NL9301744A - Gebouw. - Google Patents

Description

GEBOUW

De uitvinding beoogt een gebouw te verschaffen van milieutechnisch verantwoorde constructie, dat bovendien op economische wijze kan worden opgericht.

Het in conclusie 1 gekenmerkte gebouw voldoet daaraan.

De wanden van het gebouw volgens de uitvinding zijn aldus van milieutechnisch hoogwaardig materiaal vervaardigd en hebben constructief een grote stijfheid en sterkte. Het samenstellen van deze wanden kan eenvoudig geschieden door de afzonderlijke balken via afstandsstukken of telkens om en om verschoven successievelijk met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld door middel van een spijkerpistool.

Door toepassing van de maatregel van conclusie 2 kunnen beide grenzen te kiezen breedte verkrijgen. Wanneer de tussenruimten even bree^d gekozen worden als de balken kan daarbij op gunstige wijze de maatregel van conclusie, 3 worden toegepast. De balken van de wand kunnen dan snel tegen elkaar aan bevestigd worden, zodat de yand snel kan worden samengesteld.

Teneinde kieren tussen de tegen elkaar aan liggende balken te vermijden en aldus een goede tochtdichte constructie te verkrijgen, wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 4 toegepast.

i Een verdere ontwikkeling wordt gekenmerkt in conclusie 5. Door de aldus in elkaar grijpende wanden, wordt een zeer hechte, maar toch eenvoudig te verwezenlijken verbinding verkregen.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 6 > toegepast. De in één wand door de terug-verschoven balken gevormde sleuven sluiten daarbij aan op de overeenkomstige sleuven in de daarmee verbonden wand, waardoor doorgaande kanalen worden gevormd die bijvoorbeeld als ventilatiekanalen kunnen worden benut.

Volgens conclusie 7 kunnen in deze sleuven ook op gunstige wijze leidingen, zoals elektriciteitsleidingen, waterleidingen en verwarmingsleidingen worden opgenomen.

De wanden van het gebouw volgens de uitvinding hebben op zichzelf al een hoge isolatiewaarde doordat deze van hout zijn vervaardigd, doch door toepassing van de maatregel van conclusie 8 kan nog een verdere verbetering van de isolatiewaarde worden bereikt.

Een zeer geschikte verdere ontwikkeling is gekenmerkt in conclusie 9. De door de verwarmingsleiding opgewarmde lucht stroomt omhoog in de door de uitwendig afgesloten sleuven van de wand gevormde kanalen zodat aldus een wandverwarming wordt verkregen. De wand fungeert daarbij als warmtestralingsoppervlak. Een dergelijke verwarming kan met relatief lage temperatuur plaatsvinden, hetgeen voor een efficiënt energieverbruik gunstig is.

Met de maatregel van conclusie 10 wordt bereikt dat bij de bouw van het gebouw volgens de uitvinding slechts zeer weinig afval vrijkomt. Vrijkomende balkdelen kunnen weer gebruikt worden voor andere deelconstructies, en bijvoorbeeld als vulstukken of afstandsstukken.

Door de constructie met de om en om verschoven balken in de wanden heeft het werken van de balken slechts een zeer beperkte invloed. Onder normale omstandigheden zullen dan ook weinig of geen problemen door kieren ten gevolge van krimp kunnen optreden.

Het gebouw volgens de uitvinding heeft veel interessante constructieve mogelijkheden. Zo kan bijvoorbeeld door toepassing van de maatregel van conclusie 11 eenvoudig een stevige massieve basis voor constructieve verbindingen worden gevormd. De optredende krachten worden direct in de balken van de wanden doorgeleid, zodat een hechte constructie wordt verkregen.

De uitvinding zal verder toegelicht worden in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Figuur 1 toont in gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht een gebouw volgens de uitvinding.

Figuur 2 is een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van het inwendige van een wand van het gebouw van figuur 1.

Figuur 3 t/m 9 tonen gedeeltelijk weggebroken perspectivische detailaanzichten van het gebouw van figuur 1 volgens de respectieve lijnen III-III t/m IX-IX.

Figuur 10 toont een enigszins met figuur 3 overeenkomend aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Het in figuur 1 getoonde gebouw is een woonhuis dat een aantal ruimtes bevat die door ruimte-begrenzingewanden worden omsloten. Zo is er een buitenmuur 2, een verdiepingsvloer 3, een zoldervloer 4, een dak 5 en bijvoorbeeld een tussenmuur 6.

Elk van deze wanden is bij dit uitvoeringsvoor-beeld uitgevoerd op basis van het principe zoals in figuur 2 is verduidelijkt. Elke wand bestaat uit een reeks 10 van balken 11, 12, die met de zijvlakken tegen elkaar zijn bevestigd. Om en om zijn de balken ten opzichte van elkaar verschoven, zodat de balken 11 naar de ene zijde van de wand zijn verschoven en de balken 12 naar de andere zijde. Aldus heeft de reeks balken 10 een breedte 14 die groter is dan de breedte van één enkele balk 11 of 12. De breedte van de reeks 10, welke de breedte van de wand bepaalt, is vrij te kiezen door de balken 11 of 12 verder of minder ver ten opzichte van elkaar te verschuiven.

De reeks balken 10 wordt opgebouwd door de balken 11 en 12 achtereenvolgens tegen elkaar te plaatsen en bijvoorbeeld met een spijkerpistool vast te spijkeren zoals met de spijkers 15 is aangeduid. Een andere mogelijkheid is om een aantal balken 11, 12 tegen elkaar te plaatsen, een lang gat door de balken te boren en daarin houten deuvels met lijm aan te brengen.

Tussen de naar één zijde uitspringende balken 11 of 12 wordt telkens een sleuf 13 gevormd die nog nader te beschrijven voordelen van de constructie met zich meebrengt.

Zoals in figuur 2 wordt getoond zijn de in de door de terug-verschoven balken gevormde sleuven 13 liggende hoeken 16 van de balken 11 en 12 afgeschuind, zodat met de daartegenaan liggende, aangrenzende balk een groef wordt gevormd die met een afdichtingsmateriaal zoals in dit geval een flexibele kit is opgevuld. Deze afdichting met behulp van kit 17 of dergelijke zal in het bijzonder worden toegepast bij de buitenmuren. Voor binnenmuren en -vloeren is een rigoureuze afdichting niet noodzakelijk.

In plaats van of ter aanvulling op de kitafdichting kunnen samendrukbare koorden 18 tussen de tegen elkaar bevestigde balken 11, 12 worden opgenomen.

Figuur 3 laat meer in detail zien hoe een aantal wanden van het gebouw 1 die opgebouwd zijn op de wijze zoals getoond in figuur 2 met elkaar zijn verbonden.

Daar waar twee ruimte-begrenzingswanden, zoals een verticale wand en een vloer 3 of 4 en een verticale wand en een dak 5 met elkaar zijn verbonden, steken de balken van de ene wand om en om uit in de sleuven die worden gevormd tussen de balken van de aangrenzende wand. Hierdoor wordt een hechte verbinding van de wanden en vloeren en dergelijke met elkaar verkregen.

Bij de bouw kunnen de wanden opgebouwd worden bijvoorbeeld vanaf een kopgevel door achtereenvolgens balken om en om verschoven toe te voegen. Een andere mogelijkheid is om bijvoorbeeld in een mal op de grond secties te vervaardigen die als het ware een "plak" van het gebouw vormen en deze secties achtereenvolgens met behulp van een kraan op de juiste plaats aan te brengen en tegen de voorgaande sectie te bevestigen.

Na het aldus vormen van de wanden worden deze afgewerkt. Tegen de zijkanten van de verschoven balken worden planken of plaatmateriaal 20 bevestigd. In de door de terug-verschoven balken gevormde sleuven kan op gunstige wijze isolatiemateriaal 21 worden opgenomen teneinde de isolatiewaarde van de wanden verder te vergroten. In de sleuven kunnen ook op gunstige wijze leidingen 22 worden opgenomen, in het bijzonder wanneer de wanden en vloeren en dergelijke zodanig met elkaar worden verbonden dat de sleuven van de ene wand doorlopen in de sleuven van de andere wand. Tegen de buitenmuren kan een gevelbekleding van planken 23 van een weerbestendige houtsoort zoals red cedar worden aangebracht. Op de wand 5 die het dak vormt, worden panlatten 24 gespijkerd waarop op de gebruikelijke wijze een dakbedekking van dakpannen wordt gelegd.

In de sleuven kunnen ter plaatse van de met elkaar verbonden begrenzingewanden vulstukken worden opgenomen die de verbinding verder versterken. Een voorbeeld daarvan is aangeduid ter plaatse van de nok van het dak, waar telkens in de in eikaars verlengde liggende sleuven een driehoekig vulstuk 25 is opgenomen.

De sleuven tussen de versprongen balken kunnen ook als ventilatiekanaal dienen. Zoals in figuur 3 wordt getoond kan de isolatie een vrije ruimte openlaten achter de gevelbekleding 23, waardoor verticale kanalen worden gevormd ter plaatse van de terug-verschoven balken 26. Door een geschikte plaatsing van de wanden op de fundering 29 kan een vrije toegang van buitenlucht naar deze ventilatiekanalen ontstaan, waardoor ventilatielucht door deze kanalen kan stromen, zoals aangeduid met de pijl 27.

Evenals bij de nok kunnen ook op andere plaatsen waar constructieve verbindingen worden gevormd vulstukken opgenomen worden in de sleuven tussen de versprongen balken. Dit is verder in detail getoond in figuur 4. Daar is de constructie getoond waar op de verdiepingsvloer 3 een tussenmuur 6 is geplaatst. Tussen de versprongen balken zijn telkens vulstukken 30 opgenomen, zodat een doorgaande, zwaar belastbare ondersteuning wordt verkregen. Op de aldus gevormde ondersteuning is een langsbalk 31 geplaatst waarop weer de reeks 32 van onderling verschoven balken is geplaatst. De balk 31 is smaller dan de breedte van de reeks balken 32, zodat aan weerszijden van de balk 31 onder deze reeks balken 32 een kanaal 33 wordt gevormd. Dit kanaal 33 staat in verbinding met de sleuven 36 van de reeks balken 32 van de wand 6. In het kanaal 33 is een verwarmingsleiding 34 opgenomen waarop, in dit voorbeeld, oppervlaktevergrotings— elementen 35 zijn aangebracht. Tegen de reeks balken 32 is als afsluiting een plaat 37 aangebracht zodat de sleuven 36 afgesloten kanalen vormen. Door de verwarmingsleiding 34 verwarmde lucht kan in deze kanalen 36 omhoog stromen, zoals aangeduid is met de pijlen 38, waardoor de gehele wand verwarmd wordt. De hierdoor verkregen ruimteverwarming geeft reeds bij een lage temperatuur een behaaglijke en gezonde stralingswarmte, waardoor een verwarmingsinrichting met een hoog rendement kan functioneren.

Aan de bovenzijde van de wand 6 zijn tussen de balken van de verdiepingsvloer 4 eveneens vulstukken 39 opgenomen. Op de balkenreeks 32 is een balk 41 aangebracht. Tussen deze balk 41 en de onderzijde van de verdiepingsvloer 4 zijn samendrukbare profielen zoals rubberslangen 40 opgenomen, die voor een akoestische afdichting van de muur 6 tussen de vloer 3 en verdiepingsvloer 4 zorgen.

Figuur 5 toont een constructie waarbij een tussenmuur zich in dezelfde richting uitstrekt als de balken 45 van de vloer 44. In dat geval worden vulbalken 46 aangebracht tussen de versprongen balken 45 zodat ook hier een gesloten ondersteuning voor de muur ontstaat. Dezelfde constructie is toegepast in de verdiepingsvloer 47. Ook hier zijn vulbalken 48 opgenomen, teneinde een gesloten, stevig draagvlak te verkrijgen. Ook hier zijn voor de akoestische afdichting samendrukbare profielen zoals slangen 50 opgenomen. De tussenmuur is in dit voorbeeld opgebouwd op een lat 51, die eerst op de vloer 44 is bevestigd.

In de wand is een deurkozijn 49 aangebracht. De deuropening wordt eenvoudig gevormd door slechts boven de opening een reeks kortere balken 52 aan te brengen. Deze korte balken vormen te zamen ook reeds een samenhangend en zelfdragend geheel, zodat geen verdere steunconstructie daarvoor nodig is.

Figuur 6 toont nog enige mogelijke constructiede-tails van een gebouw volgens de uitvinding.

Getoond wordt een buitenmuur 2 waarin een raamkozijn 55 is opgenomen. Boven de opening in de muur is een draagbalk 56 opgenomen. Deze is tegen de naar buiten ver- schoven balken van de muur gespijkerd. De naar binnen verschoven balken 57 zijn korter uitgevoerd en rusten op de draagbalk 56. Aan de binnenzijde is de draagbalk 56 aan het oog onttrokken door de gebruikelijke afwerking met plaatmateriaal 58 of hout.

Het kozijn 55 is in de muuropening bevestigd door middel van een verbindingslat 59. Deze is tegen de kopse kant van de balk 60 gespijkerd en het kozijn is weer aan deze lat 59 vastgemaakt. Door deze constructie wordt een zekere tolerantie in de grootte van de opening opgevangen.

In de bovendorpel van het kozijn is een aantal openingen 61 aangebracht die een open verbinding vormen voor de sleuven 63 met de buitenlucht. Hierdoor wordt de wand geventileerd, en wordt water wat eventueel achter de wand is geraakt afgevoerd.

Onderin de buitenmuur is een dwarskanaal 62 gevormd waarin verschillende leidingen kunnen worden opgenomen. Deze leidingen kunnen ter plaatse van de sleuven in de wand vertakken en daar zonder verdere bewerking van de muur worden gemonteerd, voordat het afwerkings-plaatmateriaal wordt aangebracht.

Figuur 6 toont nog een verdere toepassing van de sleuven tussen de versprongen balken in de vloer. In de sleuven is, zoals getoond, een verwarmingsleiding 64 opgenomen, die ligt op het is in isolatiemateriaal 65, zodanig dat de leidingen 64 zelf vlak tegen het oppervlak aanliggen. Aldus wordt op eenvoudige wijze een vloerverwarming in de vloer geïntegreerd.

Figuur 7 toont als voorbeeld van de flexibiliteit van de constructiemogelijkheden van het gebouw volgens de uitvinding een oplossing voor een dakkapel 68. De bovenwand 69 van deze dakkapel is weer op de beschreven wijze door onderling verschoven balken gevormd. Deze balken steken aan het einde 74 nabij het dak 5 uit in de sleuven tussen de balken van het dak 5, waardoor een stijve verbinding wordt gevormd. Aan het tegenoverliggende einde van de bovenwand 69 is een goot 70 gevormd, die eenvoudig aangebracht wordt in uitsparingen 71 in het uitstekende deel van de balken van het dak 69.

De dakkapel is aan de zijden afgewerkt met een betimmering 72 van weerbestendig hout. Aan de ondereinden zijn de betreffende planken vastgespijkerd tegen een balk 73 die op de balken van het dak 5 is vastgespijkerd.

Ook een plat-dakconstructie kan met het gebouw volgens de uitvinding zeer eenvoudig worden verwezenlijkt. Een voorbeeld toont figuur 8. Het dak 79 bestaat ook hier weer uit een reeks onderling verschoven balken, die uitsteken in de sleuven van de staande wand. De voorste wand 80 is weer op de eerder beschreven wijze verbonden met de dakwand 79.

Op het dak 79 wordt een dakbedekking 81 aangebracht, terwijl de daklijst 82 op een gebruikelijke wijze is aangebracht.

Door de grote samenhang en zelfdragendheid van de constructie van het gebouw volgens de uitvinding behoeven aan de fundering slechts lichte eisen te worden gesteld. De onderste vloer resp. de buitenwanden kunnen eenvoudig op een fundering 85 worden gesteld. De vloer 86 rust met de einden eenvoudig op deze fundering 85. De vloer 86 is op de eerder beschreven wijze afgewerkt met een laag plaatmateriaal 87 of hout.

De onderdorpel 88 van een de deur 89 opnemend deurkozijn sluit direct aan op de vloer 86.

Het is wel gewenst dat de bovenkant van de fundering 85 boven het grondoppervlak ligt, zodat het hout van de constructie van het gebouw goed geventileerd kan worden. Een eventueel hoogteverschil wordt met behulp van een stoep 90 overbrugd.

Hoewel in de voorgaande figuren telkens wanden volgens de uitvinding zijn getoond waarbij de samenstellende balken dwars op de wand ten opzichte van elkaar om en om zijn verschoven en met overlappende gedeelten van een zijvlak tegen elkaar zijn bevestigd, is de uitvinding niet tot die constructie beperkt. De balken van elke wand kunnen vrij van elkaar blijven en alleen nabij hun einden en eventueel op een tussenliggende plaats zijn bevestigd of bijvoorbeeld door afstandsstukken met elkaar worden verbonden.

Bij de wand 92 van het gebouw van fig. 10 zijn de balken 93 en 94 over meer dan hun breedte in de dwarsrich-ting van de wand ten opzichte van elkaar verschoven en in de langsrichting van de wand over een balkdikte ten opzichte van elkaar verschoven. De tussenruimten nemen aldus een relatief groot percentage van de muur in, zodat na het opvullen van de tussenruimte met isolatiemateriaal 98, een zeer hoogwaardig geïsoleerde wand wordt verkregen.

De onderlinge afstand van de balk 93 en 94 in de langsrichting van de muur wordt verkregen doordat zich tussen deze door een balk 95 van de vloer 96 uitstrekt. De balken van de wand 92 zijn aldus aan hun ondereinde telkens tot een stijf geheel met elkaar verbonden door middel van de vloerbalken 95.

Als alternatief kan nog tussen de balken 93 en 94 een extra balk worden opgenomen die even breed is als de vloerbalk 95 en zowel de balk 93 als de balk 94 gedeeltelijk overlapt. Hierdoor wordt dan weer een geheel gesloten constructie verkregen.

Zoals fig. 10 verder laat zien heeft de vloer 96 een constructie volgens een variant. De vloerbalken 95 liggen niet verschoven evenwijdig aan elkaar en zijn met elkaar verbonden door middel van afstandsstukken 97 die zich over de gehele lengte van de balk 95 kunnen uitstrekken maar een veel kleinere hoogte hebben zodat boven deze afstands-tukken 97 de tussenruimten worden gevormd.

De zoldervloer 99 is weer samengesteld uit balken 100, die zowel in dwarsrichting als in langsrichting van deze wand ten opzichte van elkaar zijn verschoven. In de langsrichting hebben de balken 100 een tussenafstand die gelijk is aan die van de dikte van de balken 93 en 94 van de wand 92, omdat deze balken 99 tussen deze balken 93 en 94 van de wand 92 doorsteken. Ditzelfde geldt ook voor de balken van het dak 101. Hierbij zijn de balken weer in de dwarsrichting van het dakvlak verder van elkaar verschoven, waardoor een grotere dikte van de wand met een hogere isola-tiewaarde wordt verkregen.

Zoals uit de figuren blijkt, hebben de balken van alle ruimte-begrenzingswanden in hoofdzaak dezelfde breedte en dikte. Delen die bij het afkorten van balken voor het vervaardigen van een bepaalde wand overblijven, kunnen weer gebruikt worden voor andere delen of als vulstukken. Aldus kan het gebouw volgens de uitvinding met weinig afval worden opgericht. Het bij afbraak vrijkomende materiaal zal bijna geheel kunnen worden hergebruikt. Bovendien zijn door deze bouwmethode milieu-onvriendelijke materialen zoals lood, zink, polyurethaanschuim, verzinkte stalen verankeringen etc. overbodig.

Het zal duidelijk zijn dat daar waar in de tekst sprake is van balken, alle houten delen zijn bedoeld waarmee een gebouw volgens de uitvinding kan worden vervaardigd. De benaming "balken" is niet beperkend, bijvoorbeeld voor wat betreft de afmetingen, bedoeld.

Claims (11)

1. Gebouw omvattende een aantal met elkaar verbonden ruimte-begrenzingswanden, waarvan er ten minste één gevormd wordt door een reeks met tussenruimten evenwijdig aan elkaar opgestelde houten balken, waarbij de balken met hun grootste dwarsafmeting dwars op het vlak van de wand staan en de dwarsdoorsnede van de tussenruimten van dezelfde grootte-orde is als de dwarsdoorsnede van de balken.

2. Gebouw volgens conclusie 1, waarbij de balken dwars op de wand ten opzichte van elkaar om en om zijn verschoven.

3. Gebouw volgens conclusie 2, waarbij de balken met overlappende gedeelten van hun zijvlakken tegen elkaar zijn bevestigd.

4. Gebouw volgens conclusie 3, waarbij de in de door de tussenruimten gevormde sleuven liggende hoeken van de balken af geschuind zijn en in de daardoor gevormde groeven afdichtingsmateriaal zoals een flexibele kit is aangebracht .

5. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij twee door balken gevormde wanden onder een hoek met elkaar zijn verbonden zodanig dat de balken van de ene wand om en om in hun langsrichting uitsteken in de tussenruimten tussen balken van de andere wand.

6. Gebouw volgens één van de conclusies 2-5, waarbij de in de tussenruimten tussen de balken van de ene wand uitstekende balken van de andere wand, de ten opzichte van die ene wand dieper liggende balken van die andere wand zijn.

7. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij in ten minste één van de tussenruimten een leiding is opgenomen.

8. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij in de tussenruimten isolatiemateriaal is opgenome

9. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, met een wand waarin de balken zich verticaal uitstrekken en waartegenaan een afsluitend plaatmateriaal is aangebracht, waarbij aan de onderzijde van de wand een horizontaal kanaal is gevormd waarin een verwarmingsleiding is opgenomen.

10. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de balken van de wanden alle in hoofdzaak dezelfde breedte en dikte hebben.

11. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij in een wand, ter plekke van een constructieve verbinding, vulbalkdelen in de door de terug-verschoven balken gevormde sleuven zijn opgenomen.