NL8802942A - Kinderveilige sluiting voor een fles of dergelijke houder. - Google Patents

Description

Kinderveilige sluiting voor een fles of dergelijke houder.

De uitvinding heeft betrekking op een kinderveilige sluiting voor een fles of dergelijke houder, die is voorzien van een hals met uitwendige schroefdraad of vergelijkbare grendelorganen, zoals een bajonet-sluiting, voor een afneembare sluitdop, alsmede van een zich onder de schroefdraad of dergelijke bevindende radiaal uitstekende rand, die kan samenwerken met een onder de rand grijpende en door middel van breekstroken met de sluitdop verbonden ring, alsmede kan samenwerken met een onder deze rand aangrijpend veerkrachtig grendelorgaan, dat deel uitmaakt van de kinderveilige sluitring.

Een dergelijke kinderveilige sluiting is bekend uit de ter visie gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 7810527. Bij deze bekende sluiting gaat het om een huis dat over een schroef dop kan worden geplaatst en dat is voorzien van een grendelorgaan, dat in de ruststand grijpt onder de rand van de schroefdop, danwel onder de uitstekende rand van de hals van de fles, welk huis in deze stand vrij draaibaar is op de hals. Het huis van deze sluiting is voorzien van een kokervormig deel dat plaats biedt aan één vinger van de hand en dat onderin is voorzien van een bedieningsorgaan voor de grendel met behulp waarvan de grendel tegen veerkracht in kan worden bewogen en in de ontgrendelende stand kan worden gebracht. Dit grendelorgaan bevindt zich op een afstand van de opening van het kokervormige deel, die groter is dan de gemiddelde lengte van de langste vinger van een kind van een van te voren bepaalde leeftijd en kan dus alleen worden bereikt door één vinger met een van te voren bepaalde minimale lengte, zoals een vinger van de hand van een volwassene. Kinderen van de hierboven bedoelde leeftijd of jonger kunnen de sluiting dus niet ontgrendelen. De juiste afstand of lengte kan aan de hand van statistische gegevens over de afmetingen van de personen in het toepassingsgebied worden bepaald

Wenst men de inhoud van een op deze wijze beveiligde fles te gebruiken dan dient de dop te worden verwijderd waarna de schroefdop toegankelijk wordt en op normale wijze kan worden afgeschroefd. Dit kan een schroefdop zijn, die door middel van breekstroken is beveiligd. Dit laatste type gedraagt zich echter na eenmalig openen als een normale schroefdop. Wanneer de sluiting op de schroefdop is geplaatst, is deze daarop vrij roteerbaar zodat het niet mogelijk is met behulp van het huis van deze sluiting de schroefdop los te draaien.

Deze bekende kinderveilige sluiting is niet altijd veilig. De persoon, die iets van de inhoud uit de fles neemt, kan daarbij worden gestoord en het gevaar bestaat dan dat deze persoon het weer herstellen van de sluiting niet tijdig tot stand brengt want daarvoor is nodig eerst de schroefdop te vinden en te plaatsen en vervolgens het huis met de grendel te vinden en te plaatsen.

Doel van de uitvinding is een kinderveilige sluiting te verschaffen die de bezwaren van de bekende sluiting mist, die zonodig met één tik van de hand in de beveiligde sluitstand kan worden gebracht en die bovendien voor transport-doeleinden absoluut dicht kan zijn, ook na iedere opening en uitgieting, zonder vervanging van enig onderdeel, zoals de sluitdop met borgring en breekstroken. Bovendien beoogt de uitvinding een kinderveilige sluiting die na gebruik van de inhoud van een fles kan worden overgeplaatst op een volgende fles.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding in de eerste plaats bereikt doordat de kinderveilige sluiting een van inwendige schroefdraad voorzien gedeelte heeft, dat in plaats van de sluitdop op het van schroefdraad of dergelijke voorziene deel van de hals plaatsbaar is, alsmede boven dat gedeelte van een buisvormige verlenging, die ligt in het verlengde van de hals, welke verlenging een uitlaatopening heeft en waarop axiaal verschuifbaar een schuifafsluiter is geplaatst met een uitlaatopening, welke schuifafsluiter in de uitgeschoven stand de uitlaatopening van de buisvormige verlenging en van de afsluiter in samenwerking met elkaar brengt en in de andere, ingeschoven sluitstand, de uitlaatopening van de buisvormige verlenging afsluit, in welke sluitstand de schuifafsluiter is vergrendeld met het met de radiaal uitstekende rand van de hals samenwerkend grendelorgaan, welk grendelorgaan is voorzien van bedieningsmiddelen van zodanige vorm en afmetingen, dat deze alleen bereikbaar zijn voor een vinger of de vingers met van te voren bepaalde afmetingen. Dus een vinger, die langer is dan de langste vinger van een kind van van te voren bepaalde leeftijd, bijvoorbeeld de leeftijd van 8 jaar.

Terwijl bij de bekende sluiting de bediening van de grendel alleen diende voor het wegnemen van het huis teneinde de normale schroefdop toegankelijk te maken, wordt voor het doen functioneren van de sluiting volgens de uitvinding de normale schroefdop vervangen door de buisvormige verlenging en op die buisvormige verlenging bevindt zich een verschuifbare koker of schuifafsluiter, die in de uitgeschoven stand de schenkopening vrijgeeft en die in de ingeschoven stand is vergrendeld en dus niet van de fles behoeft te worden verwijderd. Doet zich dus tijdens het hanteren van een fles, die van deze sluiting volgens de uitvinding is voorzien, een calamiteit voor dan hoeft men de fles slechts neer te zetten en op de schuifafsluiter een voldoende grote tik te geven waarna de sluiting de kinderveilige stand bereikt en behoudt en alleen weer door de volwassene kan worden geopend.

De uitlaatopening van de buisvormige verlenging kan worden gevormd door een venster in de wand van deze verlenging, welk venster samenwerkt met een venster van de schuifafsluiter.

De voorkeur gaat echter uit naar een uitvoering waarbij het uiteinde van de buisvormige verlenging de uitlaatopening daarvan is. Het cirkelvormige uiteinde van een buis laat namelijk een betere afsluiting toe dan bij een uitvoering met alleen vensters.

Constructief kan men het aan de uitvinding ten grondslag liggende hoofdprincipe op verschillende manieren realiseren.

De voorkeur gaat uit naar een uitvoeringsvorm, waarbij het grendel-orgaan zich bevindt in een huis van de kinderveilige sluiting, welk huis een alleen aan één einde open kokervormig deel heeft, dat plaats biedt aan slechts één vinger van de hand van een persoon en in het ondergedeelte een bedieningsorgaan heeft voor het grendelorgaan, welk bedie-ningsorgaan zich op een van te voren bepaalde afstand van de opening van dat kokervormige deel bevindt, die volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat de schuifafsluiter één geheel vormt met het kokervormige deel. De van te voren bepaalde afstand moet groter zijn dan de gemiddelde lengte van de langste vinger van een kind van een van te voren bepaalde leeftijd en deze afstand moet wel zodanig zijn, dat een volwassene geen moeite heeft met het bereiken van het grendelorgaan. Het verdient dan ook nog de voorkeur dat slechts één grendelorgaan aanwezig is en dit huis in de sluitstand, waarbij het grendelorgaan grijpt in de ruimte die zich direct onder de uitstekende rand van de hals bevindt, vrij draaibaar is op de buisvormige verlenging. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel slechts één enkele grendel te hebben, die in de sluitstand alleen door een volwassene kan worden bereikt, in welke sluitstand het losschroeven van de op de hals van de fles geplaatste buisvormige verlenging is uitgesloten, omdat het huis met de schuifafsluiter vrij draaibaar is.

Bij deze pitvoeringsvorm verdient het de voorkeur dat de buisvormige verlenging nabij de onderrand is voorzien van een uitwendige schroefwinding, die kan samenwerken met inwendige schroefdraad in het ondergedeelte van de schuifafsluiter met behulp waarvan het huis met schuifafsluiter axiaal aantrekbaar is naar de houder toe totdat het boveneinde van de buisvormige verlenging afdicht op de eindafsluiting van de schuifafsluiter. Deze voorziening maakt het mogelijk de schuifafsluiter in de kinderveilig vergrendelde stand zodanig benedenwaarts aan te draaien dat een afdichting op de cirkelvormige monding van de buisvormige verlenging is verzekerd. In de aangedraaide stand is de sluiting lekdicht.

Het kan de voorkeur verdienen de schroefwinding te voorzien van een aanslag opdat bij het aandraaien de schuifafsluiter niet te ver wordt aangedraaid.

Bij dit aandraaien van de schuifafsluiter beweegt deze axiaal naar beneden en aangezien de schuifafsluiter één geheel vormt met het koker-vormige deel van het huis waarin zich het grendelorgaan bevindt, wordt ook dit axiaal verplaatst. Volgens de uitvinding verdient het nu de voorkeur dat de hals van de houder op afstand onder de uitstekende rand een naar beneden toe en rondom lopende afschuining heeft, die samenwerkt met een afschuining van het grendelorgaan. Deze afschuining zorgt ervoor dat het aandraaien niet door de grendel wordt belemmerd en zorgt tevens voor een verplaatsing van de grendel.

Hier kan men nuttig gebruik van maken doordat de grendel een van de hals afgerichte pen heeft, die samenwerkt met een venster in de buitenwand van het ondergedeelte van het kokervormige deel, zodanig dat in de aangetrokken sluitstand van de schuifafsluiter deze pen in het venster zichtbaar is. Verschijnt de eventueel van een kleur voorziene pen in het venster dan weet de gebruiker dat de transportveilige absoluut dichte stand is bereikt. Bovendien kan de gebruiker daaraan zien dat hij voor het openen van de sluiting eerst de sluiting moet losdraaien totdat de grendel weer in de ruimte onder de uitstekende rand grijpt waarna door bediening van de grendel het huis met schuifafsluiter omhoog in de open stand kan worden geschoven.

Het zichtbaar maken van de lekdichte sluitstand kan men ook op andere wijze bereiken.

Bij het axiaal aandraaien wordt het venster van de schuifafsluiter axiaal verplaatst ten opzichte van de buisvormige verlenging en die kan een gekleurd vlak hebben, bijvoorbeeld een groen vlak, dat in de aangedraaide stand in het venster zichtbaar wordt.

Volgens de uitvinding is het bij deze uitvoeringsvorm verder mogelijk dat de buisvormige verlenging nabij het boveneinde axiaal verlopende grendelribben heeft die kunnen samenwerken met daartussen grijpende ribben op het binnenvlak van de schuifafsluiter. Door deze in elkaar grijpende ribben, die uiteraard slechts in elkaar grijpen wanneer de schuifafsluiter zich in de uitgeschoven en dus open stand bevindt, is het mogelijk de gehele kinderveilige sluiting van de fles af te schroe ven. Aangezien alleen een volwassene in staat is de schuifafsluiter in de open stand te brengen bestaat niet het gevaar dat een kind door draaien de gehele sluiting zou kunnen verwijderen. In de sluitstand is het huis met schuifafsluiter en kokervormig deel immers vrij draaibaar, terwijl ontgrendeling voor het kind niet mogelijk is.

Teneinde ook in deze vrij draaibare stand toch nog een grotere zekerheid te verkrijgen kan volgens de uitvinding de op de hals geschroefde buisvormige verlenging aan de onderrand een vertanding hebben, die aangrijpt op het bovenvlak, respectievelijk in daar aanwezige complementaire vertandingen van de uitstekende rand. Men bereikt hiermee dat bij het opschroeven en stevig aandraaien een zodanige wrijving tussen de onderrand van de buisvormige verlenging en het bovenvlak van de uitstekende rand wordt verkregen dat het begin van het losdraaien een relatief grote kracht vergt.

Verder kan men een extra zekerheid inbouwen wanneer volgens de uitvinding de grendel bestaat uit een beugel, die kantelbaar en verschuifbaar is gelegerd in het kokervormige deel en is voorzien van een gren-delnok die zodanig samenwerkt met een grendelrand van het huis dat verschuiving uit de grendels tand in een richting van de hals af pas mogelijk is na kanteling van de beugel. Deze kantelmogelijkheid beperkt het gevaar dat een kind met bijvoorbeeld een potlood in het kokervormige deel peutert en tracht de grendel te verplaatsen. De kantelbeweging kan namelijk niet gemakkelijk met een potlood worden uitgevoerd maar wél met een vinger. Door het kantelen wordt de grendel zelf ontgrendeld. Het kan daarbij van nut zijn dat gedeelte van de grendel dat met een vinger in aanraking kan komen zodanig glad en schuin uit te voeren dat de vinger er wél op kan drukken maar elk dun voorwerp, zoals een potlood, erop afschampt.

Bovendien kan het kokervormige deel vlak boven de beugel een afscherming hebben, die alleen het naar binnen gekeerde bedieningsvlak van de beugel toegankelijk maakt, alsmede een rand die de grendelnok naar boven toe af schermt. Daardoor is geen enkel deel van de beugel met grendelnok bereikbaar voor enig instrument en is alleen het schuine en gladde bedieningsvlak bereikbaar voor de top van de vinger.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de kinderveilige sluiting volgens de uitvinding kan deze zijn gekenmerkt doordat het huis met het kokervormige deel met een ringvormig deel aangebracht is op het inwendig van schroefdraad voorziene deel van de buisvormige verlenging en axiaal is opgesloten enerzijds door een flens van de onderrand van de buisvormige verlenging waar het ringvormige deel op steunt en anderzijds door een eerste verend grendelorgaan, dat deel nitmaakt van het ringvormige deel en kan grijpen onder de uitstekende rand van de hals, waarbij het bedieningsorgaan van dit eerste grendelorgaan zich onder in het kokervormige deel bevindt en de schuifafsluiter onafhankelijk van het kokervormige deel axiaal beweegbaar is en in de sluitstand samenwerkt met een tweede elastisch grendelorgaan dat aangrijpt op de schuifafsluiter en waarvan het bedieningsorgaan zich eveneens onder in het kokervormige deel bevindt op eenzelfde afstand van de opening als het bedieningsorgaan van het eerste grendelorgaan.

Bij deze uitvoeringsvorm zijn het huis met het kokervormige deel en de schuifafsluiter twee afzonderlijke delen en deze hebben dan ook elk een eigen grendel waarvan de bedieningsorganen zich op dezelfde plaats onderin het kokervormige deel bevinden.

Ook deze uitvoeringsvorm kan zijn voorzien van een buisvormige verlenging met een uitwendige schroefwinding op een plaats gelegen onder de plaats waar het tweede elastische grendelorgaan samenwerkt met een flens van de schuifafsluiter en deze in het ondergedeelte inwendige schroefdraad heeft, die kan samenwerken met de uitwendige schroefdraad van de buisvormige verlenging nadat bij het sluiten de schuifafsluiter de grendel is gepasseerd, welke schuifafsluiter dan door de samenwerking van deze schroefdraden met zijn gesloten boveneinde wordt gedrukt op de bovenrand van de buisvormige verlenging. Deze schroefwinding dient ook voor het door aandraaien tot stand brengen van een dichte sluiting nadat de schuifafsluiter in de kinderveilige vergrendelde stand is gedrukt. Bij deze uitvoeringsvorm zijn speciale voorzieningen nodig voor het op de hals van de fles schroeven van de sluiting respectievelijk het verwijderen daarvan. Deze middelen zouden kunnen bestaan uit in elkaar grijpende ribben van de buisvormige verlenging en de schuifafsluiter wanneer deze zich in de uitgeschoven stand bevindt in welk geval dan echter de schuifafsluiter nog moet worden voorzien van een vlak waarop zonodig met een werktuig kan worden aangegrepen om het vast respectievelijk los draaien mogelijk te maken.

Bij de eerder beschreven uitvoeringsvorm is dat niet nodig omdat huis en schuifafsluiter één geheel vormen en bij het aandraaien respectievelijk losdraaien een door het huis verkregen grote hefboom aanwezig is.

Volgens een derde uitvoeringsvorm van de kinderveilige sluiting volgens de utvinding kan deze zijn gekenmerkt doordat het grendelorgaan bestaat uit een elastisch vervormbare ring, die met twee tegenover elkaar gelegen delen kan grijpen onder de radiaal uitstekende rand van de hals en op twee andere tegenover elkaar gelegen plaatsen bedieningsdelen heeft, die zich bevinden in naar buiten toe afgeschennde ruimten van het huis van de schuifafsluiter, welke ruimten een opening hebben, welke openingen zodanig op afstand van elkaar zijn gelegen, dat de beide bedieningsdelen in de ruimten slechts tegelijkertijd bereikbaar zijn door twee vingers van van te voren bepaalde afmetingen van één band.

Bij deze uitvoeringsvorm is het onmiddelllijk sluiten eveneens mogelijk door op de geopende schuifafsluiter een klap te geven. Voor het openen dient men met twee vingers van één hand (de ander houdt immers de houder of fles vast) de ring zodanig te vervormen, dat deze vrijkomt van de radiaal uitstekende rand van de hals. Een dergelijke ring kan een ovale ring zijn, die door het uitoefenen van druk op de volgens de langste as van de ovaal tegenover elkaar gelegen plaatsen vervormbaar is tot een cirkel met een binnendiameter, die groter is dan de buitendiameter van de rand. Na het ontgrendelen kan men dan het huis van de schuifafsluiter omhoog in de open stand trekken.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont in doorsnede een eerste uitvoeringsvorm van de kinder-veilige sluiting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont de sluiting van fig. 1 in perspectief en in opengewerkte toestand van een deel van de sluiting.

Fig. 3 toont ditzelfde deel van de sluiting als getoond in fig. 2 zonder de op de fles geplaatste verlenging.

Fig. 4 toont in perspectief het grendelorgaan dat behoort bij de uitvoeringsvorm van fig. 1.

Fig. 5 toont een tweede uitvoeringsvorm van de kinderveilige sluiting volgens de uitvinding gedeeltelijk in aanzicht gedeeltelijk in doorsnede en wel in de geopende stand.

Fig. 6 toont in doorsnede een onderdeel van de sluiting van fig. 5.

Fig. 7 toont in doorsnede gedeeltelijk aanzicht een ander onderdeel van de sluiting van fig. 5.

Fig. 8 toont in doorsnede het huis van de sluiting van de uitvoeringsvorm van fig. 5.

Fig. 9 toont in doorsnede een schuifafsluiter met koker, die anders dan bij de in fig. 3 getoonde uitvoering is voorzien van middelen, die het grendelorgaan afschermen.

Fig. 10 toont gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede een derde uitvoeringsvorm van de kinderveilige sluiting volgens de uitvinding.

Bij de in de figuren 1 t/m 4 getoonde uitvoeringsvorm gaat het om een fles 1, die is voorzien van een hals 2 met een gedeelte 3, dat is voorzien van uitwendige schroefdraad 4. Deze hals 3 vormt op gebruikelijke wijze een schenktuit. Op de schroefdraad 4 van de hals 3 kan zich een normale schroefdop bevinden, die een rand heeft, die kan snappen onder de uitstekende rand 5 van de hals 2 en die door middel van breeketroken met de dop is verbonden. Dergelijke doppen worden bij het op de hals draaien van de dop automatisch in de grendelstand gebracht terwijl bij het losdraaien de breekstroken afbreken.

Bij de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm is nu de niet meer getoonde schroefdop vervangen door een buisvormige verlenging 6 die inwendige schroefdraad heeft en daarmee op de schroefdraad 4 is geplaatst. Deze verlenging 6 heeft een in fig. 2 getoonde schenkopening 7 met druiprand 8. In de in fig. 1 getoonde stand is deze opening gesloten door een dop 9 die vast en dicht is bevestigd in het huis 10, dat rondom de buisvormige verlenging 6 is uitgevoerd als een schuifafsluiter met opening 11. Wordt dit huis 10 in de in fig. 2 getoonde open stand gebracht dan kan dus uit de verlenging 7 via de opening 11 uitschenken van de inhoud van de fles plaatsvinden.

Een kokervormig deel 12 vormt één geheel met het als schuifafsluiter functionerende huis 10 dat met het schuifafsluitergedeelte de buisvormige verlenging omgeeft en axiaal daaroverheen verschuifbaar is met een glijpassing.

Het kokervormige deel 12 is in het ondergedeelte voorzien van een grendel 13, die deel uitmaakt van een beugelvormig orgaan, dat in perspectief is getoond in fig. 4 en bestaat uit de eigenlijke grendel 13, twee benen 14 en 15 alsmede een bedieningsrand 16 en een aantal als bladveren werkende tongen 17. Deze tongen 17 steunen in kastvormige uitsparingen aangebracht in de zijwanden van het kokervormige deel 12 van het huis.

Verder is deze beugel voorzien van een pen 19, die in de in fig. 1 getoonde stand steekt door een venster 20 van het huis.

Fig. 1 toont de sluitstand en wel de stand waarin de sluiting in de absoluut dichte stand is geschroefd.

Deze stand is verkregen doordat op het buisvormige deel een schroefwinding 21 is aangebracht, die samenwerkt met een inwendige schroefwinding 22 van het huis. Deze schroefwinding 21 kan een aanslag 23 hebben, die dient om te verhinderen dat het huis bij het aandraaien te ver wordt doorgedraaid.

In de kinderveilige sluitstand ligt de grendel 13 in de uitsparing 24, die zich bevindt onder de uitstekende rand 5. Schroeft men de windingen 21 en 22 in elkaar dan beweegt het huis zich verder naar beneden waarbij dan de grendel 13 oploopt tegen het schuine vlak 25 van de hals van de fles, hetgeen een dwarsverplaatsing van het grendelorgaan tot gevolg heeft waardoor de pen 19, zoals getoond in fig. 1, zichtbaar wordt in het venster 20.

Dit grendelorgaan is kantelbaar ondersteund door de vier bladveren 17. In de normale kinderveilige grendelstand, waarbij de grendel 13 ligt in de uitsparing 24, grijpt het grendelorgaan met grendelnokken 26 in grendeluitsparingen 27 van steunvlakken 28, die in de zijwanden van het kokervormige deel zijn aangebracht. Bij 29 bevindt zich een bladveer, die aangrijpt op de benen 14 en 15 van het grendelorgaan en dit drukt in de grendelstand, zodat het grendelorgaan niet in dwarsrichting kan worden verplaatst.

Het bedieningsgedeelte 16 heeft een afgeschuind vlak 29'. Steekt men een vinger in het kokervormige deel 12 en drukt men op het schuine vlak 29' dan zal het grendelorgaan iets naar beneden worden gedrukt, kantelt daardoor, waardoor de grendelnok 26 vrijkomt uit de grendeluitsparing 27 en vervolgens opzij kan worden gedrukt en vrijkomt van de uitsparing 24, zodat het huis in zijn geheel kan worden verschoven in de stand zoals getoond in fig.2.

Fig. 2 laat verder zien, dat de buisvormige verlenging nabij het boveneinde ribben 30 heeft met daartussen gelegen uitsparingen 31.

Fig. 3 toont dat het als schuifafsluiter dienstdoende deel van het huis aan de binnenzijde ribben 32 heeft. Deze ribben 32 passen in de ruimten 31 tussen de ribben 30. In de in fig. 2 getoonde open stand is door het in elkaar grijpen van de ribben 30 en 32 bereikt, dat de schuifafsluiter niet kan draaien. Dit heeft tot gevolg, dat tijdens het schenken het huis met het kokervormige deel niet in een ongewenste stand zwaait.

In deze in fig. 2 getoonde stand is het ook mogelijk de buisvormige verlenging van de hals van de fles af te schroeven. Dit vormt geen gevaar voor de veiligheid van het kind, want in deze stand is de sluiting geopend door een volwassene en kan niet zijn geopend door een kind, terwijl de fles doorgaans leeg zal zijn. Doet zich tijdens het losdraai-en een kalamiteit voor dan kan men, wanneer het losdraaien nog niet is beëindigd, de sluiting nog altijd sluiten en in de kinderveilige stand brengen door het huis naar beneden te drukken.

Zoals aangegeven in fig. 1 en 2 kan de buisvormige verlenging aan de onderkant zijn voorzien van een vertanding of verruwing 33, die aangrijpt op het geruwde bovenvlak 33' van de uitstekende rand 5 en die ervoor zorgt, dat het losdraaien enige kracht vereist.

Bij de uitvoeringsvorm getoond in de fig. 5 t/m 8 is de aanvankelijk op de fleehals geplaatste schroefdop eveneens verwijderd en vervangen door een buisvormige verlenging 36 met een ondergedeelte 37, dat is voorzien van inwendige schroefdraad en is geplaatst op de uitwendige schroefdraad 4 van de hals van de fles.

Op deze buisvormige verlenging 36 bevindt zich een schuifafsluiter 38 met uitlaatopening 39. Ook bij deze uitvoeringsvorm is het boveneinde 40 van de buisvormige verlenging 36 voorzien van een schenkrand 41.

Fig. 5 toont de geopende stand, die het mogelijk maakt de inhoud van de fles via het boveneinde van de buisvormige verlenging en de opening 39 uit te schenken.

Op het gedeelte 37 van de buisvormige verlenging bevindt zich vrij draaibaar een ring 42, die één geheel vormt met een kokervormig deel 43. Deze ring rust naar beneden toe op een schouder 44 van de buisvormige verlenging 37, 36 en is uitgevoerd met een verend bevestigde of uitgevoerde grendelpal 45, die een grendel 46 heeft, die via een opening 47 grijpt in de ruimte 24 onder de uitstekende rand 5. Deze grendel heeft een bedieningsorgaan 48, dat zich onderin het kokervormige deel 43 bevindt, waarvan de toegangsopening 49 slechts plaats biedt aan één vinger van een hand van een volwassene. Wordt de grendel 45, 46, 48 bediend dan kan de gehele sluiting worden afgeschroefd mits voorzieningen zijn getroffen, die ervoor zorgen, dat dan het draaibaar zijn van de ring 42 op het deel 37 van de buisvormige verlenging kan worden geblokkeerd.

Een voorziening, die dit mogelijk maakt, is in fig. 5 getoond en bestaat daaruit dat de buisvormige verlenging een naar beneden gerichte mantel 50 heeft met een opening 47 voor de grendel 46, welke mantel zich met de opening op zodanige afstand van de buitenrand van de uitstekende rand 5 bevindt, dat ook in de stand van de grendel waarbij deze buiten het bereik van de rand 5 is gezwaaid, aanliggen van de grendel tegen de zijrand van de opening 47 mogelijk is. Ring en schroefdraadgedeelte van de buisvormige verlenging worden dan zodanig met elkaar gekoppeld, dat afschroeven en opschroeven mogelijk is onder, uiteraard gelijktijdige bediening van de grendel 46 door met de vinger te drukken op de hefboom 48. Andere voorzieningen zijn hier echter denkbaar, zoals een pen, die door gaten van ring 42 en deel 37 zou kunnen worden gestoken danwel een uitvoeringsvorm waarbij de ring 42 niet vrij draaibaar op het buisvormige deel is aangebracht of zelfs één geheel daarmee vormt. Bij het opschroeven zal altijd automatisch de grendelstand worden bereikt doordat de pal glijdt over de afschuinde bovenkant van de rand 5. Af schroeven gaat dan echter niet, omdat de grendel dan achter de onderrand van de uitstekende rand blijft steken.

De schuifafsluiter 38 is voorzien van een flens 52. In het kokervormige deel bevindt zich een tweede verende grendel 53, die is bevestigd aan een elastische lip 54, die deel uit kan maken van de binnenwand van het kokervormige deel 43. Aan deze elastische lip 54 bevindt zich een bedieningsorgaan 56 met een met de vinger te bedienen uiteinde 57. Drukt men de schuifafsluiter 38 naar beneden dan zal de flens 52 grijpen onder de grendel 53 en geblokkeerd zijn. Pas door het bedieningsuiteinde 57 naar rechts in fig. 5 te bewegen kan de grendel 53 de schuifafsluiter vrijgeven.

De buisvormige verlenging 36 is ook hier voorzien van een schroef-winding 58, die samenwerkt met een schroefwinding in het ondergedeelte 59 van de schuifafsluiter teneinde een dichte verbinding te krijgen tussen het in fig. 6 getoonde boveneinde 60 van de schuifafsluiter met het daarin passende boveneinde 41 van de in fig. 7 getoonde buisvormige verlenging. Wordt de schuifafsluiter met de schroefdraad 61 van het deel 59 op de schroefdraad 58 geschroefd dan is dus een transportveilige afdichting mogelijk.

Fig. 9 toont een verdere beveiliging tegen ongewenste bedieningspo-gingen bij de eerste uitvoeringsvorm. Daartoe is het kokervormige deel 10 voorzien van een afscherming 62 die zich bevindt vlak boven het bedieningsvlak 29' van de beugel 16. Verder is het huis aan de binnenzijde van het kokervormige deel voorzien van een rand 63, die zich met zijn onderrand uitstrekt tot vlak boven de grendelnok 13, zodat deze evenmin bereikbaar is voor een penvormig instrument.

Fig. 10 toont een derde uitvoeringsvorm met een schuifafsluiter 68, die axiaal verplaatsbaar is geplaatst op de buisvormige verlenging, die op de hals is geschroefd.

In het huis van de schuifafsluiter is een vervormbare ring 64 opgenomen, die ovaal van vorm is en in ontspannen toestand op twee tegenover elkaar gelegen plaatsen grijpt onder de rand 5 van de hals.

Deze ring 64 heeft op twee andere tegenover elkaar gelegen plaatsen bedieningsdelen 65.

Drukt men op beide delen 65 gelegen op de langste as van de ovaal dan drukt men de ring in een cirkelvormige vorm, waardoor ontgrendeling Λ ^ ^ mogelijk wordt. Deze delen 65 bevinden zich in ondiepe kokervormige ruimten 66 met toegangsopeningen 69.

Steekt men in elke opening 69 een voldoende lange vinger van een hand dan is bediening van de grendelring 64, 65 mogelijk.

De beide ruimten 66 zijn op zodanige afstand van elkaar gelegen, zodanig gericht en gevormd, dat alleen de vingers van een hand met van te voren bepaalde afmetingen, zoals van een volwassene, in staat zijn de ontgrendeling uit te voeren.

Claims (15)

1. Kinderveilige sluiting voor een fles of dergelijke houder, die is voorzien van een hals met uitwendige schroefdraad of vergelijkbare verbindingsorganen, zoals een bajonetsluiting, voor een afneembare sluitdop, alsmede van een zich onder de schroefdraad of dergelijke bevindende radiaal uitstekende rand, die kan samenwerken met een onder de rand grijpende en door middel van breekstroken met de sluitdop verbonden ring, alsmede kan samenwerken met een onder deze rand aangrijpend veerkrachtig grendelorgaan, dat deel uitmaakt van de kinderveilige sluiting, met het kenmerk, dat de kinderveilige sluiting een van inwendige schroefdraad voorzien gedeelte heeft, dat in plaats van de sluitdop op het van schroefdraad (4) of dergelijke voorziene deel (3) van de hals (2) plaatsbaar is alsmede boven dat gedeelte van een buisvormige verlenging (6), die ligt in het verlengde van de hals (2), welke verlenging (6) een uitlaatopening (7) heeft en waarop axiaal verschuifbaar een schuifafsluiter (10) is geplaatst met een uitlaatopening (11), welke schuifafsluiter in de uïtgeschoven stand de uitlaatopening (7) van de buisvormige verlenging (6) en van de afsluiter (10) in samenwerking met elkaar brengt èn in de andere, ingeschoven sluitstand, de uitlaatopening (7) van de buisvormige verlenging (6) afsluit, in welke sluitstand de schuifafsluiter (10) is vergrendeld met het met de radiaal uitstekende rand (5) van de hals (2) samenwerkend grendelorgaan (13), welk grendelorgaan (3) is voorzien van bedieningsmiddelen (20) van zodanige vorm en afmetingen, dat deze alleen bereikbaar zijn voor een vinger of de vingers met van te voren bepaalde afmetingen.

2. Kinderveilige sluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat hetuitlaateinde (7) van de buisvormige verlenging (6) de uitlaatopening daarvan is.

3. Kinderveilige sluiting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het grendelorgaan zich bevindt in een huis van de kinderveilige sluiting, welk huis een alleen aan één einde open kokervormig deel heeft, dat plaats biedt aan slechts één vinger van de hand van een persoon en in het ondergedeelte een bedieningsorgaan heeft voor het grendelorgaan, welk bedieningsorgaan zich op een van te voren bepaalde afstand van de opening van dat kokervormige deel bevindt, met het kenmerk, dat het kokervormige deel (12) één geheel vormt met de schuifafsluiter (10).

4. Kinderheilige sluiting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de schuifafsluiter één geheel vormt met het huis (10), dat het kokervormige deel (12) bevat, slechts één grendelorgaan (13) aanwezig is en dit huis in de sluitstand, waarbij het grendelorgaan (13) grijpt in de ruimte (24), die zich direkt onder de uitstekende rand (5) van de hals (2) bevindt, vrij draaibaar is op de buisvormige verlenging (3).

5. Kinderveilige sluiting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de buisvormige verlenging (3) nabij de onderrand is voorzien van een uitwendige schroefwinding (21), die kan samenwerken met inwendige schroefdraad (22) in het ondergedeelte van de schuifafsluiter (10) met behulp waarvan het huis met schuifafsluiter (10) axiaal aantrekbaar is naar de houder (1) toe totdat het boveneinde (8) van de buisvormige verlenging (6) afdicht op de eindafsluiting (9) van de schuifafsluiter (10).

6. Kinderveilige sluiting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat deze schroefwinding (21) een aanslag (23) heeft.

7. Kinderveilige sluiting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de hals (2) van de houder (1) op afstand onder de uitstekende rand (5) een naar beneden toe en rondom lopende afschuining (25) heeft, die samenwerkt met een afschuining van het grendelorgaan (13).

8. Kinderveilige sluiting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het grendelorgaan (13) een van de hals (2) afgerichte pen (19) heeft, die samenwerkt met een venster (20) in de buitenwand van het ondergedeelte van het kokervormige deel (10), zodanig,dat in de aangetrokken sluitstand van de schuifafsluiter deze pen (19) in het venster (20) zichtbaar is.

9. Kinderveilige sluiting volgens één of meer der voorgaande conclusies 4 t/m 8, met het kenmerk, dat de buisvormige verlenging nabij het boveneinde axiaal verlopende grendelribben (30) heeft die kunnen samenwerken met daartussen grijpende ribben (32) op het binnenvlak van de schuifafsluiter (10).

10. Kinderveilige sluiting volgens één of meer der voorgaande conclusies 4 t/m 9, met het kenmerk, dat de op de hals (2) geschroefde buisvormige verlenging (6) aan de onderkant een vertanding heeft die aangrijpt op het bovenvlak respectievelijk in daar aanwezige complementaire vertandingen (33) van de uitstekende rand (15).

11. Kinderveilige sluiting volgens één of meer der voorgaande conclusies 4 t/m 10, met het kenmerk, dat het grendelorgaan bestaat uit een beugel (13.14.15.16),,die kantelbaar en verschuifbaar is gelegerd in het kokervormige deel (10) en is voorzien van een grendelnok (26), die zodanig samenwerkt met een grendelrand 27) van het huis dat verschuiving uit de grendelstand in een richting van de hals (21) af pas mogelijk is na kanteling van de beugel.

12. Kinderveilige sluiting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het kokervormige deel vlak boven de beugel een afscherming (62) heeft, die alleen het naar binnen gekeerde bedieningsvlak (16) van de beugel toegankelijk maakt alsmede een rand (63), die de grendelnok (13) naar boven toe afschermt.

13. Kinderveilige sluiting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het huis met het kokervormige deel (43) met een ringvormig deel (42) is aangebracht op het inwendig van schroefdraad voorziene deel (37) van de buisvormige verlenging (36) en axiaal is opgesloten enerzijds door een flens (44) van de onderrand van de buisvormige verlenging (36) waar het ringvormige deel (42) op steunt en anderzijds door een eerste verend grendelorgaan (46), dat deel uitmaakt van het ringvormige deel (42) en kan grijpen onder de uitstekende rand (51) van de hals, waarbij het bedieningsorgaan (48) van dit eerste grendelorgaan (46) zich onder in het kokervormige deel (43) bevindt en de schuifafsluiter (38) onafhankelijk van het kokervormige deel (43) axiaal beweegbaar is en in de sluit-stand samenwerkt met een tweede elastisch grendelorgaan (53), dat aangrijpt op de schuifafsluiter en waarvan het bedieningsorgaan (57) zich eveneens onder in het kokervormige deel (43) bevindt op een zelfde afstand van de opening (49) als het bedieningsorgaan (48) van het eerste grendelorgaan (46).

14. Kinderveilige sluiting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de buisvormige verlenging is voorzien van een uitwendige sehroefwin-ding (58) op een plaats gelegen onder de plaats waar het tweede elastische grendelorgaan (53) samenwerkt met een flens (52) van de schuifafsluiter (38) en deze in het ondergedeelte inwendige schroefdraad (61) heeft, die ten samenwerken met de uitwendige schroefdraad (58) van de buisvormige verlenging (36) nadat bij het sluiten de schuifafsluiter de grendel (53) is gepasseerd, welke schuifafsluiter (38) dan door samenwerking van deze schroefdraden (58.61) met zijn gesloten boveneinde (60) wordt gedrukt op de bovenrand (41) van de buisvormige verlenging (36).

15. Kinderveilige sluiting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het grendelorgaan bestaat uit een elasticsh vervormbare ring (64), die met twee tegenover elkaar gelegen delen kan grijpen onder de radiaal uitstekende rand (5) van de hals en op twee andere tegenover elkar gelegen plaatsen bedieningsdelen (65) heeft, die zich bevinden in naar buiten toe af geschermde ruimten (66) van het huis (67) van de schuifafsluiter (68), welke ruimte een opening (69) hebben, welke openingen zodanig op afstand van elkaar zijn gelegen, dat de beide bedieningsdelen (65) in de ruuimten (66) slechts tegelijkertijd bereikbaar zijn door twee vingers van van te voren bepaalde afmetingen van één hand.