NL9401434A - Verzamelhouder. - Google Patents

Description

Titel: Verzamelhouder

De uitvinding heeft betrekking op een verzamelhouder omvattende een steunorgaan dat bestemd is om vast opgesteld te worden, en een verzamelkamer met nabij de bovenkant daarvan een inwerpopening voor het introduceren van voorwerpen en nabij de onderkant daarvan een bodem waarop de geïntroduceerde voorwerpen worden opgevangen en worden verzameld, welke verzamelkamer ten opzichte van het steunorgaan scharnierbaar is om een in hoofdzaak horizontaal gerichte scharnieras.

Een dergelijke verzamelhouder is bruikbaar voor het verzamelen van diverse typen voorwerpen. Een bijzonder nuttige toepassing van een dergelijke verzamelhouder is het verzamelen van afval op publiek toegankelijke plaatsen, en de uitvinding zal in het hiernavolgende specifiek worden beschreven voor deze toepassing, waarbij expliciet wordt opgemerkt dat de uitvinding en de be scheming somvang niet tot deze toepasing zijn beperkt.

Tijdens normaal gebruik bevindt een dergelijke afval-houder zich in een bedrijfstoestand waarbij de verzamelkamer ten opzichte van het steunorgaan wordt vastgehouden in een stand die zal worden aangeduid als "rechtop". De afvalhouder is dan gereed voor het ontvangen van afval. Het scharnier-mechanisme is bestemd om de verzamelkamer naar een uitwerp-stand te brengen waarin de verzamelkamer kan worden geleegd.

Bij bekende verzamelhouders kan de uitwerpstand van de verzamelkamer worden aangeduid als "omgekeerd", dat wil zeggen dat de verzamelkamer over meer dan 90° om genoemde scharnieras naar voren wordt geroteerd zodat de inwerpopening zich aan de onderkant bevindt en het afval de omgekeerde verzamelkamer kan verlaten door de inwerpopening. Het afval kan dan worden opgevangen in een verrijdbare bak die onder de verzamelkamer wordt gehouden.

Bij een eerste type van een bekende verzamelhouder bevindt de scharnieras zich nabij de onderzijde van de verzamelkamer. Een eerste bezwaar bij deze constructie is, dat in de omgekeerde stand de inwerpopening zich op een lager niveau bevindt dan de bodem van de verzamelkamer in de rechtop-stand. Hierdoor moet genoemde verrijdbare bak betrekkelijk laag zijn uitgevoerd, of de verzamelkamer moet op een betrekkelijk hoge positie gemonteerd worden. Aangezien het voor een gemakkelijk gebruik van de verzamelhouder gewenst is, dat de inwerpopening zich niet op een te hoog niveau bevindt, impliceert dit een beperking van de hoogte van de verzamelkamer en dus een beperking van de opvangcapaciteit van de verzamelhouder. Een gevolg hiervan is in het algemeen, dat de verzamelkamer betrekkelijk snel vol raakt en dus betrekkelijk vaak moet worden geleegd hetgeen de kosten van exploitatie verhoogt, danwel dat meerdere verzamelhouders geplaatst moeten worden hetgeen de investeringskosten verhoogt, danwel dat het afval naast de volle verzamelhouder gegooid wordt hetgeen uiteraard ook ongewenst is.

Bij een andere bekende verzamelhouder bevindt het scharnier zich ongeveer op halve hoogte van de verzamelkamer. Weliswaar heeft deze verzamelhouder niet het in het voorgaande besproken hoogte-nadeel, maar deze verzamelhouder heeft het bezwaar dat tijdens het scharnieren de inwerpopening zich naar voren beweegt en de bodem zich naar achteren beweegt. Hierdoor worden beperkingen opgelegd aan de plaatsingsmogelijkheden van een dergelijke verzamelhouder, omdat deze niet bijvoorbeeld vlak voor een muur kan worden opgesteld of aan een lantaarnpaal kan worden gemonteerd. Voor het plaatsen van deze bekende verzamelhouder op de grond zijn twee verticale palen nodig, doorgaans aan de bovenzijde verbonden tot de vorm van een omgekeerde U, waarbij de verzamelkamer tussen die palen in wordt opgesteld en daar scharnierend aan wordt bevestigd. Deze constructie is bovendien relatief duur.

Een verder bezwaar van deze bekende constructie is dat bij het scharnieren van de verzamelkamer de bodem met de daarop ontvangen voorwerpen naar boven moet worden bewogen tot boven het scharnierpunt. Afhankelijk van de aard en de hoeveelheid van de ontvangen voorwerpen is hier relatief veel kracht voor nodig.

Zoals reeds vermeld is, hebben deze bekende verzamel-houders met elkaar gemeen, dat het legen van de verzamelkamers gebeurt via de inwerpopening, en wel door de verzamelkamers om te keren. Reeds aan dit werkingsprincipe kleven enkele nadelen. Een eerste nadeel is, dat het niet mogelijk is om vloeistoffen zoals eventueel uit het afval lekkende lek-vloeistoffen (denk bijvoorbeeld aan limonade, smeltend ijs, e.d.) of binnendringend regenwater te scheiden van de vaste stoffen.

Een tweede nadeel is, dat door het naar buiten tredende afval, en in het bijzonder het vloeibare gedeelte van het afval, de inwerpopening wordt vervuild, hetgeen uit esthetisch en hygiënisch oogpunt ongewenst is. Het schoonmaken van de inwerpopening, na het legen van de verzamelkamer, betekent een extra arbeidshandeling met bijbehorende kosten. Op zich zijn er afvalbakken bekend, die dat probleem niet hebben, maar daarvoor wordt een ingewikkelde constructie toegepast. Een dergelijke afvalbak bestaat uit drie onderdelen, te weten een buitenbak die aan de onderzijde volledig dicht is, een daarin geplaatste binnenbak of -zak, en een bovenop de buitenbak scharnierend aangebracht deksel waarin zich de inwerpopening bevindt. De buitenbak is bij zijn onderzijde scharnierend verbonden met het steunorgaan, terwijl ook genoemd deksel scharnierend verbonden is met het steunorgaan. Voor het legen van deze afvalbak dient men de buitenbak naar voren en het deksel naar achteren te scharnieren, dient men de binnenbak uit de buitenbak te tillen, en dient men de binnenbak om te keren boven een verzamelwagen.

De uitvinding beoogt de genoemde nadelen op te heffen.

In het bijzonder beoogt de uitvinding een verzamelhouder te verschaffen die eenvoudig kan worden vervaardigd, geen binnenbak behoeft, gemakkelijk is te bedienen, en weinig eisen stelt aan de locatie waar de verzamelhouder moet worden opgesteld.

Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding een verzamelhouder te verschaffen waarvan de inwerpopèning niet wordt vervuild bij het legen van de verzamelkamer.

Het is een verder doel van de uitvinding om een 5 verzamelhouder te verschaffen waarmee het mogelijk is om vloeistoffen gescheiden van vaste stoffen af te voeren.

Volgens een belangrijk aspect heeft een verzamelhouder van de bovengenoemde soort volgens de uitvinding het kenmerk, dat de bodem vast is bevestigd aan het steunorgaan, en vanaf .0 dat steunorgaan naar voren en omhoog reikt volgens een gedeelte van een cirkelboog, waarbij het midden van die cirkelboog althans in hoofdzaak op genoemde scharnieras is gelegen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de bodem bij zijn 5 diepste punt voorzien van een afvoeropening, die op een afvoerpijp is aangesloten.

In het hiernavolgende zal de uitvinding nader worden verduidelijkt door beschrijving van een voorkeursuitvoerings-0 vorm van de verzamelhouder volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont: figuur 1 en perspectiefaanzicht van een voorbeeld van een verzamelhouder volgens de uitvinding; figuur 2 een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de in 5 figuur 1 getoonde verzamelhouder in de bedrijfsstand; figuur 3 een met figuur 2 vergelijkbaar zijaanzicht van de verzamelhouder in een leegmaakstand; figuur 4 op vergrote schaal een detail van een voorkeurs-uitvoeringsvorm van de verzamelhouder; en 0 figuur 5 een onderaanzicht van het in figuur 4 geïllustreerde detail volgens de lijn V-V in figuur 4.

De in de figuren geïllustreerde uitvoeringsvorm van een verzamelhouder 1 volgens de uitvinding is bestemd voor het verzamelen van afval, en kan ook worden aangeduid met de term 5 "prullebak". In de weergegeven uitvoeringsvorm is de verzamelhouder 1 voorzien van een steunorgaan 2 in de vorm van een paal met een voet 3, dat bestemd is om vast opgesteld te worden door de voet door middel van schroeven 4 te bevestigen aan een ondergrond, bijvoorbeeld een in de grond te verankeren betonblok. Nabij zijn bovenuiteinde 5 is het steunorgaan 2 voorzien van een scharnierorgaan 6 met een in hoofdzaak horizontaal gerichte scharnieras. De verzamelhouder 1 omvat voorts een verzamelkamer 10 met nabij de bovenkant 11 daarvan een inwerpopening 12 voor het ontvangen van afval en nabij de onderkant 13 daarvan een bodem 14 waarop het afval wordt opgevangen en wordt verzameld. De verzamelkamer 10 is nabij zijn bovenkant 11 bevestigd aan het scharnierorgaan 6, zodat de verzamelkamer 10 ten opzichte van het steunorgaan 2 kan scharnieren om de genoemde scharnieras.

Aangezien de aard en constructie van het scharnierorgaan 6 geen onderwerp vormen van de onderhavige uitvinding, en kennis daarvan voor een goed begrip van de onderhavige uitvinding niet nodig is voor een deskundige, zullen deze niet nader worden beschreven. Volstaan wordt met op te merken, dat hiervoor gebruik gemaakt kan worden van standaard in de techniek bekende scharnierconstructies, zoals aan deskundigen bekend.

De verzamelkamer 10 wordt zijdelings begrensd door een wandconstructie omvattende zijwanden 15, een voorwand 16 en een achterwand 17. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn genoemde wanden recht, en zijn zij zodanig tegen elkaar geplaatst dat de dwarsdoorsnede van de verzamelkamer 10 een trapeziumvorm heeft. Genoemde wanden kunnen echter ook een gebogen vorm hebben. Tijdens de normale bedrijfsstand van de verzamelkamer 10, zoals geïllustreerd in figuur 2, zijn de wanden 15-17 in hoofdzaak verticaal gericht. Desgewenst kunnen de wanden 15-17 enigszins schuin geplaatst zijn, zodanig dat de dwarsafmetingen van de verzamelkamer 10 aan de onderkant groter zijn dan aan de bovenkant.

Anders dan bij conventionele verzamelhouders is bij de verzamelhouder 1 volgens de uitvinding de bodem 14 niet vast verbonden met genoemde wanden 15-17 om daarmee één aan de onderzijde gesloten container te vormen. Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding is de bodem 14 van de verzamelkamer 10 vast bevestigd aan het steunorgaan 2, bijvoorbeeld door lassen, terwijl de genoemde wanden 15-17 een in hoofdzaak verticale koker definiëren die aan de onderzijde open is. De achterwand 17 van de verzamelkamer 10 reikt in de normale bedrijfsstand omlaag tot in dichte nabijheid van de bovenzijde van de bodem 14, of, zoals bij de weergegeven uitvoeringsvorm, de achterwand 17 van de verzamelkamer 10 heeft nabij zijn onderkant een langwerpige sleuf 18 waardoorheen de bodem 14 met weinig of geen speling reikt tot in het inwendige van de verzamelkamer 10. De bodem 14 heeft een gebogen vorm, welke gebogen vorm in doorsnede in hoofdzaak overeenkomt met een gedeelte van een cirkelboog, waarbij het centrum van die cirkel zich in hoofdzaak bevindt bij genoemde scharnieras van het scharnier 6. De bodem 14 is zodanig bevestigd aan het steunorgaan 2, dat ter plaatse van het bevestigingspunt 14A, dat wil zeggen ter hoogte van de achterwand 17 van de verzamelkamer 10 in zijn normale, in figuur 2 geïllustreerde bedrijfsstand, de bodem 14 in hoofdzaak horizontaal is gericht. De bodem 14 reikt vanaf dat bevestigingspunt 14A naar voren tot aan de voorwand 15, en bereikt deze bij een punt dat hoger is gelegen dan genoemd bevestigingspunt 14A. De afmetingen van de bodem 14 zijn zodanig gekozen, dat in de normale, in figuur 2 geïllustreerde bedrijfsstand van de verzamelkamer 10 de bodem 14 steeds in aanraking is met de voorwand 16 en de zijwanden 15.

De wanden 15-17 en de bodem 14 kunnen gemaakt zijn van elk willekeurig geschikt te achten materiaal, zoals bijvoorbeeld kunststof of staalplaat. Zoals weergegeven in de figuren, kunnen de randen van dat plaatwerk zijn omgefelsd. Desgewenst kunnen de randen van de bodem 14 en/of de binnenzijde van de voorwand 16 en de zijwanden 15 zijn voorzien van middelen zoals een elastische sluitstrook, bijvoorbeeld van rubber, om in de normale bedrijfsstand van de verzamelkamer 10 een goede afdichting tussen de bodem 14 en de voorwand 16 en de zijwanden 15 te verzekeren. Dergelijke afdichtmiddelen zijn ter wille van de eenvoud niet afzonderlijk in de figuren weergegeven.

Wanneer het gewenst is om de verzamelkamer 10 te legen, wordt eerst onder de verzamelkamer 10 een opvangzak (vuilniszak) of opvangbak geplaatst. Vervolgens wordt de verzamelkamer 10 naar voren gescharnierd om de scharnieras van het scharnier 6, waarbij het de onderkant van de verzamelkamer 10 is die naar voren en omhoog beweegt, zoals aangeduid door de pijl PI in figuur 2, totdat de in figuur 3 geïllustreerde leegmaakstand is bereikt. In die leegmaakstand is de bodem 14 teruggetrokken uit de verzamelkamer 10, zodat de kokervormige verzamelkamer 10 aan zijn onderzijde geheel open is, waardoor de in de verzamelkamer 10 verzamelde voorwerpen uit de verzamelkamer 10 vallen om te worden opgevangen door de genoemde opvangzak of opvangbak, zoals aangeduid door de pijl P2 in figuur 3. Tijdens de scharnierbeweging van de verzamelkamer 10 beweegt de onderrand 21 van de achterwand 17 over de bodem 14 zodat al de op de bodem 14 verzamelde voorwerpen worden meegenomen. Desgewenst kan die onderrand 21 voorzien zijn van afstrijkmiddelen zoals een rubberrand, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn en ter wille van de eenvoud niet is weergegeven.

Een belangrijk voordeel hierbij is, dat de uit de verzamelkamer 10 vallende voorwerpen dat doen aan de onderkant van de verzamelkamer 10, dat wil zeggen niet via de inwerp-opening 12, zodat de rand van de inwerpopening 12 niet wordt vervuild door uittredend afval.

In principe kan de verzamelkamer 10 verder scharnieren dan de in figuur 3 geïllustreerde leegmaakstand. Indien dit ongewenst wordt geacht, en men de scharnierbeweging van de verzamelkamer 10 wenst te begrenzen tot die leegmaakstand, kan dat op eenvoudige wijze worden bereikt door de bodem 14 bij zijn vrije, naar de voorwand 16 gerichte rand te voorzien van een omlaag reikend randgedeelte 19, bijvoorbeeld door de rand van de bodem 14 omlaag te buigen. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm, waarbij de bodem 14 reikt door een sleuf 18 in de achterwand 17, fungeert dat omlaag reikend randgedeelte 19 dan als aanslag voor de onderrand 20 van de verzamelkamer 10, zoals duidelijk blijkt uit figuur 3. In een uitvoeringsvorm waarbij de achterwand 17 slechts tot boven de bodem 14 reikt, kan een om de bodem 14 grijpende pen of lip, bevestigd aan de onderrand 21 van de achterwand 17 of aan de zijwanden 15, tegen genoemd omlaag reikend randgedeelte 19 van de bodem 14 tot aanslag komen.

Wanneer de verzamelkamer 10 geleegd is, brengt men deze terug tot in de normale bedrijfsstand door deze terug naar achteren te scharnieren, zoals aangeduid met de pijl P3 in figuur 3. Indien het gewenst is dat de verzamelkamer 10 in deze bedrijfsstand geblokkeerd is tegen scharnieren, kan dat op eenvoudige wijze tot stand worden gebracht door het genoemde randgedeelte 19 van de bodem 14 te voorzien van een naar voren en omhoog reikende lip 22, die past in een uitsparing 23 in de voorwand 16 en die in de bedrijfsstand om de voorwand 16 heengrijpt. Wanneer dan de verzamelkamer 10 geleegd moet worden, kan men die blokkering op eenvoudige wijze opheffen door genoemde lip 22 omlaag te drukken, zoals aangeduid met de pijl P4 in figuur 2.

Indien het gewenst is dat genoemde blokkering geborgd is, zodat onbevoegd scharnieren van de verzamelkamer 10 wordt tegengegaan, kan dat op eenvoudige wijze tot stand worden gebracht door op genoemde lip 22 een (ter wille van de eenvoud niet weergegeven) hangslot aan te brengen.

Tijdens gebruik van een verzamelhouder kunnen in de verzamelkamer daarvan vloeistoffen terecht komen. Een belangrijke bron daarvoor is regenwater bij gebruik buitenshuis.

Maar ook bij gebruik op overdekte plaatsen of in gebouwen kan er vloeistof lekken uit het weggeworpen afval zelf, bijvoorbeeld koffie uit koffiebekertjes of frisdrank uit blikjes. Bij bekende afvalbakken die aan de onderzijde zijn voorzien van uitstroomopeningen, juist om een uitweg te bieden aan regenwater, komt de vervuilende vloeistof al direct op de grond terecht. Ook zijn afvalbakken bekend die aan de onderzijde gesloten zijn. Voor gebruik buitenshuis dienen die altijd te zijn voorzien van een dakconstructie om inregenen tegen te gaan, hetgeen de afmeting van de inwerpopening beperkt en het inwerpen van in het bijzonder grotere stukken afval bemoeilijkt. Hoe dan ook, of er nu regenwater in de verzamelkamer kan komen of niet, vaak zal zich onderin een drek vormen bestaande uit stof en lekvloeistoffen en/of regenwater. Die drek kan bij het legen van de afvalbak op de bodem terecht komen, bijvoorbeeld omdat de voor het opvangen gebruikte vuilniszakken lek kunnen zijn. Indien men hierop niet bedacht is en geen adequate maatregelen treft, kan de omgeving van de afvalbak vervuilen, hetgeen in het bijzonder binnen gebouwen onacceptabel is.

In een voorkéursuitvoeringsvorm zoals geïllustreerd in figuur 4 rekent de uitvinding tevens met dit nadeel van de conventionele afvalbakken af. Daartoe wordt nuttig gebruik gemaakt van het feit, dat de bodem 14 vast is verbonden met het steunorgaan 2, waarbij het van extra voordeel is dat de bodem 14 door zijn gebogen vorm een laagste punt heeft nabij het steunorgaan 2. Figuur 4 toont dat de bodem 14 bij dat laagste punt is voorzien van een afvoeropening 30, eventueel voorzien van een zeef 31, waarop een afvoerpijp 32 is aangesloten. Ter plaatse van die afvoerpijp 32 kan de onderrand 20 van de verzamelkamer 10 zijn weggebroken, zoals verduidelijkt in het onderaanzicht van figuur 5, zodat de scharnierbeweging van de verzamelkamer 10 niet wordt gehinderd door die afvoerpijp 32. De afvoerpijp 32 kan recht omlaag gericht zijn, en/of ter bescherming zijn weggewerkt in de steunpaal 2.

Door deze afvoerconstructie volgens de uitvinding is het mogelijk om vloeistoffen apart te verzamelen en af te voeren, zodat vervuiling van de omgeving door vloeistoffen in belangrijke mate wordt vermeden. De afvoerpijp 32 mondt bij voorkeur direct uit in een rioleringsbuis. Als alternatief is het mogelijk, dat de afvoerpijp uitmondt in een onder het vloeroppervlak geplaatste opvangcontainer, die van tijd tot tijd kan worden geleegd door een op zich bekende vloeistofzuiger .

In de weergegeven uitvoeringsvorm is de verzamelhouder 1 met zijn voet 3 bevestigd aan een rooster 34, dat eveneens toegang kan verschaffen tot genoemde rioleringsbuis. Dit biedt onder meer voordelen bij het schoonmaken van de verzamelhouder. Wanneer het gewenst is om de verzamelkamer 10 inwendig te reinigen, kan dat eenvoudig worden uitgevoerd door in de leegmaakstand vanaf de bovenkant met een straal water de binnenzijden van de wanden 15-17 schoon te spoelen, waarbij het gebruikte spoelwater direct aan de onderzijde wegloopt onder meeneming van eventuele vuilresten, en daarbij via het rooster 34 in het riool terechtkomt.

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat het mogelijk is de weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding te veranderen of te modificeren, zonder de uitvindingsgedachte of de beschermingsomvang te verlaten.

Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de dwarsdoorsnede van de verzamelkamer 10 in plaats van de weergegeven trapeziumvorm een andere, om welke reden dan ook geschikt geachte vorm heeft, bijvoorbeeld de vorm van een rechthoek of een halve cirkel. In een bijzondere vormgeving reikt de dwarsdoorsnede van de verzamelkamer 10 aan weerszijden naast de paal 2. Hierdoor is het mogelijk om twee verzamelkamers ruggelings tegen elkaar te plaatsen, aan weerszijden van een steunorgaan zoals een lantaarnpaal, waarbij de beide verzamelkamers strak aansluiten tegen die lantaarnpaal terwijl de gecombineerde buitencontour van beide verzamelkamers een cylinder vormt.

Voorts is het mogelijk dat de wanden van de verzamelkamer zijn voorzien van verstevigingsribbels en/of ventilatieopeningen van een willekeurige geschikt geachte vorm, zoals geïllustreerd in figuur 1.

Voorts kan desgewenst de verzamelkamer aan zijn bovenzijde zijn afgesloten door een dakconstructie om inregenen tegen te gaan, waarbij dan de inwerpopening zich bevindt in de bovenkant van de voorwand en/of de zijwanden.

Voorts is het mogelijk dat de verzamelkamer aan zijn onderkant wordt voorzien van een door een sleutel te bedienen slot, zoals bijvoorbeeld een driekant- of vierkantsleutel, waarbij een slotpal in de borgstand van het slot achter een vast gedeelte van de verzamelhouder grijpt, bijvoorbeeld achter het randgedeelte van de bodem, en waarbij die slotpal in de geopende stand van het slot vrij loopt van het vaste gedeelte van de verzamelhouder.

Als alternatief is het mogelijk dat de verzamelkamer inwendig is voorzien van verende lippen die om de eindrand van de bodem grijpen. Ook is het mogelijk dat de achterwand van de verzamelkamer is voorzien van een naar achteren reikend oog, dat zich in de bedrijfsstand naast de steunpaal bevindt, waarbij die steunpaal ter plaatse van dat oog is voorzien van een opening, waardoor een borgpen kan worden aangebracht door die opening en genoemd oog. Ook hierbij kan in plaats van een oog en een borgpen een slot worden toegepast waarvan de slotpen in de sluitstand in genoemde opening in de steunpaal grijpt. Dergelijke slotconstructies zijn op zich bekend.

Claims (9)

1. Verzamelhouder (1), omvattende een steunorgaan (2) dat bestemd is om vast opgesteld te worden, en een verzamelkamer (10) met zijwanden (15), een voorwand (16) en een achterwand (17), met nabij de bovenkant (11) van de verzamelkamer (10) een inwerpopening (12) voor het introduceren van voorwerpen en nabij de onderkant daarvan een bodem (14) waarop de geïntroduceerde voorwerpen worden opgevangen en worden verzameld, welke verzamelkamer (10) ten opzichte van het steunorgaan (2) scharnierbaar is om een in hoofdzaak horizontaal gerichte scharnieras (6); met het kenmerk: dat de bodem (14) vast is bevestigd aan het steunorgaan (2), en vanaf dat steunorgaan (2) naar voren en omhoog reikt volgens een gedeelte van een cirkelboog, waarbij het midden van die cirkelboog althans in hoofdzaak op genoemde scharnieras (6) is gelegen.

2. Verzamelhouder volgens conclusie 1, waarbij genoemde scharnieras (6) zich bevindt nabij de bovenkant (11) van de verzamelkamer (10).

3. Verzamelhouder volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bodem (14) een omlaag reikend vrij randgedeelte (19) heeft.

4. Verzamelhouder volgens conclusie 3, waarbij genoemd vrij randgedeelte (19) is voorzien van een naar voren en omhoog reikende lip (22).

5. Verzamelhouder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de bodem (14) vanaf het steunorgaan (2) naar voren reikt door een sleuf (18) in de achterwand (17) van de verzamelkamer (10).

6. Verzamelhouder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de bodem (14) bij zijn diepste punt is voorzien van een afvoeropening (30), die eventueel is voorzien van een zeef (31) .

7. Verzamelhouder volgens conclusie 6, waarbij op die afvoeropening (30) een afvoerpijp (32) is aangesloten.

8. Verzamelhouder volgens conclusie 7, waarbij die afvoerpijp (32) uitmondt in een rioolbuis.

9. Verzamelhouder volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de wanden (15, 16, 17) van de verzamelkamer (10) een koker definiëren waarvan de uiteinden (11, 13) in hoofdzaak geheel open zijn.