<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
Titel et en iddel Technisch Deze uifvinding een verbeterd bevestigingsmiddel een niet cirkelvormige en met een Schacht et een van schroefdraad zoals een bout met een zeshoek en met een schacht een van schroefdraad voorzien gedeelte en met een boorput, en op een indnfwerktuig een bevestigmgsmlddel, et rkelvorlae sok, voor indreven van een dergeiik een verbeterde manier en de niet cirkelvormge van elkaar te centreren, via een centreerpen die samenwerkt-iet een helle ultspar-ng.
Achtergrond van de uitvinding.
Voorbeelden van zogenaamde verticale schroefpistolen, gevoed worden door door een trekker in motoren, van het U. van Murray, rooien nrs. 4, en zijn in de handel gbaar een Illinois "ACTCTRAXX". tD ¯ ¯ eXX .
11 kenaerkende ..drifelementen fpunien gemaakt n ven. fwerktuigen voor ingsriddelen elektrcotoren iken -..ew ¯¯szk.sen, s e a::-aa cver ,?asse-.ze . < z--e.r van bevest g ¯.gs- -idde-en de senken ingsr. irkelvcri ig. ewoon-ik beves-gingsiddelen . ax .
, aa. < :. s her--.-oor een de nie-re z'Lige ige een dereli'k i-.siniddei
<Desc/Clms Page number 2>
een verticaal schroefpistool wordt gebruikt. Hoewel een bout cf machine-
EMI2.1
schroef met de hand kan worden ingedraaid gedurende enKele omwentelingen in een gat met vooraf vervaardigd een werkstuk, is het voor een gebruiker k een schroef mei een niet cirkelvormige schroefdraad inkop en met een boor-er tappuni te stabiliseren, voordat de schroef enkele omwentelingen in een werkstuk is ingedreven. Het centreren van de niet cirkelvormige sok van een indrijfwerktulg voor bevestigingsmiddelen en de niet cirkelvormige kor) van een dergelijke schroef kan daarom bijzonder moeilijk zijn voor een gebruiker.
Wanneer de nei cirkelvornige sok van een dergelijk indrijfwerktuig voor beverstigingsmiddelen en de niet cirkelvormige kop van een dergeiijk bevestigingsmiddel niet ten opzichte van elkaar gecentreerd zijn, is het mogelijk dat het bevestigingsmiddel, het werkstuk, of beide beschadigd worden wanneer een poging gedaan wordt on het bevestiging- middel via het indrijfwerktuig voor bevestigingsmiddelen, in het werkstuk te drijven. De niet cirkelvormige sok kan ook beschadigd worden.
Daarom is er een behoefte, waar deze uitvinding op gericht wordt, voor een verbeterde wijze oin de niet cirkelvonnige sok van een dergelijk indrijfwerktuig voor bevestigingsmiddelen en de niet cirkelvor- mige kop van een dergelijk bevestigingsmiddel ten opzichte van elkaar te centreren.
Samenvattingvandeuitviinding.
EMI2.2
Deze uitvind. een verbeterd bevest-Lgingsmiddel met een kop die, axaal verschaft ngen fwerktuig voor bevestgingsmiddelen, een sok die axiaal gezien niet cirkelvorm is voor het indriven vergemakkelijkt het centreren rkeivoru-ge sok van beterde
Lng verschafttigingsmiddel ten opzichte van elkaar, via een centreerpen die samenwerkt meteenholleuitsparingindenietcirkelvormigekop.
Het verneterde bevestigingsmiddel, dat een as heeft, heeft een kop en een scnacnt die een van scnroefdraad voorzien gedeelte heeft.
De schacht kan volledig van schroefdraad zijn voorzien of kan als alter-
<Desc/Clms Page number 3>
natief voorzien zijn van een coor-o : tappunt. Bi voorkeur heeft de schacht een boorpunkt. Ce kop is, axiaal gezien, niet cirkelvormig, bij voorkeur zeshoekig, zodat de kop aangepast wordt om samen te werken met een indrijfelemeni met een op geschikte wijze vormgegeven sok in een
EMI3.1
indrijfwerktuig voor bevestigingsmiddelen, zoals een verticaal 1-W schroef-pistool of een in de hand gehouden schroefpis'cool. De kop wordt daarom aangepast om samen te werxen met de met cirkelvormig sok van het in- drijfelement van het verbeterde werktuig.
De kop van het verbeterde bevestigingsmiddel heeft een holle uitsparing die z. ch axiaal-n de kcp uitstrekt. De holle uitsparing vormt een doorgaande, bovenrand, die bij voorkeur qua vorm past bij een cirkel of als alternatief, bij een regelmatige veelhoek. De helle uitsparing kan aldus onderscheiden worden van een gleufvormige, kruisvormige of andere uitsparing, ontworpen om het blad van een schroevedraaier op te nemen. De holle uitsparing verschaff een nchtpunt, dat bruikbaar is voor het centreren van de met cirkelvormige sok van het indrijfelement van een indrijfwerktuig voor bevestigingsmiddelen zoals in de voorgaande paragraaf besproken, en de niet cirkelvormige kop van het verbeterde bevestigingsmiddel ten opzichte van elkaar.
Bovendien past, zoals hierna wordt uitgelegd, de holte uitsparing het bevestigingsmiddel aan om samen te werken met een centreerpen, die behoort bij een dergelijk indrijfelement.
3ij een ui'"ceringsvorm die de voorkeur heeft van het verbeterde bevestiginsmiddel, heeft de hoole uitsparing een afgeknot kegelvormigoppervlak, datcoaxiaalverlooptmethetbevestigingsmiddel.
Het afgeknot kegelvormige opperv-ak vormt een docrgaande bovenrand, die quavormpastbijeencirkel.
Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van deze uitvinding, heeftdeholleuitsparingeenaantalinwezendriehoekigeoppervlakken, iie in een regelmatige groef worden gerangs@nikt om de as van het beves-
EMI3.2
tigingsmiddel. een doorgaande bovenrand die qua vorm past . voorkeur heeft -ke svorm, zes van 3e in wezen dnehcekio'e cppervlakken vormendergelike oppervlakken, die een continue covenrad bepalen, die qua vorm past bij een regelmatige zeshoek,
Het verbeterde werktuig omvat een nieuwe combinatie van een
<Desc/Clms Page number 4>
indrijfelement en een centreerpen,
die aan het indrifelement gemonteerd is voor een axiale verplaatsing van de centreerpen ten opzichte van het indrijfelement. Het verbeterde werktuig is bruikbaar om het verbeterde bevestigingsmiddel in te drijven.
Het indrijfelement, dat een as heeft, heeft een buisvormig verlengstuk met een sok die zieh axiaal uitstrekt in het buisvormige verlengstuk en axiaal gezien, niet cirkelvormig is. De sok die in het algemeen qua vorm past bij de niet cirkelvormige kop van het verbeterde bevestigingsmiddel, is aangepast om axiaal over een dergelijke kop heen te passen, zodat een indrijvende relatie wordt gevormd, waarbij het indrijvingselement wordt ingericht om een dergelijk bevestigingsmiddel in te drijven.
De centreerpen, die een as heeft die in het algemeen samenvalt met de as van het indrijfelement, wordt aan het indrijfelement gemonteerd voor een axiale beweging van de centreerpen, tussen een bui- tensie stand en teruggetrokken standen. De centreerpen wordt naar de buitenste stand toe gedrukt. De centreerpen, die een bol uiteinde heeft, strekt zieh axiaal door de sok heen uit in de buitenste stand, maar wordt axiaal teruggetrokken in de teruggetrokken standen. De centreerpen is geschikt gemaakt om aan het bolle uiteinde te passen in de holle uitsparing in de kop van het verbeterde bevestigingsmiddel en om axiaal bewogen te worden van de buitenste stand naar een van de teruggetrokken standen, zodat de sok en de kop van het bevestigingsmiddel ten opzichte van elkaar gecentreerd worden.
Het indrijvingselemeni is beweegbaar tussen ruststanden, waarbij de centreerpen o ? afsiand gelegen is van de kop van het bevestigingsmiddel, en een bedrijfsstand, waarbij de centreerpen met het bolle uiteinde wordt geplaatst in de holle uitsparing in de kop van het bevestigingsmiddel en axiaal bewogen wordt van de buitenste stand naar een van de teruggetrokken standen. Bijgevolg worden, wanneer het indrijfelement naar de bedrijfsstand wordt bewogen, de sok en de kop van het bevestigingsmiddel ten opzichte van elkaar gecentreerd.
Bij een uiivoenngsvorm die de voorkeur heeft van het verbeterde werktuig, heeft het bolle uiteinde van de centreerpen een afge- knot kegelvormig oppervlak, dat naar de as van de centreerpen toe samenloopt. Aldus heeft het verbeterde werktuig een bizonder vermogen om het
<Desc/Clms Page number 5>
verbeterde bevestigingsmiddel r : te dri-ven, als de holle uitsparing in
EMI5.1
de kcp van het bevestigingsmiddel een afgeknot kegelvormig oppervlakheeft, hoewel het afgeknot kegelvormige oppervlak van het bolle ulteinde van de centreerpen ook sent lukt kan worden als de holle uitspanng een aantal in wezen driehoekige facetten neeft.
Bij een alternatieve uifvoenngsvorm van het verbeterde werktuig, heeft het bolle uiteinde van de centreerpen een aantal in wezen driehoekige facetten, die in een regelmatig patroon om de as van de centreerpen worden aangebracht. De in wezen driehoekige facetten komen samen naar de as van de centreerpen. 3ij voorkeur heeft bij een dergelijket uitvoeringsvorm, het belle uiteinde van de centreerpen zes van dergelijek facetten, die qua vorm in wezen passen bij een pyramide met een zeshoekige basis.
Rldus heeft het verbeterde werktuig een bijzonder vermogen om het verbeterde bevestigingsmiddel in te drijven, wanneer de holle unsparing in de kop van het bevestigingsmiddel een soortgelijke rangschikking van in wezen driehoekige oppervlakken heeft, waarna de sok en de kop van het bevestigingsmiddel op soortgelijke wijze geÏrienteerd worden in een draaiingsrichting om hun respectievelijke assen, wanneer ze ten opzichte van elkaar gecentreerd worden.
Bij een constructie dise de voorkeur heeft, wordt het buis-
EMI5.2
vornige aan het indrijfelement, en een ringvcrmig t aan- verlengstuk mechanisch bevesiigdgebracnt. Het asthoudmiddel, dat door middel van persen aangebracht kan worden in het buisvormige verlengstuk, heeft een middenopening, waar doorneen de centreerpen zich uitstrext voor de axiale beweging van de
EMI5.3
zent-ee--en ten z-z¯zz.te van het '.' S .:zud..:z;del.
B , de cznst¯ z+e ie de vcorkeur heeft, een nngvormige die binnen hei huisvormige e rizze war gemaakt ping een axiale ceweging wordt, bi een spiraalveer, die crmi wordt aangebracnt, rodai ni Deze en andere doeleinden, deze uitvinding van ultvoenngsvormen eierde
<Desc/Clms Page number 6>
het verbeterde werktuig, onder verwiJzing naar de begeleidende tekeningen.
Korte beschrijving van de tekeningen.
Figuur l is een zi ; aanzicht van een verticaal schroefpistool, dat een de voorkeur hebbende ui-voenngsvorm vormt van het verbeterde werktuig.
Figuur 2 is, op grotere schaal, een gedeeltelijk, uiteengetrokken aanzicht van enkele onderdelen van het verticale schroefpistool weergegeven in figuur l, samen met een schroef, die een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm vormt van het verbeterde bevestigingsmiddel.
Figuur 3 is een axiaal aanzicht van enkele onderdelen zoals weergegeven in figuur 2, met name een indrijfelement met een niet cirkelvormige sok en een centreerpen, genomen langs de lijn 3-3 in figuur 2, in een richting zoals aangeduid door de pijlen.
Figuur-, op soortgelijke schaal, en de figuren 5 tot en met 8 op een grotere schaal, zijn op elkaar volgende, gedeeltelijke aanzichten, door sommige onderdelen van het in de figuren 1, 2 en 3 weergegeven, verticale schroefpistool, zoals ze gebruikt worden om de in figuur 2 weergegeven schroef in te drijven, door twee vloer vormende elementen, bij een overlappende naad, in een flens van een I-balk, die slechts in figuur 8 wordt weergegeven. Sommige in figuur 4 weergegeven elementen worden weggelaten in de figuren 4 tot en met 8.
Figuur 9 is een vergroot, gedeeltelijk aanzicht-dezail van
EMI6.1
een gewijzigde sok die samenwerkt met de in figuur 2 weergegeven schroef.
Figuur 10 is een vergroot, gedeeltelijk, perspectivisch detail van een centreerpen met een gewijzigd, bol uiteinde, volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van het .''erbeterde werktuig, samen met een schroef volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van het verbeterde bevestigingsmiddel.
Figuur : 1 is, op een kleinere schaal in vergelijking met figuur 10, een axiaal aanzicht naar boven, naar de centreerpen en samenhangende onderdelen van het verbeterde werktuig, volgens de alternatieve uitvoeringsvorm.
Gedetailleerde beschrijving van uiivoeringsvormen die de voorkeur hebben.
Hoewel uitvoenngsvormen die de voorkeur hebben en alternatieve uitvoenngsvormen van het verbeterde werktuig en het verbeterde
<Desc/Clms Page number 7>
bevestigingsmiddel in de tekeningen worden afgebeeld en hierna zullen
EMI7.1
worden bescnreven, oet n, deze uitvinding het hier du-deli'k zibeperkt wordt tot deze uitvoeringsmormen.
Zoals weergegeven in figuur l er. in andere aanzichten, vormt een verncaal schroefpistool 10 een uiivoeringsvorm die de voorkeur heeft van het verbeterde werktuig dat door deze uitvinding wordt verschaft.
Zoals weergegeven in de figuren @ en 4 tot en met 8, is het scnroefpistool 10 bruikbaar on een schroef in te drijven door twee een vioer vormende
EMI7.2
elementen 14, 16, een overlappende naad, in een flens van een ben:-balk, als in een vioer of dakconstructie. Het schroefpistool 10 wordt weergegeven zoals dit gebruikt wordt ein een schroef 20 in te drijven, die een unvoeringsvornt vorrut die de voorkeur heeft van het nieuwe bevestigingsmiddel dat door deze uitviding wordt verschaft.
Behalve voor zover hij in de tekeningen is afgebeeld en hierna beschreven, is de schroef 20 gel. LJksoorfig aan de schroef geopenbaard in het U.S.-octrooi nr. 4,583,898 van Sygnator.
Aldus heeft de schroef 20, die een as heeft, een kop 22, een schacht 24, en een volgring-achtig gedee-te 26 tussen de kop 22 en de schacht 24. De kop 22 is axiaal gezien zeshoekig, zodat de kop 22 aangepast is om samen te werken-iet een op geschikte wijze vormgegeven sok van een indrijfwerktuig voor bevestigingsmiddelen, zoals de sok van het schroefpistcol 20, dat later wordt beschreven. De schacht 24 heeft. een gedeelte 23 mei schrcefdraad, dat grenst aan het volgring-
EMI7.3
ac.-.-c-cze aedeel-te machtige gedeelte aan he- 26 en een boor'cunt 32, grenzenddraad vcorziene gedeelte 28. Details van een boorpunt zoals de boorpunt 30 worden aangetroffen in het hierboven gencemde octrool van Sygnator.
De schroef 20 verschilt van de in het hierboven genoemde ccircoi van Sygnator en van andere tet nu tee bekende bevestigingsmiddelen,
EMI7.4
doordat hij uitstrekt, de kcp 22. voor de ingsnu. aft, 40 een afgeknct kecelvornn dai iige vormt niet nodig dat het afgeknot ice samen kcmt naar een punt op de as van de an
<Desc/Clms Page number 8>
een helle uitspanng-0 heeft die zicn axiaal in de kop 22knot kegelvormige vlak 46 een doorgaande bovenrand 48 die qua vormt past bij een cirkel.
Op voordeel biedende wijze Verschaft de helle uitsparing 40 een richtpunt, dat brukbaar is voor het centreren van een sok van een indrijvingswerktuig voor bevestigingsmiddelen, zoals het hierna te beschrijven schroefpistool 20, en de schroefkop 22 ten opzichte van elkaar, voordat her indrijvingswerktuig voor bevestigingsmiddelen wordt gebruikt om de schroef 20 in te drijven.
Met uitzondering van wat is afgebeeld in de tekeningen en hierin wordt beschreven, is het schroefpistool 10 in het algemeen gelijksoortig aan verticale schroefpistolen, geopenbaard in de hierboven vermelde octroolen van Murray en Dewey, en in het bijzonder aan in de handel bij ITW-Buildex, supra onder diens handelsmerk ACCUTRAXX verkrijgbare schroefpistolen.
Ruwweg omvat het schroefpistool 10 een neusstuk 50 met
EMI8.1
diverse later te beschrijven bestanddelen, twee in elkaar . i p telescopischschuivende buizen, namelijk een buitenste, bovenste buis 52 en een binnenste onderste buis 54, die het neusstuk 50 monteren, een indrijf- element 56 dat draaibaar binnen de buizen 52, 54 is gemonteerd, en ingericht om andere, later te beschrijven onderdelen aan te drijven, en een aandrijfmiddel 58, dat gemonteerd wordt aan de bovenste buis 5 :.
Het aandrijfmiddel 53 wordt gevoed door een (niet weergegeven) elektromotor en wordt zodanig ingericht dat hei mer de hand te bekrachtigen is via een trekker 60 en om het indri- element 56 roterend aan te drijven, wanneer het bekrachtigd wordt. De buizen 52, 54 worden door (niet weergegeven) inwendige veren aangedrukt naar een uitgestrekte toestand. De buizen 52, 54 znn geschikt om axiaal telescopisch in elkaar te schuiven naar een ingekorte toestand, wanneer een gebruiker op het aandrijiiddel 58 naar beneden toe drukt, waarbij hei neusstuk 50 fegen een werkstuk aan wordt gedrukt.
Voorts omvat het schroefpistool 10 een tcevoerbuis 62 vccr schroeven, die aan het neusstuk 5J wordt gemonteerd via een montagblok 64, met een docrgang 66 vcor geleidingsschroeven, vanuit de schroeven aanvoerende buis 62 naar het neusstuk 50. Elke schroef omet afzonderlijk
EMI8.2
- de schroeven aanvoerende buis 62 worden geworpen, op zodanige wiJze, dat de schacht van een dergelijke aan de kop van
<Desc/Clms Page number 9>
neen dergelijke schroef.
Her neusstuk 50 heeft een covensie, buisvormig gedeelte 72, at Ingericht is om elke scnrcef uit de dcorgang 66 op te nemen, een onderste, huisvornug gedeelte 74, en een paar cnderste flenzen 76, 73 aan weerszijden van het buisvormige gedeelte 74. De flenzen 76, 78
EMI9.1
strekken zich en ziJn ontworpen szrek--t-- onder het bulsvomige gedeelte 74 uifom naar beneden, tegen een werkstuk aan gedrukt te worden, wanneer het schroefpistool 10 gebruikt wordt om een schroef in ouf door het werkstuk te drijven.
EMI9.2
Het neusstuk 50 heert een paar gnpkaken 80, 32, die gemonteerd voor een draalende beweging van elk van de kaken BO, S2, een gesloten stand en geopende standen.
Elk van de kaken 30, 32 wordt weergegeven in diens gesloten stand in de figuren van diens geopende standen in figuur 3. De grijpkaak een scharnierpen 84, die gemonteerd wordt aan de flenzen 76, 75, en wordt naar diens gesloten stand gedrukt door middel van een spiraalveer 36. De veer 86 wordt werkzaam aangebracht tussen een bovenste uiteinde 38 van de kaak 80 en het buisvornu. ge gedeelte 74 van het neusstuk 50. Het uiteinde 88 heeft een nis 90, dat een uiteinde van de spiraalveer 86 opneemt. De grijpkaak 82 wordt scharnierend gemonteerd aan een scharnierpen 92, die gemonteerd wordt aan de flenzen 76, 73, en wordt naar diens gesloten stand gedrukt dccr een spiraalveer 94.
De veer 94 wordt werkzaam aange- bracht tussen een bovenste uneinde 96 van de kaak 52 en het buisvcrige gedeelte 74 van het neusstuk 50. Het uiteinde 96 heeft een nis 98 die een uiteinde van de spiraalveer 94 opneemt.
Wanneerelkvandegrijpkaken80, 82zichindiensgesloten stand bevindt, zin de kaken 80, 82 losjes geplaatst voor het vastgrippen van de schacht van een schroef, zoals de schacht 24 van de schroef 20
EMI9.3
wordt en voorts on te"corkcen 52 scnamierende de kaak aak zoals deze aangedruKt de ping aan 4-'-0. De sc : arde kaak 80 en het cuisvorrr. van het eusstuK merende wanneer deze aangedrukt wordt dcor aan de
<Desc/Clms Page number 10>
kaak 82 en het gedeelte 74.
Het indri felemen 56, dat een as heeft, heeft een buisvormig verlengstuk 108. Het buisvormige verlengstuk 108 vormt een sok 110, die zich axiaal uitstrekt in het buisvormige verlengstuk 108. De sok 110 is axiaal gezien zeshoekig, en past qua vorm in het algemeen bij de kop 22 van de schroef 20 en is geschikt om axiaal over de kop 22 van de schroef te worden geplaatst. Het buisvormige verlengstuk 108 wordt mechanisch bevestigd aan het aandrijvingselement 56, doordat het een gedeeltelijk van schroefdraad voorzien gedeelte 112 heeft, dat op een gedeeltelijk van schroefdraad voorzien, buisvormig gedeelte 114 van het aandrijfelement 56 is gedraald.
Een centreerpen 120, die een as heeft die in het algemeen samenvalt met de as van het aandrijvingselement 56, wordt in het buisvormige gedeelte 114 van het aandrijfelement 56 geplaatst, voor een axiale beweging van de centreerpen 120 ten opzichte van het aandrijfelement 56, tussen een buitenste stand en ingetrokken standen. In de buitenste stand, strekt de centreerpen 120 zich axiaal door de sok 110 heen uit, zoals weergegeven in de figuren 4,5 en 6. De centreerpen 120 wordt in de figuren 7 en 8, in een teruggetrokken stand weergegeven.
De centreerpen 120 heeft een bol uiteinde 122, met een af- geknot kegelvormig oppervlak 124 dat samen loopt naar de as van de centreerpen 120. Het afgeknot kegelvormige vlak 124 vormt een kegelhoek,
EMI10.1
die bij voorkeur gelijk is aan maar niet groter dan de kegelhoek gevormd door het afgeknot kegelvcrmige oppervlak 46 van de holle ultsparing 40 in de kop 22 van de schroef 22.
De centreerpen 120 heeft een ringvormige ribbe 126, die binnen het buisvormige gedeelte 114 van het aandrijfelement 56 wordt geplaatst. Een ringvormig vasthcudmiddel 128 wordt in het ouisvormige gedeelte 114 geperst, onder de ringvormige ribbe 126, op zodanige wijze, dat het vasthoudmiddel 128 op wrijving wordt vastgehouden door het buisvormige gedeelte 114. 2e ribbe 126 is geschikt cm tct ingrijping te komen met het vasthoudmiddel 128, bij een axiale beweging van de centreerpen 120 naar de bultensie stand. Aldus houdt het vasthoudmiddel 128 de ribbe 126 vast, cm te voorkomen dat de centreerpen 120 uit het buisvormige gedeelte 114 valt.
Een spiraalveer 130 wordt binnen het buisvormige gedeelte : 4 geplaatst, rand de centreerpen 122, zodat deze
<Desc/Clms Page number 11>
EMI11.1
naar de r-bbe 1-26 en aldus de centreerpen 1-ZO naar de Je centreerpen-20 aan het bolle - tC2. de holle van de schroef 20 te passen.
Dok is de cm axiaal verplaatst te worden van de buitenste stand naar een teruggetrokken stand, wanneer hi' ige . i3 naar zoven tze, in De centreerpen 120 kt en de schroefkop : ten opz. van elkaar Het aandr-eleinent waarb. de kop 22 van de schroef ¯J en een bedrfsstand. ei het ng 40 in de schroefkop 22 geplaatst en wordt ax. de buitenste stand naar een teruggetrokken stand, vaardoor sok : en de schroerkop 22 ten opzichte van elkaar Wanneer j=element naar de bedrijfstand, door een gebruiker die de aandrijving 58, naar beneden drukt, en de buizen 52, 54 telescopisch in elkaar laat schuiven, naar de lngekorte ei een werkstuk aan gedrukt, zcals het ersende en in andere aanzj-c.ten, kan 5cr8ei : aan te drven a ent sok 110 ax. van de scnrcef 22 .
- et 3. Zoals in tende es in de helle vngsweerstand . anneer in n volgrng-acht. de sok 110 axiaal caver de kcp eclaats' de axiale van te beperken.
Als de schroef 20 ets cals figuur en wanneer de zou zijn, zou een georu2. oeilikheden axiaal over de : van de scnrcef
<Desc/Clms Page number 12>
beneden tce legenwijze, vergemakkelijkt de centreerpen 120 het centreren van de sok 110 en de schroefkop 22 ten opzichte van elkaar, zodat dergelijke problemen worden overwonnen.
Zoals weergegeven in figuur 9, is een mogelijke verbetering. van deze uitvinding, het afschuinen van de onderranden 140, gevormd door de sok 110. De bovenhoeken 142, gevormd door de kop 22 van de schroef 20 worden, op een bekende wijze, afgerond. De afgeschuinde randen 140 en de afgeronde hoeken 142 vergemakkelijken het centreren van de sok 110 en de schroefkop 22 ten opzichte van elkaar.
In de figuren 10 en 11, worden van accenten voorziene verwijsnummers gebruikt om elementen aan te duiden die gelijksoortig of analoog zijn aan elementen die aangeduid zijn door soortgelijke, niet van accenten voorziene verwilsnummers in de andere aanzichten.
Een alternatieve uitvoeringsvorm van het verbeterde bevestigingsmiddel dat door deze uitvinding wordt verschaft, wordt gevormd door een schroef 20', gelijksoortig aan de schroef 20, met uitzondering van het feit, dat de holle uitsparing 40'in de kop 22'van de schroef 20'zes in wezen driehoekige oppervlakken 160 heeft, die gerangschikt zijn in een regelmatig patroon om de as van de schroef 20'. Dergelijke oppervlakken 160 vormen een doorgaande bovenrand 162, die qua vorm past bij een regelmatige zeshoek met elk van diens zes respectievelijke zijden
EMI12.1
evenwijdig aan een aangrenzend exemplaar 164 j van zvandeschroefkop22'.
Een alternatieve uitvoeringsvorm van het verbetere werktuig verschaft door deze uitvinding, wordt gevormd door een verticaal schroefpistcol 10', gelijksoortig aan het schrot-pistool 10, met uitzondering van de centreerpen 120'en het ringvormige vasthoudmiddel 128', dat in het buisvormige verlengstuk 114' op zodanige wijze wordt aangebracht, dat het vasthoudrndde1 dccr wrijving wordt vastgehouden door het buisvormigeverlengstuk114'.
De centreerpen 120'is zeshcekig in dwarsdoorsnede, met uitzondering van een (niet weergegeven) ringvormige ribbe, gelijksoortig aan de ingvormige ribbe 126 die toegepast is bij het schroefpistool 10.
Het ringvormige vasthoudmiddel 128' wordt complementair gevormd, zoals weergegeven in figuur 11, zodat de centreerpen 120'samen met de sok 110', die axiaal gezien zeshoekig is, rond draait. De centreerpen 120'
<Desc/Clms Page number 13>
en de sok 110' worden op gelijksoortige wijze in draaiingsrichting ge- orien'ceerd, waardoor elk van de zes zich aziaal uitstrekkende, platte vlakken 166, gedefinieerd door de centreerpen 120'evenwijdig loopt aan een aangrenzend exemplaar van de zes platte vlakken 168, gevormd door de sok 110', in het buisvormige verlengstok 108'.
Het bolle uiteinde 122' van de centreerpen 120'past in het algemeen qua vorm bij de holle uitsparing 40' in de kop 22'van de schroef 20'en heeft zes in wezen driehoekige facetten 170', die in een regelmatig patroon rond de as van de centreerpen 120'worden gerangschikt. De facetten 170 lopen toe in de richting van de as van de cen- treerpen 120'en passen qua vo in wezen bin een pyramide met een basis in de vorm van een regelmatige zeshoek. Het bolle uiteinde 122' heeft een kleine s'campe top 172.
Cadrat de centreerpen 120' samen met de sok 110' rond draait, richt de cenireerpen 120' de schroef 20' zodanig dat de sok 110'en de kop 22'van de schroef 20' op gelijksoortige wijze gericht worden in de draaiingsrichting, wanneer het bolle uiteinde 120'van de centreerpen 120' axiaal in de holle uitsparing 40'in de kop 22 van de schroef 20 wordt aangebracht. Aldus kan, wanneer de sok 110'en de schroefkop 122' op gelijksoortige wijze in draaiingsrichting geöriënteerd worden, en zi ten opzichte van elkaar gecentreerd worden, de sok 110'axiaal over de schroefkop 22'worden geplaatst zonder obstakels.
Diverse wijzigingen kunnen aan het verbeterde werktuig of aan het verbeterde bevestigingsmiddel worden aangebracht, zonder het kader en de geest van deze uitvinding te ver-aten.
<Desc / Clms Page number 1>
EMI1.1
Title and Technical Description This invention is an improved non-circular fastener with a shank and a threaded like a bolt with a hexagon and with a shank a threaded portion and with a wellbore, and a fastener on a tool. sock, for driving such an improved way and to center the non-circular shape of each other, via a centering pin that works together - not a hell of a lot.
Background of the invention.
Examples of so-called vertical screw guns fed by a tractor in engines, from U. van Murray, grub nos. 4, and are commercially available an Illinois "ACTCTRAXX". tD ¯ eXX.
11 distinctive ..drif elements made of nven. tools for electrical equipment, electric motors iken - .. ew¯szk.sen, s e a :: - aa cver,? asse-.ze. <z - e.r of confirm g¯.gs- -idde- and the senken ingsr. circle free. just live fasteners. ax.
, aa. <:. sher --.- for the new one and one of these i-.siniddei
<Desc / Clms Page number 2>
a vertical screw gun is used. Although a bolt cf machine-
EMI2.1
screw can be screwed in by hand for a few revolutions in a hole with a pre-fabricated workpiece, for a user k a screw may be a non-circular screw thread and to stabilize it with a drill tappuni, before the screw several revolutions in a workpiece is driven. Therefore, centering the non-circular socket of a fastener driving sleeve and the non-circular grain of such a screw can be particularly difficult for a user.
If the neo-circular sock of such a fastener driving tool and the non-circular head of such a fastener are not centered relative to each other, the fastener, workpiece, or both may be damaged when attempting the fastening - drive means through the fastener driving tool into the workpiece. The non-circular sock can also be damaged.
Therefore, there is a need addressed by this invention for an improved manner of centering the non-circular sock of such a fastener driving tool and the non-circular head of such a fastener.
Summary of the Invention.
EMI2.2
This invention. an improved fastener with a head which, axially provided fastener tool, a sock which is axially non-circular for driving facilitates the centering of correct sock of improved
Lng means relative to each other, via a centering pin which cooperates with a hollow recess and non-circular head.
The cross-linked fastener, which has a shaft, has a head and a thread that has a threaded portion.
The shaft may be fully threaded or alternatively
<Desc / Clms Page number 3>
be provided with a coor-o: tap point. Preferably, the shaft has a drilling point. The head is, axially, non-circular, preferably hexagonal, so that the head is adapted to interact with a driving element with a suitably shaped sock in a
EMI3.1
fastener driving tool, such as a vertical 1-W screw gun or a hand-held screw gun. Therefore, the head is adapted to cooperate with the circular sock of the drive member of the improved tool.
The head of the improved fastener has a hollow recess extending axially at the end. The hollow recess forms a continuous top edge, which preferably fits in shape with a circle or alternatively with a regular polygon. The bright recess can thus be distinguished from a slotted, cross-shaped or other recess designed to receive the blade of a screwdriver. The hollow recess provides a node that is useful for centering the circular socket of the fastener driving element of a fastener driving tool as discussed in the previous paragraph, and the non-circular head of the improved fastener relative to each other.
In addition, as explained below, the cavity recess adjusts the fastener to cooperate with a centering pin associated with such a driving element.
In a preferred onion form of the improved fastener, the high recess has a frusto-conical surface coaxial with the fastener.
The frusto-conical surface forms a spiraling top edge that fits in a circle in a qua shape.
In an alternative embodiment of this invention, the hollow recess has a number of internal triangular surfaces, which are nosed in a regular groove about the axis of the fastening
EMI3.2
leaching agent. a continuous top edge that fits in shape. Preference is given to the shape, six of the 3rd essentially planar surfaces forming similar surfaces, which define a continuous cove wheel, which in shape matches a regular hexagon,
The improved tool includes a new combination of one
<Desc / Clms Page number 4>
drive element and a centering pin,
mounted on the induction element for axial displacement of the centering pin relative to the driving element. The improved tool is useful for driving the improved fastener.
The drive element, which has a shaft, has a tubular extension with a socket that extends axially into the tubular extension and is not circular when viewed axially. The sock, generally conforming in shape to the non-circular head of the improved fastener, is adapted to fit axially over such a head to form a floating relationship, the driving element being adapted to drive such a fastener .
The centering pin, which has an axis generally coincident with the axis of the driving element, is mounted on the driving element for axial movement of the centering pin, between an outer position and retracted positions. The centering pin is pushed to the outer position. The centering pin, which has a convex end, extends axially through the sock in the outer position, but is retracted axially in the retracted positions. The centering pin is adapted to fit the convex end in the hollow recess in the head of the improved fastener and to be moved axially from the outer position to one of the retracted positions so that the socket and the head of the fastener centered relative to each other.
The drive element is movable between rest positions, the centering pin o? is spaced from the head of the fastener, and an operating position, wherein the spherical end centering pin is placed in the hollow recess in the fastener head and moved axially from the outermost position to one of the retracted positions. Consequently, when the driving element is moved to the operating position, the socket and the head of the fastener are centered relative to each other.
In a preferred embodiment of the improved tool, the convex end of the centering pin has a truncated conical surface which tapers towards the axis of the centering pin. Thus, the improved tool has an extraordinary ability to handle it
<Desc / Clms Page number 5>
improved fastener r: to trip, as the hollow recess in it
EMI5.1
the head of the fastener has a frusto-conical surface, although the frusto-conical surface of the convex end of the centering pin can also be sent if the hollow recess has a number of essentially triangular facets.
In an alternative embodiment of the improved tool, the convex end of the centering pin has a number of essentially triangular facets, which are arranged in a regular pattern about the axis of the centering pin. The essentially triangular facets come together to the axis of the centering pin. Preferred in such an embodiment, the bell end of the centering pin has six such facets, which in shape substantially match a pyramid having a hexagonal base.
Round the improved tool has a special ability to drive the improved fastener when the hollow recess in the fastener head has a similar arrangement of essentially triangular surfaces, after which the sock and the fastener head are oriented in a similar manner in a direction of rotation about their respective axes when centered relative to each other.
In a construction dise is preferred, the pipe is
EMI5.2
Progressive to the drive element, and a ring-shaped extension piece mechanically attached. The spindle retainer, which can be pressed into the tubular extension by means of presses, has a center opening through which the centering pin extends for the axial movement of the
EMI5.3
zent-ee - and z-z¯zz.te of the '.' S .: zud ..: z; del.
B, the cznst¯ z + e ie vcorkeur, a nng shaped which is warped inside its house shaped e rizze ping becomes an axial movement, bi a coil spring, which is applied crmi, rodai ni This and other purposes, this invention of ultimate forms
<Desc / Clms Page number 6>
the improved tool, with reference to the accompanying drawings.
Brief description of the drawings.
Figure 1 is a zi; view of a vertical screw gun, which is a preferred embodiment of the improved tool.
Figure 2 is an enlarged, partial, exploded view of some parts of the vertical screw gun shown in Figure 1, together with a screw, which is a preferred embodiment of the improved fastener.
Figure 3 is an axial view of some parts as shown in Figure 2, especially a driving element with a non-circular socket and a centering pin, taken along line 3-3 in Figure 2, in a direction as indicated by the arrows.
Figures, on a similar scale, and Figures 5 to 8 on a larger scale, are successive partial views, through some parts of the vertical screw gun shown in Figures 1, 2 and 3, as used to drive the screw shown in Figure 2, through two floor-forming elements, at an overlapping seam, into a flange of an I-beam, shown only in Figure 8. Some elements shown in Figure 4 are omitted in Figures 4 to 8.
Figure 9 is an enlarged partial view of the seed
EMI6.1
a modified sock that cooperates with the screw shown in Figure 2.
Figure 10 is an enlarged, partial, perspective detail of a centered pin with a modified bulbous end, according to an alternative embodiment of the improved tool, together with a screw according to an alternative embodiment of the improved fastener.
Figure 1 is, on a smaller scale compared to Figure 10, an axial view upward to the centering pin and related parts of the improved tool, according to the alternative embodiment.
Detailed description of preferred embodiments.
Although preferred embodiments and alternative embodiments of the improved tool and the improved
<Desc / Clms Page number 7>
fasteners are shown in the drawings and will follow
EMI7.1
It is to be described herein that the invention will be limited herein to these embodiments.
As shown in figure 1 there. in other views, a vernal screw gun 10 forms a preferred embodiment of the improved tool provided by this invention.
As shown in Figures @ and 4 to 8, the screw gun 10 is usable to drive a screw by two forming a spring
EMI 7.2
elements 14, 16, an overlapping seam, in a flange of a ben: beam, as in a spring or roof construction. The screw gun 10 is shown as used to drive a screw 20 which feeds a preferred liner shape of the new fastener provided by this invention.
Except as shown in the drawings and described below, the screw 20 is gel. Ljksoorfig to the screw disclosed in Sygnator U.S. Patent No. 4,583,898.
Thus, the screw 20, which has an axis, has a head 22, a shank 24, and a washer-like portion 26 between the head 22 and the shaft 24. The head 22 is axially hexagonal, so that the head 22 is adapted is to cooperate with a suitably shaped fastener driving tool socket, such as the screw pistol socket 20 described later. The shaft 24 has. a section of May 23 thread, which is adjacent to the washer
EMI7.3
These parts share the powerful portion of the 26 and a drill bit 32, the abutment thread 28. Details of a drill bit such as the drill bit 30 are found in the above-mentioned Sygnator patent.
The screw 20 differs from the fasteners known in the above mentioned circuit of Sygnator and from other fasteners known,
EMI7.4
because he stretches, the kcp 22. for the ingsnu. aft, 40 a truncated kecelvornn dai iige does not require the truncated ice to clump together to a point on the axis of the
<Desc / Clms Page number 8>
a bright recess 0 having axially in the head 22knot conical face 46 a continuous top edge 48 which in shape fits a circle.
Advantageously, the bright recess 40 provides a target point that is centered to center a socket of a fastener driving tool, such as the screw gun 20 to be described below, and the screw head 22 relative to each other, before the fastener driving tool is turned. used to drive the screw 20.
With the exception of what is depicted in the drawings and described herein, the screw gun 10 is generally similar to vertical screw guns disclosed in the above-referenced Murray and Dewey patents, and in particular, commercially available from ITW-Buildex, Screw guns available below under its trademark ACCUTRAXX.
Roughly, the screw gun 10 includes a nose piece 50 with
EMI8.1
various components to be described later, two together. ip telescopic sliding tubes, namely an outer, upper tube 52 and an inner lower tube 54, which mount the nosepiece 50, a driving element 56 rotatably mounted within the tubes 52, 54, and adapted to accommodate other parts to be described later and a drive means 58, which is mounted on the top tube 5:.
The drive means 53 is powered by an electric motor (not shown) and is arranged such that it can be hand actuated via a trigger 60 and rotatably actuates the inductor 56 when energized. Tubes 52, 54 are pressed to an extended state by internal springs (not shown). The tubes 52, 54 are suitable for telescoping axially telescoping to a shortened state when a user presses down on the actuator 58, pressing the nose piece 50 to a workpiece.
Furthermore, the screw gun 10 includes a lead tube 62 for screws, which is mounted to the nose piece 5J via a mounting block 64, with a docrgang 66 for guide screws, from the tube feeding the screws 62 to the nose piece 50. Each screw omet individually
EMI8.2
- the tube supplying the screws 62 is thrown in such a way that the shaft of such a one at the head of
<Desc / Clms Page number 9>
no such screw.
The nosepiece 50 has a coved, tubular section 72, which is arranged to receive each screen from the DC port 66, a lower housing section 74, and a pair of lower flanges 76, 73 on either side of the tubular section 74. The flanges 76, 78
EMI9.1
stretch and are designed szrek - t-- underneath the bulging section 74 to be pressed down, against a workpiece, when the screw gun 10 is used to drive a screw through the workpiece.
EMI9.2
The nosepiece 50 employs a pair of jaw jaws 80, 32, which are mounted for a rotary movement of each of the jaws BO, S2, a closed position and open positions.
Each of the jaws 30, 32 is shown in its closed position in the figures from its open positions in Figure 3. The gripping jaw has a hinge pin 84, which is mounted on the flanges 76, 75, and is pushed to its closed position by a coil spring 36. The spring 86 is operatively mounted between an upper end 38 of the jaw 80 and the tubular shape. The portion 74 of the nosepiece 50. The end 88 has a niche 90 which receives one end of the coil spring 86. The gripping jaw 82 is hinged to a hinge pin 92, which is mounted to the flanges 76, 73, and is pushed to its closed position by a coil spring 94.
The spring 94 is operatively mounted between an upper underside 96 of the jaw 52 and the tubular portion 74 of the nosepiece 50. The end 96 has a niche 98 that receives an end of the coil spring 94.
When each of the gripping jaws 80, 82 is in the closed position, the jaws 80, 82 are loosely positioned for gripping the shank of a screw, such as the shank 24 of the screw 20
EMI9.3
and also corkscen 52 scanning the jaw barge as it presses the ping to 4-0. The scented jaw 80 and the cuisine of the nose piece when pressed by decorating the jaw
<Desc / Clms Page number 10>
jaw 82 and section 74.
The array elements 56, which have an axis, have a tubular extension 108. The tubular extension 108 forms a socket 110, which extends axially into the tubular extension 108. The socket 110 is axially hexagonal, and generally fits in shape. at the head 22 of the screw 20 and is arranged to be placed axially over the head 22 of the screw. The tubular extension 108 is mechanically attached to the drive element 56 in that it has a partially threaded portion 112 that is threaded onto a partially threaded tubular portion 114 of the drive element 56.
A centering pin 120, which has an axis that generally coincides with the axis of the driving element 56, is placed in the tubular portion 114 of the driving element 56 for axial movement of the centering pin 120 relative to the driving element 56, between a outer position and retracted positions. In the outermost position, the centering pin 120 extends axially through the sock 110, as shown in Figures 4.5 and 6. The centering pin 120 is shown in a retracted position in Figures 7 and 8.
The centering pin 120 has a convex end 122, with a frusto-conical surface 124 that extends together to the axis of the centering pin 120. The frusto-conical surface 124 forms a cone angle,
EMI10.1
which is preferably equal to, but not greater than, the cone angle formed by the frusto-conical surface 46 of the hollow recess 40 in the head 22 of the screw 22.
The centering pin 120 has an annular rib 126, which is placed within the tubular portion 114 of the drive element 56. An annular retaining means 128 is pressed into the ovoid portion 114, below the annular rib 126, in such a manner that the retaining means 128 is frictionally retained by the tubular portion 114. 2nd rib 126 is adapted to engage with the retaining means 128 , upon axial movement of the centering pin 120 to the bulge position. Thus, the retaining means 128 retains the rib 126 to prevent the centering pin 120 from falling from the tubular portion 114.
A coil spring 130 is placed within the tubular portion 4, edge the centering pin 122 so that it
<Desc / Clms Page number 11>
EMI11.1
to r-bbe 1-26 and thus the centering pin 1-SE to the Je centering pin-20 on the convex - tC2. fit the hollow of the screw 20.
Dock is to be moved axially from the outermost position to a retracted position when present. i3 to top, in De centering pin 120 kt and the screw head: opz. from each other The driving force b. the head 22 of the screw and an operating mode. ng 40 is placed in the screw head 22 and ax. the outer position to a retracted position, through sock: and the screw head 22 relative to each other When j = element to operating position, by a user pushing the drive 58 down and telescoping the tubes 52, 54 together , a piece of work pressed to the shortened egg, like the first one and in other respects, can be driven by a sock 110 ax. of the scnrcef 22.
- et 3. As in tende es in the hell resistance. cancel in one follow-eight. the sock 110 axially caver the kcp place the axial of limit.
If the screw 20 etch cals figure and when the would be, a georu2. oil axes axially over the: of the scnrcef
<Desc / Clms Page number 12>
below this way, the centering pin 120 facilitates centering the socket 110 and the screw head 22 relative to each other, so that such problems are overcome.
As shown in Figure 9, there is a possible improvement. of this invention, beveling the bottom edges 140 formed by the sock 110. The top corners 142 formed by the head 22 of the screw 20 are rounded in a known manner. The beveled edges 140 and the rounded corners 142 facilitate the centering of the socket 110 and the screw head 22 relative to each other.
In Figures 10 and 11, accented reference numbers are used to indicate elements similar or analogous to elements indicated by similar un-accentuated reference numbers in the other views.
An alternative embodiment of the improved fastener provided by this invention is a screw 20 ', similar to the screw 20, except that the hollow recess 40' in the head 22 'of the screw 20' has six substantially triangular surfaces 160 arranged in a regular pattern about the axis of the screw 20 '. Such surfaces 160 form a continuous top edge 162 which conforms in shape to a regular hexagon with each of its six respective sides
EMI12.1
parallel to an adjacent copy 164 j of the screw head 22 '.
An alternative embodiment of the improved tool provided by this invention is a vertical screw gun 10 ', similar to the scrap gun 10, except for the centering pin 120' and the annular retaining means 128 ', which is in the tubular extension 114' is applied in such a way that the retention of the friction is retained by the tubular extension 114 '.
The centering pin 120 'is hexagonal in cross section, with the exception of an annular rib (not shown), similar to the inground rib 126 used with the screw gun 10.
The annular retaining means 128 'is formed complementarily, as shown in Figure 11, so that the centering pin 120' rotates together with the socket 110 ', which is axially hexagonal. The centering pin 120 '
<Desc / Clms Page number 13>
and the sock 110 'are similarly rotated, whereby each of the six azially extending flat surfaces 166 defined by the centering pin 120' runs parallel to an adjacent one of the six flat surfaces 168 formed through the sock 110 ', into the tubular extension rod 108'.
The convex end 122 'of the centering pin 120' generally fits in shape with the hollow recess 40 'in the head 22' of the screw 20 'and has six essentially triangular facets 170', which are arranged in a regular pattern around the axis of the centering pin 120 'are arranged. The facets 170 run in the direction of the axis of the center pin 120 and essentially fit in a pyramid with a base in the form of a regular hexagon. The convex end 122 'has a small s'campe top 172.
When the centering pin 120 'rotates together with the socket 110', the centering pin 120 'aligns the screw 20' such that the socket 110 'and the head 22' of the screw 20 'are similarly oriented in the direction of rotation, when the convex end 120 'of the centering pin 120' is inserted axially into the hollow recess 40 'in the head 22 of the screw 20. Thus, when the socket 110 'and the screw head 122' are similarly oriented in the direction of rotation, and centered relative to each other, the socket 110 'can be placed axially over the screw head 22' without obstacles.
Various modifications can be made to the improved tool or the improved fastener without losing the scope and spirit of this invention.