NL9202220A - Inrichting voor het ontpakken van voorwerpen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het ontpakken van voorwerpen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ontpakken van in rechthoekige houders van snijdbaar materiaal opgenomen produkten, zoals in kartonnen dozen opgenomen boter of dergelijke vetten, voorzien van een gestel, een door dat gestel gedragen transportbaan met transportmiddelen voor het transporteren van telkens een houder en een langs de transportbaan opgesteld snijstation voor het doorsnijden van een wanddeel van de houder.

Een dergelijke inrichting is reeds beschreven in de eerdere aanvrage NL 8901580.

Een dergelijke inrichting dient in het bijzonder voor het ontpakken van voorwerpen in de vorm van blokken vet en dergelijke, met het doel om het ontpakken zo efficiënt en zo snel mogelijk te doen plaatsvinden. De verpakking bestaat gewoonlijk uit dozen van snijdbaar materiaal, zoals karton, waarbij de dichtingsflappen gewoonlijk door lijm of lijmband zijn gehecht. De bekende inrichting is voorzien van verhit-tingsmiddelen voor het losmaken van de lijmverbindingen. Dit brengt het gevaar van verbranding teweeg en kwaliteitsvermindering van het verpakte produkt.

De uitvinding beoogt bovengenoemd bezwaar te ondervangen en een inrichting voor te stellen, waarmee een ont-pakkingswijze wordt gerealiseerd, die doeltreffender en sneller kan plaatsvinden. De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat het snijstation bestaat uit een tweetal snijzones, waarvan de, in transportrichting gezien, eerste zone is voorzien van een eerste snijorgaan, dat dwars op de transportbeweging beweegbaar in het gestel is aangebracht voor het aanbrengen van een eerste dwarssnede in een staande dwarswand van de verpakking, een tweede vast in het gestel opgesteld snijorgaan voor het aanbrengen van een op de eerste snede aansluitende langssnede in een staande langswand van de verpakking en een derde snijorgaan voor het aanbrengen van een op de eerste snede aansluitende tweede langssnede in de parallelle langswand van de verpakking, en waarbij de tweede zone is uitgevoerd met een tegenover elke staande hoekrand van de verpakking aangebracht snijorgaan, elk waarvan op en neer beweegbaar in het gestel is geleid.

Dankzij het toepassen van de snijorganen is het ook mogelijk om die zodanig te laten werken dat de sneden in de verpakking zo gunstig mogelijk kunnen worden aangebracht. Daardoor is de instelmogelijkheid van de inrichting volgens de uitvinding uitermate flexibel en kan worden gebruikt voor diverse maten van verpakkingen.

Bij voorkeur is het snijorgaan gevormd door een aangedreven cirkelvormig mesblad. De mesbladen zijn enerzijds beweegbaar in het gestel opgehangen en anderzijds vast in het gestel opgesteld, waarbij gebruik wordt gemaakt van de transportbeweging van de verpakking. Voor het maken van verticale sneden wordt de verpakking tijdelijk gefixeerd.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het gebruik van de voornoemde inrichting, welke zich onderscheidt doordat de sneden in de staande wanden van de verpakking in het onderste kwartgedeelte van de desbetreffende wand wordt aangebracht. Dit maakt een gemakkelijker uitvouwen van de verpakking na het aanbrengen van alle sneden mogelijk.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening toont: fig. 1 een schematisch bovenaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, fig. 2 een perspectivisch aanzicht volgens de pijl II in fig, 1 van de eerste zone van de snij inrichting voorzien van het eerste snijorgaan, fig. 3 een perspectivisch aanzicht volgens de pijl III in fig. 1 van de eerste zone voorzien van het tweede snijorgaan, fig. 4 een perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens de pijl IV in fig. 1 van de tweede zone van het snijstation, fig. 5 een perspectivisch aanzicht volgens de pijl V in fig. 1 van het einde van de eerste transportbaan in de inrichting, waarin het ontpakte produkt met losgemaakt verpakkingsmateriaal is getoond, fig. 6 een perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens de pijl VI in fig. 1 van het overdrachtsstation naar een ander deel van de inrichting.

In fig. 1 is met het cijfer 1 de transportbaan de ontpakkingsinrichting volgens de uitvinding getoond, welke transportbaan in hoofdzaak U-vormig is. Op de onderste baan worden de los te maken houders in voorraad opgestapeld op willekeurige wijze, bijvoorbeeld machinaal of met de hand.

De voorwerpen worden in de richting van de pijl PI naar een snijstation gebracht, dat algemeen met het cijfer 2 is aangegeven. Aan het einde van de eerste transportbaan is een overdrachtsstation 3 aangebracht, voor het overbrengen van het ontpakte voorwerp naar een tweede transportsectie 4, waar het ontpakte voorwerp, bijvoorbeeld een blok vet, verder kan worden ontpakt respectievelijk behandeld. Dit deel van de inrichting is beschreven in de voornoemde Nederlandse aanvrage en valt verder buiten het kader van de uitvinding.

In het onderste gedeelte 1 van fig. 1 is het snij-station 2 in de volgende figuren in detail nader getoond.

Opgemerkt wordt dat de inrichting is voorzien van een transportbaan van willekeurige aard, welke in detail in de figuren is getoond. Het hoofdgestel 5 bestaat uit langs-liggers, waartussen een glijbaan 6 is aangebracht, bestaande uit een golfvormige of geknikte plaat 6, waarbij de knik-lijnen in de transportrichting PI verlopen. Dit vermindert de weerstand van een daarop aangebracht pakket P. De pakketten worden over deze gegolfde ondersteuning 6 voortbewogen door middel van een transportketting 7, welke schematisch is aangegeven met een onderbroken lijn, waartussen een staaf-vormig element 8 is aangebracht, welke zich dwars en boven de plaat 6 uitstrekt. Bij het aandrijven van de kettingen 7 zullen de dwarsstaven 8 telkens een pakket voor zich uitschuiven.

Het is duidelijk dat binnen het kader van de uitvinding andere transportmiddelen mogelijk zijn.

In fig. 2 is voorts getoond dat de eerste zone van het snijstation met het eerste snijorgaan is gevormd door een portaal 10 dat vast op het hoofdgestel 5 is bevestigd. Het portaal bestaat uit een viertal stijlen 11, welke aan de bovenzijde een raamwerk 12 ondersteunen. Het raamwerk 12 dient voor het bevestigen van een rail 13, waarlangs een slede 14 heen en weer verschuifbaar is aangedreven. De slede 14 is voorzien van elektromotor 15 aan de motoras 16 waarvan een mesblad 17 is bevestigd. Het mesblad 17 wordt derhalve geroteerd rond de as 16 en verschoven volgens de pijl P2 dwars op de transportrichting PI.

Het raamwerk 12 dient tevens voor het ondersteunen van een vasthoudmiddel 20 dat bestaat uit een tweetal parallel omlaag wijzende armen 21 aan de onderzijde waarvan een drukorgaan 22 scharnierbaar is bevestigd rond de as 23. Elke arm 21 is scharnierbaar aan het raamwerk 12 gekoppeld door een astap 24. Naar boven toe is de arm 21 verlengd met een beugel 25, op het vrije uiteinde waarvan enerzijds een cilinder 26 zwenkbaar is gekoppeld en anderzijds de zuiger-stang 27 met de tegenoverliggende arm 25 van het andere vasthoudelement. Door het bekrachtigen van de cilinder 26 in de ene zin, waarbij de zuigerstang 27 naar buiten beweegt, zullen de klemorganen 22 naar binnen bewegen in de richting van de pijl P3 en zodoende een pakket P niet alleen vasthouden tijdens de snijdende werking van het mesblad 17, maar tevens centreren op de glijbaan 6.

Het eerste snijorgaan gevormd door het mesblad 17 maakt een snede in horizontale zin dwars op de transportrichting PI in de achterwand van het pakket P. De hoogte van de snede wordt aangegeven door de lijn 28.

Het tweede snijorgaan van de eerste zone van het snijstation 2 is getoond in fig. 3. In deze figuur zijn met ^rarwi ·ί 71 nrrcpï τ fore Mo nndor/lol on uan Λα inrichting weergegeven. Op het hoofdgestel 5 is telkens een staande pen 30 aangebracht, welke dient voor het draaibaar ondersteunen van een zwenkarm 31. Aan het eind van de zwenkarm 31 is een elektromotorhuis 32 bevestigd, aan de motoras 33 waarvan een mesblad 34 is bevestigd. Het mesblad wordt in rotatie gebracht door het bekrachtigen van de motor 32.

Het instellen van de afstand tussen de twee tegenoverliggende mesbladen 33 in dit deel van het snijstation kan plaatsvinden door het verzwenken van de arm 31 om de pen 30. Het verzwenken en vastzetten kan op willekeurige wijze plaatsvinden en zal gewoonlijk plaatsvinden bij het instellen van de machine aan een bepaalde afmeting van het pakket P. Het tevens mogelijk om middels een besturing 36 een naar binnen gerichte draaibeweging aan de arm 31 te geven, zodat de mesbladen middels een kruisgeleiding 37 automatisch naar de pakketwand kunnen worden geleid. De kruisgeleiding 37 is scharnierend verbonden met een arm 38 aan de onderzijde van de pen 30. De armen 38 zijn tegengesteld gericht, zodat bij het verschuiven van de stang 37 de armen 31 naar elkaar toe of van elkaar af bewegen. De stang 37 is gestuurd door de besturing 36, welke hier bestaat uit een pneumatische cilinder, al of niet voorzien van een smoorventiel voor de voeding, zodanig dat een permanente druk op de stang 37 kan worden uitgeoefend, zodanig dat de armen 31 naar binnen zwenken.

Het pakket P loopt tijdens het transport tegen de leiplaat 31' van de arm 31 op, waardoor deze armen naar buiten zwenken, zover dat het pakket tussen de mesbladen 34 door kan schuiven, waarbij de leiplaat 31' een zodanige vorm heeft dat de snedediepte automatisch wordt bepaald. De hoogte van de zaagbladinstelling ten opzichte van het gestel 5 komt tot stand door de hoogte van de arm 31 ten opzichte van de pen 30 in te stellen, hetgeen op willekeurige wijze kan plaatsvinden. De hoogte is zodanig dat de zaagsnede 35 in de staande langswand van het pakket P op gelijke hoogte als de eerder gemaakte dwarssnede 28 in de achterwand van het pakket P ligt.

Thans volgt een beschrijving van de tweede zone van het snijstation volgens de uitvinding. Deze is getoond in fig. 4.

Het gestel 5 van de inrichting is hier onderbroken van het gestel 5 van het voorgaande deel. Dit gestel 5 heeft een eindloze transportband 40, waarvan het bovenpart aansluit op de glijbaan 6 van het eerste deel. De eindloze transportband is uitgevoerd met een tweetal omkeerrollen 41, 42, welke door het gestel 5 zijn ondersteund. Ter weerszijden van de transportband 40 strekken zich in verticale zin telkens twee stijlen 43, 44 uit, welke dienen voor het geleiden van telkens een snijorgaan 45. Hier is het snij-orgaan uitgevoerd als een halfcirkelvormig mesblad, dat aan het eind van een arm 46 is bevestigd. De arm 46 is geleid in een geleidebaan 47 van elke stijl 43, 44. Het doel van dit snijorgaan 45 is om de staande hoekranden van het pakket P door te snijden, zodat de plaatsing daarvan ten opzichte van de transportbaan 40 nauwkeurig moet zijn.

Daartoe zijn de stijlen 43, 44 ten opzichte van de transportbaan 40 in het gestel 5 instelbaar, zowel in de richting van de pijl P4 als in de richting van de pijl P5. Elke stijl 43, 44 is geplaatst op een slede 48 die in de richting van de pijl P5 langs geleidestaven 49 verschuifbaar is over een beperkte lengte. De staven 49 van de voorste stijlen 43 zijn ondersteund in een onderliggende slede 50, welke is geleid langs een geleidestaaf 51. Zodoende is de slede en daarmee de stijl 43 in de richting van de pijl P4 instelbaar. De plaats van het snijblad 45 is daarmee nauwkeurig ten opzichte van de hoekrand van pakket P te plaatsen, zodra dit pakket P tijdelijk is stilgezet en gepositioneerd.

Voor de langsinstelling dienen een tweetal achterste aanslaglippen 52, welke zijn verbonden met het hoofdgestel van de inrichting, welke aanslag 52 nabij de zijrand van de transportband 40 is geplaatst. Het pakket P loopt in de transportbeweging PI tegen de aanslag 52 op en staat derhalve nauwkeurig gepositioneerd ten opzichte van de staven 49 van de achterste stijlen 44 en daarmee ten opzichte van de snijbladen 45 in langsrichting gezien. Door het omlaag-zwenken van de aanslagen 52 middels een cilinder 53 wordt de baan weer vrijgegeven en kan het pakket na het aanbrengen van de verticale sneden verder worden getransporteerd op de transportbaan 40 tot rechts in fig. 4.

Opgemerkt wordt, dat aan de achterzijde van het pakket P een tweetal aanslagen 54 kunnen zijn aangebracht, welke verzwenkbaar zijn door het passeren van het pakket P. De verzwenking vindt plaats door de oplooprand van de aanslagen 54, die omlaag worden gedrukt tegen een niet-getoonde veerwerking in. De aanslagen 54 zijn vast verbonden met de slede 50 van de voorste stijlen 43, zodat bij het verschuiven van de slede 50 het pakket P dankzij de aanslagen 54 stevig tegen de aanslagen 52 kunnen worden gedrukt.

De zijdelingse instelling van de stijlen 43, 44 ten opzichte van de transportbaan 40 kan eveneens geheel automatisch plaatsvinden, bijvoorbeeld door het aanbrengen van de gewenste sensoren, bijvoorbeeld tastplaten 55 op de sleden 48 voor het waarnemen c.q. lokaliseren van de zijwanden van het pakket P. Deze sensoren kunnen besturingsmiddelen bedienen, welke zijn gevormd door diverse cilinders (pneumatisch of hydraulisch), welke de sleden 48, 50 bedienen.

Zodra de stijlen 43 en 44 ten opzichte van het pakket P zijn ingesteld en alle sensoren zijn waargenomen, kunnen de besturingscilinders voor de mesbladen 45 in werking worden gesteld, waardoor de sneden in de hoeken tot stand worden gebracht.

In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de stijlen 44 in de transportrichting PI stationair opgesteld, maar binnen het kader van de uitvinding kunnen deze ook op aparte sleden 50 zijn aangebracht, indien dat gewenst is.

Het ingesneden pakket P is rechts in fig. 4 getoond, alsmede in fig. 5.

Fig. 5 laat zien dat de kartonnen verpakking kan worden uitgevouwen, zoals getoond in de uitslag rechts in fig. 5. De randen van de diverse doosdelen zijn aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers als aangegeven met de cijfers voor de sneden. Hierbij wordt aangenomen, dat de mesbladen 45 de in fig. 5 aangegeven sneden 45' hebben gemaakt.

Aanvankelijk blijft het voorwerp V op het onderste bodemplat 55 staan, en nadat het voorwerp V door middel van het overdrachtsstation volgens fig. 6 is afgenomen, kan de verpakking uit de inrichting worden verwijderd volgens fig. 5.

Fig. 6 toont het overdrachtsstation in perspectivisch aanzicht, waarbij de transportrichting PI' haaks op de hoofdtransportrichting PI staat. Het voorwerp V wordt opgepakt door een grijper bestaande uit twee omlaaggerichte armen 56, die zwenkbaar in een beugel 57 zijn gelagerd middels de scharnierpen 58. Tussen de armen is een cilinder 59 werkzaam, voor het naar elkaar toe bewegen respectievelijk af bewegen van de armen, zodat de klemorganen 60 tegen de zijden van het voorwerp V kunnen worden gedrukt. De beugel 57 is zwenkbaar om de pennen 61 gelagerd in een horizontaal gerichte arm 62, welke zich parallel naast elkaar uitstrekken en die rond een draaiingsas 63 in een slede 64 zijn opgehangen. Het van de grijper 56 afgekeerde einde van de armen 62 is verlengd en draagt een plaat 65, welke dient als ondersteuning voor een drukbalg 66. De drukbalg 66 ligt onder een tweede plaat 67 van de slede 64, welke plaat tevens geschikt is voor het lageren van geleide-rollen 68. Deze geleiderollen zijn heen en weer beweegbaar langs een rail 69 in het portaal 70 van het overdrachtsstation.

Door de slede 64 langs de rail 69 te bewegen, kunnen de armen 62 boven het einde van de transporteur 40, zie fig. 4 en 5 worden gebracht, en kan de klem 56 ter weerszijden van het voorwerp V worden gebracht. Bij het bekrachtigen van de cilinder 59 waaraan het voorwerp V wordt vastgeklemd, en vervolgens door het bekrachtigen van de luchtbalg 66, kunnen de armen 62 over een beperkte hoogte worden geheven. Het voorwerp V kan worden opgepakt en kan worden neergezet op een rollenbaan 71 van de transportin- richting, die zich haaks op de transportbaan 40 van de eerste zone zich uitstrekt.

Het pakket wordt verder gevoerd in de richting van de pijl Pl" en leidt naar de verder niet nader omschreven behandelingsinrichting voor het voorwerp.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

Claims (6)

1. Inrichting voor het ontpakken van in rechthoekige houders van snijdbaar materiaal opgenomen produkten, zoals in kartonnen dozen opgenomen boter of dergelijke vetten, voorzien van een gestel, een door dat gestel gedragen transportbaan met transportmiddelen voor het transporteren van telkens een houder en een langs de transportbaan opgesteld snijstation voor het doorsnijden van een wanddeel van de houder, met het kenmerk, dat het snijstation bestaat uit een tweetal snijzones, waarvan de, in transportrichting gezien, eerste zone is voorzien van een eerste snijorgaan, dat dwars op de transportbeweging beweegbaar in het gestel is aangebracht voor het aanbrengen van een eerste dwarssnede in een staande dwarswand van de verpakking, een tweede vast in het gestel opgesteld snijorgaan voor het aanbrengen van een op de eerste snede aansluitende langssnede in een staande langswand van de verpakking en een derde snijorgaan voor het aanbrengen van een op de eerste snede aansluitende tweede langssnede in de parallelle langswand van de verpakking, en waarbij de tweede zone is uitgevoerd met een tegenover elke staande hoekrand van de verpakking aangebracht snijorgaan, elk waarvan op en neer beweegbaar in het gestel is geleid.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk der snijorganen in althans de eerste snijzone is gevormd door een aangedreven cirkelvormig mesblad.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat in de eerste en/of tweede snijzone een vasthoudmiddel voor de verpakking is aangebracht voor het in dwars- en/of langszin positioneren van de verpakking.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het vasthoudmiddel bij het eerste snijorgaan is gevormd door een tweetal van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar aangedreven armen, welke om een draaipen zwenkbaar in het gestel zijn opgehangen.

5. Inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat elk der snij organen in de tweede zone langs staan- de geleidingselementen zijn ondersteund, waarbij althans twee daarvan in twee coördinaatrichtingen, parallel en dwars op de transportrichting, verstelbaar zijn.

6. Werkwijze voor het gebruik van de inrichting volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat de sneden in de staande wanden van de verpakking in het onderste kwart gedeelte van de desbetreffende wand worden aangebracht.