NL9200025A - Inrichting voor het afsteunen van een werkplaat. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Inrichting voor het afsteunen van een werkplaat.

De uitvinding betreft een inrichting voor het afsteunen van een werkplaat, die in het gebied van een eerste langskant om een horizontale as zwenkbeweegbaar aan een gestel gelegerd is en die in het gebied van een tweede langskant op althans in hoofdzaak verticale steunen, die in hoogte verstelbaar en vastzetbaar aan het gestel aangebracht zijn, opligt.

Het is bekend schrijftafels, in het bijzonder school-schrijftafels, uit te rusten met zwenkbare werkplaten, om schade aan de houding te voorkomen. Hierbij is de werkplaat aan de in het zitgebied liggende kant zwenkbeweegbaar gelegerd aan een gestel. In het gebied van zijn tegenover liggende kant is de werkplaat door twee tegenover elkaar liggende steunen afgesteund, die telkens in een verticale drager van het gestel insteken. In de verticale dragers is telkens een coulissengeleiding aangebracht, die vast gelegd is aan de binnenzijde van de verticale dragerwand. In de coulissengeleiding grijpt een geleidingsbout van de steun in. De steun is met een vergrendelmechanisme gekoppeld, welke de geleidingsbout van de steun in de in de coulissengeleiding aangebrachte grendelopnames drukt.

De uitvinding ligt de opgave ten gronde de opbouw van een dergelijke inrichting te vereenvoudigen.

Deze opgave wordt bij een inrichting van de in aanvang genoemde soort daardoor opgelost, dat tenminste een steun zwenkbaar aan de werkplaat aangebracht is en met een coulissengeleiding is uitgerust, welke grendelopnames voor een aan het gestel vastgelegde geleidingsbout bezit, terwijl aan de steun een losmaakbaar vergrendelmechanisme toegevoegd is.

Door de aan de steun aangebrachte coulissengeleiding kan de vervaardiging van een dergelijke inrichting resp. de montage daarvan worden vereenvoudigd. De nieuwe steun met de geïntegreerde coulissengeleiding is eenvoudig te monteren, daar geen afzonderlijke coulissengeleiding aan de binnenwand van de verticale drager moet worden gemonteerd. De inrichting volgens de uitvinding is in weinig werkstappen te monteren. Na het invoeren van de steun in de verticale drager moet slechts de geleidingsbout in de coulissengeleiding van de steun worden ingebracht. Verder is de vervaardiging van de nieuwe inrichting bijzonder eenvoudig, daar de steun met coulissengeleiding als stansdeel te vervaardigen is.

Gunstige uitvoeringen van de uitvinding zijn in de onder-conclusies vermeld.

Volgens een verdere uitvoering van de uitvinding is er in voorzien, dat de coulissengeleiding een in axiale richting van de steun verlopende langsspleet bezit, waaraan de grendelopnames aangrenzen. Bijvoorbeeld kunnen aan de coulissengeleiding vier grendelopnames voor de hoogte-verstelling van de werkplaat zijn aangebracht. Hierbij is de vorm van de grendelopnames aangepast aan de doorsnedevorm van de geleidingsbout.

Er kan gunstig voor zijn gezorgd, dat de coulissengeleiding als uit kunststof bestaand deel is uitgevoerd. Hierdoor wordt de glij-geschiktheid van de steun verbeterd. Gelijktijdig wordt ook bij het verstellen van de werkplaat een storende geluidsontwikkeling vermeden. Verder kan een dergelijk kunststof deel op eenvoudige wijze worden vervaardigd. Bij een verdere vormgeving is er voor zorg gedragen, dat een uit vlak metaal vervaardigde steun is aangebracht, die het kunststof deel opneemt.

In verdere vormgeving kan het vergrendel mechanisme door inzwenken van de steun bedienbaar zijn. Met het inzwenken van de steun wordt de geleidingsbout vrijgemaakt uit de aan de coulissengeleiding aangebrachte grendelopname.In deze stand kan de steun in hoogterichting versteld worden. Door het opnieuw inzwenken van de steun wordt de geleidingsbout weer in een grendelopname van de coulissengeleiding ingevoerd.

Hierbij kan er voor zijn gezorgd, dat de steun is verbonden met een bedieningshefboom, met welke de steun zwenkbaar is. Een dergelijke bedieningshefboom, die bijvoorbeeld in het gebied van de voorkant van de werkplaat kan zijn aangebracht, maakt de gemakkelijke hoogte-verstelling van de werkplaat mogelijk.

Een verdere vormgeving zorgt ervoor, dat de bedieningshefboom als draaias voor de steun is uitgevoerd. Hierbij kan er gunstig voor zijn gezorgd, dat de bedieningshefboom draaibaar aan de onderzijde van de werkplaat is vastgehouden.

In verdere vormgeving kan het vergrendelmechanisme als een de steun spannend veermechanisme zijn uitgevoerd. Er kan bijvoorbeeld voor zijn gezorgd, dat het veermechanisme een de steun geleidend geleidingsdeel bezit, dat met behulp van tenminste een veer gespannen is. Het geleidingsdeel draagt de van de veer uitgaande veerkracht over op de steun. Hierdoor wordt de dwars op de steun aangebrachte geleidingsbout in de desbetreffende grendelopname in de coulissengeleiding gedrukt. Het losmaken van de geleid! ngsbout uit de grendelopname vindt plaats door een tegen de veerkracht van de veer werkende zwenkbeweging van de steun.

Er kan verder gunstig voor zijn gezorgd, dat het geleidings-deel glijbeweegbaar aan of in een horizontale drager van het gestel geleid is.Verder kan het geleidingsdeel glijbeweegbaar op een aan het gestel vastgelegde stang opzitten, welke een tussen gestel en geleidingsdeel gespannen spiraal veer opneemt. Een dergelijk vergrendelmechanisme is bijzonder eenvoudig te monteren, daar de montage in het gemakkelijk toegankelijk gebied in het bijzonder buiten de verticale drager kan plaatsvinden. Het zij echter vermeld, dat de vergrendeling van de steun ook daardoor kan worden bewerkstelligd, dat de steun bijvoorbeeld met behulp van een bladveer, die enerzijds aan de vertiale drager bevestigd is en anderzijds glijbeweegbaar op de zijkant van de steun opligt, kan worden vergrendeld.

In gunstige verdere uitvoering is de steun geleid in een verticale drager van het gestel. Hierbij is het van voordeel, indien in de verticale drager de met de coulissengeleiding samenwerkende gel eidingsbout horizontaal liggend aangebracht is.

Een gunstige verdere vormgeving zorgt ervoor, dat de geleid-ingsbout met een in het gebied van de coulissengeleiding aangebrachte ommanteling is uitgerust. Deze kan bijvoorbeeld als rubber of kunststof ring zijn uitgevoerd. Door deze maatregel wordt een geluiddemping bereikt.

Bij een gunstige uitvoering van de uitvinding is tenminste een verdere steun aangebracht, waarbij de steunen in principe op dezelfde wijze zijn uitgevoerd. Hierdoor wordt een bijzonder gelijkmatige afsteuning van de werkplaat bereikt. Bovendien is een dergelijke werkplaat door de verdere steun belastbaar.

Voor de steunen kan een gemeenschappelijke bedieningshefboom zijn aangebracht, die draaibaar op de werkplaat is vastgehouden. Zodoende kunnen op eenvoudige wijze beide steunen gelijktijdig worden versteld.

Er kan hierbij gunstig voor zijn gezorgd, dat de bedieningshefboom een U-vormig greepgebied bezit, wiens verticale benen telkens met een horizontaal been zijn verbonden, die aan de werkplaat gelegerd zijn en aan de einden waarvan telkens een steun is bevestigd.

Om de verstelling van de werkplaat te vergemakkelijken kan er gunstig voor zijn gezorgd, dat de werkplaat veerontlast is. De veeront- lasting kan bijvoorbeeld door een tussen de onderzijde van de werkplaat en het gestel gespannen veerelement worden bereikt. Hierbij is de veerkracht van het veerelement aan te passen aan het gewicht van de werkplaat.

Verdere kenmerken van de uitvinding blijken uit een in de tekening weergegeven gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding, die hierna wordt beschreven. Er tonen :

Figuur 1 een schematisch zijaanzicht van een schrijftafel met de inrichting volgens de uitvinding,

Figuur 2 een aanzicht in richting van de pijl II volgens figuur 1,

Figuur 3 een vergrote weergave van de afsteuninrichting volgens figuur 1,

Figuur 4 de doorsnede van de lijn IV-IV volgens figuur 3, en

Figuur 5 een schematische weergave van de geleidingsbout volgens figuur 3.

De in figuur 1 weergegeven schrijftafel 10, die in het bijzonder in scholen wordt gebruikt, bezit een gestel 11, waaraan zwenkbeweeg-baar een werkplaat 12 is gelegerd. Het gestel 11 van de schrijftafel 10 is in het zijgedeelte symmetrisch opgebouwd en bezit twee voetdelen 13, van welke telkens een verticale drager 14 uitsteekt. Aan de eindzijde van de verticale drager 14 is een horizontale drager 15 bevestigd, die bij benadering een L-vormige doorsnede bezit. Zoals uit figuur 2 blijkt zijn de symmetrisch opgebouwde zijdelen van het gestel Π via een horizontaal liggende verbindingsdrager 16 met elkaar verbonden. De verbindingsdrager 16 verbindt de bovenste eindgedeelten van de tegenover elkaar liggende horizontale dragers 15.

Aan het schuin naar boven uitstekende eindgedeelte van de horizontale drager 15 is de werkplaat 12 zwenkbeweegbaar gelegerd om een horizontale as, die met afstand tot zijn in het zitgebied liggende kant 17 is aangebracht. Zoals uit figuur 2 blijkt steekt de werkplaat 12 zijdelings buiten de beide horizontale dragers 15 uit. De legering van de werkplaat 12 vindt plaats op een dwarsas 18, die telkens aan het einde van de horizontale drager 15 is vastgelegd. Hierbij grijpt het eindgedeelte van de horizontale drager 15 in een aan de onderzijde van de werkplaat 12 aangebrachte niet weergegeven uitsparing in.

In het gebied van de kant 19 van de werkplaat 12 vindt diens afsteuning plaats door twee steunen 20, die telkens in de toegevoegde verticale drager 14 zijn ingevoerd. De steunen 20, die een identieke opbouw bezitten, zijn vervaardigd als stansdeel uit een vlak metaal. De nauwkeurige vorm van de steunen 20 blijkt in het bijzonder goed uit figuur 3.

De breedte van de steunen 20 is zo gekozen, dat enerzijds de coulissengeleiding 21 kan worden ingebracht en anderzijds nog genoeg be-wegingsspeelruimte in het inwendige van de verticale drager 14 bestaat. De tegenover elkaar liggende eindgebieden 20a, 20b van de steunen 20 zijn telkens afgerond uitgevoerd. In de onderste helft van de steun 20 is de coulissengeleiding 21 ingebracht. Deze bestaat uit een in axiale richting van de steun 20 aangebrachte langsspleet 22, waaraan vier met afstand ten opzichte van elkaar aangebrachte grendelopnames 23, 24 aangrenzen. De grendelopnames 23, 24 strekken zich loodrecht op de langsspleet 22 uit. Vorm en grootte van de grendelopnames 23, 24 is aangepast aan de tot inzet komende geleidingsbout 25.

Zoals uit figuur 2 blijkt zijn de bovenliggende eindgedeelten van de steunen 20 verbonden met de einden van een bedieningshefboom 26, die draaibaar aan de onderzijde van de werkplaat 12 is vastgehouden. Hiertoe zijn twee oren 27, 28 aangebracht, die om de bedieningshefboom 26 grijpen en aan de onderzijde van de werkplaat 12 zijn vastgelegd. In het middengedeelte van de werkplaat 12 bezit de bedieningshefboom 26 een grijpge-deelte 26a, dat bij benadering een U-vorm bezit.

In de coulissengeleiding 21 van de steun 20 grijpt de dwars liggende geleidingsbout 25 in. Zoals uit figuur 4 blijkt is de geleidingsbout 25 vastgehouden op de zijwanden 14a en 14b van de verticale drager 14.

Volgens figuur 5, die een afzonderlijke weergave van de geleidingsbout 25 toont, bezit de geleidingsbout 25 althans in hoofdzaak een tweedelige opbouw. Aan het schroefvormige element 29 van de geleidingsbout 25 is een schroefbout 30 aangebracht, welke is voorzien van een uitwendige schroefdraad. Het element 29 is uitgevoerd met een vlakke kop 31, waarin een inwendig zeskant 32 is gevormd. Tussen de vlakke kop 31 en de schroefbout 30 is een cylindrisch gedeelte 33 aangebracht. Op de schroefbout 30 van het element 29 zit het element 34, dat is uitgerust met een inwendige schroefdraad. De aan een eindzijde gevormd vlakke kop 35 van het element 34 bezit een inwendig zeskant 36. Tussen een cylindrisch gedeelte 37 van het element 34 en het cylindrische gedeelte 33 van het element 29 is een rubber ring 38 op de schroefbout 30 opgebracht. In dit gedeelte vindt, zoals uit figuur 4 blijkt, de opname van de coulissengeleiding 21 plaats. De op de geleidingsbout 25 aangebrachte rubber ring 38 moet de geluidsontwikkeling bij de verstelling van de werkplaat 12 resp. bij de geleiding van de steun 20 dempen.

Zoals uit figuur 4 blijkt worden de elementen 29, 34 van het geleidingsbout 25 ingevoerd in boringen 39, 40, die zijn aangebracht aan de zijwanden 14a,- 14b van de verticale drager 14. Aansluitend worden de elementen 29, 34 aan elkaar vastgeschroefd. Door de dikte van de boutver-binding kan hierbij de bewegingsspeling van de steun 20 worden ingesteld.

Hierna zal het vergrendelmechanisme 41 van de afsteun-inrichting worden beschreven. Volgens figuur 3 bezit het vergrendel-mechanisme 41 een geleidingsdeel 42, dat glijbeweegbaar op de binnenwanden van de horizontale drager 15 is geleid. De spleten 43, 44 zijn aangepast aan de breedte van de steunen 20. In de boven- en onderzijde van de horizontale drager 15 zijn uitsparingen 48, 49 ingebracht, waarvan de breedte zodanig gekozen is, dat de steun 20 een uit- en inzwenken uit de grendel-opnames 23, 24 mogelijk gemaakt wordt.

Het geleidingsdeel 42 zit glijbeweegbaar op een horizontaal liggende stang 45. De stang 45 wordt door een aan het eindgedeelte 50 van het geleidingsdeel 42 aangebrachte boring opgenomen. Het tegenover het eindgedeelte 50 liggende eindgedeelte van de stang 45 is bevestigd aan een eindstuk 51, dat op de eindzijde van de horizontale drager 15 zit en vast met deze is verbonden. Het eindstuk 50 is uit met glasvezels versterkte kunststof vervaardigd.

Tussen het einddeel 50 van het geleidingsdeél 42 en het eindstuk 51 is een spiraal veer 46 gespannen, die door de stang 45 wordt opgenomen.

Hierna zal de werkingswijze van de hierboven beschreven inrichting worden uiteengezet. Voor de hoogte-verstelling van de werkplaat 12 wordt de bedieningshefboom 26 aan het grijpgedeelte 26a naar de onderzijde van de werkplaat 12 omgel'egd. De aan de eindgedeelten van de bedieningshefboom 26 bevestigde steunen 20 zwenken hierbij in de richting van de wijzers van de klok. De zwenkbeweging van de steunen 20 vindt plaats tegen de kracht van het veerelement 46, dat dienovereenkomstig bij de zwenkbeweging van de steunen 20 wordt samengedrukt. Bij de zwenkbeweging beweegt de geleidingsbout 25 uit de overeenkomstige grendelopname 23, 24 uit. Nu bevindt de geleidingsbout 25 zich in het gebied van de langsspleet 22 van de coulissengeleiding 21. Hierdoor wordt een hoogte-verstelling van de werkplaat 12 mogelijk gemaakt. Daar de werkplaat 12 veer-ontlast is kan de verstelling zonder grote krachtsinspanning plaatsvinden. De verstelling van de werkplaat 12 is zodoende ook uit te voeren door schoolkinderen.

Bij de hoogte-verstelling van de werkplaat 12 wordt de steun 20 in de langsspleet 22 van de coulissengeleiding 21 geleid. De op de geleidingsbout 25 aangebrachte ommanteling 38 werkt hierbij geluiddempend. Indien de gewenste hoogtestand bereikt is wordt de bedieningshefboom 26 losgelaten, hetgeen een zwenkbeweging van de steun 20 in de richting tegen de wijzers van het uurwerk tot gevolg heeft. Voor zover de geleidingsrol 25 in het gebied van een grendelopname 23, 24 ligt, komt de geleidingsrol 25 tot ingrijping. Ligt de geleidingsrol 25 in een gebied tussen twee grendel-opnames 23, 24, dan treedt een vergrendeling van de steun 20 op zijn laatst dan op, indien de werkplaat 12 naar boven of naar beneden wordt bewogen. Zodoende is ook bij toepassing in het schoolgebied voor voldoende veiligheid gezorgd.

Claims (19)

1. Inrichting voor het afsteunen van een werkplaat, die in het gebied van een eerste langskant om een horizontale as zwenkbeweegbaar op een gestel gelegerd is, en die in het gebied van een tweede langskant op althans in hoofdzaak verticale steunen, die in hoogte verstelbaar en ver-grendelbaar aan het gestel aangebracht zijn, opligt, met het kenmerk, dat tenminste een steun (20) zwenkbaar is aangebracht aan de werkplaat (12) en is uitgerust met een coulissengeleiding (21), die grendelopnames (23, 24) voor een aan het gestel (11) vastgelegde geleidingsbout (25) bezit, en dat aan de steun (20) een losmaakbaar vergrendelmechanisme (41) toegevoegd is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de coulissengeleiding (21) een in axiale richting van de steun (20) lopende langsspleet (22) bezit, waaraan de grendelopnames (23, 24) aangrenzen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de coulissengeleiding (21) is uitgevoerd als kunststof deel.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat een uit vlak metaal vervaardigde steun (20) is aangebracht, welke het kunststof deel opneemt.

5. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vergrendelmechanisme (41) door inzwenken van de steun (20) te bedienen is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de steun (20) is verbonden met een bedieningshefboom (26) waarmede de steun (20) zwenkbaar is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de bedieningshefboom (26) is uitgevoerd als draai as voor de steun (20).

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bedieningshefboom (26) draaibaar op de onderzijde van de werkplaat (12) is vastgehouden.

9. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vergrendelmechanisme (41) als een de steun (20) spannend veermechanisme is uitgevoerd.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het veermechanisme een de steun geleidend geleidingsdeel (42) bezit, dat met behulp van een veer (46) is gespannen. Π· Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het geleidingsdeel (42) glijbeweegbaar aan of in een horizontale drager (15) van het gestel (11) is geleid.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat het geleidingsdeel (42) glijbeweegbaar op een aan het gestel (11) vastgelegde stang (45), die een tussen gestel (11) en geleidingsdeel (42) gespannen spiraal veer (46) opneemt, opzit.

13. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steun (20) is geleid in een verticale drager (14) van het gestel (11).

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat in de verticale drager (14) de met de coulissengeleiding (21) samenwerkende ge-leidingsbout (25) horizontaal liggend aangebracht is.

15. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geleidingsbout (25) met een in het gebied van de coulissengeleiding (21) aangebrachte ommanteling (38) is uitgerust.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de ommanteling (38) als rubber of kunststof ring is uitgevoerd.

17. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een verdere steun (20) is aangebracht, waarbij de steunen (20) in principe gelijksoortig zijn uitgevoerd.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat aan de steunen (20) een gemeenschappelijke bedieningshefboom (26) toegevoegd is, welke draaibaar is vastgehouden op de werkplaat (12).

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de bedieningshefboom (26) een U-vormig grijpgedeelte (26a) bezit, waarvan de verticale benen telkens zijn verbonden met een horizontaal been, die zijn gelegerd op de werkplaat (12) en aan de einden waarvan telkens een steun (20) bevestigd is.

20. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkplaat (12) veerontlast is.