraaiing tussen de schermrol (2) en de bandschijf (6) vermindert de voorspanning van de torsieveren een beetje doordat het scherm de neiging heeft sneller te willen afwikkelen dan de spanband (5) opwikkelt. In deze fase daalt de spanning op het scherm (3) een weinig.

Ergens halverwege het traject van de onderlat (4) treedt een keerpunt op waarbij de diameter (db) van bandschijf (6) met band gelijk is aan de buitendiameter (ds) van het scherm (3) dat op de schermrol (2) is opgerold. Op dit punt is de spanning op het scherm (3) het laagst.

Na dit keerpunt in het traject zal de spanband (5) op de bandschijf (6) sneller willen opwikkelen dan het scherm (3) van de schermrol (3) wil afwikkelen. Hierbij trekt de spanband (5) meer aan de onderlat (4) en wordt de spanning terug opgebouwd.

Door een geschikte keuze van de diameter (db) van de bandschijven (6) en de diameter van de schermrol (2) en door een geschikte keuze van de één of meerdere torsieveren, waarbij hun veerconstante relatief klein wordt gekozen, kan het spanningsverloop van de spanning die op het scherm (3) in werkt tijdens het traject van de onderlat (4) nagenoeg constant gehouden worden.

Claims (10)

1. Scherminrichting (1 ), omvattende: een schermrol (2); een op deze schermrol (2) op- en afrolbaar scherm (3), dat aan één van zijn zijden aan de schermrol (2) is aangebracht; een onderlat (4), die aangebracht is aan de zijde van het scherm (3) tegenover de zijde waar het scherm (3) aan de schermrol (2) is aangebracht; en een spansysteem om het scherm (3) in op- en afrolrichting op te spannen, omvattende een bandschijf (6), een op deze bandschijf (6) open afrolbare spanband of spankoord of spankabel (5), die aan zijn ene uiteinde aangebracht is aan deze bandschijf (6), via een keerwiel (7) wordt omgeleid, en aan zijn andere uiteinde aangebracht is aan de onderlat (4), en een veersysteem om relatieve verdraaiing tussen de schermrol (2) en de bandschijf (6) op te vangen, met het kenmerk dat de diameter (db) van de bandschijf (6) kleiner is dan de buitendiameter (dss) van het scherm (3), wanneer dit nagenoeg volledig op de schermrol (2) is opgerold.

2. Scherminrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de buitendiameter (dbb) van de spanband of spankoord of spankabel (5), die op de bandschijf (6) is opgerold, wanneer het scherm nagenoeg volledig van de schermrol (2) is afgerold, groter of gelijk is aan de diameter (ds) van de schermrol (2).

3. Scherminrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het spansysteem zodanig is uitgewerkt dat, wanneer het scherm (3) opgespannen is met behulp van het spansysteem, de spanning op dit scherm (3) nagenoeg constant blijft wanneer het scherm (3) wordt op- en afgerold.

4. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de scherminrichting (1) een motor omvat voor het aandrijven van de op- en afrolbeweging van het scherm (3), waarbij deze motor hiertoe de bandschijf (6) aandrijft.

5. Scherminrichting (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de motor aangebracht is in een motorbuis, dat de genoemde bandschijf (6) aangebracht is aan een uiteinde van deze motorbuis en dat aan het andere uiteinde van de motorbuis een tweede bandschijf (6) is aangebracht.

6. Scherminrichting (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het veersysteem één of meerdere torsieveren omvat.

7. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de scherminrichting (1) twee of meerdere schermgeleiders omvat voor het geleiden van de laterale zijden van het scherm (3) wanneer het scherm (3) wordt op- en afgerold.

8. Scherminrichting (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de laterale zijden van het scherm (3) een continue flexibele verdikking omvatten, dat de schermgeleiders een geleidingsprofiel omvatten en dat de continue flexibele verdikking in dit geleidingsprofiel aanbrengbaar is voor het geleiden van de laterale zijden van het scherm (3) wanneer het scherm (3) wordt op- en afgerold.

9. Scherminrichting (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de continue flexibele verdikking uitgevoerd is als een halve ritssluiting.

10. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het scherm (3) een polyester kemweving omvat.