NL9401719A - Inrichting voor het ontwortelen van bloembollen. - Google Patents

Inrichting voor het ontwortelen van bloembollen. Download PDF

Info

Publication number
NL9401719A
NL9401719A NL9401719A NL9401719A NL9401719A NL 9401719 A NL9401719 A NL 9401719A NL 9401719 A NL9401719 A NL 9401719A NL 9401719 A NL9401719 A NL 9401719A NL 9401719 A NL9401719 A NL 9401719A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
suction
suction pipe
bulb
root
drive
Prior art date
Application number
NL9401719A
Other languages
English (en)
Other versions
NL194532B (nl
NL194532C (nl
Original Assignee
Iwanek Guenter
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Iwanek Guenter filed Critical Iwanek Guenter
Publication of NL9401719A publication Critical patent/NL9401719A/nl
Publication of NL194532B publication Critical patent/NL194532B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL194532C publication Critical patent/NL194532C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23NMACHINES OR APPARATUS FOR TREATING HARVESTED FRUIT, VEGETABLES OR FLOWER BULBS IN BULK, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; PEELING VEGETABLES OR FRUIT IN BULK; APPARATUS FOR PREPARING ANIMAL FEEDING- STUFFS
    • A23N15/00Machines or apparatus for other treatment of fruits or vegetables for human purposes; Machines or apparatus for topping or skinning flower bulbs
    • A23N15/08Devices for topping or skinning onions or flower bulbs

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Polymers & Plastics (AREA)
  • Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)
  • Cultivation Of Plants (AREA)

Description

Korte aanduiding : Inrichting voor het ontwortelen van bloembollen.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ontwortelen van bloembollen, die na een vrijmaken van vuil en dochterbollen na elkaar op een transporttraject aan een bewerkingspositie worden toegevoerd.
Een uit het Duitse Auslegeschrift 3.903.130 bekende inrichting van deze soort vervult de noodzakelijke werkzaamheden aan de bloembollen voor het gereedmaken machinaal.
Dit wordt daardoor bereikt, dat op het transporttraject voor de gereed gemaakte grote bloembollen een klem- en transportinrichting voor de grote bollen voor het verwijderen van de wortelballen volgt en dat tussen het transporttraject en de klem- en transportinrichting voor het verwijderen van de wortelballen een pneumatische inrichting voor het uitrichten en in stand stabiliseren van de grote bollen voor hun overname door de klem- en transportinrichting is aangebracht.
Deze pneumatische inrichting bestaat in hoofdzaak uit een onderste blaasbuis en een bovenste zuigbuis. Beide buizen zijn aangesloten aan een zuigventilator en staan loodrecht op de transportrichting van de bloembollen.
In de omhoog gerichte blaasluchtstroom worden de bloembollen uitgericht en in stand gestabiliseerd. Alle wortelballen van de grote bollen worden opwaarts gericht en daarbij tot aan een begrenzingskooi opgetild. Een mechanische schuif kan de bollen'afzonderlijk in de volgende werkstap in de klem- en transportinrichting transporteren.
In deze klem- en transportinrichting worden de wortelballen door de dicht bij elkaar liggende transportparten van een klem-tandriempaar gegrepen en horizontaal naar voren getransporteerd. De aan de ingeklemde wortelballen hangende bollen worden bij hun grootste diameter door de verder van elkaar liggende transportparten van een verdraai-tandriempaar gegrepen. De tegenover elkaar liggende transportparten van dit verdraai-tandriempaar lopen met verschillende riemsnelheden bij gelijkblijvende vooruitbeweegsnelheid waardoor de bollen om hun verticale hartlijn worden gedraaid. Door deze verdraaiing van de bollen ten opzichte van hun vast ingeklemde wortelballen maken deze zich vrij van de bollen. Aan het einde van het korte verdraai-riempaar vallen de grote bloembollen op een daaronder liggende transportband, terwijl daarentegen de wortelballen door het langere klem-tandwielpaar toegevoerd worden aan een inrichting voor het verzamelen van wortelballen.
Ofschoon met deze inrichting in principe een machinaal scheiden van de wortelballen van de bollen mogelijk te maken is heeft deze inrichting nadelen. Het is gebleken, dat de gevoelige bloembollen blootgesteld worden aan aanzienlijke mechanische belastingen, waarbij de fijne huidjes, welke de bollen omgeven, beschadigd of zelfs vernield worden. Bovendien is de bekende inrichting gevoelig voor vervuiling van de riem-aandrijving.
Daartegenover ligt de onderhavige uitvinding de opgave ten gronde een inrichting van de in aanvang beschreven soort te verschaffen, waarmede een voorzichtige, beschadigingsvrije scheiding van wortels en bollen evenals een veilig afvoeren van wortels te bereiken is, zonder dat daarbij gevoelige en wezenlijke delen van de inrichting aan vervuiling blootgesteld zijn.
Er werd gevonden, dat deze opgave op eenvoudige wijze daardoor op te lossen is, dat de bewerkingspositie voor de monding van een boven het transporttraject aangebrachte zuigbuis ligt en een telkens een bloembol in werktakt vasthoudende vrijgevende bollentang evenals wortelklem insluit, die ten opzichte van de bollentang roteert en rubberachtige klemstukken bezit, die in werktakt de wortels van de bloembollen inklemmen en vrijgeven.
Door de door de zuigbuis opgewekte kegelvormige zuigluchtstroom worden de wortel haren van de bollen in de zuigbuis gezogen. De bollen worden daarbij voor de bewerking geschikt centrisch gefixeerd. Het bol-lichaam zelf sluit de zuigluchtstroom af bij fixering in de werkstand. De zuigstroom wordt daardoor onderbroken, waardoor schadelijk losmaken van de huid van de bol wordt vermeden. De van de bol gescheiden wortels worden door de zuigbuis afgevoerd. De centrisch aangebrachte wortelklem grijpt de wortels.dicht bij de scheidingsplaats wortel/bol in de machinetakt. Hierdoor wordt een zachte, van beschadigingen vrije scheiding van wortels en bollen gewaarborgd. De wortel blijft daarbij zo lang gefixeerd, tot het bollichaam afgevoerd is. Hierdoor wordt een goede scheiding van resterende verbindingen tussen wortelharen en bol veilig gesteld.
Een belangrijk voordeel vormt de centrisch aangebrachte bollentang, welke de bollen centreert en verend juist in takt vasthoudt. Het vasthouden geschiedt sparend bij de equator van de bol met behulp van kussenklauwen en zonder het tot nu toe noodzakelijke afrollen van het bollichaam. Hierdoor wordt een afbreken van eventuele door de vorm van de bol bepaalde punten of neuzen vermeden.
Verdere vormgevingen van de inrichting zijn in de conclusies 2 tot 23 aangegeven. De zuigbuis is met behulp van glijlegers gelegerd op een draaggestel en verbonden met een stappenmotor. De om zijn langsas draaibaar gelegerde zuigbuis is onder een hoek van 30° ten opzichte van de verticaal op het transporttraject gericht. De verbinding tussen zuigbuis en stappenmotor vindt plaats via een tandriem. De stappenmotor is zo uitgevoerd, dat hij telkens een volle omwenteling naar voren uitvoert.
De aandrijving van de bollentang vindt plaats volgens de conclusies 7 tot 10. De aandrijving van de wortelklem is daarentegen in de conclusies 12 tot 14 aangegeven. Van voordeel is de in conclusie 15 beschreven opruimhefboom, door welke de van de wortels bevrijde bollen op een eind-uitlees-transportband gedrukt worden.
Van betekenis is ook de in conclusie 6 gekenmerkte transport-afsluiting voor de bollen, die in de werktakt op de werkingswijze van de bollentang en de wortelklem afgestemd is. Daardoor wordt een juist toevoeren van de bloembollen in het gebied van de zuigluchtbuis veilig gesteld.
In een de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn meerdere zuigbuizen volgens conclusie 18 naast elkaar aangebracht. De toevoer van de bollen vindt dan plaats volgens conclusie 19 via een gegolfde plaat, die volgens conclusie 23 met een schommel- of trilaandrijving gecombineerd is.
In totaal is door de ruimtebesparende uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding een economische inzet mogelijk. Bij een breedte van de golfplaat van 1000 mm zijn negen bewerkingsregels in plaats van drie bij de bekende inrichting mogelijk. Door de constructie volgens de uitvinding laten zich aanzienlijke, tot nu toe niet te vermijden storings-oorzaken bij het bedrijf van de inrichting vermijden. Dit vermijden van storingen is gegeven door een zekere afvoer van wortels door de zuigbuis en door het vermijden van door vervuiling gevaar lopende bouwdelen, zoals bijvoorbeeld riemen, riemwielen, beweegbare spandelen, legeringen en lange contacttrajecten tussen afrollende bollen en afrol banden. In het bijzonder door de transportafsluitingen is een geregelde volgens een bepaalde takt plaatsvindende geleiding van de bollen naar de bewerkingspositie mogelijk. Het regel achtige transport op de golfplaat geschiedt door schommel- resp. tri 1transportorganen.
De uitvinding zal hieronder aan de hand van bijgaande figuren nader worden uiteengezet.
Figuur 1 toont een zijaanzicht van de inrichting.
Figuur 2 toont op grotere schaal een aanzicht van belangrijke afzonderlijke delen volgens figuur 1.
Figuur 3 toont een bollentang met aandrijfinrichting.
Figuur 4 toont een wortelklem met aandrijfinrichting.
Figuur 5 toont negen naast elkaar gelegen bewerkingsplaatsen met een golfplaat met negen naast elkaar liggende transporttrajecten.
Figuur 1 toont belangrijke delen van de inrichting voor het ontwortelen van bloembollen 13, die na een vrijmaken van vuil en dochter-bollen achter elkaar op een transporttraject 1, nog samenhangend met wortels 14, worden toegevoerd aan een bewerkingspositie 2. In figuur 1 is het transporttraject 1 weergegeven als bestanddeel van een later te beschrijven golfplaat 42, die door een schommel- resp. tri 1aandrijving 44 op een later te beschrijven wijze wordt aangedreven. Er kunnen echter ook afzonderlijke transporttrajecten 1 toegepast worden.
De inrichting volgens de uitvinding is op een slechts schematisch aangeduid gestel gemonteerd. Details van deze montage behoren niet tot de uitvinding. Zij zijn algemeen bekend en vandaar niet weergegeven.
De bewerkingsplaats 2 ligt voor de monding 5 van een zuigbuis 3 (figuur 2). De zuigbuis 3 is aangesloten aan een zuiginrichting 4 met behulp waarvan een voldoende zuigdruk wordt opgewekt om een bloembol in de monding van de zuigbuis 3 vast te kunnen houden. De aangezogen bol sluit de monding 5 van de zuigbuis 3 af, waarbij de wortels 14 van de bloembollen 13 in de zuigbuis 3 insteken. Het is gebleken, dat het van voordeel is, indien de zuigbuis 3 een diameter van 25 mm heeft en indien door de zuiginrichting 4 een onderdruk van 200 mm waterkolom wordt opgewekt. De monding 5 van de zuigbuis 3 is zo uitgevoerd, dat zich een zuigluchtkegel 46 voor de zuigbuis vormt, welke naar het transporttraject 1 gericht is. In het de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld is de langshartlijn 6 van de zuigbuis 3 onder een hoek 8 van 30° ten opzichte van de verticaal hellend. Om het optillen van de bloembollen 13 met de wortels 14 van het transporttraject 1 te vergemakkelijken kunnen in het transporttraject in het gebied van de zuigluchtkegel 46 openingen voor het doorlaten van lucht ingelaten zijn.
De zuigbuis 3 draait om zijn langshartlijn 6. Hij is in glij-legers 10a, 10b (figuur 2) aan een draaggestel 11 gelegerd, welke op niet weergegeven wijze met het gestel 45 is verbonden. Aan de zuigbuis 3 is een aandrijftandwiel 37 bevestigd, dat via een tandriem 36 in aandrijvende verbinding staat met een stappenmotor 35. De stapschakelmotor zorgt ervoor, dat de zuigbuis 3 in de machinetakt telkens over een volle omwenteling verder draait.
Voor de monding 5 van de zuigbuis 3 is een bollentang 15 aangebracht, waarvan de klauwen 16 met rubberachtige kussens 17 zijn bedekt. De bollentang 15 grijpt telkens een bloembol 13 in de werktakt, houdt deze vast en geeft deze vrij.
Tussen de bollentang 15 en de monding 5 van de zuigbuis 3 is een wortel klem 26 aangebracht, die ten opzichte van de bollentang 15 roteert en rubberachtige klemstukken 27 omvat, die in de werktakt de wortels 14 van een bloembol 13 inklemmen en vrijgeven. Figuur 1 laat onderkennen, dat de afgescheiden wortels 14 door de zuigbuis 3 worden afgevoerd.
De tegenover elkaar liggende klauwen 16 van de bollentang 15 zijn aangebracht aan de einden van klauwhefbomen 18, die ieder verend zitten op een hefboomas 19, die draaibaar gelegerd zijn in legersteunen 20a, 20b. Beide hefboomassen 19 staan via aandrijfhefbomen 22 en volgrollen 23 in aandrijvende verbinding met een in de werktakt roterende nokkenschijf 24- De legersteunen 20a, 20b zijn telkens bevestigd op tegenover elkaar liggende armen 12, die op hun beurt zijn verbonden met het draaggestel 11.
Voor het verend legeren van de hefboomassen 19 in de legersteunen 20a zijn metaal/rubber-elementen 21 aangebracht.
De nokkenschijf 24 is vast op de zuigbuis 3 geschroefd. Klauwen 16 van de bollentang 15 zijn voorzien van een elastisch rubber kussen 17.
Het is zichtbaar, dat door de draaiing van de zuigbuis 3 over telkens een volle omwenteling ook de nokkenschijf 24 (figuur 3) de klauwen 17 van de bollentang 15 zo aandrijft, dat zij zacht tegen de equator van een bloembol 13 worden gedrukt en voor het voltooien van een machinetakt (een omwenteling van de zuigbuis 3) de bloembol 13 weer vrijgegeven wordt. Tengevolge van de kussens 17 en de verende metaal/rubber-elementen 21 is een zeer voorzichtige behandeling van een bloembol in de bewerkingspositie 2 veilig gesteld.
Figuur 4 laat details van de wortel klem 26 met de beide tegenover elkaar liggende rubber-elastische klemstukken 27 en hun aandrijving onderkennen. De klemstukken 27 liggen tussen de monding 5 van de zuigbuis 3 en de klauwen 16 van de wortel tang 15.
De wortelklem 26, in het bijzonder zijn klemhefbomen 29, zijn bevestigd aan de draaibare zuigbuis 3. De klemstukken 27 van de wortelklem 26 zijn via een op de zuigbuis 3 gelegerde aandrijfinrichting uit klem-hefbomen 29, hefboomassen 30, aandrijfhefbomen 31 met vol grollen 23 aangesloten op een op het draaggestel 11 gelegerde vaststaande nokkenschijf 33. Nokkenschijf 33 is vastzittend aan het glijleger 10a aangebracht.
Het is duidelijk, dat door de speciale draaiing van de zuigbuis 3 (een volledige omwenteling per machinetakt) zowel de bollentang 15 als ook de wortelklem 26 in de machinetakt zo op elkaar afgestemd aangedreven worden, dat de bol langs zijn equator vastgehouden wordt, en dat de samengeklemde klemstukken 27 van de wortelklem 26 met deze wortels 14 ten opzichte van de bol 13 draaien. Daardoor worden de wortels 14 rechtstreeks bij de bol 13 van deze verwijderd, na openen van de wortelklem 26 en na loslaten van de bol 13 van de monding 5 van de zuigbuis 3 door de zuigbuis 3 afgevoerd.
Het verend werken van de wortelklem 26 wordt bewerkstelligd door een rubberen trekorgaan onder wiens werking van de vol grollen 23 staan. Zonder iets aan de kern van de uitvinding te wijzigen kan de verende werkwijze van de wortelklem 26 ook door andere middelen bereikt worden.
Figuur 1 toont boven het transporttraject 1 een ruimhefboom 38, die in de machinetakt de van de wortels 14 bevrijde bloembollen 13 op een eind-uitlees-transportband 40 drukt. De aandrijving van de ruimhefboom 38 kan pneumatisch of hydraulisch plaatsvinden met behulp van een aandrijving 39, maar de ruimhefboom 38 kan ook door een overeenkomstig gevormde nokkenschijf op de zuigbuis 3 worden aangedreven.
Het overnemen van de nog met de wortels 14 verbonden bloembollen 13 vanaf het transporttraject 1 in de bewerkingspositie 2 kan aanzienlijk worden ondersteund door een transportafsluiting 41, die in de machinetakt opgetild en naar beneden bewogen wordt. Door de transportafsluiting 41 worden de bloembollen tegengehouden in een positie, waarin zij optimaal door de zuigluchtstroom, in het bijzonder door de zuigluchtkegel 46 worden gegrepen. De aandrijving voor de transportafsluiting 41 kan op op zich bekende willekeurige wijze plaatsvinden.
In het bijzonder kan de transportafsluiting 41 via niet weergegeven tussenorganen met een nokkenschijf op de zuigbuis 3 of met een pneumatische of hydraulische aandrijving in werkverbinding staan.
Om het nuttig effect van de opstelling te verhogen kunnen meerdere transporttrajecten 1 en ook meerdere zuigbuizen 3, uitgericht op deze transporttrajecten 1, naast elkaar zijn aangebracht. Schematisch is een dergelijke inrichting in figuur 5 aangeduid. De zuigbuizen 3 met hun bollentangen 15, wortelklemmen 26 en draai-aandrijvingen 18, 19, 20 zijn aangebracht boven een golfplaat 42, waarvan de verdiepingen 43 de transporttrajecten voor de bloembollen 13 vormen. Iedere verdieping 43 in de golfplaat 42 is uitgerust met een transportafsluiting 41.
Zoals in figuur 1 aangeduid kan de golfplaat 42 in aandrijf-verbinding staan met een tril- resp. schommel aandrijving 44.
De stand van de zuigbuis 3 met betrekking tot de transporttrajecten evenals zijn hoekstand laten zich door niet weergegeven, op zich bekende middelen variëren.

Claims (23)

1. Inrichting voor het ontwortelen van bloembollen, die na een vrijmaken van vuil en dochterbollen achter elkaar op een transporttraject aan een bewerkingspositie worden toegevoerd, met het kenmerk, dat de bewerkingspostitie (2) voor de monding (6) van een boven het transporttraject (1) aangebrachte zuigbuis (3) ligt en een telkens een bloembol (13) in de werktakt vasthoudende en vrijgevende bollentang (15) evenals een wortelklem (26) insluit, die ten opzichte van de bollentang (15) draait en rubberachtige klemstukken (27) bezit, die in de werktakt de wortels (14) van de bloembol (13) inklemmen en vrijgeven.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zuigbuis (3) is aangesloten aan een zuiginrichting (4) voor het opwekken van een onderdruk van ongeveer 200 mm waterkolom.
3. Inrichting volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de zuigbuis (3) om zijn langshartlijn (6) draaibaar onder een hoek (8) van 30° ten opzichte van de verticaal (7) naar het transporttraject (1) is gericht.
4. Inrichting volgens de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de zuigbuis (3) met behulp van glijlegers (10) is gelegerd in een draag-gestel (11) en in aandrijfverbinding staat met een stappenmotor (35).
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aandrijfverbinding tussen de zuigbuis (3) en de stappenmotor (35) plaatsvindt via een tandriem (36) op een op de zuigbuis (3) zittend aandrijf-tandwiel (37).
6. Inrichting volgens de conclusies 4 en 5, met het kenmerk, dat de stappenmotor (35) zo uitgevoerd is, dat hij telkens een volle omwenteling naar voren uitvoert.
7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bollentang (15) twee voor de monding (5) van de zuigbuis (3) tegenover elkaar liggende klauwen (16) bezit, die zijn aangebracht aan de einden van klauw-hefbomen (18), die ieder verend zitten op een hefboomas (19), die draaibaar gelegerd zijn in legersteunen (20a, 20b) op armen (12) aan het draaggestel (Π).
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de beide hefboomassen (19) via aandrijfhefbomen (22) met volgrollen (23) in aandrijvende verbinding staan met een in de werktakt roterende nokkenschijf (24).
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de nokkenschijf (24) vast op de zuigbuis (3) is geschroefd.
10. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de klauwen (16) van de bollentang (15) zijn voorzien van een elastische rubber kussen (17) .
11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wortel klem (26) twee tegenover elkaar liggende rubber-elastische klemstukken (27) bezit, welke tussen de monding (5) van de zuigbuis (3) en de klauwen (16) van de bollentang (15) zijn aangebracht.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wortelklem (26) aan de zuigbuis (3) is bevestigd.
13. Inrichting volgens de conclusies 11 en 12, met het kenmerk, dat de klemstukken (27) van de wortelklem (26) via een op de zuigbuis (3) gelegerde aandrijfinrichting (28) uit klemhefbomen (29), hefboomassen (30) en aandrijfhefbomen (31) met volgrollen (23) aangesloten zijn op een op het draaggestel (11) gelegerde vaststaande nokkenschijf (33).
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de nokkenschijf (33) voor de wortelklem (26) vastzittend op het glijleger (10a) is aangebracht.
15. Inrichting volgens de conclusies 1 tot 14, gekenmerkt door een ruimhefboom (38), die in de machinetakt de van de wortels (14) bevrijde bloembollen (13) op een eind-uitlees-transportband (40) drukt.
16. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transporttraject (1) voor het bewerkingsstation (2) is voorzien van een in de machinetakt werkende transportafsluiting (41) voor de bloembollen (13).
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de transportafsluiting (41) via tussenorganen in aandrijvende verbinding staat met een nokkenschijf (24) op de zuigbuis (3) of met een hydraulische aandrijving.
18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat meerdere zuigbuizen (3) met wortel tangen (15), wortelklemmen (26) en eigen draai aandrijvingen (18, 19, 20) naast elkaar zijn aangebracht.
19. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de transporttrajecten (1) naar meerdere naast elkaar liggende bewerkings-posities (2) de verdiepingen (43) in een golfplaat zijn.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat iedere verdieping (43) in de golfplaat (42) is uitgerust met een transport-afsluiting (41).
21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de monding (5) van iedere zuigbuis (3) zo uitgevoerd is, dat in bedrijf een op het transporttraject (1) gerichte, zich verwijdende zuigluchtkegel (46) wordt gevormd.
22. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de diameter (9) van iedere zuigbuis (3) 25 mm bedraagt.
23. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de golfplaat (42) is gecombineerd met een schommel- of trilaandrijving (44).
NL9401719A 1993-10-19 1994-10-18 Inrichting voor het ontwortelen van bloembollen. NL194532C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE4335537 1993-10-19
DE19934335537 DE4335537C2 (de) 1993-10-19 1993-10-19 Vorrichtung zum Entwurzeln von Blumenzwiebeln

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9401719A true NL9401719A (nl) 1995-05-16
NL194532B NL194532B (nl) 2002-03-01
NL194532C NL194532C (nl) 2002-07-02

Family

ID=6500454

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9401719A NL194532C (nl) 1993-10-19 1994-10-18 Inrichting voor het ontwortelen van bloembollen.

Country Status (2)

Country Link
DE (1) DE4335537C2 (nl)
NL (1) NL194532C (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2031361A1 (en) * 1969-02-12 1970-11-20 Delaplace Rene Onion topper
US4202261A (en) * 1978-03-14 1980-05-13 Magnuson Engineers, Inc. Method and apparatus for trimming onions or like produce
EP0174697A2 (en) * 1984-09-06 1986-03-19 Instituut Voor Bewaring En Verwerking Van Landbouwprodukten Appliance for the alignment of onions or other vegatable bulbs
DE3903130A1 (de) * 1989-02-02 1990-08-09 Guenter Iwanek Verfahren und vorrichtungen zum aufbereiten von blumenzwiebeln
EP0401955A1 (en) * 1989-06-08 1990-12-12 Fresh Choice Produce, Inc. Apparatus for peeling garlic
EP0518209A1 (de) * 1991-06-06 1992-12-16 Frans Popma Anlage zum Entfernen von Teilen einer kompaktförmigen Frucht

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2031361A1 (en) * 1969-02-12 1970-11-20 Delaplace Rene Onion topper
US4202261A (en) * 1978-03-14 1980-05-13 Magnuson Engineers, Inc. Method and apparatus for trimming onions or like produce
EP0174697A2 (en) * 1984-09-06 1986-03-19 Instituut Voor Bewaring En Verwerking Van Landbouwprodukten Appliance for the alignment of onions or other vegatable bulbs
DE3903130A1 (de) * 1989-02-02 1990-08-09 Guenter Iwanek Verfahren und vorrichtungen zum aufbereiten von blumenzwiebeln
EP0401955A1 (en) * 1989-06-08 1990-12-12 Fresh Choice Produce, Inc. Apparatus for peeling garlic
EP0518209A1 (de) * 1991-06-06 1992-12-16 Frans Popma Anlage zum Entfernen von Teilen einer kompaktförmigen Frucht

Also Published As

Publication number Publication date
NL194532B (nl) 2002-03-01
NL194532C (nl) 2002-07-02
DE4335537C2 (de) 1995-07-27
DE4335537A1 (de) 1995-04-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JPS6027606Y2 (ja) ばり取り装置
US20050166999A1 (en) 360 Degree rotatable lifter arm for log singulator
EP0275133B1 (en) Apparatus for peeling bulbous plants
US4355572A (en) Apparatus for separating the pulp from the skin of fruit such as tomatoes
CA3038707A1 (en) System and method for processing shrimp
JPH06255882A (ja) 折り畳まれた印刷物を開く方法およびその装置
NL9401719A (nl) Inrichting voor het ontwortelen van bloembollen.
US4605562A (en) High speed egg breaking method
US4337633A (en) Cylinder handling device
CN1055339A (zh) 纸张供送器
CN215471175U (zh) 一种由臂式机械手与并联机械手协作扩展装置
JPH02198970A (ja) 平らな物品を積重ねるための装置
US5441678A (en) Method for removing dents from plastic bottles
JP3880847B2 (ja) 農作物皮剥ぎ装置
JP3630659B2 (ja) 農作物皮剥ぎ装置
JP2003164273A (ja) 農作物皮剥ぎ装置
CN116967873B (zh) 基于防盗门生产的门板边缘毛刺去除装置
WO2003073875A1 (en) Industrial onion peeler
JPS59109163A (ja) 果実の除袋装置
JP6862834B2 (ja) 容器の水滴除去装置
JPS58138375A (ja) 果実の果梗切り除袋装置
JP3581197B2 (ja) ラベル除去装置
EP1992237A2 (en) Apparatus for orienting non-round objects, in particular bulbs
JPS59109160A (ja) 果実の除袋装置
FR2729648A1 (fr) Dispositif de transfert de pieces plates d'un premier convoyeur a un deuxieme convoyeur dispose en aval

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20040501