NL9100036A - Inrichting voor het reinigen van oppervlakken. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Inrichting voor het reinigen van oppervlakken.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van oppervlakken voorzien van een door aandrijfmiddelen aan te drijven loopwiel ondersteund gestel, van door het gestel ondersteunde en met behulp van aandrijfmiddelen in draaiing te brengen borstelorganen, alsmede van middelen voor het toevoeren van water aan de borstelorganen.

Dergelijke inrichtingen, die bijvoorbeeld worden gebruikt voor het reinigen van de daken van warenhuizen of kassen zijn op zich bekend. Daarbij wordt voor de aandrijving van de verschillende onderdelen in het algemeen gebruik gemaakt van een op het gestel van de inrichting aangebrachte electromotor, die wordt gevoed via een kabel, die op en af te wikkelen is van een op het gestel aangebrachte haspel. Daarnaast zijn leidingen en dergelijke aangebracht voor de toevoer van water, dat in het algemeen onder druk wordt toegevoerd via een met een stationair opgestelde pomp verbonden slang.

Het toepassen van een dergelijke electromotor, die wordt gevoed met behulp van een op- en af te wikkelen kabel brengt, mede gezien de natte omgeving waarin een en ander wordt toegepast, risico's met zich mee.

Met de uitvinding wordt beoogd de aan deze bekende inrichting klevende nadelen op te heffen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de inrichting is voorzien van een door een onder druk staand water in beweging te brengen aandrijfmechanisme voor het aandrijven van de loopwielen en borstelorganen, alsmede van middelen om het water, dat is gebruikt voor het in beweging brengen van het aandrijfmechanisme toe te voeren aan de borstelorganen.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding wordt het onder druk aan de inrichting toegevoerde water gebruikt voor het aandrijven van de inrichting en van de in de inrichting gelegerde borstelorganen alsmede voor het reinigen van de oppervlakken door toevoeren van dit voor de aandrijving gebruikte water aan de borstelorganen.

Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt de inrichting ondersteund door nabij het midden van de inrichting gelegen loopwielen en zijn de borstel organen aan weerszijden van de loopwielen opgesteld, dit in tegenstelling met de gebruikelijke inrichtingen, waarbij de de inrichting ondersteunende loopwielen nabij de uiteinden van het gestel zijn opgesteld. Hierbij kan een eenvoudig en gemakkelijk aan de werkomstandigheden aan te passen opbouw van de inrichting worden verkregen, welke gelijkmatig langs de te bewerken oppervlakken kan worden verreden.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een uitvoeringsvorm van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een vooraanzicht op een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht op de in figuur 1 afgebeelde inrichting, waarbij bepaalde delen zijn weggelaten om daaronder gelegen delen duidelijker weer te kunnen geven.

Figuur 3 toont een zijaanzicht op de in figuur l en 2 weergegeven inrichting, onder weglating van bepaalde delen.

Het gestel van de inrichting omvat een tweetal horizontaal en evenwijdig aan elkaar verlopende gestelbalken 1, welke zich in de lengterichting van de inrichting uitstrekken. Deze gestelbalken dienen ter ondersteuning van een tweetal achter elkaar opgestelde loopwielen 2, die om zich loodrecht op de lengterichting van de inrichting en horizontaal uitstrekkende draaiingsassen 3 draaibaar zijn. De uiteinden van de gestelbalken 1 zijn onderling verbonden door dwarsbalken 4. Aan deze dwarsbalken 4 zijn de ondereinden bevestigd van balken 5 resp. 6, welke balken 5, 6 zich vanaf de desbetreffende dwarsbalken omhoog uitstrekken en met hun boveneinden zijn bevestigd aan een aan zijn bovenzijde open vierkante bak 7.

Op enige afstand boven de balken 1 is tussen de balken 5 en 6 een zich evenwijdig aan de balken 1 uitstrekkende gestelbalk 8 aangebracht.

Aan weerszijden van de gestelbalken 1 en 8 zijn een tweetal zich tussen de gestelbalken 1 en 8 verticaal uitstrekkende U-vormige balken 9 en 10 aangebracht. In deze gestelbalken 9 en 10 zijn zich verticaal uitstrekkende schroefspindels 11 gelegerd, zodanig dat deze schroefspindels wel om hun lengteas verdraaibaar, maar niet in axiale richting verschuifbaar zijn ten opzichte van de desbetreffende gestelbalken 9 en 10.

De schroefspindels 11 zijn gevoerd door van schroefdraad voorziene gedeelten van aankoppel stukken 12, zodat deze aankoppel stukken 12 met behulp van de schroefspindels 11 in hoogterichting instelbaar zijn.

Met behulp van horizontaal verlopende en zich in de lengterichting van de inrichting uitstrekkende scharnierassen 13 zijn de uiteinden van gestelbalken 14 en 15 met de aankoppel stukken 12 gekoppeld. Zoals uit figuur 2 blijkt strekken de gestelbalken 14 en 15 zich vanaf de aankoppel stukken naar buiten toe uit en is aan de van de aankoppel stukken 12 afgekeerde uiteinden van de gestelbalken 14 en 15 een verdere gestelbalk 16 bevestigd, welke een scherpe hoek insluit met het verticale langsmiddenvlak van de inrichting.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld ondersteunt iedere gestelbalk 16 een drietal borstel organen 17, die in draaiing te brengen zijn om zich loodrecht op de lengterichting van de gestelbalk 16 uitstrekkende draaiingsassen 18. Daarbij is ieder borstelorgaan 17 althans in hoofdzaak opgebouwd uit een zich loodrecht op de draaiingsas 18 uitstrekkende schijf 19 waaraan borstelharen 20 zijn bevestigd, zodanig dat deze borstelharen een de vorm van een afgeknotte kegel bezittend lichaam vormen.

Tussen de uiteinden van een zich loodrecht op de lengterichting van de inrichting uitstrekkende en onder de bak 7 opgestelde gestelbalk 21 en de gestelbalken 16 zijn in de figuur slechts schematisch aangeduide koppelstangen 22 aangebracht. De de borstel organen 17 dragende gestelbalken 16 kunnen ieder onder een gewenste hoek ten opzichte van de horizontaal worden ingesteld door verdraaiing om de scharnierassen 13 en in de ingestelde stand worden vastgezet met behulp van de desbetreffende koppelstang 22.

In de bak 7 is met behulp van een verticaal staande as 23 een wiel 24 draaibaar opgesteld. Aan de buitenomtrek van het wiel 24 zijn zich naar buiten toe uitstrekkende schoepen 25 bevestigd. In de bak 7 zijn verder in omtreksrichting van het wiel op regelmatige afstand van elkaar opgestelde spuitmondstukken 26 aangebracht, die zijn aangesloten op een leiding 27.

Op de leiding 27 is verder een met behulp van een kraan 28 af te sluiten stomp 29 aangesloten, welke kan worden gebruikt voor het op de leiding 27 aansluiten van een niet nader weergegeven slang of dergelijke voor het toevoeren van onder druk staand water vanaf een pomp of dergelijke.

Zoals uit figuur 2 duidelijk zal zijn zijn daarbij de spuitmondstukken 26 zodanig opgesteld, dat onder druk uit deze spuitmondstukken uittredend water tegen de schoepen 25 zal botsen in een ten opzichte van het wiel althans in hoofdzaak tangentiele richting.

De as 23 is met behulp van een kettingoverbrenging 30 gekoppeld met de zich evenwijdig aan de as 23 uitstrekkende ingaande as 31 van een in een tandwielkast 32 opgenomen haakse tandwieloverbrenging.

De uitgaande as 33 van deze tandwieloverbrenging strekt zich aan weerszijden van de kast 32 uit. Aan de uitgaande as 33 is een riemschijf 34 bevestigd, welke met behulp van een riem 35 gekoppeld met een riemschijf 36, die is bevestigd aan een door het vooreinde van de gestelbalk 8 ondersteunde as 37. Aan de as 37 is een kettingwiel 38 bevestigd. Om het kettingwiel 38 is een ketting 39 geleid, welke ketting verder op de in figuur 3 weergegeven wijze is geleid om een drietal boven elkaar gelegen kettingwielen 40-42, die zijn ondersteund door een zich verticaal uitstrekkende en tussen de beide loopwielen 2 opgestelde draagorganen 43. Daarbij zijn de beide kettingwielen 41 en 42 verbonden met wrijvingswielen.

Het boveneinde van het draagorgaan 43 is met behulp van een koppelstuk 44 zwenkbaar gekoppeld met een hefboom 45, die met behulp van een scharnieras 46 scharnierend met het gestel is gekoppeld.

Door verzwenking van de hefboom 45 om de scharnieras 8 kan hetzij het met het kettingwiel 42 verbonden wrijvingswiel of het met het kettingwiel 41 verbonden wrijvingswiel worden gedrukt tegen de buitenomtrek van het gezien in figuur 3 rechter wiel 2.

Met de uitgaande as 33 van de tandwielkast 32 is verder een dubbele riemschijf 46 verbonden. Deze dubbele riemschijf 46 is met behulp van een tweetal riemen 47 en 48 gekoppeld met een dubbele riemschijf 49, die is aangebracht op een op enige afstand onder de tandwielkast 32 gelegen en door het gestel ondersteunde as 50. Zoals uit figuur 3 blijkt is daarbij de riem 47 op normale wijze om de beide riemschijven 46 en 49 geleid, terwijl de riem 48 gekruist is.

Een horizontaal verschuifbaar in het gestel gelegerde bedieningsstang 51 is aan een uiteinde voorzien van een handgreep 52 en aan zijn andere einde van een rol 53.

Door de bedieningsstang 52 gezien in figuur 3 naar rechts te schuiven zal de rol aangrijpen op een part van de gekruiste riem 48 en deze daardoor spannen, terwijl dan de riem 47 los om de beide riemschijven 46 en 49 ligt. Indien daarentegen de bedieningsstang 51 gezien in figuur 3 naar links wordt getrokken zal de rol 53 aangrijpen op een part van de riem 47 en zodoende de riem 47 spannen, terwijl daarbij dan de riem 48 los om de beide riemschijven 46 en 49 zal liggen.

Op de as 50 is verder een kettingwiel 54 aangebracht, waaromheen een ketting 55 is geleid, die tevens is geleid om een tweetal verdere kettingwiel en 56 en 57, die zijn bevestigd aan in het gestel gelegerde assen 58 resp. 59.

De as 59 is met behulp van tussenassen 60 gekoppeld met tandwieloverbrengingen 61 via welke de beide buitenste aan de gestelbalken 16 aangebrachte borstelorganen 17 kunnen worden aangedreven. Op soortgelijke wijze is de as 58 met behulp van tussenassen 63 en tandwieloverbrengingen 64 gekoppeld met de middelste van de aan de gestelbalken 16 bevestigde borstelorganen 17. De het dichtst bij elkaar gelegen borstelorganen 17 worden aangedreven via met de uiteinden van de uitgaande as 33 van de tandwielkast 32 verbonden haakse tandwieloverbrengingen 65, tussenassen 66 en met de desbetreffende borstelorganen 17 verbonden tandwielkasten 67.

Zoals verder nog in figuur 1 is weergegeven staan de beide uiteinden van een U-vormig gebogen en zich onder de bak 7 uitstrekkende pijp 68 in open verbinding met de bak 7. Op de pijp 68 zijn een zestal afvoerbuizen 69 aangesloten, waarbij deze afvoerbuizen zodanig zijn uitgevoerd en opgesteld, dat het uiteinde van iedere afvoerbuis nabij een van de borstels 17 is gelegen.

Ter hoogte van de bak 7 zijn aan het gestel nog een tweetal zich horizontaal uitstrekkende, als handgrepen voor het besturen van de inrichting dienende balken 70 bevestigd.

De inrichting is bijvoorbeeld in het bijzonder geschikt voor het reinigen van de hellend verlopende grotendeels door ruiten gevormde daken van kassen of warenhuizen. Hiertoe wordt de inrichting met de beide loopwielen 2 geplaatst in een goot, welke is aangebracht tussen een tweetal zich vanaf de goot schuin omhoog en in een van elkaar afgekeerde richting uitstrekkende dakvlakken. Voor het in beweging brengen van de inrichting wordt dan onder druk staand water met behulp van een pomp of dergelijke toegevoerd in de leiding 27 en dit onder druk staande water spuit met kracht vanuit de spuitmondstukken 26 tegen de schoepen 25 van het wiel 24. Dientengevolge zal dit wiel 24 in de richting volgens pijl A in draaiing worden gebracht. Deze draaiende beweging wordt via de kettingoverbrenging 30, de haakse tandwieloverbrenging 32, de riem 35 en de riemschijf 36 omgezet in een draaiende beweging van de as 37 en het daaraan bevestigde kettingwiel 38. Via de ketting 39 worden dan ook de beide kettingwiel en 41 en 42 en de aan deze kettingwiel en bevestigde wrijvingswielen in draaiing gebracht. Uit figuur 3 zal het duidelijk zijn, dat daarbij de beide kettingwielen 41 en 42 resp. de daarmede verbonden wrijvingswielen in tegengestelde richtingen draaien.

Zoals hierboven reeds uiteengezet kan door verzwenken van de hefboom 45 naar keuze het met het kettingwiel 41 verbonden wrijvingswiel of het met het kettingwiel 42 verbonden wrijvingswiel met het gezien in figuur 3 rechter loopwiel 2 in aanraking worden gebracht, waardoor het loopwiel 2 in de ene of de andere richting in draaiing zal worden gebracht en daarmede de inrichting gezien in figuur 3 naar rechts of naar links zal worden verreden.

Tegelijkertijd zullen via de boven beschreven overbrengingen ook de borstel organen 17 in draaiing worden gebracht. Daarbij kan de draairichting van de middelste borstelorganen en de het verst naar buiten gelegen borstelorganen door verschuiven van de bedieningsstang 51 worden omgekeerd. De draairichting van de het dichts bij elkaar gelegen borstelorganen 17 kan worden omgekeerd door omschakelen van de overbrengingsmechanismes 60.

Het voor de aandrijving van het wiel 24 en daarmede het voor de aandrijving van het desbetreffende loopwiel 2 en voor de aandrijving van de borstelorganen 17 gebruikte water zal via de bak 7 in de leiding 68 en vanuit deze leiding 68 via de leidingen 69 naar de borstelorganen stromen, zodat dit water tevens wordt gebruikt voor het reinigen van de te reinigen oppervlakken.

Claims (10)

1. Inrichting voor het reinigen van oppervlakken voorzien van een door aandrijfmiddelen aan te drijven loopwiel ondersteund gestel, van door het gestel ondersteunde en met behulp van aandrijfmiddelen in draaiing te brengen borstel organen, alsmede^ van middelen voor het toevoeren van water aan de borstelorganen, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een door onder druk staand water in beweging te brengen aandrijfmechanisme voor het aandrijven van de loopwielen en borstelorganen, alsmede van middelen om het water, dat is gebruikt voor het in beweging brengen van het aandrijfmechanisme, toe te voeren aan de borstelorganen.

2. Inrichting in het bijzonder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting wordt ondersteund door althans een nabij het midden van de inrichting gelegen loopwiel en de borstelorganen aan weerszijden van dit loopwiel zijn opgesteld.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat gezien in de rijrichting de borstelorganen V-vormig op te stellen zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de langsmiddenas een aantal borstelorganen zijn opgesteld, die draaibaar zijn om zich althans nagenoeg loodrecht op het desbetreffende te reinigen oppervlak uitstrekkende draaiingsassen, waarbij gerekend in de rijrichting de borstelorganen ten opzichte van elkaar versprongen zijn opgesteld zodanig, dat gezien in de rijrichting de borstelorganen elkaar overlappen.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aandrijfmechanisme een draaibaar in het gestel gelegerd schoepenwiel omvat alsmede spuitmondstukken, met behulp waarvan onder druk staand water tegen de schoepen van het schoepenwiel kan worden gespoten.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het schoepenwiel om een verticaal verlopende draaiingsas draaibaar is opgesteld.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het schoepenwiel is opgesteld in een bak, waarop een afvoerleiding is aangesloten en op de afvoerleiding leidingen zijn aangesloten, welke zich in de richting van de borstelorganen uitstrekken.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen een tweetal in tegengestelde richting aandrijfbare en met een loopwiel samenwerkende wrijvingsrollen omvatten, welke wrijvingsrollen in hoogterichting instelbaar zijn, zodanig dat naar keuze het ene of het andere wrijvingswiel met het loopwiel in aanraking te brengen is.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen zijn voorzien van een omkeermechanisme voor het omkeren van de draairichting van de borstelorganen.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de borstelorganen ondersteunende gesteldelen in hoogterichting instelbaar zijn.