<Desc/Clms Page number 1>
Tribunewagen.
EMI1.1
------------- De huidige uitvinding heeft betrekking op een tribunewagen, meer speciaal een vloer voor een tribunewagen die normaal over de weg verplaatsbaar is doch waarvan een gedeelte uitklapbaar is, teneinde bij bepaalde gelegenheden een relatief grote vloer te vormen voor een tribune, waarbij zulke vloer uit de aard van de zaak zelf op eenvoudige wijze verplaatsbaar, opstelbaar en demonteerbaar is.
Men kent reeds zulke wagens die als trlbunevloer kunnen uitgebouwd worden, doch hierbij wordt de vloer steeds opgesteld op een zelfde niveau tenzij bijzondere schikkingen worden gevormd, m. a. w. dat vullingen worden voorzien, zoals bijvoorbeeld treden, om aldus niveauversohillen te kreiren waarop het publiek al dan niet door gebruik te maken van banken, stoelen of dergelijke, kan plaats nemen, een en ander zodanig dat de zichtbaarheid voor de meer naar achter
<Desc/Clms Page number 2>
geplaatate peraonen nagenoeg even doeltreffend wordt als de vooraan geplaatste personen.
Het is duidelijk dat het voorzien, enerzijds, en het plaatsen en verwijderen van de voornoemde treden, anderzijds, niet enkel een kostelijke aangelegenheid ia, doch tevens een tijdopslorpende bezigheid, om nog niet te spreken van het volume dat zulke treden tijdens het transport innemen.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een tribunewagen die de voornoemde nadelen van de bekende tribunewagens totaal uitsluit en die zodanig is verwezenlijkt dat, zonder tussenkomst van hulpmiddelen, op eenvoudige en automatische wijze een tribunevloer kan gevormd worden die, volgens de noodwendigheden, in drie verschillende niveau's kan opgedeeld worden.
De tribunewagen volgens de uitvinding van het type dat in hoofdzaak bestaat uit een vaste vloer welke tevens het vloertuiggeraamte vormt waarlangs, in de langsrichting van de wagen en aan beide zijden ervan, reohtopstaande vloergedeelten zijn voorzien welke neergeklapt kunnen worden om een podium of tribune te vormen, wordt daardoor gekenmerkt dat deze vloergedeelten ten opzichte van het vaste vloergedeelte op een verschillend niveau geplaatst kunnen worden.
<Desc/Clms Page number 3>
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin :
figuur 1 een vooraanzicht weergeeft van een tribune- wagen volgens de uitvinding, waarbij de tribune- wagen zieh in rijtoestand bevindt ; figuur 2 op groter schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 door F2 is aangeduid ; figuur 3 een zieht ia gelijkaardig aan dit van figuur 1 doch met de tribunewagen in gebruikatoestand ; figuur 4 op groter schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 3 door F4 is aangeduid ; figuur 5 een zieht weergeeft volgens pijl F5 in fi- guur 3 ; figuur 6 een gedeeltelijk zieht weergeeft volgens pijl F6 in figuur 1 ; figuur 7 een dooranede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur 6 ; figuur 8 een zieht weergeeft volgens pijl F8 in f1- guur 1 ;
figuur 9 op groter schaal een zieht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 3 door F9 is aangeduid ; figuur 10 een bovenaanzicht weergeeft van figuur 9 ; figuur 11 een zieht weergeeft gelijkaardig aan dit van
<Desc/Clms Page number 4>
tiguur 9 doch waarbij bet steunmeahanisme in uigevouwde toestand is weergegeven ; figuur 12 een doorsnede weergeeft volgens lijn
XII-XII in figuur 2.
In de figuren ia op schematische wijze een tribunewagen 1 weergegeven die in hoofdzaak bestaat uit een vaste vloer 2 die tevens het voertuiggeraamte vormt en waarop op geschikte afstanden stijlen 3 zijn aangebracht die bovenaan met elkaar zijn verbonden door steunen 4 die een in de tekeningen niet getoonde dakkonstruktie kunnen dragen.
Het geraamte 2 steunt op schematisch door 5 aangeduide wielstellen en is onderaan, over de ganse lengte verstevigd door middel van langsliggers 6-7.
Met deze langsliggers 6-7 zijn, in dit geval op drie plaatsen holle dwarsbalken 8 verbonden waar doorheen schommelarmen, respektievelijk een enkele gebogen sohommelarm 9 en twee, enerzijds en anderzijds, van de sohommelarm 9 geplaatste rechte schommelarmen 10 en 11 zijn voorzien. ledere schommelarm 9 is in zijn betreffende holle dwarsbalk 8 schommelbaar opgehangen door middel van een spil 12 terwijl de schommelarmen 10 en 11 in hun respektievelijke holle dwarsbalk
<Desc/Clms Page number 5>
8 schommelbaar zijn opgehangen door middel van een gemeenschappelijke spil 13.
Aan ieder vrij uiteinde van een holle dwarsbalk 8 zijn twee lippen 14-15 voorzien waarin meerdere paarsgewi ja co-axiaal geplaatste gaten 16-17 zijn aangebracht.
Tussen twee schommelarmen 10-11 is, in de baan van de reeksen gaten 16-17, per holle dwarsbalkuiteinde een inrichting 18 bevestigd die in hoofdzaak bestaat uit een huis 19 waarin twee zuigers, reapektievelijk 20 en 21 zijn aangebracht en waarbij de uiteinden van dit huis 19 doorgangen, respektievelijk 22 en 23, vertonen voor grandel pannen 24 en 25 die op de voornoemde zuigers zijn aangebraoht en die met een paar tegenover elkaar liggende gaten 16-17 kunnen samenwerken.
Tussen de zuigers 20 en 21 is een veer 26 voorzien die deze zuigers steeds uit elkaar tracht te drukken, m. a. w. die de pennen 24 en 25 steeds in een paar gaten 16-17 tracht te brengen teneinde de schommelarmen 10 en 11 in een welbepaalde stand te vergrendelen t. o. v. hun holle dwarsbalk 8.
Tussen de eindwanden van het voornoemd huis 19 en de uiterste standen van de zuigers 20 en 21 zijn op het huis 19 aansluitingen voorzien, reapektievelijk 27 en 28, die in serie verbonden zijn met een hydraulische handpomp waarmede de wagen is uitgerust.
<Desc/Clms Page number 6>
Zowel iedere holle dwarsbalk 8 als de schommelarmen 9 vertonen een zodanige doorgeduwde V-vorm, respektievelijk dubbel doorgeduwde V-vorm, dat het schommelen van vooral deze arm 9 mogelijk is zonder dat deze in aanraking komt met de bodem van de holle dwarsbalk 8. ledere schommelarm 9 en de erbij horende schommelarmen 10-11 zijn ieder, enerzijds en anderzijds, verbonden met een vertikale steun, respekt1evelijk 29 en 30, waarvan de eerste merkelijk korter is dan de tweede.
De steun 29 bestaat uit twee stijlen 31-32 die met elkaar verbonden zijn door een dwarsstuk 33, terwijl de steun 30 gevormd wordt door twee stijlen 34-35 die met elkaar verbonden zijn door middel van een dwarsatuk 36.
Iedere schommelarm 9 1s aan zijn uiteinde, door middel van een spil, respektievelijk 37-38, scharnierbaar verbonden met het onderuiteinde van de steunen 29 en 30, terwijl de schommelarmen 10 en 11 door middel van een gemeenschappelijke draaispil, respektievelijk 39 en 40, eveneens verbonden zijn met de steunen 29 en 30, doch op een zodanige plaats dat de afstand tussen de spillen 37 en 39, enerzijds, en 38 en 40, anderzijds, gelijk zijn aan de afstand tussen de voornoemde spillen 12 en 13 teneinde aldus een perfekt parallellogram systeem te vormen.
<Desc/Clms Page number 7>
Met het bovenuiteinde van de steunen 29 en 30 is, door middel van een draaispil, respektievelijke 41 en 42, een geraamte, respektievelijk 43 en 44, scharnierbaar verbonden.
Tussen de stijlen 31-32 en 34-35 van de steunen 29 en 30 is op de draaispil 41, respektievelijk 42, minstens één torsieveer in dit geval per steun 29-30 twee torsleveren, respektievelijk 45-46, aangebracht. De vrije uiteinden 47 en 48 van ieder van deze torsieveren steunen achter aanslagen die, in het geval van een steun 29, gevormd worden door, enerzijds, de spil 39 en, anderzijds, een met het geraamte 43 verbonden dwarselement 49, terwijl deze aanslagen, in het geval van een steun 30, gevormd worden door een dwarselement 50 dat is aangebracht tussen de stijlen 34 en 35 van de steun 30 en een dwarselement 51 dat met het geraamte 44 een geheel uitmaakt.
De torsieveren 45-46 zijn zodanig geplaatst dat zij het gewicht van het geraamte 43, respektievelijk 44, zo doeltreffend mogelijk kompenseren teneinde het omlaagbewegen van deze geraamten 43-44 vanuit de stand zoals weergegeven in figuur 1 naar de stand zoals weergegeven in figuur 3 zo eenvoudig mogelijk te maken.
Zoals meer speciaal is weergegeven in figuur 5 bestaan de geraamten 43 en 44 uit meerdere dwarsliggers en langsliggers waarbij, in deze uitvoering, drie steunen 29 en drie steunen
<Desc/Clms Page number 8>
30 zijn voorzien en er per zulke steun met het geraamte 43, respektievelijk 44, twee bijkomende dwarsliggers 52-53 zijn voorzien waarmede ieder geraamte als het ware scharnierbaar bevestigd is op de voornoemde assen 41 en 42.
Tussen iedere as 37 en 40 en het betreffend geraamte 43 en 44 zijn, in deze uitvoering, twee teleskopische armen, respektievelijk 54 en 55, voorzien die automatisch in en uit kunnen schuiven en waarvan de samenstellende delen zowel in de stand zoals weergegeven in figuur 1 als in de stand zoals weergegeven in figuur 3, t. o. v. elkaar kunnen vergrendeld worden bijvoorbeeld door doorheen deze delen een spil of dergelijk 56 aan te brengen. Alhoewel niet getoond in de tekeningen kan zulke vergrendeling bekomen worden door in het buitendeel van een teleskopische arm een doorgang te voorzien die kan samenwerken met een doorgang van een reeks in het binnendeel van zulke teleskopische arm aangebrachte doorgang.
Uiteindelijk kunnen nog één of meer bijkomende steunen 57 voorzien worden teneinde in de stand volgens figuur 3 de geraamten 43 en/of 44 te steunen. In deze uitvoering zijn zulke steunen enkel weergegeven voor hot geraamte 44 doch niets belet gelijkaardige steunen te voorzien onder het geraamte 43.
<Desc/Clms Page number 9>
Zulke steun 57 wordt in hoofdzaak gevormd door een open buisvormig profiel 58 dat onder het betreffend geraamte is bevestigd en waarin verdraaibaar, doch axiaal onverplaatsbaar, een draadstang 59 ia aangebracht, waarop een moer 60 is voorzien die onverdraaibaar is t. o. v. het buisvormig profiel 58 maar zieh in dit laatste volgens de lengterichting ervan kan verplaatsen.
De draadstang 59 is aan het naar de buitenrand van het betreffend geraamte gericht uiteinde nog voorzien van een middel 61 waarmede de draadatang kan worden aangedreven. Dit middel kan bijvoorbeeld gevormd worden door een op de draadstang vastgelaste moer.
Met de moer 60 ia, door middel van een spil 62, vrij scharnierbaar het einde verbonden van een poot 63 die aan het vrij uiteinde is afgerond. Met deze poot 63, la door middel van een spil 64, een stang 6 verbonden, die aan haar tweede uiteinde door middel van een spil 66 verbonden is met het betreffend geraamte, in dit geval het geraamte 44.
Wanneer de hiervoor besproken konstruktie langs de weg moet verplaatst worden bevindt zij zieh in de toestand zoals weergegeven 1n figuur 1.
<Desc/Clms Page number 10>
Wanneer de wagen op een bepaalde plaats tot tribune moet worden omgevormd zal men de panelen 43 en 44, die vanzelfsprekend ieder voorzien van een in de tekeningen niet weergegeven plankenvloer of dergelijke, omlaagscharnieren tegen de werking van de veren 45-46 in, vanzelfsprekend nadat men eerst de vergrendelpennen 56 heeft verwijderd. Wanneer de geraamten 43-44 zieh in de horizontale stand bevinden zal men de vergrendelpennen 56 opnieuw aanbrengen ten einde deze geraamten in hun horizontale stand te blokkeren.
Het is duidelijk dat op dit ogenblik de twee geraamten 42 en 44 zieh op een welbepaald niveau bevinden dat verschillend ia van het niveau van het geraamte 2 van de tribunewagen. Wanneer men deze niveauverschillen wenst te wijzigen volstaat het olie toe te voeren aan de ingangen 27 en 28 van ieder huis 19 zodanig dat de zuigers 20 en 21, tegen de werking van de veer 26 in, naar elkaar worden bewogen en de grendelpennen 24-25 aan ieder uiteinde van iedere dwarsbalk 8 uit de in de lippen 14-15 ervan aangebrachte gaten 16-17 worden verwijderd, zodanig dat de geraamten 43-44 in hoogte kunnen verplaatst worden eenvoudig door de schommelarmen 9-10 en 11 te verdraaien rond hun draaipunten 12 en 13.
Wanneer de gewenste niveau-inatelling van de geraamten 43 en 44 is verkregen zal de druk van tussen de uiteinden van ieder huis 19 en de zuigers 20 en 21 worden verwijderd zodat de
<Desc/Clms Page number 11>
pennen 24 en 25 onder invloed van de veer 26 kunnen ingrijpen met twee paren gaten 16-17, bijvoorbeeld zoals weergegeven in figuur 4 met de paren gaten 16-17 die links onderaan en rechts bovenaan de dwarsbalk 8 zijn voorzien.
Vanzelfsprekend zou eveneens voor het instellen van de hoogten van de geraamten 43 en 44 eerst kunnen overgegaan worden tot het verdraaien van deze geraamten omheen de scharnierpunten 12 en 13 en slechts daarna deze geraamten 43 en 44 in de horizontale stand omlaagklappen.
Wanneer de tribunewagen in een voornoemde stand is gebracht kan men de poten 63 die onder het geraamte 44 en eventueel onder het geraamte 43 zijn voorzien omlaag brengen om zulk geraamte bijkomend te steunen.
Dit kan op eenvoudige wijze geschieden door via de moer of dergelijke 61 da draadstang 59 te verdraaien en aldus de moer 60 over deze draadstang te verplaatsen zodat de poot 63 wordt omlaag gedraaid tot wanneer hij de grond raakt.
Het is duidelijk dat men op deze wljze een tribunewagen heeft bekomen waarmede het mogelijk is op eenvoudige wijze een tribunevloer te vormen met drie op verschillende instelbare niveaus gelegen delen.
<Desc/Clms Page number 12>
Het is vanzelfsprekend dat de huldige uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven en in de bijgaande tekeningen weergegeven uitvoeringsvorm.