NL8901753A - Epileerapparaat. - Google Patents

Description

N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Epileerapparaat.

Field of the invention

De uitvinding heeft betrekking op een epileerapparaat meteen roterend aandrijfbaar epileerorgaan en tenminste één klemele-ment.

Background of the invention

Een dergelijk epileerapparaat is bijv. bekend uit hetJapanse gebruiksmodel 57-54725. Het epileerorgaan en het klemorgaan zijnhierbij uitgevoerd als om parallelle assen draaibare rollen. Het aanra-kingsoppervlak tussen de beide rollen is maar gering zodat op een haarwelke tussen de rollen wordt vastgeklemd slechts gedurende een kortetijd een trekkracht wordt uitgeoefend. Een afdekplaat moet voorkomen datde huid in de relatief grote wigvormige inloopruimte tussen de rollengeraakt en eveneens tussen de rollen wordt vastgeklemd. Door deafdekplaat kunnen korte haren met een lengte in de orde van grootte vande dikte van de afdekplaat niet door de rollen worden vastgeklemd.Summarv of the invention

De uitvinding heeft een epileerapparaat tot doel waarbijde hierboven genoemde nadelen zijn vermeden en wordt daardoorgekenmerkt, dat het epileerorgaan schijfvormig is en is voorzien van ineen kops eindvlak uitmondende vanggleuven, waarbij in een vanggleuf eenten opzichte van het epileerorgaan verplaatsbaar klemelement is gelegen.

Bijzondere uitvoeringsvormen zijn vermeld in deonderconclusies.

Brief descrintion of the drawings

De uitvinding zal hierna worden toegelicht met behulp vaneen beschrijving van enkele in de figuren weergegevenuitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijkin doorsnede een epileerapparaat.

Figuur 2 is een bovenaanzicht van het epileerapparaat van figuur 1.

Figuur 3 is een doorsnede volgens de lijn ÏII-III in figuur 2.

Figuur 4 is een doorsnede overeenkomstig figuur 3 met eenandere stand van het klemelement.

Figuur 5 toont gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijkin doorsnede een andere uitvoeringsvorm van een epileerapparaat.

Figuur 6 is een bovenaanzicht van het apparaat van figuur5.

Figuur 7 toont gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijkin doorsnede een variant op de uitvoeringsvorm van de figuren 5 en 6.

Figuur 8 toont gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijkin doorsnede nog een andere uitvoeringsvorm.

Figuur 9 is een doorsnede overeenkomstig figuur 3 van deuitvoeringsvorm van figuur 8.

Figuur 10 toont een bovenaanzicht van nog een andereuitvoeringsvorm.

Figuur 11 is een doorsnede volgens de lijn XI-XI in figuur 10.

Figuur 12 is een doorsnede volgens de lijn XII-XII in figuur 10.

Description of preferred embodiments

Het epileerapparaat volgens de figuren 1 t/m 4 omvat eenhuis 1 en een schijfvormig epileerorgaan 2. Het epileerorgaan 2 isbevestigd op het uiteinde van de as 3 van de elektromotor 4 zodat hetepileerorgaan bijv. in de richting P roterend aandrijfbaar is. Hetschijfvormige epileerorgaan 2 is voorzien van regelmatig over de omtrekverdeelde vanggleuven 5 waarvan er in fig. 2 eenvoudigheidshalve slechtsenkele zijn weergegeven. De vanggleuven 5 monden zowel uit in het kopseindvlak 6 als in de cilindrische buitenmantel 7 van het epileerorgaan 2en elke vanggleuf is voorzien van een klemelement 8. Het klemelement 8is van een geringere dikte dan de vanggleuf 5 zodat een vangspleet 9voor het vangen van haren overblijft. Het klemelement 8 isduidelijkheidshalve in fig. 1 niet in doorsnede getekend.

Het klemelement 8 is in, in hoofdzaak tangentiëlerichting T ten opzichte van het epileerorgaan 2 verplaatsbaar. Hiertoeis het klemelement 8 voorzien van een hefboom 10 waarvan een eersteuiteinde 11 aan het klemelement is bevestigd terwijl een tweede uiteinde12 binnen het bereik van een geleide wand 13 in het huis 1 is gelegen.

De hefboom 10 is draaibaar gelagerd in een opening 14 van een houder 15welke onderdeel is van epileerorgaan 2. Aan de houder 15 is tevens eenverend element 16 bevestigd dat door een opening 17 in de hefboom 10 isgehaakt en dat aandrukkrachten K1 en K2 op het geheel vanklemelement 8 en hefboom 10 uitoefent. Met behulp van nokken 18 wordthet klemelement 8 ten opzichte van het epileerorgaan 2 gepositioneerd.

Tijdens een deel van een omwenteling van hetepileerorgaan 2 is het uiteinde 12 van een hefboom 10 in aanraking metde geleidewand 13. Het geheel van hefboom 10 en klemelement 8 wordthierdoor gekanteld van de positie zoals weergegeven in fig. 3 in depositie zoals weergegeven in fig. 4. Een in de vangspleet 9 aanwezigehaar wordt hierdoor tussen epileerorgaan 2 en klemelement 8 vastgeklemd.

Bij het gebruik van het apparaat wordt dit met het kopseeindvlak 6 op de te epileren huid geplaatst en over de huidvoortbewogen. Wordt een haar op de hierboven beschreven wijzevastgeklemd dan zal de haar door de rotatie van het epileerorgaan enklemelement uit de huid worden getrokken. Na een deel van eenomwenteling zal het uiteinde 12 van de hefboom 10 weer vrij komen van degeleidewand 13 waardoor door de werking van het verend element 16 hetklemelement 8 weer in de positie van fig. 3 wordt geplaatst. Degeleidewand 13 kan bijv. onderdeel zijn van een aanslag 19 op demontageplaat 20 voor de motor 4.

Omdat de vanggleuven 5 in de cilindrische buitenmantel 7uitmonden kunnen de haren ook vanaf de omtrek van het epileerorgaan 2een vangspleet 9 binnendringen. De kans op het vangen van een haar kandaarbij nog worden verbeterd door de vanggleuven 5 en de klemelementen 8schuin ten opzichte van de radius 21 te plaatsen zoals in fig. 2 metonderbroken lijnen is aangeduid met 5' resp. 8'. De vangkans zalbovendien afhankelijk zijn van het aantal vanggleuven 5 perepileerorgaan 2.

In het huis kunnen meerdere aanslagen 19 metgeleidewanden 13 worden aangebracht zodat meerdere malen peromwenteling een klemelement 8 door de bijbehorende hefboom 10 wordtgekanteld. Tenminste een deel 22 van de hefboom 10 wordt elastischvervormbaar uitgevoerd waardoor het kontakt met de geleiderwand 13soepeler verloopt en minder hoge eisen aan de maatnauwkeurigheid van dehefbomen kan worden gesteld.

Bovendien kan daardoor worden voorkomen dat de haar door te groteklemkracht tussen epileerorgaan 2 en klemelement 8 wordt geknipt.

Het klemelement 8 en de hefboom 10 worden bij voorkeurals één geheel uit kunststof vervaardigd.

De uitvoeringsvorm volgens de figuren 5 en 6 omvateveneens een huis 1, een epileerorgaan 2 met een kops eindvlak 6 en eenmotor 4 met motoras 3 en is in grote lijnen gelijk aan die van defiguren 1 t/m 4.

De vanggleuven 23 zijn echter, gezien in hetbovenaanzicht van fig. 6, wigvormig en de klemelementen 24 hebben eencorresponderende vorm. De klemelementen 24 zijn in radiale richting Rten opzichte van het epileerorgaan 2 verplaatsbaar tussen een standwaarbij tussen het klemelement en het epileerorgaan een vangspleet 25aanwezig is en een stand waarbij het klemelement aanligt tegen hetepileerorgaan. Het klemelement 24 is hiertoe weer voorzien van eenhefboom 26 welke draaibaar om een dwars op de radiale richting Rgerichte as 27 in de houder 15 is gelagerd. Een uiteinde 28 van dehefboom 26 is in aanraking met een geleidewand 29 gevormd door de wandvan een rondlopende groef 30. Door de wisselende afstand van de groef 30tot de motoras 3 zal het klemelement 24 tijdens een omwenteling van hetepileerorgaan tenminste één maal in de richting R wordenverplaatst. Hierdoor zal weer een haar welke zich in de vangspleet 25bevindt worden vastgeklemd en uitgetrokken.

Figuur 7 toont een variant op de uitvoeringsvorm van defiguren 5 en 6. Tussen de motoras 3 en epileerorgaan 2 bevindt zich eenkoppelas 31 met twee telescopisch ten opzichte van elkaar verplaatsbaredelen 32 en 33 waartussen zich een drukveer 34 bevindt. Het geheel vanepileerorgaan 2 met klemelementen 24, hefbomen 26 en houder 15 ishierdoor in axiale richting indrukbaar ten opzichte van het huis 1. Hethuis 1 is voorzien van conische wand 35 waartegen het uiteinde 28 van dehefboom 26 aanligt. Een verend element 16 zoals beschreven bij deuitvoering volgens de figuren 3 en 4 zorgt voor een aandrukkracht op hetuiteinde 28 in de richting van de conische wand 35. Bij gebruik van hetapparaat zal door het uitoefenen van druk met het kopse eindvlak 6 op dete epileren huid het epileerorgaan in axiale richting A ten opzichte vanhet huis worden verplaatst waardoor het uiteinde 28 langs de conischewand glijdt en het klemelement 24 in de richting R wordt verplaatst.

In de uitvoeringsvorm volgens de figuren 8 en 9 is hetepileerorgaan 2 in axiale richting A telescopisch verplaatsbaar tenopzichte van de houder 15, waarbij tussen de beide delen een drukveer 36is gespannen. De klemelementen 37 zijn vast op de houder 15 bevestigd envormen tezamen met de houder een klemorgaan 38. De klemelementen 37lopen in axiale richting enigszins conisch toe overeenkomstig devanggleuven 39.

Een drietal verende armen 40 waarvan slechts één isgetekend, is voorzien van haakvormige uiteinden 41 en steken dooropeningen 42 in de houder 15 zodat ze voorkomen dat het epileerorgaan 2door de drukveer 36 van de houder 15 wordt weggedrukt.

Ook hier kan door druk van de huid op het kopse eindvlak 6 hetepileerorgaan in de axiale richting A tegen de werking van de veer 36 inten opzichte van de houder 15 met klemelementen 37 worden verplaatstwaardoor de klemelementen aanliggen tegen het epileerorgaan.

Bij de twee uitvoeringen volgens de figuren 7 t/m 9 kande gebruiker door alternerend druk met het apparaat uit te oefenen, defrequentie waarmee wordt geëpileerd bepalen.

De figuren 10, 11 en 12 tonen een uitvoeringsvorm waarbijde haarvanggleuven 43 en de klemelementen 44 eveneens wigvormig zijn. Deklemelementen 44 zijn verenigd tot een klemorgaan 45 dat draaibaar inhet huisdeel 46 is gelagerd met een rotatieas 47 welke excentrischt.o.v. de rotatieas 48 van het epileerorgaan 2 is gelegen. Door deroterende aandrijving van het epileerorgaan 2 wordt het klemorgaan 45eveneens roterend aangedreven. Door de excentriciteit van rotatieas 47ten opzichte van rotatieas 48 zullen de klemelementen 44 gedurende eendeel van een omwenteling relatief ten opzichte van epileerorgaan 2 in decorresponderende vanggleuven 43 naar binnen worden verplaatst zoalsweergegeven in de rechter helft van fig. 10, waardoor weer een haar diezich in een vangspleet 49 bevindt wordt vastgeklemd en uitgetrokken.

Rotatie van epileerorgaan 2 en klemorgaan 45 is slechtsmogelijk als ook in de situatie zoals in de rechterzijde van fig. 10weergegeven enige speling 50 tussen een klemelement 44 en hetepileerorgaan 2 aanwezig is. Door de geringe excentriciteit vanrotatieas 47 ten opzichte van as 48 kan deze speling zo gering zijn dattoch een haar tussen een klemelement 44 en het epileerorgaan 2 wordtvastgeklemd.

Bij een uitvoeringsvorm volgens de figuren 10, 11 en 12zijn epileerorgaan 2, klemorgaan 45 en huisdeel 46 verenigd tot eenepileereenheid welke bijv. uitwisselbaar is met een afneembarescheereenheid van een scheerapparaat. In figuur 11 is een dergelijkscheerapparaat 51 van het bekende type met roterende scheerorganen metonderbroken lijnen weergegeven. Het epileerorgaan 2 kan dan bijv.rechtstreeks worden gekoppeld met de as 52 voor het roterendscheerorgaan.

Een dergelijke uitvoering als uitwisselbareepileereenheid is ook bij de andere uitvoeringsvoorbeelden eenvoudig terealiseren.

Aangezien de breedte van de vangspleten bij de hierbovenbeschreven uitvoeringsvormen gering kan zijn kunnen de kopse eindvlakkenvan de epileerorganen direct met de huid in aanraking worden gebrachtzonder dat er gevaar bestaat dat de huid door het apparaat wordtvastgeklemd. Een rooster of huidtegenhouder zal derhalve niet nodig zijnal kan een dergelijke voorziening wel bij de beschreven uitvoeringenworden toegepast.

Naast een uitvoering met één epileerorgaan perapparaat kunnen de epileerapparaten ook met twee of meer epileerorganenworden uitgerust.

Claims (12)

1. Epileerapparaat met een roterend aandrijfbaarepileerorgaan en tenminste één klemelement, met het kenmerk, dat hetepileerorgaan schijfvormig is en is voorzien van in een kops eindvlakuitmondende vanggleuven, waarbij in een vanggleuf een ten opzichte vanhet epileerorgaan verplaatsbaar klemelement is gelegen.

2. Epileerapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de vanggleuven tevens in een cilindrische buitenmantel van hetepileerorgaan uitmonden.

3. Epileerapparaat volgens conclusie 1 of 2, met hetkenmerk, dat het klemelement ten opzichte van het epileerorgaan in, inhoofdzaak, tangentiële richting verplaatsbaar is.

4. Epileerapparaat volgens conclusie 1 of 2, met hetkenmerk, dat het klemelement ten opzichte van het epileerorgaan in, inhoofdzaak, radiale richting verplaatsbaar is.

5. Epileerapparaat volgens conclusie 1 of 2, met hetkenmerk, dat het klemelement ten opzichte van het epileerorgaan in, inhoofdzaak, axiale richting verplaatsbaar is.

6. Epileerapparaat volgens één der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat de vanggleuf wigvormig is en hetklemelement een corresponderende vorm heeft en verplaatsbaar is tusseneen stand waarbij het klemelement aanligt tegen het epileerorgaan en eenstand waarbij tussen het klemelement en het epileerorgaan een vangspleetaanwezig is.

7. Epileerapparaat volgens één der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat het klemelement is voorzien van eenhefboom waarvan een eerste uiteinde aan het klemelement is bevestigd enhet tweede uiteinde gedurende tenminste een deel van een omwenteling vanhet epileerorgaan in aanraking is met een geleidewand.

8. Epileerapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de klemelementen zijn verenigd tot een klemorgaan dat met hetepileerorgaan een roterend aandrijfbare eenheid vormt.

9. Epileerapparaat volgens conclusie 8, met hetkenmerk, dat het klemorgaan excentrisch ten opzichte van hetepileerorgaan is gelagerd.

10. Epileerapparaat volgens conclusie 8, met het kenmerk,dat epileerorgaan en klemorgaan in axiale richting ten opzichte vanelkaar verplaatsbaar zijn.

11. Epileerapparaat volgens conclusie 10, met hetkenmerk, dat tussen epileerorgaan en klemorgaan verende middelenaanwezig zijn.

12. Epileerapparaat volgens een der voorgaandeconclusies, met het kenmerk, dat het is uitgevoerd als eenepileereenheid welke uitwisselbaar is met een losneembaar scheerhoofdvan een scheerapparaat.