NL8900699A - Koppelinrichting voor het losneembaar koppelen van vast opgestelde assen. - Google Patents

Description

KOPPELINRICHTING VOOR HET LOSNEEMBAAR KOPPELEN VAN VAST OPGESTELDE ASSEN

De uitvinding heeft betrekking op een koppelinrich-ting voor het losneembaar met een vast opgestelde aangedreven as koppelen van een vast opgestelde drijfas/ waarbij de aandrijfas en de aangedreven as elk een koppelorgaan dragen en een koppelas aan weerseinden met de samenwerkende koppelorganen van de koppelas ten opzichte van elkaar axiaal verschuifbaar zijn gemonteerd.

In de Nederlandse octrooiaanvrage 85.01649 wordt een tweedelige boorputlier beschreven/ waarbij de aandrijfas vast in een aandrijfeenheid is gemonteerd en de aangedreven as vast gemonteerd is in bijvoorbeeld een met de aandrijf-eenheid koppelbare liereenheid. De koppelorganen van de koppelas zijn met deze verbonden door kruiskoppelingen/ teneinde een eventuele foutieve uitlijning van de aandrijfas en de aangedreven as in de gebruikstoestand/ te kunnen compenseren .

Een bezwaar van de bekende koppelinrichting is dat deze relatief veel ruimte inneemt. De aandrijfas en de aangedreven as moeten op een relatief grote onderlinge afstand liggen/ teneinde de koppelinrichting te kunnen toepassen. De bekende koppelinrichting is daardoor niet geschikt voor toepassing bij compact gebouwde inrichtingen/ die weinig of geen loze ruimte hebben.

Het doel van de uitvinding is een koppelinrichting van de bovengenoemde soort te verschaffen/ die met kleine afmetingen uitgevoerd kan worden en geschikt is voor het koppelen van compact gebouwde aandrijvende- en aangedreven inrichtingen.

Bij de koppelinrichting volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat de koppelorganen respectieve binnen- en buitenvertanding dragende delen van tandkoppelingen zijn en dat de koppelorganen onzwenkbaar met hun betreffende as zijn verbonden.

De tandkoppelingen kunnen betrouwbaar blijven functioneren onder een geringe fouthoek. Eventuele kleine afwijkingen in de uitlijning van de aandreven as en de aandrijfas kunnen dus door de tandkoppelingen worden gecompenseerd. Doordat dus geen kruiskoppelingen nodig zijn/ kan een zeer compacte constructie van de koppelinrichting worden verkregen .

Door toepassing van de maatregel van conclusie 2 is de toelaatbare fouthoek voor de tandkoppelingen zodanig dat de koppelinrichting toegepast kan worden bij ten gevolge van gebruikelijke fabricagetoleranties optredende foutieve uit-lijningen tussen aangedreven as en aandrijfas.

Volgens een gunstige verdere ontwikkeling van de uitvinding wordt de maatregel van conclusie 3 toegepast. De veer dwingt de koppelorganen automatisch in aangrijping met de koppelorganen aan de aandrijfas en de aangedreven as. De koppelas kan eenvoudig worden aangebracht door de koppelorganen van de koppelas tegen de veerkracht in naar elkaar toe te schuiven/ de as tussen de koppelorganen van de aandrijfas en de aangedreven as te plaatsen/ en vervolgens de koppelorganen van de koppelas weer van elkaar af te laten bewegen door de veer. In de praktijk is gebleken dat alleen de veerkracht voldoende is om de koppelas op betrouwbare wijze in bedrijf in aangrijping te houden tussen de assen. Bovendien is gebleken dat de koppelas volgens de uitvinding goed gecentreerd blijft. Toerentallen van 5000 omwentelingen per minuut zijn in de praktijk zonder problemen haalbaar gebleken.

Een verdere gunstige ontwikkeling wordt gekenmerkt door conclusie 4. De koppelas kan hierdoor ook probleemloos op lastig toegankelijke plaatsen worden aangebracht. De koppelas wordt met de koppelorganen in naar elkaar toegeschoven en geborgde toestand tussen de koppelorganen van de aandrijfas en de aangedreven as gemanoeuvreerd/ een van de koppelingen wordt in elkaar geschoven/ en vervolgens worden de borgmiddelen losgenomen/ zodat de koppelas in zijn werkzame stand schuift.

Door een extra beveiliging wordt de maatregel van conclusie 5 bereikt.

Gebleken is dat de inrichting volgens de uitvinding in het bijzonder geschikt is voor toepassing bij een tweedelige boorputlier. De twee delen van de boorputlier/ resp. de aandrijfeenheid en de liereenheid worden voor het bedrijf vast met elkaar gekoppeld. De ten gevolge van de losneembare verbinding tussen de eenheden van een dergelijke boorputlier optredende afwijkingen in de uitlijning tussen enerzijds de aandrijfas en anderzijds de aangedreven as/ zijn van een zodanige grootte dat deze goed opgenomen kunnen worden door de koppelinrichting volgens de uitvinding. De compacte bouw alsmede het eenvoudige gebruik daarvan maakt deze voor de genoemde toepassing uitermate geschikt.

De uitvinding wordt in de volgende beschrijving nader toegelicht aan de hand van de in de figuren getoonde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Fig. 1 toont in perspectivisch aanzicht een koppelinrichting volgens de uitvinding met uiteengenomen delen.

Fig. 2 toont de koppelinrichting van fig. 1 in langs-doorsnede» in de gekoppelde toestand.

Fig. 3 toont de koppelinrichting van fig. 1 in langs-doorsnede/ in de toestand met het koppelen.

De koppelinrichting 1 volgens de uitvinding is bestemd voor het koppelen van een vast opgestelde aandrijfas 2, die in dit voorbeeld de as van een motor 3 kan zijn/ met een vast opgestelde aangedreven as 6. De aandrijfas 2 en de aangedreven as 6 dragen respectievelijke koppelorganen 4 en 7. De uiteindelijke verbinding tussen de aandrijfas 2 en de aangedreven as 6 wordt gevormd door een koppelas 10 die met de koppelorganen 4 en 7 samenwerkende koppelorganen 11 resp. 13 draagt.

Zoals getoond draagt het koppelorgaan 4 van de aandrijfas 2 buitenvertanding 5. Deze kan in aangrijping komen met een binnenvertanding in het koppelorgaan 11. Op overeenkomstige wijze draagt het koppelorgaan 7 van de aangedreven as 6 een buitenvertanding 8/ die in aangrijping kan komen met de binnenvertanding 16 in een ring 15 van het koppelor-gaan 13.

Het koppelorgaan 11 is vast gemonteerd op een as 12/ die aan zijn tegenoverliggende einde voorzien is van spiever-tanding 14. Over deze spievertanding 14 is het koppelorgaan 13 verschuifbaar naar het koppelorgaan 11 toe en daarvan af. De twee koppelorganen 11/ 13 worden van elkaar af gedwongen door een schroefveer 21.

De samenwerkende koppelorganen/ enerzijds 4 en 11 en anderzijds 7 en 13 vormen tandkoppelingen/ die een draaimo-ment kunnen overdragen via de vertandingen. Zoals getoond zijn de koppelorganen 4 en 7 vast verbonden met de aandrijfas resp. aangedreven as 6 en zijn de koppelorganen 11 en 13 eveneens onzwenkbaar verbonden met de as 12.

Wanneer de aandrijfas 2 en de aangedreven as 6 niet geheel co-axiaal zijn/ zullen de samenwerkende koppelorganen een geringe hoek ten opzichte van elkaar krijgen. De tandkoppelingen zijn zodanig uitgevoerd dat deze bij een geringe hoekafwijking goed blijven functioneren. De tandvlakken kunnen bijvoorbeeld enigszins bol worden uitgevoerd.

Zoals de figuren laten zien/ is de tandbreedte van de vertandingen kleiner dan een vijfde van de diameter waarop de tanden liggen en in het bijzonder ongeveer 1/7. Hierdoor wordt een voldoende fouthoekcompensatiemogelijkheid verkregen.

De tussen de koppelorganen van de koppelas aangebrachte veer 21 dwingt deze koppelorganen 11/ 13 van elkaar af. In de in fig. 2 getoonde gemonteerde toestand/ zorgt de veer 21 dus ervoor/ dat de koppelorganen 11/ 13 in aangrij-ping blijven met de koppelorganen 5, 7. Voor de veiligheid kan een borgpen 17 aangebracht worden/ die door het koppelorgaan 13 en een boring 19 in de as 12 steekt. De borgpen 17 wordt op zijn plaats gehouden door middel van een in een sleuf van het koppelorgaan 13 opgenomen opsluitring.

De borgmiddelen omvatten behalve een boring 19 voor het in de van elkaar af bewogen stand borgen van de koppelorganen/ een boring 20/ met behulp waarvan de koppelorganen in een naar elkaar toe geschoven stand tijdelijk kunnen wor den vastgezet. Zoals fig. 3 toont wordt de borgpen 17 door de boring in het koppelorgaan 13 en de boring 20 in de as 12 gestoken/ nadat het koppelorgaan 13 tegen de kracht van de veer 21 in naar het koppelorgaan 11 toe is verschoven. in deze in elkaar geschoven en geborgde toestand# kan de gehele koppelas 10 zonder enig probleem tussen de aandrijfas 2 en de aangedreven as 6 worden gestoken. Nadat de koppelas 10 op deze wijze in de juiste stand gebracht is/ waarbij bijvoorbeeld de koppelorganen aan de aandrijfaszijde in elkaar geschoven zijn# wordt de borgpen 17 losgenomen# waarna het koppelorgaan 13 door de kracht van de veer 21 in aangrijping gebracht wordt met het koppelorgaan 7 van de aangedreven as 6. Vervolgens wordt de borgpen 17 in het gat 19 gestoken en is de as tegen loslopen gezekerd.

Zoals in de figuren wordt getoond# worden de koppelorganen bij voorkeur zodanig aangebracht dat de koppelorganen met de buitenvertanding aan de vast gemonteerde assen zijn aangebracht# terwijl de koppelorganen met de binnenver-tanding aangebracht zijn aan de losneembare koppelas. De koppelas behoeft# bijvoorbeeld tijdens transport# niet bijzonder omzichtig behandeld te worden aangezien de kans op beschadiging van de binnenvertanding zeer klein is. De kans op beschadiging van de buitenvertanding is eveneens gering# doordat de deze buitenvertanding dragende assen vast in de betreffende inrichtingdelen zijn gemonteerd.

Claims (6)

1. Koppelinrichting voor het losneembaar met een vast opgestelde aangedreven as koppelen van een vast opgestelde aandrijfas/ waarbij de aandrijfas en de aangedreven as elk een koppelorgaan dragen en een koppelas aan weerseinden met deze samenwerkende koppelorganen van de koppelas ten opzichte van elkaar axiaal verschuifbaar zijn gemonteerd/ met het kenmerk/ dat de koppelorganen respectieve binnen- en buitenvertanding dragende delen van tandkoppelingen zijn en dat de koppelorganen onzwenkbaar met hun betreffende as zijn verbonden.

2. Inrichting volgens conclusie 1/ met het kenmerk/ dat de tandbreedte van de tandkoppelingen kleiner is dan een vijfde van de diameter waarop de tanden liggen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk/ dat tussen de koppelorganen van de koppelas een deze van elkaar af dwingende veer is aangebracht.

4. Inrichting volgens conclusie 3/ met het kenmerk/ dat borgmiddelen zijn aangebracht voor het in een naar elkaar toe bewogen stand van de koppelorganen van de koppelas tijdelijk vastzetten van deze.

5. Inrichting volgens conclusie 4# met het k e n -m e r k/ dat de borgmiddelen eveneens de koppelorganen van de koppelas in een van elkaar af bewogen stand tijdelijk kunnen vastzetten.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies/ met het kenmerk/ dat de aandrijfas en de aangedreven as respectievelijk een vast in een aandrijfeenheid van een tweedelige boorputlier gemonteerde motoras en een vast in een met de aandrijfeenheid koppelbare liereenheid daarvan gemonteerde ingaande as van een liertrommeldrijfwerk zijn.