NL9200153A - Gekoelde vitrine en diens werkwijze van koeling. - Google Patents

Description

Gekoelde vitrine en diens werkwijze van koeling.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een gekoelde vitrine bestaande uit een geïsoleerde gekoelde ondoorzichtige ruimte die het onderste en achterste gedeelte omgeeft van ten minste één uitstalvlak van gekoelde produkten waarover een gekoelde luchtstroom circuleert, een kijkraam dat in het bovengedeelte is geplaatst en voor de vitrine teneinde de gekoelde produkten af te zonderen van het publiek zonder toegang voor de bediening vanaf de achterkant te beletten. Zij omvat tevens de werkwijze voor het koelen van een dergelijke gekoelde vitrine. In feite betreft zij meer in het bijzonder een koelvitrine die geschikt is om voedingsmiddelen te conserveren met een minimum aan uitdroging.

De koelvitrines worden heden ten dagen in grote omvang gebruikt voor het uitstallen en voor de verkoop van levensmiddelen en verse produkten, zoals vlees, varkensvlees, kazen, van te voren bereidde schotels die niet bevroren zijn, bepaalde groenten waarvoor warmte slecht is, enzovoort. Deze vitrines bieden een goed zicht op de uitgestalde produkten dankzij een groot recht of gebogen voorvenster, dat zich aan de zijde van het publiek bevindt teneinde de uitgestalde produkten te behoeden voor elk niet toegestaan contact. Een intensieve verlichting van de uitgestalde produkten, met behulp van uitwendige lampen of lampen die deel uitmaken van de vitrine, verbeterd het atractieve karakter van de uitgestalde produkten verder.

Men stelt ongelukigerwijze vast dat de meest gevoelige uitgestalde produkten, zoals vers vlees, uitdrogen en snel achteruit gaan wanneer zij in koelinrichtingen worden geplaatst waarin zij zijn blootgesteld aan een intensieve belichting want zij ontvangen een belangrijke thermische straling als gevolg van het feit dat zij zich bevinden in een sterk stralende en dus zeer heldere omgeving. De aan bedref onderhevige produkten en voedingsmiddelen, die in de koelvitrines worden uitgestald, zijn in thermisch evenwicht onder invloed van enerzijds, de warmte die teweeg wordt gebracht door de convexie tussen de lucht en de uitgestalde produkten eventueel vergroot met de warmte door directe thermische geleiding tussen de produkten en het gekoelde uitstalvlak, en anderzijds door de warmte die door straling op de produkten wordt overgebracht. Deze door straling overgebrachte warmte wordt op het oppervlak van de produkten ontvangen en levert ernstige problemen voor wat betreft een goede conservering.

De produkten die in een winkel worden uitgestald "zijn gekeerd" naar het plafond en naar de verlichting van de winkel en bovenal naar het raam van het koelmeubel, dat, in feite, niet erg doorlaatbaar is voor warmtestralen en zich vrijwel gedraagt als een ondoorschijnend lichaam. Dit heeft in feite in het algemeen een temperatuur tot gevolg die geen belangrijk verschil kan bieden ten opzichte van die welke in de winkel heerst als gevolg van de warmtestraling, die plaatselijk wordt ontvangen.

De onderhavige uitvinding beoogt het opwarmen van de gekoelde pro-dukten als gevolg van warmtestraling die via het venster dat ze van het publiek scheidt, uit de omgeving wordt ontvangen aanmerkelijk te verminderen en, dientengevolge de verschillende uitdrogingen en kwaliteitsverminderingen te reduceren, die de in koelvitrines voor het publiek uitgestalde koelprodukten ondergaan.

Met het oog hierop omvat de werkwijze van de uitvinding voor het koelen van een koelvitrine enerzijds een niet doorschijnende gekoelde geïsoleerde ruimte waarin ten minste één uitstalvlak voor gekoelde pro-dukten is geplaatst, dat open is naar het bovengedeelte van de ruimte, en is gekenmerkt doordat, men tussen de koelprodukten en de uitwendige omgeving van de vitrine een doorschijnende plaat of blad plaatst, en doordat men genoemde plaat houdt op een lage temperatuur, en doordat men genoemde doorschijnende plaat en/of genoemd uitstalvlak, dat de gekoelde produkten draagt verplaatst teneinde toegang tot deze produkten te krijgen. Men houdt de transparante plaat op een temperatuur die ligt in de buurt van die van de gekoelde produkten, waarbij men over de twee vlakken van de plaat een stroom koellucht blaast.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze blaast men over de twee vlakken van de plaat een deel van de gekoelde luchtstroom waarvan het andere gedeelte over de gekoelde produkten stroomt.

Volgens een bijzonder plaatsing van de werkwijze volgens de uitvinding plaatst men de genoemde plaat of doorschijnende blad tussen de gekoelde produkten en een scheidingsruit, die het bovengedeelte van de ruimte bedekt, onder vrijlating van een toegang voor bediening aan de achterkant.

De gekoelde vitrine voor het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding omvat ten minste één doorschijnende plaat of blad dat tussen de gekoelde produkten en het kijkvenster, zodanig in de baan van de genoemde stroom koellucht is geplaatst dat diens beide vlakken, onder respectievelijk bovenvlak, door de genoemde koellucht worden aange-stroomt.

In de werkstand is de doorschijnende plaat of blad in wezen hori- zontaai en evenwijdig aan het uitstalvlak geplaatst en bepaald, met de geïsoleerde gekoelde ruimte en voor het kijkvenster, een ruimte die praktisch gesloten is ten opzichte van straling komende uit de ruimte die zich boven de genoemde plaat bevindt.

Volgens een andere wijze van uitvoering van de uitvinding bestaat de doorschijnende plaat of blad uit ten minste twee delen waarvan de grootte geringer is dan die van het uitstalvlak en waarvan de één op de ander verschuifbaar is, zodanig dat toegang tot de gekoelde produkten mogelijk is door één van de delen te laten schuiven en om in gebruik een doorschijnende ononderbroken of quasi ononderbroken wand te verschaffen, die zich tussen de gekoelde produkten en het kijkvenster bevindt.

Volgens nog een andere wijze van realisatie van de koelvitrine volgens de uitvinding, is de doorschijnende plaat of blad scharnierend bevestigd aan het voorgedeelte van de vitrine, in de nabijheid van het kijkvenster, teneinde aan de achterkant van de vitrine omhoog te kunnen scharnieren tot in de nabijheid van het kijkvenster en om toegang tot de koelprodukten mogelijk te maken.

De koelvitrine kan midelen hebben voor het verlichten van de gekoelde produkten, bijvoorbeeld een lamp, geplaatst tussen het kijkvenster en de doorschijnende plaat of blad. De doorschijnende plaat of blad is bij voorkeur gemaakt uit een materiaal dat vrijwel ondoorlaatbaar is voor warmtestralen, zodanig dat het zich, al hoewel het relatief doorschijnend blijft voor de verlichting die door het publiek wordt ontvangen, gedraagt als een zwart lichaam dat het grootste gedeelte van de warmtestraling uit de omgeving tegenhoudt.

Andere doelen, voordelen en kenmerken zullen blijken uit lezing van de beschrijving van verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding, die bij wijze van niet beperkend voorbeeld zijn gedaan aan de hand van de bijgevoegde tekening waarin: figuur 1 toont schematisch in dwarsdoorsnede een koelvitrine volgens de uitvinding, die een scharnierend beschermraam heeft en schuifladen voor gekoelde produkten die naar de bedieningskant kunnen worden getrokken; figuur 2 toont, eveneens schematisch in dwarsdoorsnede maar zonder poten een koelvitrine volgens de uitvinding met een verschuifbaar beschermraam.

De figuren 1 en 2, waarin dezelfde elementen dezelfde verwijzings-cijfers hebben, tonen een koelvitrine 1 met een thermisch geïsoleerde koelruimte 2. De geïsoleerde ruimte 2 is niet doorlatend voor straling en is voorzien van een kijkvenster 3 en van een uitstalvlak dat bij voorkeur bestaat uit een plateau 4 dat, wanneer het geval zich voordoet, toelaat gekoelde produkten 5 en 5' op verschillende niveaus uit te stallen. Een koelinrichting, die wordt gevormd door een verdamper van een koelcircuit en die een uitwisselaar 6 vormt, is in de ruimte 2 geplaatst in een onderste kanaal 8 dat is gevormd tussen de geïsoleerde ruimte 2 en het plateau 4. De luchtcirculatie in het inwendige van de ruimte 2 kan door natuurlijke convexie teweeg worden gebracht maar, zoals getoond in de figuren bij voorkeur met behulp van één of meer ventilatoren 9. die lucht aanzuigen, die volgens de stroming 10 is gestreken over de bovenkant van de gekoelde produkten 5, 5'. naar de onderkant van de plaat 4 op de uitwisselaar 6. Na door de uitwisselaar 6 te zijn gegaan wordt de gekoelde lucht door een verticaal kanaal 11 gevoerd naar een uitlaatrooster 12, dat geplaatst is boven bedieningsplateau 7 vanwaar hij neerdaalt zich verdelend over de gekoelde produkten 5. 5’·

Volgens de uitvinding is een transparante plaat of blad of ruit 13, bijvoorbeeld van glas of kunststof, geplaatst tussen de gekoelde produkten 5* 5' en het kijkvenster 3· Deze plaat 13 is geplaatst in de baan van de stroom 10 van koellucht, zodanig dat een stroom 10' van de koellucht over de plaat 13 gaat en bij 14' zich voegt bij de stroom 14 van koellucht die over het bovenvlak van de gekoelde produkten is gestroomd en die door de ventilator 9 naar de verdamper 6 wordt aangezogen.

De doorschijnende plaat 13 wordt dus over zijn beide vlakken, boven en ondervlak, aangestroomd door de koude luchtstroom en op een lage temperatuur gehouden. De warmtestralen die komen uit de omgeving waarin de koelvitrine is geplaatst, gaan door het kijkvenster 3 en worden gevoegd, wanneer het geval zich voordoet, bij die van de aparte verlichting van de vitrine, zoals die welke wordt verkregen met de florrescentiebuizen 16, die bovenin de kijkvitrine 3 zijn geplaatst. Deze stralen, die normalerwijze het oppervlak van de gekoelde produkten 5. 5' verwarmen, worden tegengehouden door de op lage temperatuur gehouden doorzichtige plaat 13 en hun warmte-energie wordt door de twee koelluchtstromen 10, 10', in principe door de bovenste stroming 10' die over het warmste vlak stroomt, afgevoerd. De gekoelde produkten zijn zodoende gekeerd naar wanden van de buitenomgeving, die over alle vlakken koud zijn en zij ondergaan geen verwarming van het oppervlak dat, in het bijzonder bij vers vlees, een snelle uitdroging door een vorm van droogvriezen van het oppervlak tot gevolg zou kunnen hebben. De doorschijnende plaat 13 begrensd in feite, met de geïsoleerde ruimte 2 en het voorgedeelte 3a van het kijkvenster 3 in de nabijheid van de bevestiging 3b van laatstgenoemde, een ruimte die met betrekking tot straling uit de boven de geïsoleerde ruimte gelegen ruimte afgesloten is, welke ruimte niet toegankelijk is voor stralingen. Deze gesloten ruimte heeft desalniettemin aan de kant van*de bedienings-plaat 7 een inlaat voor gekoelde lucht 20 en aan de kant van het kijkven-ster 3 een uitlaat 21 naar de verdamper 6 voor de lucht die over de gekoelde produkten is gestreken. De uitlaat 21 is onder een dwarsscharnier-as 16 van de doorschijnende plaat 13 aangebracht en is ten opzichte van de uitwendige straling uitsluitend door het kijkvenster 3 afgeschermd, zodoende een kleine inlaat vrijlatend voor straling uit de omgeving, die gereduceerd kan worden door het voorgedeelte 3a van het kijkvenster te vervangen door een rand van de geïsoleerde ruimte 2, die dient voor de bevestiging van het kijkvenster 3·

De in figuur 1 getoonde doorschijnende plaat 13 is in de bedrijf stand in wezen horizontaal geplaatst en wordt op een in wezen constante afstand gehouden van het plateau 4 teneinde een ruimte vrij te laten voor het aanbrengen van de gekoelde produkten en voor de ventilatie van dezelfde produkten door de koele luchtstroom 10. Daartoe is de plaat 13 scharnierend om de dwarsas 16 aan één einde aan de kant van het kijkvenster 3 bevestigd en rust met het andere einde op ondersteuningen 17. Teneinde voor het bedieningspersoneel dat zich aan de kant van de bedie-ningsplaat 7 bevindt toegang tot de gekoelde produkten mogelijk maken, laat men de doorschijnende plaat 13 omhoog scharnieren om de as 16, zoals met de pijl 18 getoond. Men kan, zo gewenst een haak 19 of een ander bevestigingsmiddel aanbrengen, bijvoorbeeld een niet getoonde magneet aan hoog gelegen verankeringsmiddelen, bijvoorbeeld aan de huls van de fluor-rescentiebuis 15 of aan het bovengedeelte van het kijkvenster 3·

Een andere mogelijkheid van toegang is mogelijk zonder de doorschijnende plaat 13 op te tillen doordat het plateau 4 voor het ondersteunen van de gekoelde produkten deel uitmaakt van een schuiflade 22, die enerzijds wordt gevormd door het plateau 4 dat op geleiders 4a is gemonteerd en dat aan de zijde van de plaat 7 het verticale kanaal 11 heeft en anderzijds door een gedeelte 2a van de geïsoleerde ruimte, dat in de bedieningsstand op praktisch afdichtende wijze, dankzij verbindingen, de op poten 2c gemonteerde geïsoleerde hoofdruimte 2 verlengt. Door de schuiflade 22 vanaf de zijde die tegenover het kijkvenster ligt weg te trekken, kan het bedieningspersoneel gemakkelijk althans de gekoelde produkten 5 bereiken, welke verplaatsing van de schuiflade desalniettemin het bezwaar heeft dat de kringloop van koellucht wordt onder- broken doch zeer voordelig kan blijken te zijn voor het volledig vullen van het plateau 4.

Bij de uitvoeringsvorm die in figuur 2 is getoond, waarin soortgelijke delen dezelfde verwijzingscijfers hebben als in figuur 1, is de doorschijnende plaat 13 uitgevoerd in twee delen 13a en 13b, die verschuifbaar zijn in zijdelingse geleiders 23 en 24. De twee delen 13a en 13b, die een grootte hebben die geringer is dan die van het uitstal vlak van het plateau 4, bij voorkeur iets groter zijn dan de helft van de grootte van genoemd uitstalvlak, zijn de één boven de ander geplaatst teneinde te kunnen schuiven en vrij te kunnen worden verplaatst in hun geleiders 23 en 24. In de werkstand bedekken de twee platen 13a en 13b grotendeels de gekoelde produkten 5 en 5*. waarbij de plaat 13a, die zich bevindt aan de zijde van de plaat 7 zelfs onder deze rand 7 kan steken teneinde een doorgang 20a voor het uitlaten van koellucht voor de koel-luchtstroom 10' te bepalen, die over het bovengedeelte van de platen 13a en 13b stroomt.

De doorschijnende platen 13a en 13b die volgens de plaatsing van figuur 2 horizontaal zijn geplaatst, hetgeen het voordeel heeft dat zij na een verplaatsing door glijden de neiging hebben op hun plaats te blijven, waarbij de uitlaatopening 21 van de koellucht 20 die over de gekoelde produkten 5» 5' is gestroomd een belangrijk gedeelte vormt waardoor warmtestralen uit de omgeving tot de gekoelde produkten kunnen doordringen (in het bijzonder op de produkten 5'). Teneinde warmtestralen, die via de uitlaat 21 binnendringen, tegen te houden, kan men een doorschijnend beschermingsraam vast plaatsen tussen het uiteinde van de plaat 13b aan de kant van het afschermraam 3 en, bijvoorbeeld het midden van het kanaal 25 voor de af voer van koellucht naar de verdamper 6. De lucht die door de ventilator 9 in het afvoerkanaal 25 wordt aangezogen komt dus van twee stromingen 10 en 10' die voor dit kanaal niet zijn gemengd.

Zoals hierboven uiteengezet vormt de doorschijnende plaat of blad 13, 13a, 13b een wand naar de omgeving die, althans op het naar de gekoelde produkten 5* 5' toegekeerde vlak aanmerkelijk kouder is dan deze gekoelde produkten want zij wordt aangestroomd door zeer koude lucht die stroomt uit de buizen van de verdamper 6. De gekoelde produkten hebben dus de neiging om in de richting van deze doorschijnende plaat een weinig te stralen in plaats van warmtestralen door deze doorschijnende plaat, die ze naar buiten toe isoleert te ontvangen. De doorschijnende platen 13, 13a of 13b zijn nauwelijks aan mechanische belastingen blootgesteld, in tegenstelling tot het kijkvenster 3 dat de vitrine 1 mechanisch aan de buitenkant afschermt en het is met het oog op lichtdoorlating mogelijk voor deze platen doorschijnende materialen te kiezen die dus een goede uitstalling van de gekoelde produkten mogelijk maken, maar die, daarentegen relatief ondoorlaatbaar zijn voor warmtestralen ten 'opzichte waarvan zij een op reflectie lijkend effect uitoefenen. De warmtestraling die door het kijkvenster 3 is gegaan en die bijvoorbeeld voortvloeit uit de zonnestraling en de straling van de verlichting, evenals de warmtestraling die direct komt uit de verlichting (lamp 15) in het inwendige van de kijkvitrine 3. wordt dus naar buiten toe weerkaatst danwel op het buitenvlak van de plaat 13. 13&» 13b tegengehouden en door de bovenste luchtstroom 10' afgevoerd. Op deze wijze wordt een aanmerkelijk kleinere hoeveelheid straling op de gekoelde produkten 5. 5’ uitgeoefend, hetgeen op deze wijze hun uitdroging van het oppervlak aanmerkelijk verminderd, hetgeen in het bijzonder voor hun ui terlijk schadelijk is, met name voor vers vlees.

Opgemerkt moet worden dat door voor de doorschijnende platen 13, 13a, 13b doorschijnende materialen te gebruiken die relatief ondoorschijnend zijn voor warmtestralen, het mogelijk is, voor bepaalde toepassingen, het kijkvenster 3 weg te laten. Dankzij deze oplossing zijn de hygiënische omstandigheden in het algemeen voldoende gebleven, want de platen 13, 13a en 13b beschermen de levensmiddelen ten opzichte van de cliënten. De afkoeling van de buitenste "huid'* van de doorschijnende platen 13, 13a, 13b heeft tot effect de warmteoverdracht tussen de twee vlakken van de doorschijnende plaat sterk te verminderen en zodoende de temperatuur van het binnenvlak van de plaat 13 te verminderen onder welke plaat de gekoelde produkten naar de uitwendige omgeving zijn gekeerd en uit deze omgeving een ze verwarmende warmtestraling ontvangen.

Het zal duidelijk zijn dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot de beschreven en getoonde uitvoeringsvormen maar vatbaar is voor velen variaties die voor de vakman toegankelijk zijn zonder van het wezen van de uitvinding af te weten.

Claims (12)

1. Werkwijze voor het koelen van een koelvitrine bestaande uit enerzijds een geïsoleerde en gekoelde niet doorschijnende’ ruimte waarin ten minste één uitstalvlak voor gekoelde produkten is geplaatst dat naar het bovengedeelte van de ruimte toe open is met het kenmerk, dat men tussen de gekoelde produkten en de uitwendige omgeving van de vitrine een doorschijnende plaat of blad plaatst, en dat men genoemde plaat houdt op een lage temperatuur en dat men deze doorschijnende plaat en/of genoemd oppervlak verplaatsbaar maakt teneinde toegang tot de produkten te krijgen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat men de doorschijnende plaat houdt op een temperatuur die in de buurt ligt van die van de gekoelde produkten.

3. Werkwijze volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat men de doorschijnende plaat houdt op een temperatuur die in de buurt ligt van die van de gekoelde produkten door over de beide vlakken van de plaat een koelluchtstroom te blazen.

4. Werkwijze volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat men op de twee vlakken van de plaat een deel blaast van een gekoelde luchtstroom waarvan het andere gedeelte over de gekoelde produkten stroomt.

5. Werkwijze volgens een der conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat men de genoemde doorschijnende plaat of blad plaatst tussen de gekoelde produkten en een kijkvenster dat het bovengedeelte van de ruimte bedekt en aan de achterzijde een bedieningstoegang vrijlaat.

6. Koelvitrine voor het toepassen van de werkwijze volgens een der conclusies 1 tot en met 4 bestaande uit: een geïsoleerde gekoelde niet doorschijnende ruimte die het ondergedeelte en achtergedeelte van ten minste één uitstalvlak voor gekoelde produkten omgeeft, over welke produkten een koelluchtstroom gaat, een kijkvenster dat in het boven en voorgedeelte van de vitrine is geplaatst om de gekoelde produkten te isoleren van het publiek zonder hun toegang aan de achterzijde te beletten met het kenmerk, dat deze ten minste een doorschijnende plaat of blad (13» 13a, 13b) heeft dat tussen de gekoelde produkten (5, 5') en het kijkvenster (3) in de baan van de genoemde koelluchtstroom (10, 10’) zodanig is geplaatst dat diens beide vlakken, ondervlak, respectievelijk bovenvlak, door de genoemde koelluchtstroom worden aangestroomd.

7. Koelvitrine volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat de doorschijnende plaat of blad (13, 13a, 13b) in de werkstand in wezen horizon- taal en evenwijdig aan het uitstalvlak (4) is geplaatst.

8. Koelvitrine volgens conclusie 6 of 7» met het kenmerk, dat de doorschijnende plaat of blad (13. 13a, 13b) met de gekoelde geïsoleerde ruimte (2) en met de voorzijde (3a) van het kijkvenster -(3) een ruimte bepaald, die praktisch gesloten is ten opzichte van straling die komt uit de ruimte, die zich bevindt boven de genoemde plaat (13)·

9. Koelvitrine volgens een der conclusies 6 tot 8 met het kenmerk, dat de doorschijnende plaat of blad wordt gevormd door tenminste twee delen (13a, 13b) waarvan de grootte geringer is dan die van het uitstal-vlak en die verschuifbaar zijn de een boven de ander zodanig dat toegang tot de gekoelde produkten mogelijk is door één van de delen te laten verschuiven en door in bedrijf een continue of bijna continue doorschijnende wand te vormen die zich bevindt tussen de gekoelde produkten en het kijkvenster (3).

10. Koelvitrine volgens een der conclusies 6 tot 9 met het kenmerk, dat de doorschijnende plaat of blad (13) scharnierend (16) in het voorge-deelte van de vitrine is bevestigd in de nabijheid van het kijkvenster (3) teneinde aan de achterkant van de vitrine omhoog te kunnen scharnieren tot in de nabijheid van het kijkvenster (3) en om toegang tot de gekoelde produkten (5, 5') mogelijk te maken.

11. Koelvitrine volgens een der conclusies 6 tot 10 met het kenmerk. dat deze verlichtingsmiddelen (15) heeft voor de gekoelde produkten, bijvoorbeeld een lamp, die is geplaatst tussen het kijkvenster (3) en de doorschijnende plaat of blad (13)·

12. Koelvitrine volgens een der conclusies 6 tot en met 11, met het kenmerk, dat de doorschijnende plaat of blad (13, 13a, 13b) is uitgevoerd in een materiaal dat vrijwel ondoorschijnend is voor warmtestralen.