NL9000535A - Inrichting voor het aangeven van een onvolledig en volledig vastdraaien van schroefcomponenten. - Google Patents

Description

het tweekoppige onderdeel in de kop van de bout passend wordt ondergebracht en de bout door de andere kop met een werktuig wordt geroteerd, breekt het belastingsconcentratiegedeelte bij een vooraf bepaald koppel.

Bij beide bekende constructies echter neemt, aangezien een kop, welke eerst met een werktuig moet worden geroteerd, en een belastingsconcentratiegedeelte, dat bij een vooraf bepaald koppel moet worden gebroken, zich in het axiale verlengde van de bout bevinden, de hoogte van de kop van de bout in axiale richting van de bout toe met tenminste de som van elke hoogte van de kop, welke met een werktuig moet worden geroteerd en het belastingsconcentratiegedeelte, en dientengevolge neemt de ruimte,'welke door de kop van de bout moet worden ingenomen, toe. Derhalve zullen in een montageplaats, waarbij in de hoogterichting van de kop van de bout geen ruimte aanwezig is, de bekende stelsels leiden tot een bezwaar, zoals het onmogelijk zijn van het monteren van bouten.

Bovendien zijn, aangezien deze constructies, beschreven in de bovengenoemde Japanse gebruiksmodellen, slechts dienen om te worden toegepast op bouten, niet van toepassing op moeren.

De uitvinding beoogt derhalve om deze zich bij de stand der techniek voordoende bezwaren te elimineren, te voorzien in een indicator, welke in staat is om een onvolledig en volledig vastdraaien van schroef-componenten aan te geven en het vastgedraaide gedeelte van een afdicht-vermogen te voorzien, onder gebruik van conventionele bouten.

Volgens de uitvinding omvat een inrichting voor het aangeven van een onvolledig en volledig vastdraaien van schroefcomponenten een vul-onderdeel, bestaande uit een in het algemeen vlakke plaat van materiaal, welke is voorzien van een eerste opening waarvan de afmetingen voldoende zijn voor het opnemen van de steel van de schroefcomponenten en het beletten, dat deze schroefcomponenten zich door deze eerste opening bewegen, en een ringonderdeel, bestaande uit een in het algemeen vlakke kunstharsplaat, welke is voorzien van een tweede opening waarvan de afmetingen voldoende zijn voor het opnemen van de steel van de schroefcomponenten en het beletten, dat de schroefcomponenten deze tweede opening passeren. Het vulonderdeel omvat een paar vulorganen, die elk een in het algemeen vlakke, ronde buitenvorm hebben, waarvan de buitendiameter tenminste gelijk is aan die van de schroefcomponenten, en waarbij de eerste opening zich bijna in het midden daarvan bevindt, en een verbindingsge-

Titel: Inrichting voor het aangeven van een onvolledig en volledig vastdraaien van schroefcomponenten.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aangeven of schroefcomponenten, zoals bouten en moeren, onvolledig of volledig zijn vastgedraaid.

Verbindingswerkzaamheden bij elektrische geleiders, montagewerk-zaamheden bij uitrustingen, constructiewerkzaamheden en andere werkzaamheden gaan dikwijls gepaard met bevestigingswerkzaamheden onder gebruik van bouten en moeren. Bij deze werkzaamheden kunnen bouten en moeren, welke niet zijn vastgedraaid tengevolge van een zorgeloosheid van werklieden en ruwe werkzaamheden, of onvoldoende zijn vastgedraaid tengevolge van een verwaarlozing gedurende een lange tijd na een tijdelijke bevestiging met de blote hand, tot een kritisch falen leiden. Om een der gelijk falen te elimineren zijn de volgende voorstellen gedaan.

Zo is in het Japanse gebruiksmodel No.28992/1973 een boutstelsel beschreven, dat voorzien is van een vastdraaikop. De vastdraaikop bezit een belastingsconcentratiegedeelte in het axiale verlengde (longitudinale richting) van een bout, welke op een losneembare wijze via het belas— tingsconcentratiegedeelte op de kop van de bout is gemonteerd. Wanneer de bout door de vastdraaikop met een werktuig wordt vastgeschroefd en een vooraf bepaald koppel wordt bereikt, wordt het belastingsconcentra— tiegedeelte vernield, waardoor de vastdraaikop wordt losgekoppeld. Een onvolledigheid en volledigheid van het vastdraaien worden aangegeven door het feit of de vastdraaikop al dan niet op de kop van de bout aanwezig is.

Voorts is in het Japanse gebruiksmodel No.44830/1976 een tweekoppig onderdeel beschreven, voorzien van een belastingsconcentratiegedeelte, dat is verkregen door insnijdingen vanuit de omtrek naar het centrale deel van het axiale verlengstuk aan te brengen. Wanneer één kop van deelte, dat het paar vulorganen zodanig met elkaar verbindt, dat zij in tegengestelde richtingen zijn gekeerd, een en ander zodanig, dat elk van de eerste openingen van de vulorganen de steel van de schroefcomponenten gelijkelijk kan opnemen. De longitudinale dwarsdoorsnede van het verbin-dingsgedeelte, welke in hoofdzaak loodrecht staat op de axiale afmeting (longitudinale richting) van de steel, heeft in het algemeen een U-vorm wanneer het vulonderdeel de schroefcomponenten in de eerste opening opneemt. Het bovengenoemde ringonderdeel is in het algemeen circulair en bestaat uit een deformeerbaar materiaal en is tussen het paar vulorganen aangebracht. De buitendiameter van dit in het algemeen cirkelvormige onderdeel is aanzienlijk groter dan die van elk van het paar vulorganen.

Het deformeerbare materiaal wordt radiaal in buitenwaartse richting verlengd wanneer het tussen het paar vulorganen wordt samengedrukt nadat de steel van de schroefcomponenten in de eerste en tweede openingen is opgenomen en de schroefcomponenten worden aangedraaid. Wanneer de druk-kracht een vooraf bepaalde waarde bereikt, wordt het ringonderdeel vernield tengevolge van de overlapping van het paar vulorganen.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont:

Fig.l een vooraanzicht van een uitvoeringsvorm van een inrichting voor het aangeven van een onvolledig en volledig vastdraaien van schroefcomponenten volgens de uitvinding, vóór het vastdraaien;

Fig.2 een zijdelingse doorsnede, beschouwd over de onderbroken lijn II-II van fig.l;

Fig.3 een vooraanzicht, overeenkomende met fig.l, ter illustratie van de in fig.l afgeheelde uitvoeringsvorm nadat het vastdraaien is voltooid;

Fig.4 een laterale doorsnede, beschouwd over de onderbroken lijn IV-IV van fig.3;

Fig.5A en 5B perspectivische aanzichten, welke vulonderdelen tonen, die bij de in fig.l afgebeelde uitvoeringsvorm worden toegepast;

Fig.6 een perspectivisch aanzicht ter illustratie van een indica-toronderdeel, dat bij de in fig.l afgebeelde uitvoeringsvorm kan worden toegepast;

Fig.7 een perspectivisch aanzicht ter illustratie van een uit een elastische kunsthars bestaande ring, die bij de in fig.l afgeheelde uitvoeringsvorm kan worden toegepast;

Fig.8 een perspectivisch aanzicht ter illustratie van een ring, welke tussen vulorganen is aangebracht, die met het indicatoronderdeel zijn gemonteerd;

Fig.9 een vooraanzicht ter illustratie van het toepassen van een stelsel van de vulorganen en de ring, die bij de uitvoeringsvorm kunnen worden gebruikt;

Fig.10 een lateraal aanzicht ter illustratie van het in fig.9 af-· geheelde stelsel van de vulorganen en de ring,

Fig.ll een met fig.9 overeenkomend aanzicht ter illustratie van een andere toepassing van het stelsel van de vulorganen en de ring;

Fig.12 een vooraanzicht, overeenkomende met fig.l, ter illustratie van de inrichting voor het aangeven van een onvolledig en volledig vastdraaien van schroefcomponenten, voorzien van het stelsel van de vulorganen en de ring, weergegeven in fig.9, vóór het vastdraaien;

Fig.13 een laterale doorsnede beschouwd over de onderbroken lijn XIII-XIII van fig.12;

Fig.14 een vooraanzicht, overeenkomende met fig.12, ter illustratie van de in fig.12 afgeheelde uitvoeringsvorm nadat het vastdraaien is voltooid;

Fig,15 een verticale doorsnede beschouwd over de onderbroken lijn XV-XV van fig.14;

Fig.16 een vooraanzicht, overeenkomende met fig. 9, ter illustratie van een verdere alternatieve toepassing van het stelsel van de vulorganen en de ring;

Fig.17 een laterale doorsnede, beschouwd over de lijn XVII-XVII ter illustratie van het stelsel van de vulorganen en de ring; en

Fig.18 een vooraanzicht, overeenkomende met fig.14, ter illustratie van een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding voor het aangeven van een onvolledig en volledig vastdraaien van schroefcomponenten, voorzien van het stelsel van de vulorganen en de ring, weergegeven in fig.16, nadat het vastdraaien is voltooid.

Onder verwijzing naar fig.l, 2, 3 en 4 vindt men daarin een toepassing van de uitvinding in het gedeelte, waarbij twee panelen Pl en P2 elkaar moeten overlappen en met een bout en een moer aan elkaar moeten worden bevestigd. Fig.l toont een vooraanzicht ter illustratie van de uitvoeringsvorm vóór het vastschroeven en fig.2 een verticale doorsnede van de uitvoeringsvorm, waarbij de panelen Pl en P2 zijn aangegeven, waarvan de doorgaande openingen Hl en H2 voor een bout met elkaar samenvallen waarna daarin een bout 1 wordt gestoken, waarop een moer 2 wordt geschroefd. Vulorganen 3 en een uit een elastische kunststof bestaande ring 5 worden tussen het steunvlak van het kopgedeelte van de bout 1 en één paneel Pl aangebracht, terwijl een vulorgaan 6 tussen het steunvlak van de moer 2 en het andere paneel P2 wordt ingebracht. Van de vulorganen 3 worden, als aangegeven in fig.5A en 5B, het bovenste vulorgaan-gedeelte 3A en het onderste vulorgaangedeelte 3B van een paar vulorganen 3 integraal verbonden met een verbindingsgedeelte 3C teneinde aan de laterale doorsnede een in het algemeen U-vormige configuratie te geven.

De uit een elastische kunststof bestaande ring 5 wordt in de ruimte tussen het paar vulorgaangedeelten 3A en 3B ingebracht. Het verbindingsgedeelte 3C van de vulorganen 3 bezit een indicatoronderdeel 4, als aangegeven in fig.6, dat daaraan ter bevestiging van het vastschroeven is opgehangen .

Elke diameter van de doorgaande openingen Hl en H2 van de panelen Pl en P2 en de opening in het midden van het vulorgaan 6 is iets groter dan de buitendiameter van een algemene bout 1 waardoor tussen elke opening en de bout 1 een spleet ontstaat. De vulorganen 3, weergegeven in fig.5A, bezitten in het algemeen ronde openingen 3D met een iets grotere diameter bij het bovenste vulorgaangedeelte 3A en het onderste vulorgaangedeelte 3B dan de buitendiameter van de bout 1. De in fig.5B afgeheelde vulorganen 3 bezitten in het algemeen ovale openingen 3D. Een deel van elke omtrek van het bovenste vulorgaangedeelte 3A en het onderste vulorgaangedeelte 3B van de vulorganen 3 wordt integraal met de verbinding 3C verbonden om aan de laterale doorsnede een in het algemeen U-vormige configuratie te geven. Elke buitendiameter van het bovenste vulorgaangedeelte 3A en het onderste vulorgaangedeelte 3B van de vulorganen 3 is in het algemeen gelijk aan of groter dan die van het kopgedeelte van de bout 1. Het verbindingsgedeelte 3C steekt uit het legervlak van de schroefcomponenten. Het in fig.6 afgebeelde indicatoronderdeel 4 bezit in het algemeen ronde indicatorpanelen 4A-4A, welke integraal aanwezig zijn aan beide uiteinden van een samenwerkingsgedeelte 4B, dat met de verbinding 3C van de vulorganen 3 dient samen te werken. Op één indica-torpaneel 4A zijn uitsteeksels 4C gevormd, terwijl in het andere indica-torpaneel 4A openingen 4D zijn gevormd. Wanneer het indicatoronderdeel 4 op de vulorganen 3 wordt gemonteerd, passen de uitsteeksels 4C in de openingen 4D, als aangegeven in fig.8.

In plaats van de pasorganen kunnen ook andere organen, zoals be-vestigingsorganen met uitstekende en opnemende oppervlakken worden ge-j^uikt. Deze onderdelen kunnen of uit kunststof of uxt metaalplaat met de juiste vorm en afmetingen worden vervaardigd. Bij de illustratieve toepassing zijn de indicatorpanelen 4A-4A integraal met het samenwerkingsgedeelte 4B gevormd. Deze indicatorpanelen kunnen evenwel als discrete onderdelen worden gevormd en aan de vulorganen 3 worden bevestigd. Ten aanzien van het indicatoronderdeel. 4 is het wenselijk een gekleurd onderdeel voor een gemakkelijke visuele bevestiging te gebruiken.

In fig.7 vindt men een afbeelding van de uit een elastische kuntstof bestaande ring 5 waarvan de buitendiameter groter is dan die van het bovenste vulorgaan 3A van de vulorganen 3 en waarvan de binnen— diameter een afmeting heeft, welke in hoofdzaak is aangepast aan de steëL van de bout 1. Een geschikt materiaal voor de ring 5 is b.v. siliconrub-ber, ofschoon ook andere kunstharsmaterialen, welke een elasticiteit bezitten, die geschikt is voor het bereiken van de oogmerken volgens de uitvinding, kunnen worden gebruikt. Ten aanzien van de ring 5 is het wenselijk gebruik te maken van een gekleurde ring voor een eenvoudige visuele bevestiging. Het verdient aanbeveling voor de ring 5 een kleur te kiezen, welke verschilt van die van het indicatoronderdeel 4.

Om het mogelijk te maken de uit elastische kunststof bestaande ring 5 te breken wanneer de aanschroefdruk van de bout 1 en de moer 2 de vooraf bepaalde waarde bereikt, dienen parameters, zoals afmeting en vorm van de openingen 3D, welke in de bovenste en onderste vulorgaange-deelten 3A en 3B van de vulorganen 3 aanwezig zijn, op een juiste wijze te worden gekozen of dienen materialen, welke de voor de ring 5 gewenste elasticiteit bezitten, te worden gekozen of dient de vorm en dikte van de ring 5 op de juiste wijze te worden gekozen. Bij de afbeelding daarvan bezit de ring 5 in het algemeen radiale insnijdingen 5A, die in een aantal gedeelten van de omtrek zijn aangebracht. De waarde van de aanschroefdruk, welke nodig is voor het breken van de ring 5, varieert afhankelijk van de vorm, het aantal of de diepte van de sneden 5A. De sneden 5A kunnen langs de binnenomtrek of zowel langs de buiten- als binnenomtrek van de ring 5 worden gevormd.

Het stelsel, bestaande uit de vulorganen 3 met het indicator-onderdeel 4 en de ring 5, kan passend worden gemaakt met de steel van de bout 1 wanneer zij zich in een toestand bevinden, dat zij van elkaar zijn gescheiden. Zoals aangegeven in fig.8 maakt het monteren van de vulorganen 3 integraal met de ring 5 vantevoren door het vasthouden van de ring 5, welke is ingebracht tussen de bovenste en onderste vulorgaan-gedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3 of het lijmen van de ring 5 aan ofwel het bovenste vulorgaangedeelte 3A of het onderste vulorgaangedeel-te 3B het mogelijk de ring 5 binnen het verbindingsgedeelte 3C van de vulorganen 3 op een stabiele wijze te positioneren aangezien het indica-toronderdeel 4 de positie van de ring 5 vasthoudt, hetgeen leidt tot een eenvoudige manipulatie. Wanneer het nodig is het bovenste vulorgaangedeelte 3A van het onderste vulorgaangedeelte 3B te onderscheiden, verdient het aanbeveling een verschil in buitendiameter tussen de bovenste en onderste vulorgaangedeelten te kiezen of voor elk daarvan voor een verder gemak verschillende kleuren te kiezen.

Wanneer de moer 2 wordt geroteerd om het vastschroeven in de in de fig.l en 2 afgebeelde toestand te versterken, wordt het bovenste vulorgaangedeelte 3A van de vulorganen 3 tegen het legervlak van het kopge-deelte van de bout 1 gedrukt en wordt daarna het gedeelte, dat zich bevindt tussen de bovenste en onderste vulorganen 3A en 3B van de vulorganen 3, van de uit een elastische kunststof bestaande ring 5, welke zich binnen de vulorganen 3 bevindt, samengedrukt, waardoor deze in radiale richting langer wordt. Wanneer de aanschroefdruk de ruw vooraf bepaalde waarde bereikt, worden de bovenste en onderste plaatgedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3 bijna in aanraking met elkaar gebracht, en blijft het verbindingsgedeelte 3C over, waar zich het indicatoronderdeel 4 bevindt. Als gevolg daarvan wordt het samengedrukte en vastgeschroefde gedeelte van de ring 5 naar binnen en naar buiten gebroken. In de toe- stand van de ring 5, welke is gebroken, als aangegeven in fig.3, raakt een naar binnen afgebroken deel 5C van de ring 5 los tussen de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3 en dientengevolge beweegt het afgebroken deel 5C zich in de spleet tussen de bout 1 en de opening 3D van de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B, zoals aangegeven in fig.5A, en de doorgaande opening Hl van het werkstuk PI.

Tegelijkertijd wordt het naar buiten afgebroken deel 5B een pronkt, dat wordt verkregen tengevolge van het feit, dat het gedeelte van de ring 5, dat zich tussen de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3 bevindt, uit het overlappende gedeelte van de bovenste en onderste plaatgedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3 wordt gedrukt. Meer in het bijzonder wordt omdat de binnenomtrek van de ring 5 langer wordt, de trekbelasting bij het gedeelte van de ring 5, versmald door de sneden 5A geconcentreerd, waardoor breuk optreedt, als aangegeven in fig.3. Het naar buiten afgebroken deel 5B kan gemakkelijk met de hand worden verwijderd aangezien dit vasthaakt aan de buitenomtrek van het overlappende gedeelte van de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3.

Bij de bovengenoemde toestand van vastschroeven wordt, aangezien het verbindingsgedeelte 3C van de vulorganen 3 zich bevindt op een plaats, welke radiaal naar buiten naar het legervlak van het kopgedeel-te van de bout 1 uitsteekt, binnen de top van het verbindingsgedeelte 3C een spleet S gevormd, als aangegeven in fig.4. Derhalve onderhoudt het samenwerkingsgedeelte 4B van het indicatoronderdeel 4, dat met het verbindingsgedeelte 3C samenwerkt, de initiële toestand van het indicatoronderdeel 4, waaronder deze voor de eerste maal daarop werd aangebracht, zonder de vastschroefdruk op te nemen.

Bij de bovengenoemde illustratieve uitvoeringsvorm volgens de uitvinding geschiedt het vastdraaien door de moer 2 te roteren. Echter worden in het geval, dat de kopzijde van de bout 1 wordt vastgeschroefd doordat de moer 2 met een vasthoudwerktuig wordt vastgehouden, de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B aan de steel van de bout 1 aangepast in een vorm, waarbij zij met het verbindingsgedeelte 3C zijn geïntegreerd. Derhalve wordt de wrijvingsweerstand van het legervlak van het kopgedeelte van de bout 1, veroorzaakt door een enkele rotatie van de bout 1, niet overgedragen naar de uit een elastische kunststof bestaande ring 5, welke zich tussen de bovenste en onderste vulorgaange-deelten 3A en 3B bevindt. Derhalve ondervindt de ring 5 een gelijkmatige verdeling van de vastschroefdruk over de gehele omtrek zonder te worden getwist en bij de vooraf bepaalde vastschroefdruk te worden gebroken.

Bij de illustratieve uitvoeringsvorm bevindt het stelsel van de vulorganen 3 met het indicatoronderdeel 4 en de ring 5 zich onder het legervlak van het kopgedeelte van de bout 1, terwijl het zelfs ook kan zijn aangebracht onder het legervlak van de moer 2 of onder de beide legervlakken van het kopgedeelte van de bout 1 en de moer 2.

Voorts maakt een keuze van de vorm en afmeting van de openingen 3D van de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3 het mogelijk de afmeting van het drukoppervlak van de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 in te stellen en de drukbelasting, welke nodig is om de ring 5 te doen breken, vooraf in te stellen op de vooraf bepaalde aanschroefdruk.

Resumerende wordt bij de illustratieve uitvoeringsvorm, wanneer de schroefcomponenten worden aangeschroefd in een toestand, waarbij zij zijn voorzien van de uit een elastische kunststof bestaande ring 5, welke is aangebracht tussen de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3, die een in het algemeen U-vormige laterale doorsnede hebben en onder het legervlak van het kopgedeelte van de bout 1 aanwezig zijn, het gedeelte van de ring 5, zich bevindende tussen de bovenste en onderste plaatgedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3 samengedrukt en daardoor in radiale richting naar buiten en naar binnen verlengd. Wanneer de aanschroefdruk de vooraf bepaalde waarde bereikt, bereikt de verlenging van de ring 5 de grenswaarde gelijkertijd wanneer de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3 elkaar overlappen en daarna breekt de ring 5 naar binnen en naar buiten onder invloed van de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B. Het naar binnen gebroken deel 5C beweegt zich in een spleet tussen de steel van de schroefcomponenten en de vulorganen 3 en blokkeert het in-laatgedeelte van de spleet. Het naar buiten afgebroken deel 5B wordt ra diaal weggescheurd wanneer de verlenging van de binnenomtrek de grenswaarde bereikt op hetzelfde moment, dat de ring 5 uit de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3 wordt gedrukt.

Het naar buiten afgebroken deel 5B haakt dan aan de buitenomtrek van de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B en kan met de hand worden verwijderd.

Aangezien het verbindingsgedeelte 3C van de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B van de vulorganen 3 zich voorbij het leger-vlak van de schroefcomponenten uitstrekt, wordt zelfs wanneer de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B elkaar overlappen tengevolge van een aanschroeven van de schroefcomponenten, de spleet bij de top van het uitstekende verbindingsgedeelte 3C in een niet samengedrukte toestand gelaten. Als gevolg daarvan onderhoudt het indicatoronderdeel 4, dat zich op het verbindingsgedeelte 3C bevindt, de initiële toestand daarvan, zonder dat dit onderdeel afbreekt. Derhalve geeft een plaats waar de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 is afgebroken, en aan de buitenomtrek van de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B is vastgehaakt tengevolge van het samendrukken van de vulorganen 3, welke een in het algemeen U-vormige laterale doorsnede hebben gelegen zijn onder het legervlak van het kopgedeelte van de schroefcom— ponenten en waarbij de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B elkaar overlappen, of een plaats, waar het indicatoronderdeel 4 daaraan is bevestigd, het voltooien van het vastschroeven aan.

Verder geeft een punt, waarin de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B elkaar niet overlappen tengevolge van het falen van het samendrukken van de vulorganen 3, die zich onder het legervlak van het kopgedeelte van de schroefcomponenten bevinden, zelfs wanneer het indicatoronderdeel 4 daaraan is bevestigd, of een punt, waarin de uit een elastische kunsthars bestaande ring 5 tussen de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B aanwezig is gebleven, zelfs wanneer de bovenste en onderste vulorgaangedeelten 3A en 3B elkaar overlappen, een onvoldoend vastschroeven tengevolge van onachtzaamheid of tijdelijk vastschroeven aan.

Voorts geeft een punt, waarin het indicatoronderdeel 4 niet is aangebracht, een punt aan, waar de vulorganen, welke een rol spelen bij de uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, niet worden gebruikt en dit punt zal een controlepunt voor een periodiek onderzoek zijn.

Wanneer bij een indicator voor een onvolledig en volledig vastschroeven van schroefcomponenten overeenkomstig de illustratieve uitvoe-ringvorm met de bovenbeschreven structuur, bij de bevestigingswerkzaam-heden gebruik wordt gemaakt van schroefcomponenten, wordt voor die schroefcomponenten, waarvan de vulorganen met een in het algemeen U-vormige laterale sectie, die onder het legervlak van het kopgedeelte van de schroefcomponenten zijn aangebracht, niet zijn samengedrukt en de bovenste en onderste vulorgaangedeelten elkaar niet overlappen of waarvan de uit een elastische kunststof bestaande ring tussen de bovenste en onderste plaatgedeelten van de vulorganen aanwezig is gebleven, zelfs wanneer de bovenste en onderste vulorgaangedeelten elkaar overlappen, aangegeven, dat het vastschroeven niet is voltooid of op een onvoldoende wijze is geschied. De buitendiameter van de ring is groter dan die van het kopgedeelte van de schroefcomponenten voor een eenvoudige visuele bevestiging.

Het is een eenvoudige zaak om visueel vast te stellen, dat die schroefcomponenten waarvan de bovenste en onderste vulorgaangedeelten met een in het algemeen U-vormige laterale sectie elkaar overlappen en waarvan de uit een elastische kunststof bestaande ring is gebroken of gescheiden, op de juiste wijze en volledig bij de vooraf bepaalde druk zijn vastgeschroefd. Wanneer de schroefcomponenten bij de vooraf bepaalde druk zijn vastgeschroefd heeft het naar binnen afgebroken deel van de uit een elastische kunststof bestaande ring zich naar binnen in een spleet tussen de steel van de schroefcomponenten en de bovenste en onderste vulorgaangedeelten bewogen en dientengevolge blijft de luchtdichtheid en/of waterdichtheid van het aangeschroefde gedeelte van de schroefcomponenten behouden.

In verband met de betrekkelijk eenvoudige structuur waarbij de vulorganen met een in het algemeen U-vormige laterale sectie onder het legervlak van het kopgedeelte van de schroefcomponenten zijn aangebracht, en waarbij de uit een elastische kunststof bestaande ring zich tussen de bovenste en onderste vulorgaangedeelten bevindt, en het indicatoronder-deel met het verbindingsgedeelte van de vulorganen is verbonden, wordt een ruimte in de axiale afmeting (longitudinale richting) niet op een excessieve wijze door de schroefcomponenten ingenomen. Derhalve kan een inrichting voor het aangeven van een onvolledig en volledig aanschroeven van schroefcomponenten met geringere kosten worden verkregen.

Bij een toepassing, waarbij schroefcomponenten een bout en een moer omvatten en een uit een elastische kunststof bestaande ring tussen de vulorganen aan de boutzijde is aangebracht, roteert wanneer de bout wordt geroteerd om te worden vastgeschroefd met een werktuig, terwijl de moer met een ander werktuig wordt vastgehouden teneinde een relatieve rotatie van de moer te belemmeren, de uit een elastische kunststof bestaande ring in de toestand, waarin deze tussen de bovenste en onderste vulorgaangedeelten is aangebracht, samen met de kop van de bout. Derhalve kan de ring bij de vooraf bepaalde druk worden gebroken zonder dat deze wordt getwist en onder een gelijkmatige verdeling van de aanschroef-, druk over de gehele omtrek.

Bij een toepassing, waarbij vulorganen met een tussengelegen uit een elastische kunststof bestaande ring aan de moerzijde zijn gemonteerd en daarna de moer wordt geroteerd teneinde te worden vastgeschrotfd nadat de bout wordt vastgehouden om niet mede te roteren, en bij een andere toepassing, waarbij vulorganen met een tussengelegen uit een elastische kunststof bestaande ring op de drukbout zijn gemonteerd, kan een soortgelijk effect worden verkregen. Derhalve kan, aangezien het niet nodig is op een speciale wijze te voorzien in eventuele samenwerkingsorganen voor een mederotatie van de uit een elastische kunststof bestaande ring en de vulorganen bij de legervlakken van de bout of de moer, de uitvinding worden toegepast op conventionele bouten en moeren.

De fig.9 - 14 tonen een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding. Fig.9 is een vooraanzicht dat een uit een elastische kunststof bestaande ring met aan beide zijden vulorganen toont. Fig.10 is een lateraal aanzicht van de uit een elastische kunststof bestaande ring 5, waarbij de vulorganen 3 aan beide oppervlakken elkaar overlappen. In de figuren zijn overeenkomstige onderdelen of constructieve elementen van dezelfde verwijzingen voorzien en terwille van de eenvoud zal een redundante omschrijving worden vermeden.

Bij de illustratieve uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn de vulorganen 3 integraal als een vaste component gevormd. Dit vaste stelsel bestaande uit een paar vulorgaangedeelten 3A en 3B, wordt gebruikt om te beletten, dat de beide vulorgaangedeelten 3A en 3B uit de symmetrische positie glijden tengevolge van wrijving, welke wordt veroorzaakt door het vastschroeven van de bout 1 en de moer 2. De uitvinding is niet beperkt tot de integraal gemonteerde constructie. Bij de afbeelding echter bestaan de vulorganen uit plaatstaal, dat in de vorm van een bril is geponst. Een deel van de buitenomtrekken van de beide vulorgaangedeelten 3A en 3B is verbonden door de verbinding 3C, als aangegeven met een stippellijn. De vulorganen 3 zijn in het midden van het verbindingsgedeelte 3C op zichzelf teruggevouwen en de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 wordt tussen de vulorgaangedeelten 3A en 3B ingebracht.

Op een plaats, welke in het algemeen symmetrisch is ten opzichte van de buitenomtrek van het verbindingsgedeelte 3C, bevinden zich uit-steekselgedeelten 7 en 8, welke naar binnen tegenover elkaar gelegen worden omgebogen en met elkaar samenvallen. De buighoek van de uitsteeksel-gedeelten 7 en 8 wordt bepaald door een hoek, waarbij tenminste de laterale zijden van de top van de uitsteekselgedeelten 7 en 8 met elkaar samenvallen en het onderlinge contact van de uitsteekselgedeelten 7 en 8 wordt niet verstoord op het moment, dat de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 onder druk breekt. De uitsteekselgedeelten 7 en 8 kunnen uit de uitgeslagen toestand, als aangegeven met een stippellijn in fig.10, worden omgebogen of worden omgebogen met een werktuig, zoals een pincet, nadat de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 tussen de beide vulorgaangedeelten 3A en 3B is ingebracht. Om bovendien het buigen van het verbindingsgedeelte 3C, dat de beide vulorgaangedeelten 3A en 3B met elkaar verbindt, te vereenvoudigen en het niet mogelijk te maken, dat het verbindingsgedeelte 3C weerstand biedt tegen een druk-kracht, welke optreedt op het moment van vastschroeven, zijn aan beide randen van het centrale deel van het verbindingsgedeelte 3C inkepingen aanwezig, of kunnen in het verbindingsgedeelte 3C verzwakte gedeelten aanwezig zijn, welke worden verkregen door gedeelten daarvan dunner uit te voeren.

De uitsteekselgedeelten 7 en 8 voldoen indien zij tenminste met elkaar in de bevestigingsrichting van de bout 1 en de moer 2 samenvallen. Zoals aangegeven in fig.ll evenwel vallen, wanneer de twee uitsteek-selgedeelten 81 en 82 langs de omtrek van één vulorgaangedeelte 3B zijn gevormd, waarbij een ruimte wordt overgelaten tussen de uitsteekselge-deelten, zodat het uit één geheel bestaande uitsteekselgedeelte 7 van het andere vulorgaangedeelte 3A zich tussen de beide uitsteekselgedeel-ten 81 en 82 kan bewegen, de uitsteekselgedeelten 7, 8 en 81, 82 met elkaar samen in welke richting de bout 1 en de moer 2 ook roteren.

Bij een andere toepassing van een constructie met een paar vul orgaangedeelten 3A en 3B, welke op een integrale wijze daarin zijn gemonteerd, kan het de voorkeur verdienen een paar vulorgaangedeelten, welke met een persstempel tot de vorm van een bril zijn geponst, om te vouwen, een uit een elastische kunsthars bestaande ring tussen deze omgevouwen vulorgaangedeelten in te brengen, de ter plaatse aanwezige uitsteekselgedeelten symmetrisch (de beide randgedeelten van een onderdeel van materiaal in de vorm van een bril) om te buigen naar het verbindingsgedeel-te bij de buitenomtrek van elk vulorgaangedeelte, waarbij deze naar elkaar zijn gekeerd, of de uitsteekselgedeelten tot een L-vorm te buigen, waarbij de beide uiteinden tegen elkaar stuiten, of de uitsteekselgedeelten tot een Z-vorm te buigen teneinde de eindoppervlakken van de uitsteekselgedeelten elkaar te laten overlappen, waarna de uitsteekselgedeelten worden gesoldeerd, gelast of met een hechtmiddel aan elkaar worden gehecht.

Het kan eveneens van voordeel zijn de uitsteekselgedeelten op slechts één vulorgaangedeelte aan te brengen, de uitsteekselgedeelten tegenover elkaar liggend of tot een L-vorm om te buigen teneinde de top van de uitsteekselgedeelten tegen de buitenomtreksrand van het andere vulorgaangedeelte te laten stuiten of de uitsteekselgedeelten tot een laterale U-vorm of een Z-vorm om te buigen waarbij de eindvlakken van de uitsteekselgedeelten bij de buitenomtreksrand van het andere vulorgaangedeelte elkaar overlappen, en daarna de uitsteekselgedeelten aan elkaar te hechten. Het kan verder van voordeel zijn een paar vulorgaangedeelten afzonderlijk met een persstempel te ponsen, het paar vulorgaangedeelten op de beide oppervlakken van een uit een elastische kunsthars bestaande ring aan te brengen, uitsteekselgedeelten, die ter plaatse tot een L- vorm zijn omgebogen en diametraal symmetrisch zijn ten opzichte van de buitenomtrekrand van één vulorgaangedeelte te verschaffen, de uitsteek-selgedeelten in openingen of inkepingen te brengen, welke zich op een plaats bevinden, die overeenkomt met de uitsteekselgedeelten van het andere vulorgaangedeelte, en daarna een soldeer- of soortgelijk proces uitvoeren. Verder kan het van voordeel zijn twee identieke vulorgaangedeel-ten, waarvan het ene is voorzien van uitsteekselgedeelten en het andere is voorzien van openingen of inkepingen op plaatsen, welke diametraal symmetrisch ten opzichte van de buitenomtrek van elk vulorgaangedeelte zijn gelegen, op het oppervlak en de achterzijde van de uit een elastische kunsthars bestaande ring aan te brengen op een wijze, waarbij deze over 180° ten opzichte van elkaar zijn verschoven, waarbij de uitsteekselgedeelten samenvallen met de openingen of de inkepingen van het andere vulorgaangedeelte en naar elkaar zijn gekeerd, waarna de uitsteekselgedeelten daarin worden ingebracht of daaraan worden gehecht.

Voor de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 is het eenvoudig ingekeepte gedeelte 5A in een aantal plaatsen van de buitenomtrek van de ring 5 aan te brengen, zoals in de tekening is weergegeven. Bij de afbeelding dienen de ingekeepte gedeelten 5A ook voor een vrijkomen uit het verbindingsgedeelte 3C en de samenwerkende uitsteekselgedeelten 7 .en 8 (81 en 82 bij de in fig.ll afgebeelde uitvoeringsvorm). Bovendien is het van voordeel, aangezien de afmeting en vorm van de doorgaande openingen voor de bout in de vulorgaangedeelten 3A en 3B een invloed hebben op de drukwaarde, waarbij de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 breekt, rekening te houden met de kwaliteit van het materiaal, de vorm en de dikte van de uit een elastische kunststof bestaande ring 5.

Resumerende zal een juiste keuze van materiaalkwaliteit, de elasticiteit, de dikte en de vorm van de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 en het naast de vulorgaangedeelten 3A en 3B gelegen leger-oppervlak de destructieve waarde voor de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 bepalen d.w.z. de aandraaikracht van de bout 1 en de moer 2.

Fig.13 toont een verticale frontale doorsnede ter illustratie van de uitvoeringsvorm volgens de uitvinding vóór het vastdraaien. Fig.12 toont een bovenaanzicht van de uitvoeringsvorm, waarbij de doorgaande openingen Hl en H2 voor de bout van de opgestapelde panelen Pl en P2 met elkaar samenvallen en de bout 1 met de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 en de vulorganen 3A en 3B aan beide oppervlakken tussen het legervlak van de bout 1 en eên paneel Pl is ingebracht, en de moer via het vulorgaan 9 op de bout 1 is geschroefd.

Wanneer de moer 2 steeds vaster wordt aangetrokken naar de toestand, als aangegeven in fig.12 en 13, wordt het gedeelte van de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 tussen de vulorganen 3A en 3B samengedrukt, waardoor dit gedeelte in radiale richting naar binnen en naar buiten langer wordt. Wanneer de aantrekdruk van de bout 1 en de moer 2 de vooraf bepaalde waarde bereikt, breekt de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 naar binnen en naar buiten over het samengedrukte en verlengde gedeelte, en beweegt het naar binnen afgebroken deel 5C (een ringvormig deel) zich in een spleet tussen de steel van de bout 1 en de rand van de opening van de vulorgaangedeelten 3A en 3B. Op deze wijze worden de vulorgaangedeelten 3A en 3B stevig aan elkaar gehecht.

Tegelijkertijd wordt het gedeelte van het naar buiten afgebroken deel 5B tussen de vulorgaangedeelten 3A en 3B naar buiten gedrukt en daarna wordt de binnenomtrek verlengd, waardoor deze bij de ingekeepte gedeelten 5A wordt afgescheurd. Het afgescheurde naar buiten afgebroken deel 5B zal aan de buitenomtrek van de vulorgaangedeelten 3A en 3B haken of wegvallen, als aangegeven met de verwijzing 5B1. Het vastgehaakte afgebroken deel 5B kan met de hand worden verwijderd.

Fig.16 toont een vooraanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een uit een elastische kunststof bestaande ring met aan beide vlakken vulorganen. Fig.17 toont een lateraal aanzicht van deze uitvoeringsvorm, waarbij de buitendiameter van één vulorgaangedeelte 3B van het paar vulorgaangedeelten 3A en 3B groter is dan die van het andere vulorgaangedeelte 3A en ongeveer gelijk is aan die van de uit een elastische kunststof bestaande ring. Tenminste het binnenoppervlak van het vulorgaangedeelte 38 met de grootste diameter d.w.z. het oppervlak achter de uit een elastische kunststof bestaande ring 5, geeft men een kleur welke zich onderscheidt van die van de ring 5, zoals blauw.

De uit een elastische kunsthars bestaande ring 5 met aan beide oppervlakken daarvan de vulorganen bij de afgeheelde uitvoeringsvorm, wordt zodanig op de bout aangebracht, dat het vulorgaangedeelte 3B met de grootste diameter zich bevindt aan de achterzijde d.w.z. gekeerd, d.w.z. dat het vulorgaangedeelte 3B zich bij het paneel PI bevindt, waarna de bout 1 wordt aangetrokken. Wanneer de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 scheurt en na het voltooien van het aandraaien wordt verwijderd, als aangegeven in fig.8, zal de buitenomtrek van het vulorgaangedeelte 3B, dat een andere kleur heeft dan de uit een elastische kunststof bestaande ring 5, en een grotere diameter heeft, verschijnen.

Bij de bovengenoemde illustratieve uitvoeringsvorm is de uit een elastische kunststof bestaande ring 5 met aan beide oppervlakken de vul-organen onder het legervlak van het kopgedeelte van de bout 1 aangebracht terwijl de ring 5 onder het legervlak van de moer 2 of onder de leger-vlakken van de bout 1 en de moer 2 kan worden aangebracht. De ring 5 kan ook onder het legervlak van het kopgedeelte van een drukbout (een tapbout) worden aangebracht.

Resumerende wordt bij de illustratieve uitvoeringsvorm, wanneer de schroefcomponenten, welke zijn voorzien van de uit een elastische kunststof bestaande ring met aan beide vlakken daarvan de vulorganen, en welke onder het legervlak van het kopgedeelte van de schroefcomponenten is aangebracht, worden aangetrokken, het gedeelte van de uit een elastische kunststof bestaande ring tussen de vulorganen samengedrukt en radiaal naar binnen en naar buiten verlengd. Wanneer de aantrekdruk de vooraf bepaalde waarde bereikt, bereikt de uit een elastische kunststof bestaande ring zijn grens van verlenging en als gevolg daarvan wordt het gedeelte van de uit een elastische kunststof bestaande ring tussen de twee vulorganen naar binnen en naar buiten gebroken. Tegelijkertijd hechten de twee vulorganen zich stevig aan elkaar.

Het naar binnen afgebroken deel van de gebroken uit een elastische kunststof bestaande ring beweegt zich in een spleet tussen de steel van de schroefcomponenten en de openingsrand van de vulorganen om het in-laatgedeelte van de spleet te blokkeren. Het naar buiten afgebroken deel van de ring wordt tenminste uit het buitenste vulorgaangedeelte weggedrukt. Tegelijkertijd bereikt de binnenomtrek van het naar buiten afgebroken deel de grens van de verlenging en wordt in radiale richting afgescheurd. Het afgescheurde deel valt uit de vulorganen of haakt zich aan het kopgedeelte van de schroefcomponenten of de vulorganen vast.

Het afgescheurde deel kan met de hand worden verwijderd.

Derhalve zullen die plaatsen, waarin de uit een elastische kunst stof bestaande ring, die onder het legervlak van het kopgedeelte van de schroefcomponenten is aangebracht, is gescheurd en het naar buiten afgebroken deel van de schroefcomponenten is verwijderd of het naar buiten afgebroken deel aan de buitenomtrek van de vulorganen haakt, aangeven, dat het aantrekken is voltooid. Een visuele bevestiging van het voltooien van het aantrekken geschiedt op een eenvoudige wijze aangezien de buitendiameter van de uit een elastische kunststof bestaande ring groter is dan die van het kopgedeelte van de schroefcomponenten en de vulorganen.

Bovendien verschijnt bij de illustratieve uitvoeringsvorm, waarbij de buitendiameter van één vulorgaan, dat zich aan de achterzijde van de uit een elastische kunststof bestaande ring bevindt, groter is uitgevoerd dan die van het andere vulorgaan aan de voorzijde van de ring, het aan de achterzijde gelegen vulorgaan. Derhalve vindt op een duidelijke wijze een indicatie van het voltooien van het aantrekken plaats doordat het aan de achterzijde gelegen vulorgaan wordt vrijgemaakt. Een visuele bevestiging van het voltooien van het aantrekken geschiedt op een eenvoudige wijze, aangezien het aan de achterzijde gelegen vulorgaan groter is dan het aan de voorzijde gelegen vulorgaan.

Die plaatsen, waarbij de uit een elastische kunststof bestaande ring met aan beide vlakken de vulorganen en gelegen onder het legervlak van het kopgedeelte van de schroefcomponenten niet is samengedrukt of de uit een elastische kunststof bestaande ring zich nog steeds tussen de vulorganen bevindt zelfs na aandrukken, geven een verwaarlozing van het aantrekken of een onvoldoende aantrekking tengevolge van een tijdelijke aandraaiing aan.

Hgt is onnodig te vermelden, dat de in de fig.9 — 18 afgebeélde illustratieve uitvoeringsvorm ook andere effecten vertoont dan de in de fig.l -8 afgeheelde illustratieve uitvoeringsvorm.

Claims (12)

1. Inrichting voor het aangeven van een onvolledig en volledig aandraaien van schroefcomponenten, voorzien van een vulonderdeel (3), dat bestaat uit een in het algemeen vlakke plaat van materiaal, in welke plaat zich een eerste opening (3D) bevindt waarvan de afmetingen voldoende zijn voor het opnemen van de steel van de schroefcomponenten (1, 2) en het beletten, dat deze schroefcomponenten (1, 2) zich door deze eerste opening bewegen, en een ringonderdeel (5), dat bestaat uit een in het algemeen vlakke kunststofplaat, welke is voorzien van een tweede opening (5D) waarvan de afmetingen voldoende zijn voor het opnemen van de steel van de schroefcomponenten (1, 2) en het beletten, dat deze schroefcomponenten (1, 2) zich door de tweede opening bewegen, met het kenmerk, dat het vulonderdeel (3) bestaat uit een paar vulorgaangedeel-ten (3A, 3B), elk met een in het algemeen vlakke, ronde buitenvorm, waarvan de buitendiameter tenminste gelijk is aan die van het kopgedeelte van de schroefcomponenten (1, 2) en bijna in het midden daarvan is voorzien van een eerste opening (3D), en een verbindingsgedeelte (3C) om het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B) naar elkaar gekeerd zodanig met elkaar te verbinden, dat de eerste openingen (3D) in elk van het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B) gelijkelijk de steel van de schroefcomponenten (1, 2) kunnen opnemen, waarbij het verbindingsgedeelte in hoofdzaak loodrecht op de axiale afmeting van de steel van de schroefcomponenten (1, 2) een doorsnede heeft, welke aan het verbindingsgedeelte in het algemeen een U-vorm geeft wanneer het vulonderdeel (3) de steel opneemt, en waarbij het ringonderdeel (5) bestaat uit een in het algemeen cirkelvormig defor-meerbaar onderdeel, dat tussen het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B) is ingebracht, waarbij het in het algemeen cirkelvormige onderdeel een buitendiameter heeft, welke groter is dan die van elk van het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B), welk vervormbaar materiaal in radiale richting wordt verlengd wanneer de eerste en tweede openingen (3D, 5D) de steel van de schroefcomponenten (1, 2) opnemen en het deformeerbare materiaal door het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B) wordt samengedrukt bij het aandraaien van de schroefcomponenten (1, 2), waarbij het deformeerbare materiaal breekt tengevolge van de overlapping van het paar vulorgaan-gedeelten (3Af 3B) wanneer de drukkracht bijna een vooraf bepaalde waarde bereikt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het defor-meerbare onderdeel bestaat uit een elastisch lichaam, en de afmeting en de vorm van de eerste opening (3D) en de elasticiteit van het deformeer-bare onderdeel zodanig zijn gekozen, dat het deformeerbare onderdeel kan breken wanneer de drukkracht de vooraf bepaalde waarde bereikt.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ringonderdeel (5) is voorzien van een aantal insnijdingen (5A), die langs de omtrek van het in het algemeen cirkelvormige onderdeel radiaal in buitenwaartse richting zijn gevormd.

4^ Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de insnijdin gen (5A) van het ringonderdeel (5) zodanig zijn gevormd, dat de diepte van de insnijdingen (5A) in radiale richting van het cirkelvormige on (jg-£(3.eel tenminste de omtrek van elk van het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B) kan bereiken.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verbin— dingsgedeelte (3C) radiaal in buitenwaartse richting voorbij het paar vulorgaangedeelten (3a, 3B) uitsteekt en de inrichting verder is voorzien van een indicatoronderdeel (4), dat door het verbindingsgedeelte (3C) wordt ondersteund.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B) diameters hebben, welke van elkaar verschil len, waarbij het ringonderdeel (5) een buitendiameter heeft, welke aanzienlijk groter is dan die van één (3A) van het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B) dat de kleinste buitendiameter bezit.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het ringonderdeel (5) een buitendiameter heeft, welke in hoofdzaak gelijk is aan die van één (3B) van het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B), welke de grootste buitendiameter heeft.

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat één vulor-gaangedeelte (3B) met de grootste buitendiameter een gekleurd oppervlak heeft, dat tegenover het andere vulorgaangedeelte (3A) is gelegen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het ring- onderdeel (5) een kleur bezit, welke zich onderscheidt van het gekleurde oppervlak van het genoemde ene vulorgaangedeelte (3B).

10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste één van het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B) is voorzien van samenwerkingsorganen (7,8, 81, 82), welke zich in een punt, dat in het algemeen symmetrisch ten opzichte van het verbindingsgedeelte (3C) ten aanzien van het midden van een cirkel daarvan zijn gelegen, welke samenwerkingsorganen (7, 8, 81, 82) in het andere vulorgaangedeelte steken teneinde te beletten, dat de beide vulorgaangedeelten (3A, 3B) tezamen in de richting van de buitendiameter van de cirkels daarvan bij een rotatie van de schroefcomponenten (1, 2) roteren.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de samenwerkingsorganen (7, 8, 81, 82) bestaan uit een aantal uitsteekselgedeel-ten (7, 8) die op elk van het paar vulorgaangedeelten (3A, 3B) zijn gevormd en in elkaar passen.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de samenwerkingsorganen (7, 8, 81, 82) zijn voorzien van een eerste uitsteekselge— deelte (7), dat op één (3A) van het paar vulorgaangedeelten is gevormd, en een paar tweede uitsteekselgedeelten (81, 82), die op het andere (3B) van het paar vulorgaangedeelten zijn gevormd en ten opzichte van elkaar zijn geïsoleerd, waarbij het eerste uitsteekselgedeelte (7) zich bevindt in een ruimte tussen de tweede uitsteekselgedeelten (81, 82) en met de tweede uitsteekselgedeelten (81, 82) samenwerkt.