NL8901522A - Inrichting voor het hanteren van een drager. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET HANTEREN VAN EEN DRAGER

Door aanvraagster wordt als uitvinder genoemd:

Elbert ZOETEN te HEILOO

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het hanteren van een drager, welke drager een eerste en een tweede dragerhelft omvat en geschikt is voor het dragen van een cilindervormig produkt, bijvoorbeeld een rol bandstaal, welke inrichting ten minste een vork omvat die geschikt is om samen te werken met een kanaalvormige opening van de drager.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 8503583. Hierin wordt een drager voor verpakking, verlading en transport van opgerolde produkten met hoog gewicht beschreven, welke drager - met of zonder gedragen produkt -verplaatst kan worden met de inrichting, een eveneens beschreven vorkheftruck. Het nadeel van de vorkheftruck bij toepassing voor het hanteren van de drager is dat deze vorkheftruck niet zonder meer geschikt is voor het aanbrengen van de drager op een te dragen produkt. In het bijzonder als de dragers zoals te doen gebruikelijk in samengestelde vorm op een stapel liggen, dient menselijk ingrijpen ertoe om de helften van een van de stapel afgenomen drager uit elkaar te brengen zodanig dat de drager op maat is voor het te dragen produkt, waarna de drager en het produkt kunnen worden samengesteld.

Met de uitvinding wordt nu beoogd een inrichting te verschaffen waarbij deze menselijke tussenkomst overbodig is en het dus mogelijk is zonder direct menselijk ingrijpen een van een stapel afkomstige drager aan te brengen bij een produkt. Daartoe wordt de inrichting volgens de uitvinding erdoor gekenmerkt dat de vork twee ten opzichte van elkaar uitschuifbare delen omvat en van ten minste een eerste en een tweede klemmiddel is voorzien en het eerste klemmiddel is aangebracht op een eerste van de twee uitschuifbare delen en geschikt is de eerste dragerhelft aan de vork te koppelen, en het tweede klemmiddel is aangebracht op het tweede van de twee uitschuifbare delen en geschikt is de tweede dragerhelft aan de vork te koppelen.

Voor een evenwichtige ondersteuning van de drager heeft de inrichting bij voorkeur twee vorken. Deze vorken zijn bij voorkeur verstelbaar in het horizontale vlak zodanig dat deze naar elkaar toe en van elkaar af kunnen worden bewogen. Hiermede wordt een mogelijkheid tot fijnafstelling verkregen waardoor de inrichting nauwkeurig kan samenwerken met dragers van verschillende grootte. In de praktijk wordt met circa vijf typen dragers met verschillende afmetingen gewerkt. Uiteraard dient deze fijnafstelling tevens het nauwkeurig positioneren van de vorken voor de kanaalvormige gaten van de drager.

Een eenvoudige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is die waarbij ieder klemmiddel als een scharnierbare haak is uitgevoerd, waarvan het scharnierpunt direct is gekoppeld met de vork en welke vork is voorzien van een drukcilinder waarvan één uiteinde is gekoppeld met de vork en het andere uiteinde met de haak.

Bij voorkeur is de inrichting zo uitgevoerd dat de vork of vorken zijn voorzien van een verdikking nabij ieder scharnierpunt, welke verdikking geschikt is om samen te werken met het nabijliggende scharnierpunt als borging voor de drager.

Uiteraard is het wenselijk dat de inrichting voldoende vrijheidsgraden heeft, dus in voldoende richtingen kan bewegen. De drijvende kracht voor de beweging kan daarbij op verschillende manieren verkregen zijn, bijvoorbeeld is denkbaar een elektro-mechanische aandrijving of een aandrijving met hydraulische druk-cilinders en een drukopwekkingsstation.

Het heeft echter de voorkeur indien de vork in verticale richting verplaatsbaar is, waarbij de drijvende kracht voor het verplaatsen in verticale richting afkomstig is van een pneumatisch druksysteem. Zodoende is een veel nauwkeuriger positionering van de inrichting in verticale richting mogelijk dan bij andere aandrijfsystemen.

De uitvinding zal in het navolgende nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin fig. 1 de inrichting volgens de uitvinding toont, en fig. 2 een detail van de inrichting volgens de uitvinding toont.

Een verrijdbare wagen 3 is geschikt om te worden verplaatst langs rails 1 welke zijn afgesteund op de vaste wal door middel van kolommen 2. Aan de wagen 3 hangt de inrichting volgens de uitvinding. Deze omvat een armen- en benenstelsel 4 waarmee de vork 5 in verticale richting bewogen kan worden, alsmede in de richting van en naar een stapel dragers 6. De vork 5 is voorts nog scharnierbaar om scharnierpunt 7 waarmee een fijnafstelling kan worden verkregen zodat de vork 5 nauwkeurig in een kanaalvormig gat 8 van een der dragers 6 kan worden gebracht. De dragers 6 zijn op zichzelf uitvoerig beschreven in de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 8503583 zodat het niet nodig is deze hier verder te beschrijven.

Er zijn bij voorkeur twee vorken 5 voor een evenwichtige ondersteuning van de drager 6 (zie fig. 2). Iedere drager 6 bestaat uit twee helften 6’ en 6’’, en is voorzien van kanaalvormige gaten 8. Door deze gaten 8 worden de vorken 5 gestoken.

Deze vorken 5 zijn voorts verstelbaar in het horizontale vlak zodanig dat deze naar elkaar toe en van elkaar af kunnen worden bewogen (zie de pijlen A en B in fig. 2). Hiermede wordt een mogelijkheid tot fijnafstelling verkregen waardoor de inrichting nauwkeurig kan samenwerken met dragers 6 van verschillende grootte. In de praktijk wordt met circa vijf typen dragers 6 met verschillende afmetingen gewerkt. Uiteraard dient deze fijnafstelling tevens het nauwkeurig positioneren van de vorken 5 voor de kanaalvormige gaten 8 van de drager 6.

In fig. 2 zijn de vorken 5 in uitgeschoven toestand getoond waarbij klemmiddelen 9 en 10 respectievelijk deelhelft 6'' en deelhelft 6' van de drager 6 koppelen met de beide vorken 5. Iedere vork 5 bestaat daartoe uit twee ten opzichte van elkaar uitschuif-bare delen 12 en 13. De klemmiddelen 9 zijn aangebracht op de eerste delen 12 van de vorken 5, en de klemmiddelen 10 zijn aangebracht op de tweede delen 13 van de vorken 5. De klemmiddelen 9, 10 zijn scharnierbaar bevestigd aan de vorken 5 en kunnen scharnieren rond scharnierpunten 15, 16. Het scharnieren wordt geëffectueerd door bediening van de klemmiddelen 9, 10 met drukcilinders 11. Iedere drukcilinder 11 is daartoe aan éën zijde aan een klemmiddel 9, 10 bevestigd en aan de andere zijde aan het vorkdeel 12, 13 waar zich tevens het scharnierpunt 15, 16 van het klemmiddel 9, 10 bevindt. De vorken worden aanvankelijk in bijvoorbeeld volledig ingeschoven toestand de kanaalvormige gaten 8 ingebracht waarna uitschuiven van de vorken kan plaatsvinden en de klemmiddelen 9, 10 door activering van drukcilinders 11 in de in fig. 2 getoonde toestand worden gebracht waarbij koppeling tussen de dragerhelften 6’ en 6" aan de vorken 5 tot stand is gebracht.

De vorken 5 zijn voorts voorzien van verdikkingen 14 welke kunnen samenwerken met de klemmiddelen 9, 10 teneinde de dragerhelf ten 6’, 6’* geborgd te klemmen aan de vorkdelen 13 respectievelijk 12.

Verder uitschuiven van de vorkdelen 12 en 13 brengt de deel-helften 6' en 6" van de drager 6 uit elkaar en maakt deze geschikt om te worden aangebracht op een te dragen rolvormig produkt zoals een rol bandstaal. Na aanbrengen van de drager 6 op het te dragen produkt kunnen de vorkdelen 12 en 13 weer enigszins worden ingeschoven, voldoende om een enigszins klemmende passing van de drager 6 op het te dragen produkt te bewerkstelligen.

Behalve dat de vorken 5 door scharnieren rond scharnierpunt 7 fijn af te stellen zijn ten behoeve van het inbrengen in de kanaalvormige gaten 8, is het tevens in dat kader belangrijk dat de inrichting voor de verplaatsing van de vork - met en zonder last -in verticale richting is voorzien van pneumatische aandrijf-middelen. Deze maken, beter dan bijvoorbeeld bij een hydraulisch aandrijfsysteem mogelijk is, een nauwkeurige fijnafstelling van de inrichting in steekhoogte zeer goed mogelijk, en maken tevens dat het positioneren van de dragerhelften 6' en 6” tegen het te dragen produkt nauwkeurig kan geschieden.

Claims (5)

1. Inrichting voor het hanteren van een drager welke drager een eerste en een tweede dragerhelft omvat en geschikt is voor het dragen van een cilindervormig produkt, bijvoorbeeld een rol bandstaal, welke inrichting ten minste een vork omvat die geschikt is om samen te werken met een kanaalvormige opening van de drager, met het kenmerk, dat de vork twee ten opzichte van elkaar uitschuifbare delen omvat en van ten minste een eerste en een tweede klemmiddel is voorzien en het eerste klemmiddel is aangebracht op een eerste van de twee uitschuifbare delen en geschikt is de eerste dragerhelft aan de vork te koppelen, en het tweede klemmiddel is aangebracht op het tweede van de twee uitschuifbare delen en geschikt is de tweede dragerhelft aan de vork te koppelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat er twee vorken zijn welke geschikt zijn om althans in het horizontale vlak naar elkaar toe en van elkaar af bewogen te worden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat ieder klemmiddel als een scharnierbare haak is uitgevoerd, waarvan het scharnierpunt direct is gekoppeld met de vork en welke vork is voorzien van een drukcilinder waarvan één uiteinde is gekoppeld met de vork en het andere uiteinde met de haak.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vork of vorken zijn voorzien van een verdikking nabij ieder scharnierpunt, welke verdikking geschikt is om samen te werken met het nabij liggende scharnierpunt als borging voor de drager.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de vork in verticale richting verplaatsbaar is, waarbij de drijvende kracht voor het verplaatsen in verticale richting afkomstig is van een pneumatisch druksysteem.