NL9001895A

NL9001895A - Werkwijze voor het vervaardigen van bekledingselementen, in het bijzonder dakpannen of gevelbekledingselementen, uit een hardbare plastische massa, en dakpan en gevelbekledingselement.

Info

Publication number: NL9001895A
Application number: NL9001895A
Authority: NL
Original assignee: Rbb Dakpannen Bv
Priority date: 1990-08-29
Filing date: 1990-08-29
Publication date: 1992-03-16
Also published as: DE69101761T2; ATE104585T1; ES2044807T3; DK0475471T3; DE69101761D1; EP0475471A1; ES2044807T1; EP0475471B1

Description

Aanvraagster noemt als uitvinders: 1. Arnest Christiaan Desiré Sorber te Montfoort 2. Jean Adrien Monod de Froideville te Maartensdijk 3. Jan Laurens van den Berg te IJsselstein.

Titel: Werkwijze voor het vervaardigen van bekledingselementen, in het bijzonder dakpannen of gevelbekledingselementen, uit een hardbare plastische massa, en dakpan en gevelbekledingselement.

In eerste instantie heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van bekledingselementen, in het bijzonder dakpannen of gevelbekledingselementen, uit een hardbare plastische massa omvattende: - het toevoeren van de plastische massa naar een ononderbroken rij mallen, waarbij de specietoevoer en de rij mallen, gezien in de lengterichting van de rij, ten opzichte van elkaar continu of discontinu bewegen, - het met behulp van een afstrijker zodanig afstrijken van de in en op de mallen liggende massa dat het door die afstrijker gevormde vlak een extrusievlak is, - het met behulp van één of meer messen in stukken verdelen van de massa en - het doen uitharden van de stukken.

Een dergelijke werkwijze is voor het vervaardigen van betonnen dakpannen bekend. Het voordeel ervan is dat met relatief grote produktiecapaciteit een grote stroom bekledingselementen kan worden geproduceerd. Het ondervlak van de elementen wordt bij de bekende methode gevormd door de bodem van de mallen en het bovenvlak van de elementen is een extrusievlak. De gerede elementen zullen elkaar op een schuin dak of op een gevel zodanig overlappen dat ter plaatse van de overlapping een schouder zichtbaar is. Vanuit de architektuur is behoefte gebleken aan pannen en gevelbekledingselementen die door middel van overlappende vleugels een waterdicht bekledingsoppervlak kunnen vormen zonder dat genoemde overlapschouders zichtbaar zijn. In het bijzonder bij daken gevormd uit pannen met een plat zichtvlak leidt de afwezigheid van overlapschouders tot een esthetisch voordeel.

Met de uitvinding wordt beoogd een in de aanhef aangeduide werkwijze te verschaffen door middel waarvan bekledingselementen worden vervaardigd die een waterdicht bekledingsoppervlak zonder zichtbare overlapschouders kunnen vormen.

Volgens de uitvinding is de werkwijze gekenmerkt doordat - het ondervlak van de te vormen gerede bekledingselementen als extru-sievlak door de afstrijker wordt bepaald, waarbij in dat ondervlak een overlapvleugel voor de dwarsoverlapping van de elementen wordt gevormd, - het bovenvlak van de te vormen gerede bekledingselementen zodanig op het bodemvlak van de mallen wordt gevormd dat in dat bovenvlak een eerste schouder ontstaat die de scheiding vormt tussen het zichtvlak van de elementen en een overlapvleugel voor de langsoverlapping van de elementen en een tweede schouder ontstaat die de scheiding vormt tussen het zichtvlak en een overlapvleugel voor de dwarsoverlapping van de elementen.

Behalve een grote produktiecapaciteit van de elementen die een schouder-loos buitenoppervlak kunnen vormen, heeft de werkwijze het voordeel dat aan het zichtvlak van de elementen elke denkbare vorm kan worden gegeven, waarbij een plat vlak vaak de voorkeur zal hebben.

De genoemde eerste schouder zal een hoogte hebben die in hoofdzaak overeenkomt met de dikte van de - gezien over het zichtvlak - tegenover deze schouder gelegen rand van de elementen, terwijl de dikte van de elementen ter plaatse van genoemde eerste schouder groter is dan de dikte van de elementen bij genoemde tegenover die schouder gelegen rand van de elementen. Voorts zal, gezien in bovenaanzicht, de vorm van de genoemde eerste schouder in hoofdzaak overeenkomen met de vorm van de genoemde tegenover die schouder gelegen rand van de elementen.

De uitvinding heeft ook op een dakpan en een bekledingselement betrekking.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht op de bovenzijde van de bekledingselementen verkregen met de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van de onderzijde van het element volgens figuur 1.

Figuur 3 toont een doorsnede door twee op elkaar aansluitende bekledingselementen .

Figuur 4 toont een doorsnede door een deel van een schuin dak bekleed met dakpannen volgens de uitvinding.

Figuur 5 toont een schematische weergave van het produktieproces in doorsnede.

Figuur 6 toont een aantal mogelijke bovenaanzichten van de bekledings-elementen volgens de uitvinding.

De in de figuren 1 t/m 4 weergegeven bekledingselementen voor een dak of gevel bezitten aan de bovenzijde (zie figuur 1) een zichtvlak 1 (dat is het vlak dat na het aanbrengen van de elementen zichtbaar blijft), een overlapvleugel 2 voor de langsoverlapping en een overlapvleugel 3 voor de dwarsoverlapping. Aan de onderzijde (zie figuur 2) grenst aan het ondervlak 4 een overlapvleugel 5 voor de dwarsoverlapping.

Figuur 3 laat zien hoe twee elementen elkaar in langsrichting overlappen: op de overlapvleugel 2 rust de onderrand la van een volgend element, waarbij de dikte p van die onderrand la in hoofdzaak overeenkomt met de hoogte q van een schouder 6, die de scheiding vormt tussen het zichtvlak 1 en de overlapvleugel 2. De dikte s van een element ter plaatse van de schouder 6 is groter dan de dikte p van de onderrand.

Zoals uit de figuren 3 en 4 blijkt kunnen de zichtvlakken van de boven elkaar liggende elementen een schouderloos plat vlak vormen. Van de in dwarsrichting op elkaar volgende elementen rust steeds een vleugel 3 zodanig op een vleugel 5 dat genoemd plat vlak niet door een schouder of uitsteeksel wordt onderbroken.

Figuur 5 laat zien dat op een rij in de richting van de pijl continu of discontinu bewegende mallen 8 een plastische massa wordt aangebracht door een op zichzelf bekende toevoerinrichting bestaande uit een toe-voerbak 9» een roterend verdeel- en aandrukschoepenwiel 10, een af-strijker 11 en een tussen de afstrijker 10 en de bak 9 geplaatste roterende afsluitrol 12.

Wezenlijk voor de uitvinding is dat het bovenvlak van de gerede elementen, dat is het in figuur 1 getoonde vlak, op de bodem van de mallen 8 wordt gevormd, terwijl het in figuur 2 getoonde ondervlak van de gerede elementen een door de vorm van de rand van de afstrijker 11 bepaald extrusievlak is.

De op de rij mallen gedeponeerde massa wordt door messen 15 in stukken verdeeld, waarvan de lengte ongeveer overeenkomt met die van de mallen 8.

Tenslotte krijgen de gevormde elementen de gelegenheid uit te harden. Wanneer het plastische materiaal uit betonspecie bestaat gaat dit uitharden vanzelf. In geval van een keramische massa zullen de elementen worden gedroogd en in een oven worden gebakken. Ook een uithardbaar kunststofmateriaal behoort tot de mogelijkheden. In de elementen kan een bevestigingsgaatje 13 worden aangebracht. De overlapvleugels 2, 3 en 5 kunnen van kanalen 14 of van richels worden voorzien die de afwatering van eventueel lekwater kunnen verbeteren.

Van belang is dat aan het zichtvlak van de bekledingselementen iedere willekeurige vorm kan worden gegeven en de elementen desondanks met grote produktiecapaciteit in een continu proces kunnen worden vervaardigd.

Door de hoogte q van de schouder 6 ongeveer gelijk te maken aan de dikte p van de onderrand van de elementen kan een dak- of gevelbekleding zonder zichtbare overlapranden worden verkregen. Van het gebruik van tengels en panlatten op het dakbeschot van een schuin dak kan worden afgezien.

Binnen het kader van de hoofdconclusie zijn verschillende varianten van de vorm van de bekledingselementen en van het produktieproces mogelijk.

Claims

1. Werkwijze voor het vervaardigen van bekledingselementen, in het bijzonder dakpannen of gevelbekledingselementen, uit een hardbare plastische massa omvattende: - het toevoeren van de plastische massa naar een ononderbroken rij mallen (8), waarbij de specietoevoer (9 t/m 12) en de rij mallen (8), gezien in de lengterichting van de rij, ten opzichte van elkaar continu of discontinu bewegen, - het met behulp van een afstrijker (11) zodanig afstrijken van de in en op de mallen liggende massa dat het door die afstrijker gevormde vlak een extrusie vlak is, - en met behulp van één of meer messen (13) in stukken verdelen van de massa, - en het doen uitharden van de stukken, met het kenmerk, dat - de vorm van het ondervlak (4) van de te vormen gerede bekledingselementen als extrusievlak door de afstrijker (11) wordt bepaald waarbij in dat ondervlak een overlapvleugel (5) voor de dwarsoverlapping van de elementen wordt gevormd, - en dat het bovenvlak (1) van de te vormen gerede bekledingselementen zodanig op het bodemvlak van de mallen (8) wordt gevormd dat in dat bovenvlak een eerste schouder (6) ontstaat, die de scheiding vormt tussen het zichtvlak (1) van de elementen en een overlap (2) voor de langsoverlapping van de elementen, en een tweede schouder ontstaat die de scheiding vormt tussen het zichtvlak (1) en een overlapvleugel (3) voor de dwarsoverlapping van de elementen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat genoemde eerste schouder (6) een hoogte p heeft die in hoofdzaak overeenkomt met de dikte q van de - gezien over het zichtvlak - tegenover deze schouder gelegen rand la van de elementen, - dat de dikte s van de elementen ter plaatse van genoemde eerste schouder (6) groter is dan de dikte q van de elementen bij genoemde tegenover de schouder gelegen rand (la) van de elementen, - en dat, gezien in bovenaanzicht, de vorm van genoemde eerste schouder (6) in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van genoemde tegenover die schouder gelegen rand (la) van de elementen.

3. Dakpan waarvan in het bovenvlak een overlapvleugel (2) voor de langsoverlapping met een deel van een erboven liggende overeenkomstige pan en een overlapvleugel (3) voor dwarsoverlapping met een deel van een ernaast liggende overeenkomstige pan heeft, en waarvan het ondervlak een overlapvleugel (4) voor dwarsoverlapping met een deel van de ernaast liggende overeenkomstige pan heeft, waarbij bij de overgang tussen het zichtvlak (1) en de overlapvleugel (2) voor langsoverlapping een schouder (6) aanwezig is, met het kenmerk, dat de hoogte p van genoemde schouder (6) in hoofdzaak overeenkomt met en de totale dikte s van de pan ter plaatse van de schouder (6) groter is dan de dikte q van de onderrand (la) van de pan.

4. Gevelbekledingselement waarvan in het bovenvlak een overlapvleugel (2) voor de langsoverlapping met een deel van een erboven liggend overeenkomstig element en een overlapvleugel (3) voor dwarsoverlapping met een deel van een ernaast liggend overeenkomstig element heeft, en waarvan het ondervlak een overlapvleugel (4) voor dwarsoverlapping met een deel van een ernaast liggend overeenkomstig element heeft, waarbij bij de overgang tussen het zichtvlak (1) en de overlapvleugel (2) voor langsoverlapping een schouder (6) aanwezig is, met het kenmerk, dat de hoogte p van genoemde schouder (6) in hoofdzaak overeenkomt met en de totale dikte s van het element ter plaatse van de schouder (6) groter is dan de dikte q van de onderrand van het element.