NL9500398A - Inrichting voor het afsnijden van een vel van een baan ontvangstmateriaal. - Google Patents

Inrichting voor het afsnijden van een vel van een baan ontvangstmateriaal. Download PDF

Info

Publication number
NL9500398A
NL9500398A NL9500398A NL9500398A NL9500398A NL 9500398 A NL9500398 A NL 9500398A NL 9500398 A NL9500398 A NL 9500398A NL 9500398 A NL9500398 A NL 9500398A NL 9500398 A NL9500398 A NL 9500398A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
knife
straight
carriage
cutting
blade
Prior art date
Application number
NL9500398A
Other languages
English (en)
Inventor
Joseph Theodorus Frenken
Johannus Wilhelmus Mar Geraads
Harm Schonewille
Albert Willem Jansen
Original Assignee
Oce Nederland Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Oce Nederland Bv filed Critical Oce Nederland Bv
Priority to NL9500398A priority Critical patent/NL9500398A/nl
Priority to AU42174/96A priority patent/AU4217496A/en
Publication of NL9500398A publication Critical patent/NL9500398A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B26HAND CUTTING TOOLS; CUTTING; SEVERING
    • B26DCUTTING; DETAILS COMMON TO MACHINES FOR PERFORATING, PUNCHING, CUTTING-OUT, STAMPING-OUT OR SEVERING
    • B26D1/00Cutting through work characterised by the nature or movement of the cutting member or particular materials not otherwise provided for; Apparatus or machines therefor; Cutting members therefor
    • B26D1/01Cutting through work characterised by the nature or movement of the cutting member or particular materials not otherwise provided for; Apparatus or machines therefor; Cutting members therefor involving a cutting member which does not travel with the work
    • B26D1/12Cutting through work characterised by the nature or movement of the cutting member or particular materials not otherwise provided for; Apparatus or machines therefor; Cutting members therefor involving a cutting member which does not travel with the work having a cutting member moving about an axis
    • B26D1/14Cutting through work characterised by the nature or movement of the cutting member or particular materials not otherwise provided for; Apparatus or machines therefor; Cutting members therefor involving a cutting member which does not travel with the work having a cutting member moving about an axis with a circular cutting member, e.g. disc cutter
    • B26D1/20Cutting through work characterised by the nature or movement of the cutting member or particular materials not otherwise provided for; Apparatus or machines therefor; Cutting members therefor involving a cutting member which does not travel with the work having a cutting member moving about an axis with a circular cutting member, e.g. disc cutter coacting with a fixed member
    • B26D1/205Cutting through work characterised by the nature or movement of the cutting member or particular materials not otherwise provided for; Apparatus or machines therefor; Cutting members therefor involving a cutting member which does not travel with the work having a cutting member moving about an axis with a circular cutting member, e.g. disc cutter coacting with a fixed member for thin material, e.g. for sheets, strips or the like
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B41PRINTING; LINING MACHINES; TYPEWRITERS; STAMPS
    • B41JTYPEWRITERS; SELECTIVE PRINTING MECHANISMS, i.e. MECHANISMS PRINTING OTHERWISE THAN FROM A FORME; CORRECTION OF TYPOGRAPHICAL ERRORS
    • B41J11/00Devices or arrangements  of selective printing mechanisms, e.g. ink-jet printers or thermal printers, for supporting or handling copy material in sheet or web form
    • B41J11/66Applications of cutting devices
    • B41J11/70Applications of cutting devices cutting perpendicular to the direction of paper feed
    • B41J11/706Applications of cutting devices cutting perpendicular to the direction of paper feed using a cutting tool mounted on a reciprocating carrier

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Forests & Forestry (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Nonmetal Cutting Devices (AREA)

Description

Inlichting voor het afsnijden van een vel van een baan ontvangstmateriaal
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het doorsnijden van een op een snijlijn liggend ontvangstmateriaal, omvattende een de snijlijn vormend recht mes, een langs het rechte mes in een heen- en weer beweegbare wagen draaibaar en ten opzichte van zijn draaiingsas kantelbaar bevestigd cirkelmes en een veer die het cirkelmes tegen het rechte mes drukt op twee op de snijlijn liggende plaatsen en op een derde plaats tegen een steunrol drukt waarvan de draaiingsas haaks op de draaiingsas van het cirkelmes staat, waarbij het drukpunt van de veer binnen een driehoek ligt waarvan de hoekpunten door genoemde drie plaatsen zijn gevormd.
Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 2 765 037. Daarin wordt een inrichting beschreven waarbij het vrijdraaibaar bevestigde cirkelmes uitsluitend bij translatie van het cirkelmes langs het rechte mes door wrijfcontact met het rechte mes gedraaid kan worden. Daarbij kan het gemakkelijk gebeuren dat bij een plaatselijke beschadiging van het cirkelmes, bijvoorbeeld in de vorm van een braam, de bij translatie van de meswagen op het cirkelmes uitgeoefende wrijfkracht onvoldoende groot is om de weerstand tegen verdraaiing van het cirkelmes te overwinnen. Een nadeel daarvan is dat dan steeds het beschadigde deel van het cirkelmes met het rechte mes in contact blijft waardoor de kwaliteit van de gemaakte snede ongunstig wordt beïnvloed en het cirkelmes een toenemende ongelijkmatigheid van slijtage vertoont.
De uitvinding stelt zich tot doel een inrichting volgens de aanhef te verschaffen die dit nadeel niet heeft.
Dit doel wordt bij een inrichting van het in de aanhef beschreven type volgens de uitvinding bereikt doordat aandrijfmiddelen aanwezig zijn voor het actief draaien van de steunrol.
Hierdoor wordt bereikt dat tijdens het heen en weer bewegen van de meswagen op het cirkelmes een draaimoment wordt uitgeoefend dat onafhankelijk is van het draaimoment dat het rechte mes tijdens die beweging op het cirkelmes uitoefent.
In een aantrekkelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding zijn de aandrijfmiddelen gevormd door wrijfcontact tussen de steunrol en een vast in de inrichting opgestelde eerste rechtgeleiding die zich evenwijdig aan de bewegingsrichting van de meswagen uitstrekt.
Hierdoor wordt bereikt dat geen extra aandrijfmiddelen buiten de toch al benodigde steunrol en de rechtgeleiding nodig zijn, zodat een eenvoudige en goedkope aandrijfconstructie ontstaat.
Volgens een ander aspect van de uitvinding werkt de steunrol, te samen met geleiderollen aan andere zijkanten van de meswagen, samen met een rechtgeleiding waarbinnen de meswagen in een snijtraject heen- en weer beweegbaar is. Volgens nog een ander aspect van de uitvinding is voorzien in een besturingsinrichting voor het gecontroleerd afremmen van de meswagen tot stilstand na het doorlopen van het snijtraject in afhankelijkheid van de op het einde van het snijtraject bereikte snelheid van de meswagen.
Andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen hierna worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen waarin:
Fig. 1 een inrichting is voor het toevoeren van ontvangstmateriaal vanaf een voorraadrol naar een afdrukinrichting, welke toevoerinrichting is voorzien van een inrichting voor het afsnijden van een vel van het ontvangstmateriaal,
Fig. 2 de inrichting voor het afsnijden van een vel van het ontvangstmateriaal volgens Fig. 1 in detail weergeeft,
Fig. 3 een bovenaanzicht is van het in Fig. 2 weergegeven detail,
Fig. 4 een zijaanzicht is van het in Fig. 2 weergegeven detail,
Fig. 5 een zijaanzicht is van de in Fig. 1 weergegeven inrichting voor het afsnijden van een vel van het ontvangstmateriaal, weergegeven in verschillende standen,
Fig. 6 een schematische weergave is van het in Fig. 3 weergegeven bovenaanzicht, en
Fig. 7 een schematische weergave is van het in Fig. 2 weergegeven aanzicht.
De in de Fig. 1 weergegeven inrichting voor het toevoeren van ontvangstmateriaal 1 naar een afdrukinrichting 2 omvat een houder 3 voor een voorraadrol ontvangstmateriaal 1, een transportbaan 4 voor het transporteren van ontvangstmateriaal 1 van de rolhouder 3 naar de afdrukinrichting 2 alwaar een beeld op het ontvangstmateriaal 1 wordt aangebracht.
Aan het begin van de transportbaan 4 is een paar transportrollen 5 opgesteld voor het afwikkelen van ontvangstmateriaal 1 van de voorraadrol en het door de transportbaan 4 toevoeren van dat materiaal naar een paar transportrollen 6 die een onderdeel vormen van de afdrukinrichting 2.
Via een ingang 7 kunnen ook losse vellen ontvangstmateriaal rechtstreeks aan de afdrukinrichting 2 worden toegevoerd.
Bij de transportbaan 4 is voorbij de transportrollen 5 een inrichting 10 opgesteld voor het afsnijden van een vel van van de voorraadrol afgerold ontvangstmateriaal 1. Deze snijinrichting 10 is van het soort waarmee een ter plaatse van de snijinrichting stilstaande baan ontvangstmateriaal kan worden doorgesneden. Om een baan ontvangstmateriaal 1, waarvan het voorlopende deel zich reeds in de afdrukinrichting 2 bevindt voor het afdrukken van een beeld op in de afdrukinrichting 2 continue voortbewegend ontvangstmateriaal, bij stilstaand dwars te kunnen doorsnijden, is voorzien in een blouseruimte 11 in het gedeelte 4a van de transportbaan 4 dat tussen de snijinrichting 10 en de afdrukinrichting 2 ligt.
De blouseruimte 11 ontstaat bij verplaatsing van een baangeleideplaat 12 van de in Fig. 1 met getrokken lijn weergegeven stand naar de in Fig. 1 met onderbroken lijn weergegeven stand.
Voor het creëren van een bepaalde snijtijd voor het doorsnijden van de baan waarin de baan in de snijinrichting 10 moet stilstaan, bij een constante doorvoersnelheid van ontvangstmateriaal 1 door de afdrukinrichting 2, moet de afstand tussen de snijinrichting 10 en de afdrukinrichting 2, gemeten langs materiaalbaan, kunnen variëren.
Een blouse in de baan ontvangstmateriaal 1 ontstaat zodra de voorlopende rand van de door transportrollen 5 toegevoerde baan tegen de stilstaande transportrollen 6 stuit. Bij het bereiken van de maximale omvang van de blouse, welke omvang in Fig. 1 met onderbroken lijn 1a is weergegeven, wordt met behulp van een niet weergegeven blouse-detector of op tijdbasis de aandrijving van de transportrollen 6 gestart. De aandrijving van de transportrollen 5 wordt daarna zodanig geregeld dat de blouse constant blijft. Deze regeling zorgt er tevens voor dat snelheidsverschillen tussen de afdrukinrichting 2 en de toevoerinrichting die een gevolg zijn van toleranties en dergelijke worden opgevangen.
Voor het daarna afsnijden van een vel van het toegevoerde ontvangstmateriaal 1 worden de transportrollen 5 afgeremd tot stilstand en gedurende enige tijd stilgehouden, tijdens welke stilstand de baan wordt doorgesneden. Daarna worden de transportrollen 5 weer op snelheid gebracht voor toevoer van een volgend af te snijden vel naar de afdrukinrichting 2.
De snijinrichting 10 is gevormd door een recht ondermes 14 van staal dat volledig is ondersteund door een profiel 15, bijvoorbeeld een aluminium extrusieprofiel, en gelijkmatig wordt geklemd met behulp van een in Fig. 2 weergegeven strip 16.
De transportbaan 4 strekt zich langs een scherpe rand van het ondermes 14 uit. Met het ondermes 14 werkt een cirkelmes 17 samen dat met een overlap op het ondermes drukt en dat voor het in dwarsrichting doorsnijden van een tegen de zijkant van het ondermes 14 gedrukte baan ontvangstmateriaal 1 langs het ondermes 14 wordt gevoerd.
Het cirkelmes 7 is daartoe opgenomen in een wagen 18 die in een door een profiel 19, dat ook een aluminium extrusieproiel kan zijn, gevormde rechtgeleiding heen en weer beweegbaar is.
De in Fign. 2 t/m 4 in detail weergegeven wagen 18 omvat een frameplaat 20 die, gezien in Fign. 2 en 4, zich loodrecht op het vlak van de tekening uitstrekt en, gezien in Fig. 3, zich in het vlak van de tekening uitstrekt.
Op de frameplaat 20 is een pen 21 bevestigd die het cirkelmes 17 draagt. Het cirkelmes 16 is daartoe bevestigd aan een kunststof houder 22 die met ruime speling om pen 21 valt. De kunststof houder 22 heeft een komvormig aanlegvlak aan zijn bovenzijde waar een drukveer met zijn ene uiteinde in past. Het andere uiteinde van de drukveer ligt tegen een aanslagring 23 aan het vrije uiteinde van pen 21. In gemonteerde toestand drukt de drukveer, die concentrisch is met het cirkelmes 17, het cirkelmes 17 omlaag tegen het ondermes 14 waarbij scheefstand van het cirkelmes 17 ten opzichte van de lengte-as van pen 21 in alle richtingen mogelijk is, om steeds een goed contact tussen de messen te waarborgen.
Het cirkelmes 17 heeft een ondersnijding tussen het ondervlak van het cirkelmes 17 en een vlak dat loodrecht op de rotatie-as staat en vormt een snijhoek met het ondermes 14. Aldus bestaat het contact tussen cirkelmes 17 en ondermes 14 uit slechts twee punten die op de snijlijn liggen, verder contactsnijpunten genoemd. Bij slijtage van het cirkelmes 17 blijven deze twee contactsnijpunten lang behouden zonder dat het cirkelmes 17 te dun en daardoor te gevoelig voor doorbuiging wordt. De frameplaat 20 van de heen- en weer beweegbare wagen 18 is voorzien van een omgezette lip 25. Op deze lip 25 is een pen bevestigd waarop een rollenstelsel 27 vrijdraaibaar is bevestigd. Het rollenstelsel 27 bestaat uit twee concentrische rollen 28 en 29. Rol 29 heeft een grotere diameter dan rol 28 en vormt een ondersteuning voor het cirkelmes op een punt dat enige afstand (b in fig. 7) van de rotatie-as van het cirkelmes 17 ligt en tegenover de twee contactsnijpunten. Genoemde drie punten liggen op een driehoek die ligt in een vlak nominaal evenwijdig aan de frameplaat 20, waarbij de rotatie-as van het cirkelmes 17 binnen de driehoek ligt.
Rol 28 van het rollenstelsel 27 vormt een geleiderol die in contact is met een rechtgeleidebaan 30 die is gevormd aan de binnenzijde van het U-vormige profiel 19.
Aan de tegenover lip 25 liggende zijde van de frameplaat 20 zijn twee lippen 31 en 32 gevormd die aan weerszijden van het cirkelmes 17 liggen zoals goed te zien in Fig. 2. Aan elk van deze lippen 31 en 32 is een pen 33, respectievelijk 34, bevestigd die een vrijdraaibare geleiderol 35, respectievelijk 36 draagt. De geieiderollen 35 en 36 zijn in contact met een rechtgeleidebaan 37 die is gevormd aan de tegenover rechtgeleidebaan 30 liggende binnenzijde van het U-vormige profiel 19.
De tegenkrachten die het rechtgeleide profiel 19 op geleiderol 28 enerzijds en geleiderollen 35 en 36 anderzijds uitoefent vormen een koppel dat het cirkelmes 17 boven tegen het ondermes 14 drukt.
Op de frameplaat 20 zijn verder twee pennen bevestigd waarop geleiderollen 38 en 39 vrijdraaibaar zijn gemonteerd. Deze geleiderollen 38 en 39, die op dezelfde afstand van elkaar liggen als de geleiderollen 35 en 36 zoals getoond in Fig. 3, zijn in contact met een rechtgeleidebaan 40 die zich op het verbindingsdeel tussen de benen van het U-vormige profiel 19 uitstrekt.
Op de frameplaat 20 zijn verder twee pennen 41 en 42 bevestigd die twee vrijdraaibare arm 43 en 44 dragen.Op het einde van elke arm 43, respectievelijk 44, is een geleiderol 45, respectievelijk 46 vrijdraaibaar bevestigd. Geleiderollen 45 en 46 zijn in drukcontact met een om as 47 schamierbare plaat 48 die een toegevoerde baan ontvangstmateriaal 1 tegen extrusieprofiel 15 drukt. Deze aandrukking wordt verzorgd door torsieveren 50 en 51 die elk om een draaipen voor de armen 43 en 44 zijn geslagen en die elk uitstekende uiteinden 52 en 53, respectievelijk 54 en 55 hebben die door gaten in lip 25 en in de betreffende arm 43, respectievelijk 44 steken. In gemonteerde toestand zijn de torsieveren 50 en 51 gespannen en oefenen ter plaatse van het cirkelmes 17 een drukkracht uit op de baan-aandrukplaat 48.
Door de verschoven plaatsing van de geleiderollen 45 en 46 enerzijds en de geleiderollen 38 en 39, anderzijds zoals te zien in Fig. 2, oefenen de tegenkrachten van profiel 15 op de meswagen 18 een koppel uit dat evenals het koppel dat het profiel via rollen 28, 35 en 36 op de meswagen uitoefent, gezien in Fig. 2 volgens de wijzers van de klok werkt, zo het cirkelmes 17 op het ondermes 14 drukkend. De aandrukkracht van het cirkelmes 17 op het ondermes 14 wordt aldus geleverd door de spiraalveren 50 en 51 en de drukveer die rechtstreeks op het cirkelmes 17 werkt zoals hiervoor uiteengezet. Verder speelt de massa van de meswagen 18 hier uiteraard ook een rol.
Aan de frameplaat 20 is een aandrijfsnaar 55 bevestigd voor het heen- en weer bewegen van de meswagen 18 langs de rechtgeleideprofielen 19 en 15. Rubberen doppen 56 dienen als aanslagbuffer aan het einde van een heen of weer beweging. Onder aan de meswagen 18 is een vaan 58 bevestigd voor het detecteren van de eindpunten van het snijtraject van de meswagen zoals verderop zal worden toegelicht.
Het in Fig. 5 weergegeven zijaanzicht representeert de volledige lengte van de rechtgeleideprofielen 15 en 19 en de daartussen heen- en weer beweegbare meswagen 18. De heen- en weerbeweging wordt gerealiseerd door de aandrijfsnaar 55 waarvan de uiteinden zijn vastgemaakt aan de meswagen 18 om leirollen 60 en 61 te leiden die aandrijfbaar zijn door een motor 62 waarvan de draairichting omkeerbaar is.
De werkbreedte van een dwars door te snijden baan ontvangstmateriaal 1 is in Fig.
5 met L aangegeven.
Bij toevoer van ontvangstmateriaal door transportrollen 5 bevindt de meswagen 18 zich in een van de in Fig. 5 met onderbroken lijnen weergegeven eindstanden 65 of 66, in welke standen de meswagen zich geheel buiten het werkgebied bevindt. Volgens Fig. 5 activeert in stand 65 de aan de meswagen 18 bevestigde vaan 58 een sensor 68. Een met die sensor 68 gekoppelde besturingseenheid 70 herkent via signaallijn 71 aldus de eindstand (65 of 66) waarin de meswagen 18 zich vóór de start van een snijcyclus bevindt.
Wanneer de besturingseenheid 70 een startsignaal 72 voor het uitvoeren van een snijcyclus opwekt, start motor 62 de verplaatsing van de meswagen naar zijn andere eindstand, bijvoorbeeld eindstand 66, voor het doorsnijden van de stilgehouden baan 1 door het cirkelmes 17. Bij het bereiken van het eindpunt van het snijtraject dat in Fig. 5 met verwijzingscijfer 73 is aangeduid activeert de vaan 58 de bij dat eindpunt geplaatste sensor, in dit geval sensor 69.
In reactie op het daarbij afgegeven detectiesignaal 74 wordt de meswagen 18 afgeremd en tot stilstand gebracht in de eindstand 66 op een verderop te beschrijven wijze.
Hierna wordt eerst de rotatiebeweging van het cirkelmes 17 tijdens zijn beweging langs het ondermes 14 in detail beschreven aan de hand van Fign. 6 en 7.
In geval het cirkelmes 17 tijdens de beweging van de meswagen 18 niet zou worden aangedreven door de steunrol 29, dan roteert het cirkelmes 17 enkel op grond van wrijvingscontact met het ondermes 14 op de snijlijn, verder passieve aandrijving genoemd.
Wanneer bij translatie van het cirkelmes 17 met een snelheid Vt geen slip optreedt tussen de messen 17 en 14, dan kan de rotatiesnelheid Vr van het cirkelmes 17 uitgedrukt worden met de formule:
Figure NL9500398AD00071
(1) waarbij α de ingesloten hoek tussen de raaklijn aan het cirkelmes 17 ter plaatse van een contactsnijpunt en de snijlijn is.
Bij een overlap S tussen de messen geldt cos α = (R-S)/R, waarbij R de straal van het cirkelmes 17 is en wordt:
Figure NL9500398AD00081
(2)
Bij aandrijving van het cirkelmes 17 door het rollenstelsel 27, dat is gevormd door steunrol 29 en de over rechtgeleidebaan 30 lopende geleiderol 28 -verder actieve aandrijving genoemd-, wordt ter plaatse van de contactsnijpunten tussen cirkelmes 17 en ondermes 14 en bij afwezigheid van slip in de actieve aandrijving het cirkelmes 17 met een snelheid V8 aangedreven ter plaatse van het contactpunt tussen de steunrol 29 en het cirkelmes 17. Omdat de aandrijving van de steunrol 29 plaatsvindt door rollend contact van de met de steunrol 29 vast verbonden concentrische geleiderol 28 en de rechtgeleidebaan 30 geldt:
Figure NL9500398AD00082
(3) waarbij c de straal is van de steunrol 29 en d de straal is van de geleiderol 28. Uiteraard is de snelheid die het cirkelmes 17 op de snijlijn krijgt bij actieve aandrijving verder afhankelijk van de verhouding a/b, waarbij a = R-S en b de afstand tussen het contactpunt tussen de steunrol 29 en het cirkelmes 17 en de rotatie-as van het cirkelmes 17 (omdat V#. b = V,R = Vtcos a R = V,. a).
Een geschikte nominale translatiesnelheid V, van de meswagen 17 is 100 m/min, daarbij wordt een 960 mm breed snijtraject in 0,58 s doorlopen.
Bij deze waarde van V, en een cirkelmes met een straal R = 23 mm is de resulterende Vr bij passieve aandrijving van het cirkelmes afhankelijk van de overlap 5 volgens formule (1).
In onderstaande tabel zijn bij verschillende waarden van S afgeleide waarden van Vr weergegeven. Tevens zijn in de tabel bij die verschillende waarden voor S de volgens formule (3) afgeleide waarde voor V, weergegeven bij c = 12,8 mm en d = 10,1 mm en de verhouding i tussen V, en V,, alles bij V, = 100 m/min.
Figure NL9500398AD00091
De verhouding tussen c en d kan bij een bepaalde vaste inbouwmaat c + d gevarieerd worden door verlegging van de rotatie-as van het rollenstelsel 27 in de ruimte tussen het cirkelmes 17 en de rechtgeleidebaan 30.
Bij een waarde c + d = 22,9 is de verhouding c/d realiseerbaar vanaf een waarde 1 en is de praktisch realiseerbare verhouding c/d maximaal ongeveer 2,3.
Een geringere waarde voor overlap s is gunstig omdat daarbij de lijn tussen de rotatie-as van het cirkelmes 17 en een contactsnijpunt een kleinere hoek vormt met een vlak dat loodrecht op de door te snijden baan ontvangstmateriaal staat.
Hierdoor is de afschuifkracht voor het snijden zo veel als mogelijk loodrecht op de baan werkzaam, zodat een zo klein mogelijke kracht op de baan in de snijrichting wordt uitgeoefend, welke kracht de baan in die richting zou kunnen verschuiven hetgeen een niet-rechte snede oplevert, met name aan het begin van de snede.
Een overlap van 2,2 mm is een goed compromis tussen een zo gering mogelijke overlap om goed te kunnen snijden en voldoende overlap om te waarborgen dat binnen praktische toleranties en slijtage altijd enige overlap aanwezig is. Daarbij hoort volgens bovenstaande tabel een waarde van i = 1,40.
Door een actieve aandrijving van het cirkelmes 17 door de steunrol 29 is een grotere rotatiesnelheid van het cirkelmes mogelijk dan bij passieve aandrijving waardoor de werklijn van de snijkracht haaks op de te snijden baan staat, zodat het snijden eerder een afschuifbewerking dan een scheurbewerking is (een niet-roterend cirkelmes zou alleen scheuren).
Een aanzienlijk grote rotatiesnelheid zal echter veel vermogen vergen en daarnaast ook een grote geluidsproduktie opleveren en veel slijtage per tijdseenheid veroorzaken. Een waarde van i die ligt tussen 1,35 en 1,45 vormt in dit verband een goed compromis. Slijtage aan de snijvlakken zal resulteren in groter wordende contactvlakken tussen de messen. Bij uitsluitend passieve aandrijving kan dit, naast braamvorming, gemakkelijk resulteren in stilstand van het cirkelmes 17 bij translatie van het cirkelmes langs het ondermes 14, gevolgd door versnelde slijtage als gevolg daarvan, met als gevolg een minder goede snijwerking die enkel berust op scheurwerking.
Door actieve aandrijving van het cirkelmes 17 wordt de standtijd van het cirkelmes aldus verlengt.
Proefondervindelijk is vastgesteld dat bij actieve aandrijving de geluidsdruk minder is dan bij passieve aandrijving en bij een waarde van i die nagenoeg 1,4 bedraagt de geluidsdruk bij actieve aandrijving een minimum vertoont.
Dat de geluidsdruk bij actieve aandrijving van het cirkelmes minder is wordt mogelijk veroorzaakt doordat de meswagen minder in trilling wordt gebracht dan bij passieve aandrijving als gevolg van een mindere scheurwerking.
Verder is proefondervindelijk vastgesteld dat een steunrol 29 die is uitgevoerd als een kunststofwiel voorzien van een groef waarin een rubberen O-ring ligt minder geluidsdruk veroorzaakt dan een kunststofwiel dat in direct contact is met het ermee samenwerkende loopvlak.
Dit geldt ook voor alle geleiderollen in de meswagen.
Een geschikt veerkrachtig, maar toch slijtvast materiaal voor de O-ringen is NBR (acrylonitrilbutaelieen (nitril) rubber). In vergelijking daarmee is een O-ring van siliconenrubber minder slijtvast en een O-ring van polyurethaan (PUR) harder waardoor het meer lawaai maakt. Een ander geschikt materiaal voor de O-ringen is EP(D)M.
Bij het aandrijven van de meswagen met een ongeregeld motor (bijvoorbeeld een met een H-brug direct via een transistor op 24 V aangesloten motor) is bij het snijden van ontvangstmateriaal de snelheid die de meswagen krijgt afhankelijk van de belasting. Bij ontvangstmateriaal ter breedte van het snijtraject kan de motor nog in de aanloopversnelling zijn wanneer het cirkelmes het ontvangstmateriaal bereikt. Na het doorlopen van het snijtraject wordt de motor geremd om een kort uitlooptraject te realiseren zonder dat de meswagen tegen een aanslag botst.
Tijdens het snijden is de translatiesnelheid van de meswagen sterk afhankelijk van de belasting, bepaald door soort, breedte en dikte van het te snijden ontvangstmateriaal en het loopvermogen van de meswagen, hetgeen resulteert in een sterk variabele eindsnelheid van de meswagen aan het einde van het snijtraject. Om de afremprocedure van deze eindsnelheid afhankelijk te maken berekent de besturingseenheid 70 het tijdsverloop tussen de opstart van de motor 62 en het bereiken van de detector (68 of 69) aan het einde van het snijtraject.
Afhankelijk van het gebied waarin de gemeten snijtijd ligt activeert de besturingseenheid 70 een van een aantal beschikbare afremprocedures.
Met een H-brug kan op twee manieren geremd worden: a) door de motor kort te sluiten. Deze remmethode is effectief als de motorsnelheid en daarmee de tegen-EMK groot genoeg is. De remtijd is onafhankelijk van de snelheid, zodat de remweg evenredig met de snelheid toeneemt.
Bij een licht lopende meswagen en smal, gemakkelijk te snijden ontvangstmateriaal kan de benodigde remweg groter zijn dan het beschikbare afremtraject waardoor de meswagen met een klap tegen de eindstop komt.
b) Remmen met tegenstroom. Hierbij wordt geremd door de motorstroom om te keren. De tegen-EMK van de motor wordt dan bij de voedingsspanning opgeteld zodat de motor zeer snel afremt.
Bij een constante remtijd zal een zwaar lopende meswagen de meswagen weliswaar snel stoppen maar kan door de actieve tegenstroom weer terug bewegen en uiteindelijk in het snijtraject tot stilstand komen.
Op basis van deze twee remmethoden zijn drie remprocedures ontwikkeld die in afhankelijk van de gemeten snijtijd geactiveerd worden.
Remprocedure 1 (bij korte snijtijden, t < T,): een korte vaste tijd (bijvoorbeeld 15 ms) met tegenstroom een groot deel van de bewegingsenergie teniet doen (methode b) en daarna kortsluiten remmen (methode a).
Remprocedure 2 (bij gemiddelde snijtijden, T, < t < T2): uitsluitend kortsluitend remmen (methode a).
Remprocedure 3 (bij langere snijtijden, t > T2): idem als remprocedure 2, met aanvullend de motor gepulseerd aansturen waardoor de meswagen met lage snelheid verder wordt bewogen om te voorkomen dat de meswagen bij zwaar bedrijf niet geheel buiten het snijtraject tot stilstand zou komen. Om te voorkomen dat door deze herhalende pulsen opgewekte koppelstoten akoestisch resonantie veroorzaakt realiseert de besturingsinrichting 70 een a-periodische aansturing van de pulsen gedurende een periode die afhankelijk is van de gemeten snijtijd.

Claims (12)

1. Inrichting voor het afsnijden van een vel van een voorbij een snijlijn gevoerde baan ontvangstmateriaal (1) omvattende een de snijlijn vormend recht mes (14), een langs het rechte mes (14) in een heen en weer beweegbare wagen (18) draaibaar en ten opzichte van zijn draaiingsas kantelbaar bevestigd cirkelmes (17) en ten minste een veer die het cirkelmes (17) tegen het rechte mes (14) drukt op twee op de snijlijn liggende plaatsen en op een derde plaats tegen een steunrol (27) drukt waarvan de draaiingsas haaks op de draaiingsas van het cirkelmes (17) staat, waarbij het drukpunt van de veer binnen een driehoek ligt waarvan de hoekpunten door genoemde drie plaatsen zijn gevormd, met het kenmerk, dat aandrijfmiddelen (28, 30) aanwezig zijn voor het actief draaien van de steunrol (27).
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen (28, 30) zijn gevormd door wrijfcontact tussen de steunrol (27) en een vast in de inrichting opgestelde eerste rechtgeleiding (30) die zich evenwijdig aan de bewegingsrichting van de meswagen (18) uitstrekt.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat, gezien de bewegingsrichting van de meswagen (18), eerste geleiderollen (35, 36) aan weerszijden van het cirkelmes (17) draaibaar aan de meswagen (18) zijn bevestigd, welke geleiderollen (35, 36) in wrijfcontact zijn met een tweede rechtgeleiding (37) die zich tegenover de eerste rechtgeleiding (30) en evenwijdig daaraan uitstrekt, welk eerste geleiderollen (35, 36) in een vlak liggen dat zich tussen de steunrol (27) en het rechte mes (14) uitstrekt.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de eerste en tweede rechtgeleiding (respectievelijk 30 en 37) zijn gevormd door de benen van een U-vormig profiel (19), dat het de benen verbindende deel van het profiel (19) een derde rechtgeleiding (40) vormt voor tweede geleiderollen (38, 39) die haaks op de eerste geleiderollen (35, 36) aan de meswagen (18) zijn bevestigd en dat een ondersteuning voor het rechte mes (14) een vierde rechtgeleiding (15) vormt voor derde geleiderollen (45, 46) die tegenover de tweede geleiderollen (38, 39) aan de meswagen (18) zijn bevestigd, waarbij de derde rechtgeleiding (40), gezien in de richting van de rotatie-as van het cirkelmes (17) en gaande van de vierde rechtgeleiding (15) naar het cirkelmes (17), op enige afstand van de derde rechtgeleiding (40) ligt.
5. Inrichting volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de steunrol (27) is gevormd door twee concentrische rollen (28, 29) van ongelijke diameter, waarbij de rol met de grotere diameter (29) in wrijfcontact is met het cirkelmes (17) en de rol met de kleinere diameter (28) in wrijfcontact is met de eerste rechtgeleiding (30).
6. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de snelheidsverhouding tussen de snelheid (VJ waarmee de aandrijfmiddelen het cirkelmes aandrijven en de snelheid (VJ waarmee de meswagen heen en weer beweegt tussen 1,0 en 2,3 ligt.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de verhouding tussen de snelheid (VJ waarmee de steunrol (29) het cirkelmes (17) aandrijft en de snelheid (Vr) die het cirkelmes (17) bij uitsluitend passieve aandrijving op de snijlijn zou krijgen door wrijfcontact tussen de messen, tussen 1,35 en 1,45 ligt, bij een overlap tussen de messen die tussen 1,5 mm en 3 mm ligt.
8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunrol (29) is gevormd door een wiel dat aan zijn omtrek is voorzien van een groef waarin een rubberen O-ring ligt.
9. Inrichting volgens een der conclusies 3 t/m 5, met het kenmerk, dat elke rol (28, 35, 36, 38, 39, 45, 46) die in contact is met een rechtgeleiding (19; 30, 37,40; 15) is gevormd door een wiel dat aan zijn omtrek is voorzien van een groef waarin een rubberen O-ring ligt.
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de O-ring van NBR is.
11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een besturingsinrichting (70) aanwezig is voor het afremmen van de heen- en weer beweegbare meswagen (18) na het doorlopen van een snijtraject door de meswagen volgens een procedure die afhangt van de op het einde van het snijtraject bereikt snelheid van de meswagen (18).
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting (70) samenwerkt met sensoren (68, 69) die zijn opgesteld op plaatsen die corresponderen met eindpunten van het snijtraject, voor het detecteren van de meswagen (18) op die eindpunten en dat de besturingsinrichting (70) de bereikte snelheid van de meswagen (18) afleidt uit door activering van de sensoren (68, 69) bepaalde snijtijd.
NL9500398A 1995-03-01 1995-03-01 Inrichting voor het afsnijden van een vel van een baan ontvangstmateriaal. NL9500398A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9500398A NL9500398A (nl) 1995-03-01 1995-03-01 Inrichting voor het afsnijden van een vel van een baan ontvangstmateriaal.
AU42174/96A AU4217496A (en) 1995-03-01 1996-01-24 Apparatus for cutting a sheet off from a web of receiving material

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9500398A NL9500398A (nl) 1995-03-01 1995-03-01 Inrichting voor het afsnijden van een vel van een baan ontvangstmateriaal.
NL9500398 1995-03-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9500398A true NL9500398A (nl) 1996-10-01

Family

ID=19865655

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9500398A NL9500398A (nl) 1995-03-01 1995-03-01 Inrichting voor het afsnijden van een vel van een baan ontvangstmateriaal.

Country Status (2)

Country Link
AU (1) AU4217496A (nl)
NL (1) NL9500398A (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2765037A (en) * 1953-09-28 1956-10-02 Will D Mcdonough Paper trimmer
GB1315817A (en) * 1969-09-22 1973-05-02 Myers Sons Ltd M Trimming machines
EP0021388A1 (de) * 1979-06-27 1981-01-07 Siemens Aktiengesellschaft Vorrichtung zum Abschneiden vertikaler Papierbahnen
EP0196580A2 (de) * 1985-03-27 1986-10-08 Mannesmann Kienzle GmbH Schneideinrichtung für Formularbahnen
FR2597390A1 (fr) * 1986-04-16 1987-10-23 Onera (Off Nat Aerospatiale) Machine pour decouper des feuilles de longueurs variables dans une bande de materiau de support d'impression ou analogue.
US5307716A (en) * 1991-11-29 1994-05-03 Onishilite Industry Co., Ltd. Sheet material cutting device

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2765037A (en) * 1953-09-28 1956-10-02 Will D Mcdonough Paper trimmer
GB1315817A (en) * 1969-09-22 1973-05-02 Myers Sons Ltd M Trimming machines
EP0021388A1 (de) * 1979-06-27 1981-01-07 Siemens Aktiengesellschaft Vorrichtung zum Abschneiden vertikaler Papierbahnen
EP0196580A2 (de) * 1985-03-27 1986-10-08 Mannesmann Kienzle GmbH Schneideinrichtung für Formularbahnen
FR2597390A1 (fr) * 1986-04-16 1987-10-23 Onera (Off Nat Aerospatiale) Machine pour decouper des feuilles de longueurs variables dans une bande de materiau de support d'impression ou analogue.
US5307716A (en) * 1991-11-29 1994-05-03 Onishilite Industry Co., Ltd. Sheet material cutting device

Also Published As

Publication number Publication date
AU4217496A (en) 1996-09-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR0134199B1 (ko) 웨브 부착기
EP0858422B1 (en) Separator for linerless labels
CN110027034B (zh) 用于纸幅的切割或穿孔的装置和方法
JP4866188B2 (ja) ワイヤーソー
JP2001039615A (ja) 可変速度裁断胴
CN1270135A (zh) 切割装置和打印机
JPH05208775A (ja) 孔線形成装置および巻返し装置
JP4713157B2 (ja) 紙又はフィルムのウェブの処理方法及び装置
US5367934A (en) Media cutter mechanism
DE59604411D1 (de) Einstellbarer Vereinzelungsspalt für Papierbogen od.dgl
NL9500398A (nl) Inrichting voor het afsnijden van een vel van een baan ontvangstmateriaal.
JP3020138B2 (ja) フォーム印刷機の折り装置における用紙切断装置
JPH0366151B2 (nl)
JP2000117946A (ja) インキ移しロ―ラインキ装置を有する印刷機、およびこれを運転するための方法
CN1147415C (zh) 将多个互相接触的物品分开的装置
JP2556595B2 (ja) 折り畳みユニットへの包装ブランクの装入装置
EP0272273A1 (en) CUTTING ARRANGEMENT.
US5443556A (en) Method and apparatus for mounting a master plate on a printing drum having an integral cutter
MXPA04008648A (es) Sistema de perforacion o impresion.
CN101348197B (zh) 用于扁平材的制动装置及相应的折页机
JP2006524617A (ja) 胴本体と少なくとも1つのグリッパとを備えた折り装置の胴
EP1300350A1 (en) Rotating mechanism for conveyor systems
JP2626612B2 (ja) 記録紙切断装置
JPS624163A (ja) 連続シ−トの間欠送り装置
SU305932A1 (ru) Устройство для задачи прокатываемой полосы

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed