NL9400954A - Inrichting voor het ontbenen van vleesstukken met een samengesteld beenstelsel. - Google Patents

Description

Inrichting voor hot ontbonon van vleesstukken mot oen samengesteld boonstolooi

De uitvinding heeft betrekking op oen inrichting voor het maken van tenminste een snede in oen vleesstuk met een samengesteld beenstelsel, omvattende ten minste twee in een verbindingsgebied met elkaar verbonden, langwerpige beenstukken, die zich vanaf het verbindingsgebied uitstrekken onder een hoek, waarbij de inrichting omvat: steunmiddelen van het steunen van het vleesstuk; en snij-middelen voor het maken van tenminste een snede in het vleesstuk.

Het maken van een snede in een beenstuk vormt veelal een voorbereidende handeling voor het ontbenen van het betreffende vleesstuk. Het kan echter ook een voorbereidende handeling zijn voor een andere volgende behandeling, bevoorbeeld het koken of roken van bijvoorbeeld ham.

Bij tot de stand van de techniek behorende inrichtingen van dergelijke soort, vindt het positioneren volledig met de hand plaats om de snede op de juiste plaats uit te voeren.

Het zal duidelijk zijn dat het de voorkeur heeft de positionering van het vleesstuk tenminste gedeeltelijk mechanisch te laten plaatsvinden. Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting die geschikt is het positioneren tenminste gedeeltelijk mechanisch te laten plaatsvinden.

Dit doel wordt bereikt, door positioneringsmiddelen voor het positioneren van het vleesstuk ten opzichte van de snijmiddelen, waarbij de positioneringsmiddelen een tussen de met elkaar verbonden beenstukken inbrengbaar positioneringselement omvatten, dat is ingericht om ten opzichte van het vleesstuk naar het verbindingsgebied te worden bewogen.

Bij deze inrichting wordt het vleesstuk zodanig in de inrichting geplaatst, dat de positioneringsmiddelen tussen de met elkaar verbonden beenstukken worden gebracht, waarna met de hand een kracht op het vleesstuk wordt uitgeoefend waardoor het verbindingsgebied van de beende-len naar het positioneringselement wordt gedrongen. Deze beweging wordt stopgezet, zodra het vleesstuk gestuit wordt door het positioneringselement. Het positionerings-element vervult als het ware de functie van een aanslag.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting aangrijpingsmiddelen voor het op het vleesstuk uitoefenen van een zodanig gerichte kracht, dat het verbindingsgebied naar het positioneringselement wordt gedrongen.

Hierdoor behoeft slechts het plaatsen van het vleesstuk in de inrichting met de hand te geschieden; het aangrijpen van het vleesstuk en het uitoefenen van een kracht, die het verbindingsgebied van de beenstukken naar het positioneringselement dringt, geschiedt mechanisch.

Dank zij het vooraf strekken van het beenstuk is het thans mogelijk om nauwkeurig de posities te bepalen, waarin de vooraf aan te brengen insnijdingen in het vleesstuk moeten worden geplaatst.

De uitvinding verschaft tevens een inrichting voor het ontbenen van vleesstukken met een samengesteld beenstelsel, waarbij het beenstelsel een uitstekend beenstuk, bijvoorbeeld een hielbeen omvat, en waarbij de inrichting voorzien is van vasthoudmiddelen voor het vasthouden van het te ontbenen vleesstuk, en van positioneringsmiddelen voor het positioneren van het hielbeen, waarbij door los-maakmiddelen voor het van het beenstelsel losmaken van het uitstekende beenstuk.

Deze maatregelen maken het mogelijk dergelijke uitstekende beenstukken te verwijderen. Zij kunnen immers hinderlijk zijn bij volgende bewerkingen.

De uitvinding verschaft eveneens een inrichting voor het ontbenen van vleesstukken met een samengesteld beenstelsel, waarbij het beenstelsel voorzien is van ten minste twee zich hoofdzakelijk parallel uitstrekkende aan tenminste een zijde onderling verbonden beenstukken, waarbij de inrichting klemmiddelen omvat voor het vasthouden van het te ontbenen vleesstuk, waarbij door snijmidden voor het doorsnijden van tenminste een van de hoofdzakelijk parallelle beenstukken.

Dit is vooral van belang bij samengestelde beenstelsels, waarbij een tweetal botten parallel aan elkaar verlopen, zoals dat het geval is bij een spaakbeen en kuitbeen. Een dergelijk parallel beenverloop levert problemen op bij het het verder bewerken, zoals het afstropen, zodat het gewenst is het kleinste bot, dat wil zeggen het spaakbeen, vooraf te lossen.

Volgens de uitvinding kan dit parallelle been aan één einde losgemaakt worden door een snij- of zaagbeweging, waarna het andere einde kan worden weggedrukt met daarvoor bepaalde middelen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het ontbenen van vleesstukken met een samengesteld beenstelsel, waarbij het beenstelsel voorzien is van ten minste twee zich hoofdzakelijk parallel uitstrekkende beenstukken, waarbij de inrichting klemmiddelen omvat voor het vasthouden van het te ontbenen vleesstuk, waarbij door een dringelement dat is ingericht voor het vergroten van de hoek tussen de hoofdzakelijk parallelle beenstukken.

Deze inrichting is in het bijzonder aantrekkelijk met de hierboven aangeduide inrichting voor het ontbenen van vleesstukken waarvan het beenstelsel twee zich hoofdzakelijk parallel uitstrekkende beenstukken omvat en waarbij de inrichting is ingericht voor het doorzagen of snijden van tenminste een van deze beenstukken. Het losgemaakte been wordt door de betreffende inrichting na het losmaken naar buiten toe bewogen, waarna het volgende bewerkingen, zoals het ontbenen, niet meer hindert. Het is echter ook mogelijk direct gebruik te maken van de betreffende inrichting, bijvoorbeeld wanneer het desbetreffende been stuk door de inrichting kan worden losgebroken.

Bovengenoemde en andere kenmerken zullen nader worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: fig. 1: een schematisch perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2: een doorsnedeaanzicht van de bij de uitvinding te gebruiken afstroopinrichting in een eerste positie; fig. 3: een doorsnedeaanzicht van de afstroopinrichting in een tweede positie; en fig 4: een vooraanzicht van de afstroopinrichting in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uitvoe-ringsvoorbeeld van de uitvinding.

Figuur 1 toont op schematische wijze de behandeling van een vleesstuk, in het bijzonder de achterham van een varken met de daarvoor gebruikte bewerkingsorganen voor het ontbenen daarvan. Het is echter mogelijk anderssoorti-ge vleesstukken bij de uitvinding toe te passen, bijvoorbeeld voorpoten, vleugels van gevogelte, bijvoorbeeld van struisvogels of ribbenkasten.

Het in de figuur getoonde vleesstuk V kent een samengesteld beenstelsel, bestaande uit een bekkenbeen BI, een dijbeen B2, een kuitbeen B3, een spaakbeen B4 en een voet B5 met hielbeen B6.

Voor het ontbenen wordt in de getoonde uitvoeringsvorm het bekkenbeen BI vastgeklemd in een eerste klem 1, waarvan de toelichting hieronder volgt.

Volgens de uitvinding is op afstand van de eerste klem 1 een tweede klem 2 aangebracht, die nabij het hielbeen werkzaam is. Ook deze tweede klem wordt hieronder nog nader toegelicht. De tweede klem is voorzien van een snij-of zaagtoestel 7, dat dient voor het aanbrengen van een insnijding nabij de tweede klem 2.

Ten slotte wordt rond de voet een derde klem 3 aangebracht, welke in werking komt, nadat het beenstelsel is gestrekt vanuit een gestippelde stand A naar de gestrekte stand B, zodat de hulsvormige klem 3 met daarin aangebracht opblaaskussen 4 om de voet kan worden geschoven en vastgeklemd.

Over de klem 3 is in axiale zin volgens de pijl PI een afstrooptoestel 5 te verschuiven, waarna de werking hieronder wordt toegelicht.

Ten slotte is er nabij de tweede klem 2 een afdruk-orgaan 6 aangebracht dat dient voor het losmaken van het kuitbeen B4.

Hoewel dit niet is getoond, wordt aangenomen dat de verschillende onderdelen, zoals getoond is in figuur 1, zijn ondergebracht in een gemeenschappelijk gestel dat is voorzien van een steunplaat 8 voor het ondersteunen van het vleesstuk V.

Het gemeenschappelijke gestel draagt de eerste klem 1, waarbij de twee parallelle armen 10 aan dit gestel zijn bevestigd. Halverwege de parallelle armen 10 is bij 11 een scharnierarm 12 beweegbaar aangebracht, die door middel van een met een draaistel 13 verbonden cilinder 14 ten opzichte van de armen 10 verzwenkbaar is. De armen 12 zijn verlengd met een tweetal armen 15, waaraan een strook 16 is bevestigd die eindigt in een pen 17. De armen 10 zijn aan het ondereinde onderling verbonden door een onderplaat 18, waarvan de voorrand 19 dient als snijmes dat onder het bekkenbeen BI dient te worden geschoven.

De armen 10 zijn bij 20 scharnierbaar verbonden met twee thermoarmen 21 die op en neer beweegbaar zijn door middel van een cilinder 22, welke is ondersteund door de armen 10. Het andere einde van de armen 21 zijn verbonden door een mes 23 dat achter het bekkenbeen BI in de richting van de snijrand 19 van de onderplaat 18 kan worden bewogen door het bekrachtigen van de cilinder 22.

Daarmee is het bekkenbeen BI te klemmen tussen de onderplaat 18 en het bovenmes 23, waarbij de positie nauwkeurig wordt bepaald door de pen 17, welke in het gat van het dijbeen BI steekt.

Een klem van deze soort is overigens beschreven in EP-A 0 590 733 ten name van Stork Protecon B.V.

Vervolgens wordt het vleesstuk V aangegrepen door de tweede klem 2 die bestaat uit een penvormig orgaan 30 dat in het V-vormige beenstuk, bestaande uit het dijbeen B3 en het hielbeen B6, door het vleesstuk wordt heengevoerd. Het penvormig orgaan 30 vormt tezamen met de op afstand daarvan gelegen aanslag 31 één geheel, en is verzwenkbaar ten opzichte van een gesteldeel door middel van een cilinder 32. Een en ander is zodanig uitgevoerd, dat het penvormig deel 30 van onderaf in het vleesstuk V omhoog wordt gedrukt tot in de hoek van het V-vormig beendeel.

De pen vormt een positioneringselement voor het nauwkeurig bepalen van de plaats van het vleesstuk. Dit is van belang in verband met de na het positioneren van het vleesstuk op het vleesstuk uit te voeren handelingen, zoals het maken van insnijdingen, het ontbenen of het roken van het vleesstuk.

Deze klem 2 is van de klem 1 verwijderbaar, zodat het beenstuk op deze wijze vanuit de geknikte stand tot in de gestrekte stand kan worden gebracht, zoals is aangegeven met volle lijnen in de figuur.

Er wordt op gewezen dat het evenzeer mogelijk de klem 1 achterwege te laten, en het betreffende vleesstuk op de plaats van klem 1 met de hand vast te houden en de kracht uit te oefenen voor het naar het positioneringselement trekken van het verbindingsgebied tussen beide beenstukken, totdat positionering is bereikt.

De klem 2 is voorzien van een snij- of zaagstation dat bestaat uit een zaagblad 35 dat van onderaf door middel van een parallel-geleiding 36 in op en neer gaande zin ten opzichte van het vleesstuk V beweegbaar is.

Zodoende is met de zaagrand van het zaagblad 35 van onderaf vlakbij de klem 2 een insnijding in het vleesstuk aan te brengen, zodanig dat het spaakbeen B4 aan de rechterzijde in de figuur, dat wil zeggen zo dicht mogelijk bij de voet, kan worden doorgezaagd. De positie van de insnijding is nauwkeurig bepaald dank zij het tweede kle-morgaan 2 dat tijdens het strekken ook de positie van het zaagblad 35 bepaalt. Alhoewel bij het onderhavige uitvoe-ringsvoorbeeld het spaakbeen wordt doorgezaagd, is het uiteraard eveneens mogelijk het parallelle been, namelijk het kuitbeen B3 los te zagen of te snijden.

Om het zaagblad 35 is een beschermkap 37 aangebracht, waarop een nok 38 is bevestigd. De nok dient voor het over een geringe afstand uit elkaar dringen van beide beenstukken.

Zodra het spaakbeen B4 is losgesneden, kan een af-drukorgaan 6 in de richting van het schenkel of kuitbeen B3 vanaf de voet of de hiel daarlangs worden geleid, waartoe het afdrukorgaan is voorzien van lepelvormig gewelfd element 40, waarvan de voorrand 41 dient als drukrand, zodat bij het in de richting van de pijl P2 verschuiven daarvan het andere einde van het spaakbeen B4 kan worden losgestoten van het schenkel of kuitbeen B3.

Daartoe is het lepelvormig orgaan 40 aangebracht op een spil 41 die door middel van een cilinder 42 in de richting van de pijl P2 kan worden verschoven, waartoe eveneens de houder van de spil 41 door middel van een spi-raalgeleiding 43 in een roterende beweging kan worden geplaatst.

Opgemerkt wordt dat desgewenst het hielbeen B6 voor het afdrukken van het spaakbeen B4 kan worden doorgeknipt door middel van een schaarsysteem 44, dat bij het penvormig orgaan werkzaam is. Het schaarsysteem wordt gevormd door een mes 44 tezamen met de positioneringspen 30.

Het afdrukorgaan 40 kan ook pas in werking worden gesteld, nadat het klemorgaan 2 is verwijderd voor een betere toegankelijkheid daarvoor. Vooraf dient dan de voet B5 in de klem 3 te worden gevat, waardoor de gestrekte stand kan worden gehandhaafd, nadat de klem 2 is gelost.

Nadat het spaakbeen B4 is losgemaakt en het hielbeen B6 is afgeknipt, kan over de klem 3 het afstrooporgaan 5 naar voren worden geschoven in de richting van de pijl PI. De afstroopsegmenten 50, waarvan er een viertal in de tekening zijn getoond, zijn vanuit een geopende stand volgens de tekening naar een gesloten stand te brengen door middel van een niet verder getoond mechanisme 51.

Eveneens kunnen de segmenten 50 rond de aslijn gevormd door de hartlijn van de klem 3 roteren. Deze afstroopseg-menten 50 treden in werking na het hielbeen en zullen het vlees over de botten in het beenstelsel wegduwen, zodat het vlees van het been wordt afgestroopt.

De constructie van de klem 3 is overigens eveneens beschreven in EP-A-0 590 733. Toch wijkt de constructie van het bij de onderhavige uitvinding toegepaste afstroop-toestel af van het uit genoemde literatuurplaats bekende toestel.

Het bekende toestel lijdt aan het nadeel dat bij het ten opzichte van het beenstuk in radiale richting bewegen van de segmenten, de segmenten eveneens een beweging in axiale richting uitvoeren. Dit leidt tot klemproblemen bij onregelmatigheden in de vorm van het af te stropen beenstuk. Bij de onderhavige uitvoeringsvorm wordt dit probleem vermeden door de toepassing van dichter bij het centrum gelegen draaipunten van de schraapelementen 51.

Het mechanisme omvat, zoals in fig. 2 is afgebeeld, een trommel 52, waaromheen een mof 53 in axiale richting schuifbaar is aangebracht. Aan de mof 53 zijn vier assen bevestigd, waaraan de schraapelementen 50 via hefbomen 54 bevestigd zijn. De hefbomen zijn verbonden met bedienings-stangen 55 die via veren 56 met een plaat 57 zijn verbonden. Door axiale beweging van de plaat 57 worden de schraapelementen bewogen. De plaat 57 is beweegbaar door middel van een bedieningsmechanisme 58 en een lineair aandrijforgaan in de vorm van een pneumatische cilinder 59. In fig. 3 is dezelfde inrichting in de naar buiten geplaatste positie van de schraapelementen getoond, terwijl fig. 4 een vooraanzicht van het schraaptoestel toont.

Bij voorkeur kan eerst door het volledig sluiten van het ondermes 18 en het bovenmes 23 van de klem 1 het bekkenbeen BI van het beenstelsel worden gelost, zodat het afstropen ongestoord verder kan plaatsvinden.

Op de hierboven getoonde wijze is het mogelijk om het vlees volledig ongeschonden van het beenstelsel te verwij- deren zonder de structuur van het vlees aan te tasten.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm.

Claims (21)

1. Inrichting voor het maken van tenminste een snede in een vleesstuk met een samengesteld beenstelsel, omvattende ten minste twee in een verbindingsgebied hoofdzakelijk star met elkaar verbonden, langwerpige beenstukken, die zich vanaf het verbindingsgebied uitstrekken en die initieel een hoekgebied omsluiten, waarbij de inrichting omvat: - steunmiddelen voor het steunen van het vleesstuk; - snijmiddelen voor het maken van tenminste een snede in het vleesstuk, gekenmerkt door: - positioneringsmiddelen voor het positioneren van het vleesstuk ten opzichte van de snijmiddelen, waarbij de positioneringsmiddelen een tussen de met elkaar verbonden beenstukken inbrengbaar positioneringselement omvatten dat is ingericht om ten opzichte van het vleesstuk in het hoekgebied naar het verbindingsgebied in de hoek te worden gedrongen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting aangrijpingsmiddelen omvat voor het op het vleesstuk uitoefenen van een zodanig gerichte kracht, dat het verbindingsgebied naar het positioneringselement wordt gedrongen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het postioneringselement gevormd wordt door een positioneringspen.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de inrichting ontbeenmiddelen omvat voor het ontbenen van het vleesstuk.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht voor het ontbenen van een poot van een dier, en dat het positioneringselement is ingericht voor het inbrengen ervan tussen het hielbeen of springbeen en de schenkel.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de snijmiddelen zijn ingericht voor het maken van een zich tot op het bot uitstrekkende snede.

7. Inrichting volgens conclusie 4, 5 of 6, met het kenmerk, dat de ontbeenmiddelen zijn ingericht voor het door middel van afstropen verwijderen van het vlees.

8. Inrichting voor het ontbenen van vleesstukken met een samengesteld beenstelsel, waarbij het beenstelsel een uitstekend beenstuk, bijvoorbeeld een hielbeen omvat, en waarbij de inrichting voorzien is van steunmiddelen voor het steunen van het te ontbenen vleesstuk, en van positio-neringsmiddelen voor het positioneren van het uitstekende beenstuk, gekenmerkt door snijmiddelen voor het van het beenstelsel losmaken van het uitstekende beenstuk.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de snijmiddelen gevormd worden door een mes.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het mes een tangconfiguratie heeft.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het mes een haakvormige configuratie heeft.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen zijn gecombineerd met snijmaakmiddelen volgens een van de conclusies 8-11.

13. Inrichting voor het ontbenen van vleesstukken met een samengesteld beenstelsel, waarbij het beenstelsel voorzien is van ten minste twee zich hoofdzakelijk parallel uitstrekkende aan tenminste een zijde onderling verbonden beenstukken, waarbij de inrichting klemmiddelen omvat voor het vasthouden van het te ontbenen vleesstuk, gekenmerkt door snijmiddelen voor het insnijden van ten minste een van de hoofdzakelijk parallelle beenstukken.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de snijmiddelen gevormd worden door een mes of een zaag, waarvan het blad zich hoofdzakelijk loodrecht op het beenstukken uitstrekt.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de zaag een cirkelzaag is.

16. Inrichting volgens een van de conclusies 13-15, gekenmerkt door positioneermiddelen volgens een van de conclusies 1-7 of 12.

17. Inrichting voor het ontbenen van vleesstukken met een samengesteld beenstelsel, waarbij het beenstelsel voorzien is van ten minste twee zich hoofdzakelijk parallel uitstrekkende beenstukken, waarbij de inrichting vasthoudmiddelen omvat voor het vasthouden van het te ontbenen vleesstuk, gekenmerkt door een dringelement dat is ingericht voor het uit elkaar drukken van de beenstukken teneinde een verbinding tussen een van de beenstukken en het verbindingsgebied te verbreken.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het dringelement wordt gevormd door een lichaam dat voorzien is van een lineair aandrijforgaan voor het tussen de parallelle beenstukken dringen van het hoofdzakelijk cilindrische lichaam.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het lineaire aandrijforgaan is ingericht voor het het dringelement laten uitvoeren van een schroeflijnvormige beweging.

20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat het lichaam een haakvorm heeft.

21. Inrichting volgens een van de conclusies 17-20, gekenmerkt door positioneringsmiddelen volgens een van de conclusies 1-7, 12 of 16.