BE1017133A3

BE1017133A3 - Ventilatie-inrichting.

Info

Publication number: BE1017133A3
Application number: BE2006/0265A
Authority: BE
Inventors: Patrick Snauwaert; Hans Lernout
Original assignee: Renson Paul; Renson Ventilation Nv
Priority date: 2005-05-11
Filing date: 2006-05-09
Publication date: 2008-03-04
Also published as: NL1029009C2

Abstract

De uitvinding betreft een ventilatie-inrichting, voorzien om van buitenaf gezien onzichtbaar ingebouwd te worden onder een luchtdoorlatend dakbedekkingmateriaal (10) van een hellende dakstructuur of in een gevel, waarbij de ventilatie-inrichting (1) voorzien is voor het ventileren van de ruimte (12) onder de dakstructuur (11) of achter de gevel, waarbij de ventilatie-inrichting (1) voorzien is van een akoestische demping (2), en waarbij de ventilatie-inrichting (1) voorzien is van een regelbare klep (5) voor het handmatig of door middel van een motor instellen van het debiet van de luchtstroom.

Description

VENTILATIE-INRICHTING

De uitvinding betreft een ventilatie-inrichting, voorzien om van buitenaf gezien onzichtbaar ingebouwd te worden onder een luchtdoorlatend dakbedekkingmateriaal van een hellende dakstructuur of in een gevel, waarbij de ventilatie-inrichting voorzien is voor het ventileren van de ruimte onder de dakstructuur of achter de gevel.

De toenemende isolatie van de gebouwschil, meer in het bijzonder van de dakstructuur, in combinatie met het meer luchtdicht bouwen door het toepassen van dampschermen, zorgt voor een verminderde ongecontroleerde ventilatie via kieren, openingen, spleten, enz. in de gebouwschil (= toevallige in- of ex-filtratie). Om toch de binnenlucht, die verontreinigd wordt door de mens (waterdamp, geurstoffen, C02, etc.), menselijke activiteiten (koken, douchen, wassen, etc.) en emissies uit bouwproducten (vernis, verf, vezels, etc.), voldoende te kunnen verversen, zijn specifieke ventilatie-inrichtingen die bewuste en gecontroleerde ventilatie toelaten noodzakelijk.

Betreffende het verluchten van de ruimte onder een dakstructuur of achter een gevel, zijn verschillende uitvoeringsvormen gekend.

Zo bijvoorbeeld wordt in GB 2 315 856 een universele dakventilatie omschreven die onzichtbaar is van buitenaf gezien en die ten allen tijde in (af)hellende daken met niet-ondersteunde onderliggende constructies en in nog andere types dakconstructies zoals o.a. daken met daksparren, etc. geïnstalleerd kunnen worden. Een dergelijke dakventilatie bestaat uit een basis die voorzien is van een voorkant, een achterkant en twee zijkanten. Aan het achteruiteinde van de basis is een afsluitgedeelte voorzien dat zich uitstrekt tussen de twee zijkanten van de basis en die samen met de basis een opening vormt. Wanneer er een onaanvaardbare positieve of negatieve windkracht is, dan kunnen verlengde delen van het genoemde afsluitgedeelte van de dakventilatie automatisch dichtgaan om de luchtstroom te dempen.

In GB 2 288 227 wordt een inrichting omschreven voor het voorzien van ventilatie in een dakruimte die voorzien is van daksparren die bedekt zijn door een laag dakvilt en een externe dakbedekking zoals dakpannen of leien. De inrichting omvat één of meerdere luchtkanalen en middelen voor het vasthechten van de luchtkanalen aan het dakvilt tussen de daksparren, zodat tijdens het gebruik de luchtkanalen nagenoeg parallel aan de daksparren lopen. De luchtkanalen zijn meestal naast elkaar opgesteld als een rij of als een matrix. De opstelling van de luchtkanalen wordt bij voorkeur in positie gehouden op het dakvilt door middel van één of meerdere haken die aan één zijde van de opstelling zijn vastgemaakt. De één of meerdere haken kunnen ook vervangen worden door een kleef- of mastiekstrip.

In GB 2 193 515 wordt een ventilator omschreven voor het ventileren van een dakruimte doorheen de viltbekleding van een dak met leien of dakpannen. De ventilator is voorzien van een gedeelte dat de viltlagen aan hun overlappingen df» één'afstand van elkaar houdt, waar dóórheen een gelimiteerde luchtstrodrii töégelateri ' Wordt; Dè ventilator heeft middelen óm deze in positie te houden én ohi het vilt dicht bij de ventilator te hóuden. Verder is de ventilator voorzien van middelen om toegang van grote insecten tegen te houden.

Het nadeel van deze uitvoeringsvormen is dat de akoestische isolatie van de dakstructuur of dé gevel onderbroken wordt, waardoor geluidshinder of lawaai van buitenaf de ruimte binnendringt en op die manier het akoestisch comfort verstoord wordt en/of het maximaal toelaatbare geluidsniveau overschreden wordt.

Het akoestisch probleem wordt gedeeltelijk opgelost in NL 9000176, waarin een suskast wórdt omschreven die voorzien is om bij een schuin dak tussen het dakbeschot en de dakpannen, die steunen op panlatten die op het dakbeschot zijn bevestigd, geplaatst te worden, waarbij er tenminste één van de dakpannen van een doörvoeropening is voorzien, en waarbij deze suskast een geluiddempende ventilatieverbinding vormt tussen de genoemde doorvoeropening en een zich op afstand daarvan bevindende, in de ruimte onder het dakbeschot uitmondende opening.

Een groot nadeel van deze suskast is dat deze echter toch zichtbaar is van buitenaf. Een verder nadeel van deze suskast, en ook van de andere hierboven omschreven ventilatie-inrichtingen, is dat het debiet van de luchtstroom op geen enkele manier geregeld kan worden.

Het doel van de uitvinding is bijgevolg te voorzien in een ventilatie-inrichting, voorzien om van buitenaf gezien onzichtbaar ingebouwd te worden onder een luchtdoorlatend dakbedekkingmateriaal van een hellende dakstructuur of in een gevel, waarbij de geluidsisolatie van de dakstructuur of gevel behouden blijft, en waarbij bovendien het debiet van de luchtstroom op een eenvoudige manier gecontroleerd kan worden.

Dit doel van de uitvinding wordt opgelost door te voorzien in een ventilatie-inrichting volgens de kop van de eerste conclusie, waarbij de ventilatie-inrichting voorzien is van een akoestische demping, en waarbij de ventilatie-inrichting voorzien is van een regelbare klep voor het handmatig of door middel van een motor instellen van het debiet van de luchtstroom.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding, is de ventilatie-inrichting voorzien van een luchtdoorstroomkanaal waarin de luchtstroming nagenoeg loodrecht op het dakvlak van de dakstructuur verloopt.

Dit heeft als voordeel dat de lengte van het luchtdoorstroomkanaal, en bijgevolg de grootte van de ventilatie-inrichting, minimaal is, wat de integratie in de dakstructuur vereenvoudigt.

In een voordelige uitvoeringsvorm van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding, is de ventilatie-inrichting voorzien van een luchtdoorstroomkanaal waarin een autonoom werkende klep, die de luchtdoorstroomopening automatisch aanpast in functie van het drukverschil tussen de ingang en de uitgang van het luchtdoorstroomkanaal, beweegbaar is opgesteld, om op die manier overventilatie te vermijden.

In een voordelige ventilatie-inrichting volgens de uitvinding, is de ventilatie-inrichting voorzien van één of meerdere elementen die voorzien zijn om een thermische isolatie te bieden.

In een meer voordelige ventilatie-inrichting volgens de uitvinding, omvatten de elementen isolatiemateriaal en thermische onderbrekingen.

Een voorkeursventilatie-inrichting volgens de uitvinding is voorzien van een insectenwerend gaas of rooster.

In een meer voordelige ventilatie-inrichting volgens de uitvinding, is het insectenwerend gaas of rooster demonteerbaar en bijgevolg goed reinigbaar.

Enerzijds kan in een voordelige uitvoeringsvorm van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding, de dakstructuur onder het dakbedekkingmateriaal voorzien zijn van een onderdak dat vast (stijf), bijvoorbeeld onder de vorm van platen is uitgevoerd.

Anderzijds kan in een voordelige uitvoeringsvorm van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding de dakstructuur onder het dakbedekkingmateriaal voorzien zijn van een onderdak, dat soepel, bijvoorbeeld onder de vorm van een folie is uitgevoerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding, heeft de hellende dakstructuur een helling van minimum 20°.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende ventilatie-inrichting volgens de uitvinding die van buitenaf gezien onzichtbaar ingebouwd is onder een luchtdoorlatend dakbedekkingmateriaal van een hellende dakstructuur. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend een verduidelijkend voorbeeld te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 een dwarsdoorsnede van ventilatie-inrichting volgens de uitvinding wordt voorgesteld die van buitenaf gezien onzichtbaar ingebouwd is onder een luchtdoorlatend dakbedekkingmateriaal van een hellende dakstructuur; figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede wordt voorgesteld van een gebouw met een ruimte die geventileerd wordt door middel van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding.

Zoals wordt voorgesteld op de figuren 1 en 2, is de ventilatie-inrichting (1) volgens de uitvinding voorzien om van buitenaf gezien onzichtbaar ingebouwd te worden onder een luchtdoorlatend dakbedekkingmateriaal (10) van een hellende dakstructuur (11) of in een gevel (niet voorgesteld op de figuur). Een dergelijke ventilatie-inrichting (1) kan op elke plaats in de dakstructuur (11) geïntegreerd worden, i.e. zowel bovenaan in de nok van het dak als ter hoogte van de aansluiting met de muur, voor zover de ventilatie-inrichting zich in de te ventileren ruimte bevindt. De dakstructuur (11) heeft bij voorkeur een helling die groter is dan 20°, meer bij voorkeur 35°. Voorbeelden van dergelijke daken zijn zadeldaken, lessenaarsdaken, etc. Het dakbedekkingmateriaal (10) kan zowel uit pannen als uit leien bestaan of een andere soort luchtdoorlatend dakbedekkingmateriaal. In het geval van pannen, zoals wordt voorgesteld op figuur 1, worden deze bevestigd door middel van panlatten (7). De dakstructuur (11) is onder het dakbedekkingmateriaal (10) voorzien van een onderdak (13) dat ofwel vast (stijf), bijvoorbeeld onder de vorm van platen, als soepel, bijvoorbeeld onder de vorm van een folie uitgevoerd is. De ventilatie-inrichting (1) is voorzien voor het ventileren van de ruimte (12) onder de dakstructuur (11) of achter de gevel. Ten einde de akoestische gevel- of dakisolatie van de te ventileren ruimte niet te verminderen, is de ventilatie-inrichting (1) voorzien van een akoestische demping (2).

De ventilatie-inrichting (1) is voorzien van een luchtdoorstroomkanaal (3) waarin de luchtstroming nagenoeg loodrecht op het dakvlak (14) van de dakstructuur (11) verloopt. In het luchtdoorstroomkanaal (3) is een autonoom werkende klep (4), die de luchtdoorstroomopening automatisch aanpast in functie van het drukverschil tussen de ingang en de uitgang van het luchtdoorstroomkanaal (3), beweegbaar opgesteld, dit om overventilatie en overbodig energieverlies tijdens het stookseizoen te vermijden. Verder is de ventilatie-inrichting (1) voorzien van een regelbare klep (5) voor het handmatig of door middel van een motor (niet voorgesteld op de figuur) instellen van het debiet van de luchtstroom.

Ten einde een voldoende thermische isolatie te bieden, is de ventilatie-inrichting (1) volgens de uitvinding bij voorkeur voorzien van thermisch isolerende elementen. Deze elementen omvatten onder andere isolatiemateriaal en thermische onderbrekingen.

Verder is de ventilatie-inrichting (1) volgens de uitvinding bij voorkeur voorzien van een insectenwerend gaas of rooster. Het insectenwerend gaas of rooster is demonteerbaar voorzien ten einde het gaas of rooster gemakkelijk te kunnen reinigen.

Bij een dakstructuur (11), zoals wordt voorgesteld op figuur 1, gebeurt de toevoer van de lucht (pijl A) eerst doorheen het dakbedekkingmateriaal (10) en daarna doorheen een toevoeropening (6) en luchtdoorstroomkanaal (3) van de ventilatie-inrichting (1). Anderzijds kan de ventilatie-inrichting (1) volgens de uitvinding ook gebruikt worden voor het afvoeren van lucht uit de ruimte onder de dakstructuur (11) of de ruimte achter de gevel Het gebruik van dergelijke ventilatie-inrichting als natuurlijke luchtafvoer is evenwel in veel landen of gebieden niet toegelaten omwille van een onzekere werking, zodat meestal een uitmonding tot boven het dakbedekkingmateriaal wordt geëist.

Het dakbedekkingmateriaal (10) verhindert dat er hemelwaterindringing (regen, hagel, sneeuw) optreedt.

De grootte of lengte van de ventilatie-inrichting (1) of het aantal ventilatie-inrichtingen (1) dat in de dakstructuur (11) of de gevel geïntegreerd wordt, wordt vooral bepaald door de benodigde ventilatiecapaciteit om lucht toe te voeren in de ruimte onder de dakstructuur of achter de gevel. Deze ventilatiecapaciteit wordt meestal vastgelegd in de wetgeving of normering als een hoeveelheid debiet (m3/h of 1/s) per vierkante meter vloeroppervlakte, per persoon of per ruimte. De ventilatie-inrichting (1) volgens de uitvinding bestaat in verschillende modellen met een verschillend debiet en verschillende thermische en/of akoestisch isolatie. Verder kan de ventilatie-inrichting (1) volgens de uitvinding zowel in nieuwbouw als renovatie toegepast worden.

Claims

1. Ventilatie-inrichting, voorzien om van buitenaf gezien onzichtbaar ingebouwd te worden onder een luchtdoorlatend dakbedekkingmateriaal (10) van een hellende dakstructuur (11) of in een gevel, waarbij de ventilatie-inrichting (1) voorzien is voor het ventileren van de ruimte (12) onder de dakstructuur (11) of achter de gevel, met het kenmerk dat de ventilatie-inrichting (1) voorzien is van een akoestische demping (2), en waarbij de ventilatie-inrichting (1) voorzien is van een regelbare klep (5) voor het handmatig of door middel van een motor instellen van het debiet van de luchtstroom.

2. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de ventilatie-inrichting (1) voorzien is van een luchtdoorstroomkanaal (3) waarin de luchtstroming nagenoeg loodrecht op het dakvlak van de dakstructuur (11) verloopt.

3. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de ventilatie-inrichting (1) voorzien is van een luchtdoorstroomkanaal (3) waarin een autonoom werkende klep (4), die de luchtdoorstroomopening automatisch aanpast in functie van het drukverschil tussen de ingang en de uitgang van het luchtdoorstroomkanaal (3), beweegbaar is opgesteld.

4. Ventilatie-inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk dat de ventilatie-inrichting (1) voorzien is van één of meerdere elementen die voorzien zijn om een thermische isolatie te bieden.

5. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de elementen isolatiemateriaal en thermische onderbrekingen omvatten.

6. Ventilatie-inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk dat de ventilatie-inrichting (1) voorzien is van een insectenwerend gaas of rooster.

7. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het insectenwerend gaas of rooster demonteerbaar is.

8. Ventilatie-inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk dat de dakstructuur (11) onder het dakbedekkingmateriaal (10) voorzien is van een onderdak (13) dat vast, bijvoorbeeld onder de vorm van platen is uitgevoerd.

9. Ventilatie-inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk dat de dakstructuur (11) onder het dakbedekkingmateriaal (10) voorzien is van een onderdak (13) dat soepel, bijvoorbeeld onder de vorm van een folie is uitgevoerd.

10. Ventilatie-inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 9, met het kenmerk dat de hellende dakstructuur (11) een helling van minimum 20° heeft.