BE1002468A3

BE1002468A3 - Draadgeleiding voor weefmachines en inrichting voor het toevoeren van inslagdraden die deze draadgeleiding toepast.

Info

Publication number: BE1002468A3
Application number: BE8800860A
Authority: BE
Original assignee: Picanol Nv
Priority date: 1988-07-25
Filing date: 1988-07-25
Publication date: 1991-02-19

Abstract

Draadgeleiding voor weefmachines, meer speciaal voor het geleiden van meerdere draden (2A, 2B, 2C, 2D) tussen eerste en tweede draadgeleidingsmiddelen, waarbij de eerste draadgeleidingsmiddelen gevormd worden door in een kring opgestelde draadgeleidingspunten (22, 28) die gemeenschappelijk een rotatiebeweging kunnen uitvoeren en waarbij de tweede draadgeleidingsmiddelen gevormd worden door vaste draadgeleidingspunten (18, 21, 27), daardoor gekenmerkt dat de draadgeleiding (23) hoofdzakelijk bestaat uit een aantal tussen de eerste en tweede draadgeleidingsmiddelen kringvormig opgestelde vaste draadgeleidingsgleuven (24) die met de respektievelijke draden (2A, 2B, 2C, 2D) samenwerken.

Description

Draadgeleiding voor weefmachines en. inrichting voor het toevoeren van inslagdraden die deze draadgeleiding toepast.
EMI1.1
-------------------------------------------------------------- Deze uitvinding heeft betrekking op een draadgeleiding voor weefmachines, evenals een inrichting voor het toevoeren van inslagdraden die deze draadgeleiding toepast.

Meer speciaal betreft de uitvinding een draadgeleiding die met meerdere draden kan samenwerken, en die in de eerste plaats bedoeld is om in de baan van de inslagdraden van een weefmachine geplaatst worden in het geval dat een roteerbare bobijnstand wordt aangewend.

Uit het Amerikaans oktrooi nr. 3. 526. 253 is een roteerbare bobijnstand bekend. Deze bobijnstand vertoont echter het nadeel dat bij Met verdraaien ervan de weefmachine moet stilgezet worden ten einde te vermijden dat de verschillende inslagdraden in elkaar verstrengelen.

De huidige uitvinding heeft als voorwerp een draadgeleiding
EMI2.1
voor weefmachines met een roteerbare bobijnstand, waarbij de f voornoemde nadelen systematisch zijn uitgesloten.

Tevens voorziet de uitvinding in een draadgeleiding waarmee bij het verdraaien van een bobijnstand de optredende verlengingen van de inslagdraden tot een minimum kunnen beperkt worden, zodanig dat bij het terugdraaien van de bobijnstand het doorhangen van de inslagdraden ook tot een minimum beperkt blijft.

Hiertoe betreft de uitvinding in de eerste plaats een draadgeleiding, meer speciaal voor het geleiden van meerdere draden tussen eerste en tweede draadgeleidingsmiddelen, waarbij de eerste draadgeleidingsmiddelen gevormd worden door in een kring opgestelde draadgeleidingspunten die
EMI2.2
. -..... - gemeenschappelijk een rotatiebeweging kunnen uitvoeren en waarbij de tweede draadgeleidingsmiddelen gevormd worden door vaste draadgeleidingspunten, daardoor gekenmerkt dat de draadgeleiding hoofdzakelijk bestaat uit een aantal tussen de eerste en tweede draadgeleidingsmiddelen kringvormig opgestelde vaste draadgeleidingsgleuven die met de
EMI2.3
- .. -. respektievelijke draden samenwerken.

Alhoewel de draadgeleiding volgens de uitvinding in de eerste plaats bedoeld is om aangewend te worden in een inrichting voor het toevoeren van inslagdraden die voorzien is van een roteerbare

bobijnstand, is het echter duidelijk dat zij ook in andere toepassingen kan worden gebruikt waarbij zich een gelijkaardige situatie voordoet.
EMI3.1
w'.

.. ..,,'w Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, worden hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij een weefmachine weergeeft, waarbij van een draadgeleiding volgens de uitvinding wordt ge- bruik gemaakt ; figuur 2 op een grotere schaal de draadgeleiding die in figuur 1 voorkomt, weergeeft ; figuren 3 tot 6 voor verschillende standen een doorsnede weergeven volgens lijn III-III in figuur 1 ; figuur 7 een variante van de draadgeleiding weergeeft ; figuur 8 nog een inrichting voor het toevoeren van inslag- draden weergeeft die een draadgeleiding volgens de uitvin- ding toepast.
EMI3.2

" "" ..... . -. - In figuur een inrichting 1 voor het toevoeren van .....'o. "-.'.. draden, meer speciaal inslagdraden 2A tot 2D, aan de gaap 3 van een weefmachine weergegeven. De inriehting l bestaat hierbij hoofdzakelijk uit, enerzijds, een roteerbare

bobijnstand 4, die gevormd wordt door op een wentelbaar geraamte 5 gemonteerde voorraadspoelen 6 en voorafwikkelaars 7, en anderzijds, insertiemiddelen 8 om inslaglengten van de inslagdraden 2A tot 2D volgens het weefpatroon in de gaap 3 te brengen.

De bobijnstand 4 is volgens een horizontale as 9 wentelbaar.

De verdraaiing van de bobijnstand 4 kan hetzij manueel of hetzij door middel van een aandrijving 10, die bevolen wordt door stuurmiddelen 11, worden verkregen. De verdraaiing van de bobijnstand 4 biedt zoals bekend het voordeel dat alle voorraadspoelen 6 gemakkelijk bereikbaar zijn door de wever of dat, zoals in de uitvoering volgens figuur l, de voorraadspoelen 6 en de voorafwikkelaars 7 alle eenvoudig tot op een plaats P kunnen gepresenteerd worden, waar zieh bijvoorbeeld een automatische herbedradingseenheid 12 voor het herbedraden van een voorafwikkelaar 7 of een apparaat voor het automatisch vervangen van lege voorraadspoelen 6, of enige
EMI4.1
"", andere randapparatuur bevindt.

De voornoemde voorafwikkelaars 7 bestaan zoals algemeen bekend uit wikkeltrommels 13 waarop d. m. v. wikkelarmen 14 de respektievelijke draden 2A tot 2D kunnen gewikkeld worden.

De insertiemiddelen 8 bestaan in de weergegeven uitvoeringsvorm uit de grijpers 15 van de weefmachine en het

draadpresentatiemekanisme 16 om de gepaste inslagdraad 2A tot 2D aan de grijpers 15 te presenteren. Zoals nog uit de verdere beschrijving zal blijken, is het duidelijk dat de uitvinding voor alle weefmachines kan worden aangewend die gebruik maken
EMI5.1
, . van een roteerbare bobijnstand 4. In het geval van een . luchtweefmachine worden met de voornoemde insertiemiddelen 8
EMI5.2
w @ dan ook de hoofdblazers bedoeld.

.. Verder is in figuur 1 nog een op zichzelf bekende vast opgestelde inslagwachter 17 weergegeven, die zoals bekend, althans bij een grijperweefmachine, bestaat uit een reeks naast elkaar opgestelde bewegingsdetektors in de vorm van draadogen 18.

Stroomopwaarts t. o. v. de inslagwachter 17 is in de baan van de inslagdraden 2A tot 2D een draadgeleidingselement 19
EMI5.3
geplaatst, bestaande uit een plaatje ¯20 waarin draadogen 21 . aangebracht, dewelke vaste draadgeleidingspunten vormen.

"Het is duidelijk dat bij het verdraaien van de bobijnstand 4 .. ,....,. -. "'.'.. een toestand ontstaat waarbij de draden 2A tot 2D verplaatst .... -.. worden tussen, enerzijds, eerste draadgeleidingsmiddelen die ... - - - gevormd worden door in een kring opgestelde draadgeleidingspunten, bestaande uit de draadogen 22 van de uitgangen van de voorafwikkelaars 7, waarbij deze eerste draadgeleidingsmiddelen een gemeenschappelijke rotatiebeweging

uitvoeren, en anderzijds tweede draadgeleidingsmiddelen die gevormd worden door vast opgestelde draadgeleidingspunten, die in de uitvoeringsvorm volgens figuur ? 1 gevormd worden door de voornoemde draadogen 21.

Het bijzondere van de uitvinding bestaat er nu in dat tussen de voornoemde eerste en tweede draadgeleidingsmiddelen een vaststaande extra draadgeleiding 23 is geplaatst, die door zijn specifieke vorm de voordelen biedt dat bij het verdraaien van de bobijnstand 4 de kans van het verstrengelen van de inslagdraden 2A tot 2D tot een minimum wordt herleid en dat tijdens het verdraaien de verlenging van de draden 2A tot 2D tussen de eerste en tweede draadgeleidingsmiddelen, m. a. w. tussen de draadogen 21 en 22, minimaal wordt gehouden.

Zoals op grotere schaal is weergegeven in figuur 2 bestaat de
EMI6.1
.... draadgeleiding 23 volgens de uitvinding hiertoe hoofdzakelijk uit een aantal kringvormig opgestelde draadgeleidingsgleuven
EMI6.2
".. 24. In de eenvoudigste uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van rechte gleuven 24 die volgens de zijden van een vierkant 25 staan opgesteld.
EMI6.3

... De draadgeleiding -23 biedt het voordeel dat de bobijnstand 4, ten einde bijvoorbeeld een voorafwikkelaar 7 te herbedraden, of een lege voorraadspoel 6 door een volle te vervangen, tijdens de werking van de weefmachine kan verdraaid worden

zonder enig gevaar voor de onderbreking van de inslagdraadtoevoer.

In figuren 3 tot 6 wordt schematisch de werking verduidelijkt
EMI7.1
... aan de hand 4, ''' :. 6..., " :, " " telkens : .. : : -.' : .. . ,., :.... ". 4¯'", :, .....

In zijn positie is de bobijnstand 4 bij voorkeur f.. zodanig gepositioneerd dat een van de voorraadspoelen 6 en de bijhorende voorafwikkelaar 7 zich precies ter hoogte van de randapparatuur 12 bevinden. Volgens figuur 3 is dit de voorraadspoel 6 en de voorafwikkelaar 7 die in de toevoer van de inslagdraad 2A voorzien. Het feit dat de bobijnstand 4 zodanig gepositioneerd is dat een voorraadspoel'6 en de respektievelijke voorafwikkelaar 7 zich ter hoogte van de randapparatuur 12 bevinden, biedt het voordeel dat geen
EMI7.2
verdraaiing wanneer d. de ...... randapparatuur 12 een ingreep moet worden uitgevoerd met betrekking tot de inslagdraad 2A. Alleen in het dat zich ........ met de inslagdraden 2B, 2D iets voordoet, een ............. verdraaiing te worden verwezenlijkt.

..

.... ... -... - Figuur 4 geeft de toestand weer wanneer de draadtoevoer van de ....... inslagdraad 2B aan de randapparatuur 12 moet gepresenteerd worden, hetzij bijvoorbeeld om een herbedrading uit te voeren, of hetzij om een lege voorraadspoel 6 te vervangen. Hierbij

dient de bobijnstand 4 vanuit de toestand volgens figuur 3 volgens pijl E over 90 graden verdraaid te worden. Figuur 1 geeft de bobijnstand 4 weer tijdens deze verdraaiing.

Figuren 5 en 6 geven de toestanden weer, -respektievelijk '.'-' wanneer de draadtoevoeren van de inslagdraden 2C en 2D aan de randapparatuur 12 worden gepresenteerd.
EMI8.1

. Uit de tekeningen is het duidelijk dat door het verschuiven van de draden 2A tot 2D in de draadgeleidingsgleuven 24 de verlenging van de draden, die ten gevolge van de verdraaiing van de bobijnstand 4 ontstaat, tot een minimum wordt beperkt.

Zoals weergegeven in figuur 7 kunnen de draadgeleidingsgleuven 24 ook gekromd zijn, bij voorkeur in de vorm van cirkelbogen, waarbij de hoeken die zij doorlopen elk ar overlappen.

Bij voorkeur bestaan de draadgeleidingsgleuven 24 uit
EMI8.2
- "..'- openingen dewelke in een plaatje 26 zijn aangebracht.

De huidige uitvinding heeft naast de voornoemde draadgeleiding
EMI8.3
.....,....

23 ook betrekking op de inrichtingen voor het toevoeren van ....'"........... inslagdraden die-zulke draadgeleiding 23 toepassen. Zoals reeds beschreven aan de hand van figuur l, bestaan deze inrichtingen hoofdzakelijk uit een roterende bobijnstand 4 ; eerste draadgeleidingsmiddelen gevormd door in een kring

opgestelde draadgeleidingspunten, bijvoorbeeld gevormd door draadogen 22, die met de bobijnstand meedraaien ; tweede vast opgestelde draadgeleidingsmiddelen, bijvoorbeeld bestaande uit de voornoemde draadogen 21 ; insertiemiddelen 8 en een tussen
EMI9.1
'. - en tweede opgestelde ... draadgeleiding hiervoor beschreven.

.. " &num;.

De eerste draadgeleidingsmiddelen, aldus de draadogen 22, bevinden zieh bij voorkeur centraal voor de draadgeleiding 23 en in een vlak parallel aan het vlak waarin de draadgeleiding 23 zieh bevindt.

In het geval dat gebruik gemaakt wordt van het plaatje 20 met de draadogen 21, zijn deze draadogen 21 bij-voorkeur tegenoverliggend gelegen aan de middens van de draadgeleidingsgleuven 24.

Het is duidelijk dat de tweede draadgeleidingsmiddelen niet
EMI9.2
,,'- noodzakelijk bestaan uit de voornoemde draadogen 21, maar eveneens kunnen bestaan 18 van de . -.. uit de draadogeninslagwachter 17 of dergelijke.

Het is duidelijk dat de voorafwikkelaars 7 niet noodzakelijk
EMI9.3
. 0.'........''"..... -.'.. -".' deel moeten uitmaken van de roterende bobijnstand 4. In figuur 8 wordt dan ook een variante weergegeven waarbij de bobijnstand 4 uitsluitend de voorraadspoelen 6 en eventueel

hieraan geknoopte reserve voorraadspoelen 6A bevat. De voorafwikkelaars 7 staan na de draadgeleiding 23 opgesteld. De voornoemde tweede draadgeleidingsmiddelen worden in dit geval gevormd door de ingangen 27 van deze voorafwikkelaars 7. De 'voornoemde eerste draadgeleidingsmiddelen worden in dit geval gevormd door de draadogen 28 van de voorraadspoelen 6.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke draadgeleiding voor weefmachines, en inrichtingen voor het toevoeren van inslagdraden die zulke draadgeleiding toepassen, kunnen in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims

Conclusies. EMI11.1 ----------- , I.- Draadgeleiding voor weefmachines, meer speciaal voor het geleiden van meerder. e draden (2A, 2B, 2C, 2D),. tussen eerste en. EMI11.2

. -', "" .. -'. . tweede draadgeleidingsmiddelen, waarbij de draadgelei- .,.. :. : :.. 4. :..,'A.... eerstedingsmiddelen gevormd worden door in een kring opgestelde draadgeleidingspunten (22, 28) die gemeenschappelijk een rotatiebeweging kunnen uitvoeren en waarbij de tweede draadgeleidingsmiddelen gevormd worden door vaste draadgeleidingspunten (18, 21, 27), daardoor gekenmerkt dat de draadgeleiding (23) hoofdzakelijk bestaat uit een aantal tussen de eerste en tweede draadgeleidingsmiddelen kringvormig opgestelde vaste draadgeleidingsgleuven (24) die met de respektievelijke draden (2A, 2B, 2C, 2D) samenwerken.

2.-Draadgeleiding volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt EMI11.3 "'', -n'- dat in het geval dat met maximum vier draden wordt gewerkt, de draadgeleidingsgleuven (24), bestaan uit vier rechte gleuven EMI11.4 . "... -.. -..,.. - -".. -" -.... "".. die zich volgens de vier zijden van een vierkant (25) ........... -.. uitstrekken.

". -3.-Draadgeleiding volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de draadgeleidingsgleuven (24) gekromde vormen vertonen, hoofdzakelijk in de vorm van cirkelbogen. <Desc/Clms Page number 12> 4.-Draadgeleiding volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de hoeken die door de draadgeleidingsgleuven (24) beschreven worden, elkaar overlappen. EMI12.1 v daardoor gekenmerkt bestaat uit een \.. ..., . :. &num; \..,, &num;'. "'" > ... plaatje (26), waarbij de draadgeleidingsgleuven (24) gevormd worden door hierin aangebrachte openingen. ; 6.-Inrichting voor het toevoeren van inslagdraden, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een draaiende bobijnstand (4) ;

eerste draadgeleidingsmiddelen gevormd door in een kring opgestelde draadgeleidingspunten (22, 28) die EMI12.2 samen met de bobijnstand (4) verdraaien en via de \ inslagdraden (2A-2D) de bobijnstand (4) verlaten ; tweede vast opgestelde draadgeleidingsmiddelen (17, 21, 27) via dewelke de EMI12.3 ....,.... - -.... ...... -.., .... inslagdraden (2A-2D) naar de insertiemiddelen (8) worden .... gevoerd insertiemiddelen (8) om de inslagdraden (2A-2D) in de ... - - " gaap (3) van de weefmachine in te brengen en een vast -. -.. M,..,... opgestelde draadgeleiding (23) die tussen de voornoemde eerste .............. M" - -... -. -'......... en tweede draadgeleidingsmiddelen is geplaatst, dewelke hoofdzakelijk bestaat uit een aantal kringvormig opgestelde EMI12.4 ....,.

I...... . - (24) die met de respektievelijke inslagdraden (2A-2D) samenwerken. <Desc/Clms Page number 13> draadgeleidingsgleuven7.-Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de roterende bobijnstand (4) voorzien is van hierop gemonteerde voorafwikkelaars (7), waarbij de eerste EMI13.1 de draadogen (22) .. ... sdewelke voorafwikkelaars vormen.

"'....' > /.. l. ,...

" 8.- volgens conclusie 6 of gekenmerkt '-I dat door .. "'. &num;... . - -'",', ,... draadgeleidingsmiddelen gevormd worden doordraadogen (21) dewelke in een plaatje (20)'zijn aangebracht.

9.- Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de draadogen (21) van de tweede draadgeleidingsmiddelen zieh . tegenovereenliggend. bevinden aan de middens van de draadgeleidingsgleuven (24).

10.-Inrichting volgens conclusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt EMI13.2 -. - -. -.. dat de tweede worden door de 0..... draadogen (18) van de inslagwachter (17).

', -, 11. - Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat EMI13.3 .. zij is voorzien van voorafwikkelaars (7), die stroomafwaarts ..... ".. ;..' -.......,.... ". -........ "'". -. ".... -.... -...... t. (23) vast staan opgesteld, . :.....'... ; "" ".... -..,.,.'.' :... - ---"".'" ". waarbij door de ingangen (27) van de voorafwikkelaars (7). <Desc/Clms Page number 14> o. v. de voornoemde draadgeleiding12.-Inrichting volgens conclusie 6 of 11, daardoor gekenmerkt dat de eerste draadgeleidingsmiddelen gevormd worden door de draadogen (28) van de voorraadspoelen (6).