BE1006130A3

BE1006130A3 - Spuitbus.

Info

Publication number: BE1006130A3
Application number: BE9200727A
Authority: BE
Original assignee: Belgium Spray Accessory Factor
Priority date: 1992-08-19
Filing date: 1992-08-19
Publication date: 1994-05-17
Also published as: JPH06199377A; CA2103958A1; EP0583825A1; US5341968A; AU667731B2; ZA935870B; AU4466793A; KR940003815A

Abstract

Spuitbus, bestaande uit een reservoir (2), in het reservoir (2) een stijgbuis (5) en een op de stijgbuis (5) aangesloen ventiel (6), daardoor gekenmerkt dat de stijgbuis (5) is voorzien van een drukregelaar (9).

Description

Spuitbus.

Deze uitvinding heeft betrekking op een spuitbus.

Zoals bekend bestaan klassieke spuitbussen hoofdzakelijk uit een reservoir dat bedoeld is voor het aanbrengen van het te verstuiven medium, waarbij dit reservoir is voorzien van een stijgbuis en een op de stijgbuis aangesloten ventiel. De spuitbus wordt hierbij onder druk geplaatst door het reservoir gedeeltelijk te vullen met een gas onder druk. Het is bekend dat bij een volle spuitbus deze druk relatief hoog dient te zijn, bijvoorbeeld 12 bar, om te bekomen dat bij een bijna lege spuitbus nog voldoende druk aanwezig is om het te verstuiven medium uit het reservoir van de spuitbus te verdringen, waarbij tevens rekening dient te worden gehouden met de algemeen geldende aërosol-wetgeving die stelt dat iedere spuitbus 60% vloeistofvulling moet bevatten. De minimaal gewenste druk bedraagt doorgaans 3, 5 ä 4 bar.

De hoge druk die bij aanvang in het reservoir heerst, leidt ertoe dat het medium bij de aanwending van de spuitbus met een ongewenst grote kracht wordt verstoven.

Om aan dit nadeel te verhelpen, is het bekend om in het ventiel van de spuitbus een drukregelaar te integreren.

Deze oplossing heeft echter als nadeel dat bij het bedienen van het ventiel het medium uit het reservoir sputterend wordt verstoven, en dit om verschillende redenen. Een eerste reden bestaat erin dat het te verstuiven medium bij het openen, respektievelijk het sluiten van het ventiel een plotse drukwijziging ondergaat. Een tweede reden bestaat erin dat het oppervlak van de drukregelaar waar de druk kan op inwerken zeer klein is, zodanig dat storingen, bijvoorbeeld door vervuiling, zich zeer snel laten gevoelen.

De huidige uitvinding heeft een spuitbus tot doel die de voornoemde nadelen niet vertoont.

Hiertoe heeft de uitvinding betrekking op een spuitbus, bestaande uit een reservoir, in het reservoir een stijgbuis - en een op de stijgbuis aangesloten ventiel, daardoor. gekenmerkt dat de stijgbuis is voorzien van een drukregelaar.

Doordat de drukregelaar niet geïntegreerd is in het ventiel van de spuitbus, doch ter plaatse van de stijgbuis is aangebracht, werkt de verbinding tussen de drukregelaar en het ventiel als een bufferruimte en kompensator, waardoor betere uitstroomkarakteristieken worden bekomen bij het bekrachtigen van het voornoemde ventiel, waarbij de kans op een sputterende werking wordt vermindert.

Het feit dat de drukregelaar niet is geïntegreerd in het ventiel biedt eveneens het voordeel dat standaardventielen voor de spuitbussen kunnen worden aangewend.

Dcordat de drukregelaar volgens de uitvinding zieh in het reservoir bevindt, kan deze groter worden uitgevoerd dan een drukregelaar die in het ventiel wordt geïntegreerd,

waardoor in een groter drukgevoelig oppervlak kan worden voorzien om de drukregelaar te bevelen, met als gevolg dat de drukregelaar minder gevoelig is aan storingen.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevindt de drukregelaar zich op een afstand van het ventiel, zulks om een voldoende grote bufferruimte tussen de drukregelaar en het ventiel te bekomen. Meer speciaal nog geniet het de voorkeur dat de drukregelaar aan de ingang van de stijgbuis wordt gemonteerd, zodat de stijgbuis volledig als bufferruimte funktioneert. Hierbij wordt het buffereffekt nog versterkt door de elastische uitzetting van de doorgaans uit kunststof vervaardigde stijgbuis.

Bij voorkeur bestaat de hierbij aangewende drukregelaar uit een huis met een ingang en uitgang ; een ventiel dat tussen de ingang en de uitgang is geplaatst ; en middelen die dit ventiel bevelen in funktie van de druk aan de uitgang, in het bijzonder die toelaten dat het ventiel opent, respektievelijk zich verder opent, wanneer de druk aan de uitgang lager wordt dan een welbepaalde, bij voorkeur instelbare waarde. Deze laatstgenoemde middelen kunnen bestaan uit een drukkamer die een verplaatsbare wand vertoont die in de verplaatsing van het ventiel van de drukregelaar voorziet. In dit geval kan de druk waarbij het ventiel van de drukregelaar zieh opent, respektievelijk zich sluit, gemakkelijk worden ingesteld door de voornoemde drukkamer van de gewenste druk te voorzien, zonder dat konstruktieve wijzigingen aan de drukregelaar dienen te worden uitgevoerd.

De drukregelaar biedt. hierdoor het voordeel dat hij voor verschillende drukken kan worden aangewend zonder dat hij konstruktief dient aangepast te worden, dit in tegenstelling tot de bekende drukregelaars die in het ventiel van de spuitbus worden geïntegreerd,

welke zoals bekend slechts geschikt zijn voor één welbepaalde druk.

Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een spuitbus volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 op een grotere schaal en in doorsnede een zieht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 1 met pijl F2 is aangeduid ; figuur 3 een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 2 is afgebeeld ; figuur 4 nog een spuitbus volgens de uitvinding weergeeft.

Zoals weergegeven in figuur 1 bestaat de spuitbus 1 volgens de uitvinding uit een reservoir 2 waarin het te verstuiven medium 3 en het drijfgas 4 worden aangebracht, een stijgbuis 5 en een ventiel 6 dat op de stijgbuis 5 is aangesloten. De bediening van het ventiel 6 gebeurt door middel van een drukknop 7 of dergelijke die van een sproeiopening 8 is voorzien.

Het bijzondere aan de spuitbus 1 volgens de uitvinding bestaat erin dat de stijgbuis 5 is voorzien van een drukregelaar 9, zodanig dat tussen de drukregelaar 9 en het ventiel 6 steeds een verbinding 10 aanwezig is waarin een konstante of vrijwel konstante druk heerst, die gelijk is aan de regeldruk van de drukregelaar 9,. waarbij de verbinding 10, hoe klein ook, als bufferruimte funktioneert.

Om de voornoemde bufferwerking optimaal te benutten geniet het wel de voorkeur dat de drukregelaar 9 op een zekere afstand D van het ventiel 6 is gemonteerd. In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevindt de drukregelaar 9 zich dan ook zoals afgebeeld in figuur 1 aan de ingang van de stijgbuis 5, zodat de stijgbuis 5 volledig als bufferruimte wordt benut.

Om de bufferwerking nog te verbeteren wordt bij voorkeur een onder invloed van drukwijzigingen vervormbare stijgbuis 5 aangewend, bijvoorbeeld een stijgbuis uit elastische kunststof.

De drukregelaar 9 kan van willekeurige aard zijn. Zoals weergegeven in figuur 2 bestaat hij bij voorkeur uit een huis 11 met een ingang 12 en een uitgang 13, een ventiel 14 dat zieh tussen de ingang 12 en de uitgang 13 bevindt, en middelen 15 die het ventiel 14 bevelen in funktie van de druk aan de uitgang 13, meer speciaal die toelaten dat het ventiel 14 pas opent, respektievelijk zich verder opent, wanneer de druk aan de uitgang 13 onder een bepaalde waarde komt.

De voornoemde middelen 15 kunnen hierbij bestaan uit een drukkamer 16 die kan gevuld worden met een welbepaalde hoeveelheid gas, waarbij deze drukkamer 16 een verplaatsbare wand 17, bij voorkeur een membraan, vertoont die de verplaatsing van het ventiel 14 beveelt. De drukkamer 16 kan gevuld worden door middel van een afsluitbare vulopening 18.

Het ventiel 14 kan van willekeurige aard zijn en kan op verschillende plaatsen in het huis 11 worden gemonteerd. De uitgang 13 staat uiteraard in verbinding met een kamer 19 die aan de verplaatsbare wand 17 grenst, meer speciaal

tegen de zijde die zich tegenoverliggend aan de kamer 16 bevindt, waarbij de druk in de kamer 19 de positie van de wand 17 en het ventiel 14 bepaalt. Het ventiel 14 is aangebracht in een wand 20 tussen de kamer 19 en een ruimte 21 die in verbinding staat met de ingang 12.

In de uitvoeringsvorm van figuur 2 bestaat het ventiel 14 uit een klephoofd 22 dat samenwerkt met een opening 23 in de wand 20 en dat door middel van een klepsteel 24 en een membraanschotel 25 aan het membraan 17 is bevestigd.

De werking en het gebruik van de spuitbus l kan eenvoudig uit figuren 1 en 2 worden afgeleid.

In rusttoestand is het ventiel 6 gesloten. De drukregelaar 9 zorgt er dan voor dat een konstante druk in de verbinding 10 wordt gehandhaafd.

Bij het openen van het ventiel 6 wordt het medium dat zich in de verbindig 10 bevindt verstoven, waarbij de druk in de verbinding 10 afneemt, dus ook in de kamer 19, met als gevolg dat de wand 17 uit figuur 2 zich onder invloed van de druk in de drukkamer 16 naar links verplaatst, waardoor het ventiel 14 wordt geopend en het te verstuiven medium 3 het reservoir 2 kan verlaten. Wordt de druk in de kamer 19 evenwel te hoog, dan verplaatst de wand 17 zich terug naar rechts waardoor dan weer minder medium aan de kamer 19 wordt toegevoerd. Het is duidelijk dat zodoende een vrijwel konstante druk in de kamer 19 wordt gehandhaafd.

In figuur 3 is een variante van de drukregelaar 9 weergegeven waarbij het ventiel 14 bestaat uit een klepsteel 26 die met een dichting 27 in de opening 23 samenwerkt, en die over een bepaalde lengte, tot op een afstand van zijn vrije uiteinde 28, is voorzien van een

axiale uitsparing 29. Figuur 3 toont het ventiel 14 in gesloten toestand. In geopende toestand is de klepsteel 26 naar links verplaatst en vormt de uitsparing 29 een open verbinding tussen de ruimte 21 en de kamer 19.

Opgemerkt wordt dat het ventiel 14 een lek mag vertonen. Zulk lek heeft geen of vrijwel geen nadelige invloed op de goede werking van de spuitbus. In de gesloten toestand van het ventiel 6 wordt in zulk geval aan de uitgang 13 en in in de verbinding 10 een hoge druk opgebouwd die gelijk is aan de druk in de spuitbus. Bij het openen van het ventiel 6 valt deze druk echter onmiddellijk weg en wordt de druk verder geregeld door de drukregelaar 9.

Het feit dat het ventiel 14 een lek mag vertonen heeft als voordeel dat dit ventiel niet met een grote precisie dient te worden vervaardigd. Om een vlotte beweging van het ventiel 14 toe te laten kan zelfs in een gewild wijde passing worden voorzien. De voornoemde dichting 27 is dus niet strikt noodzakelijk.

Het is echter duidelijk dat het maximale lekdebiet niet groter mag zijn dan het minimale debiet bij het verstuiven.

Het is eveneens duidelijk dat de drukregelaar 9 niet noodzakelijk aan het onderste uiteinde van de stijgbuis 5 dient te worden aangebracht, doch zoals weergegeven in figuur 4 ook midden in de stijgbuis kan worden gemonteerd.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke spuitbus kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

konklusies.

1. - Spuitbus, bestaande uit een reservoir (2), in het reservoir (2) een stijgbuis (5) en een op de stijgbuis (5) aangesloten ventiel (6), daardoor gekenmerkt dat de stijgbuis (5) is voorzien van een drukregelaar (9).

2.-Spuitbus volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de drukregelaar (9) zich op een afstand' (D) van het voornoemde ventiel (6) bevindt.

3.-Spuitbus volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat de drukregelaar (9) zieh aan de ingang van de stijgbuis (5) bevindt.

4.-Spuitbus volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de stijgbuis (5) bestaat uit een elastische kunststof. EMI8.1

5.-Spuitbus volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de drukregelaar (9) hoofdzakelijk bestaat uit een huis (11) met een ingang (12) en een uitgang (13), een tussen de ingang (12) en de uitgang (13) aangebracht ventiel (14), en middelen (15) die het laatstgenoemde ventiel (14) bevelen in funktie van de druk aan de uitgang (13).

6.-Spuitbus volgens konklusie 5, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen (15) hoofdzakelijk bestaan uit een drukkamer (16) die een verplaatsbare wand (17) vertoont dewelke samenwerkt met het ventiel (14) van de drukregelaar (9), alsmede een kamer (19) die in verbinding staat met de uitgang (13) van de drukregelaar (9) en aan de wand (17) <Desc/Clms Page number 9> grenst, zodat de druk in deze kamer (19) de positie van het ventiel (14) bepaalt.

7.-Spuitbus volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat de verplaatsbare wand (17) bestaat uit een membraan.

8.-Spuitbus volgens konklusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat de drukkamer (16) een afsluitbare vulopening (18) vertoont.

9.-Spuitbus volgens een der konklusies 6,7 of 8, daardoor gekenmerkt dat het ventiel (14) bestaat uit een klephoofd (22) dat door middel van een klepsteel (24) aan de verplaatsbare wand (17) is bevestigd, waarbij het klephoofd (22) samenwerkt met een opening (23) die in een verbinding tussen de ingang (12) en de uitgang (13) van de drukregelaar (9) voorziet.

10.-Spuitbus volgens één der konklusies 6,7 of 8, daardoor gekenmerkt dat het ventiel (14) hoofdzakelijk bestaat uit een klepsteel (26) die aan de verplaatsbare wand (17) is bevestigd en die met een opening (23) samenwerkt die in een verbinding tussen de ingang (12) en de uitgang (13) van de drukregelaar (9) voorziet, waarbij de klepsteel (26) tot op een afstand van zijn vrije uiteinde (28) een axiale uitsparing (29) vertoont die door de positie van de klepsteel (26) in een regelbare doorgang tussen de EMI9.1 voornoemde ingang (12) en uitgang (13) voorziet.

11.-Spuitbus volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de drukregelaar (9) een lek vertoont, waarvan het maximum lekdebiet kleiner is dan het minimum debiet bij de aanwending van de spuitbus.