NL8703171A - Steuninrichting voor een loopbrug tussen ladders. - Google Patents

Description

NO 34879 J

)

Steuninrichting voor een loopbrug tussen ladders. 4

De uitvinding heeft betrekking op een steuninrichting voor het in wezen horizontaal ondersteunen van een loopbrug tussen twee bij benade-5 ring evenwijdige schuin geplaatste ladders, welke steuninrichting voorzien is van organen voor de koppeling en de steuninrichting met een ladder, alsmede van een voor het dragen van de loopbrug bestemde draag-arm, die in de aangebrachte stand van de steuninrichting op een ladder zich in wezen horizontaal uitstrekt aan die ladderzijde, die een stompe 10 hoek maakt met het laddersteunvlak.

Dergelijke steuninrichtingen voor een loopbrug tussen ladders zijn bekend. De door deze steuninrichtingen ondersteunde loopbrug heeft als voordeel, dat een veel groter gedeelte van de wand waar de ladders tegen aan geplaatst zijn, bestreken kan worden voor het uitvoeren van werk-15 zaamheden zonder de ladders te verplaatsen. Zij bezitten echter ook verscheidene nadelen. Bij de bekende steuninrichtingen ligt de loopbrug los op de steuninrichtingen, hetgeen tot gevolg heeft dat, wanneer de loopbrug in het midden wordt belast en daardoor doorbuigt, zijn uiteinden kantelen ten opzichte van de steuninrichtingen. Dit kan tot gevolg 20 hebben, dat de loopbrug verschuift ten opzichte van zijn steuninrichtingen en in het uiterste geval naar beneden valt. In de praktijk worden daarom de ladders telkens zo dicht bij elkaar geplaatst, dat de uiteinden van de loopbrug in ruime mate uitsteken voorbij de van elkaar afgekeerde zijden van de ladders, hetgeen echter weer tot gevolg heeft, 25 25 bij het belasten van één van deze uitstekende uiteinden, het andere uiteinde opwipt. Verder worden in deze belastingstoestand horizontale oplegreacties opgewekt, welke de neiging hebben om de ladders uit elkaar te duwen. Bovendien moet men bij het bestijgen van een ladder teneinde de loopbrug te bereiken om het uitstekende einde van de loopbrug heen 30 bewegen, hetgeen gevaarlijk is.

Doel van de uitvinding is daarom een steuninrichting van het in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarbij een betere stabiliteit gewaarborgd is, dus veiliger is die zonder gevaar kan worden bereikt.

Volgens de uitvinding wordt dit doel in de eerste plaats bereikt 35 doordat de draagarm onverschuifbaar koppelbaar is met de loopbrug. Door deze koppeling tussen loopbrug en draagbalk, wordt de stabiliteit van een uit een loopbrug en twee stuninrichtingen volgens de uitvinding bestaand samenstel aanzienlijk vergroot. Wanneer de loopbrug onder belasting doorbuigt, blijft de oplegging daarvan toch verzekerd, omdat 40 de door de doorbuiging opgewekte horizontale oplegreacties opgenomen .8703171 2 ί } worden door de tussen de loopbrug en steuninrichtingen voorzien koppe lingen, bijvoorbeeld door de koppelingen uit te voeren in de vorm van de bij steigers bekende klauwverbindingen. Volgens de uitvinding bestaat nu ook niet meer het gevaar, dat de loopbrug ten opzichte van de draagarm 5 verschuift. Daardoor is het niet meer noodzakelijk om de loopbrug voorbij de ladders te laten uitsteken, zoals tot nu toe het geval was, waardoor ook het gevaar van het opwippen van de loopbrug door belasting van deze uitstekende uiteinden vermeden wordt.

Een ander groot voordeel van de steuninrichting volgens de uitvin-10 ding is de mogelijkheid van een betere toegankelijkheid van de loopbrug. Bij de bekende steuninrichtingen doet zich het probleem voor, dat de persoon, die de ladder opklimt, tegen de onderzijde van de loopbrug stuit, aangezien deze zich over de gehele breedte van elke ladder en daar voorbij uitstrekt. Om op de loopbrug te komen, moet hij tot buiten 15 de zijkant van de ladder uitwijken, hetgeen gevaarlijk is en vermoeiend. Volgens de uitvinding behoeft de loopbrug in het geheel niet buiten de draagarmen uit te steken, zodat door een geschikte plaatsing van de draagarmen langs het uiteinde van de loopbrug heen omhoog geklommen kan worden tot boven de loopbrug, waarna vervolgens daarop gestapt kan 20 worden. De draagarm kan zich bijvoorbeeld juist tussen de ladderstijlen in bevinden. Volgens de uitvinding kan een zeer goede toegankelijkheid aan beide uiteinden van de loopbrug verzekerd worden door voor de loopbrug een paar steuninrichtingen toe te passen, die eikaars spiegelbeeld vormen met de draagarm uit het midden van de koppelorganen, bij voorkeur 25 nabij de naar elkaar toegekeerde stijlen van de ermee gekoppelde ladders. Bij het beklimmen van de buitenste ladders kan men dan normaal langs de loopbrug omhoog klimmen.

Ter verkrijging van een grote stevigheid verdient het volgens de uitvinding de voorkeur, dat de draagarm nabij zijn uiteinden een schuin 30 naar beneden verlopende schoor heeft, waarvan het ondereinde een in wezen U-vormige klauw heeft, die kan grijpen om een ladderstijl. Deze schoor en klauw geven zowel in verticale alsook in horizontale richting stevigheid aan de steuninrichting. De U-vormige klauw kan een klauw zijn, die geen deel uitmaakt van de koppelorganen. De voorkeur gaat 35 echter uit naar een constructie waarbij één been van de klauw wordt gevormd door een been van een haakvormig koppelorgaan en het andere been door he haaks omgezett deel van een strip, die aan de schoor is gelast. Bij een steuninrichting met haakvormige koppelorganen kan de draagarm aan zijn uiteinde in plaats van de eerder genoemde schoor een schuin 40 naar beneden verlopende schoor hebben, die is verbonden met een naar .8703171 3 beneden gericht haakbeen. In dat geval behoeft geen ondersteuning plaats 4 te vinden op een stijl van de ladder.

Volgens de uitvinding is het verder mogelijk, dat de steuninrich-ting is voorzien van twee draagarmen evenwijdig aan en op afstand van 5 elkaar. Deze kunnen zich nabij de stijlen van een ladder bevinden, dus op zodanige afstand van elkaar, dat een persoon, die de ladder opklimt er tussen door kan. Zij kunnen zich ook op een geringere afstand van elkaar bevinden, zodanig, dat wanneer twee loopbruggen worden aangebracht deze met minimale afstand van elkaar op elkaar aansluiten.

10 In horizontale richting kan aan de steuninrichting stevigheid worden gegeven doordat tussen de draagarm en de koppelorganen zich een in wezen horizontale steunstaaf bevindt, die met de draagarm en de koppelorganen een stijve driehoek vormt.

Bij een steuninrichting met haakvormige koppelorganen, die van 15 boven af grijpen om een laddersport en die met naar beneden gerichte benen liggen tegen de voorzijde van een lager gelegen sport, is het volgens de uitvinding mogelijk, dat bij twee door een dwarsstrip met elkaar verbonden haken het been van de zich nabij de draagarm bevindende haak zich uitstrekt over ten minste twee lager gelegen sporten en het 20 andere been over ten minste één lager gelegen sport en deze benen ter hoogte van de laatstgenoemde sport door een horizontale strip zijn verbonden. Men bereikt daarmee een gelijkmatige verdeling van de belasting op meerdere sporten van de ladder.

Volgens de uitvinding kunnen de benen van de haken ter hoogte van 25 een lager gelegen sport bovendien zijn voorzien van een steunnok, die kan aangrijpen op de bovenrand van die sport. Daarmee bereikt men een verdere belastingsverdeling.

Vervolgens zal aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld de uitvinding verder toegelicht worden.

30 Fig. 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van de steuninrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een tweede uitvoeringsvorm van de steuninrichting volgens de uitvinding.

Fig. 3 toont twee ladders met elk een steuninrichting volgens fig.

35 1 waartussen een loopbrug is aangebracht.

Fig. 4 toont een loopbrug ondersteund op drie ladders met behulp van de steuninrichtingen volgens fig. 1 en fig. 2.

In fig. 1 is een steuninrichting 1 aangebracht op een ladder 2. De steuninrichting 1 bevat twee haken 5, die om de sport 6 van een ladder 40 zijn gehaakt. De haken zijn onderling verbonden door dwarsverbindingen .8703171 4 ·' 7. waarbij aan de bovenste dwarsverbinding een draagarm 8 is vastgelast.

De haken 5 hebben benen 3 resp. 4 die liggen tegen de sporten 6 van de ladder.De draagarm 8 maakt een zodanige hoek met de benen 3,4 dat wanneer de steuninrichting aangebracht is op een ladder, deze draagarm 8 in 5 wezen horizontaal verloopt. Verder is de draagarm 8 door middel van een steun 9 ondersteund ten opzichte van de bovenste dwarsverbinding 7. Tenslotte is aan het been 3 een steunlip 10 gelast, waarmee het been 3 op de stijl II van de ladder kan steunen en daaromheen kan grijpen op de wijze van een klauw. Via deze steunlip 11 en schoor 12 worden de op de 10 draagarm 8 uitgeoefende verticale krachten op gunstige wijze overgebracht naar de ladderstijl 11. Zoals in fig. 1 afgebeeld, is het been 3 langer dan het been 4, waardoor de belasting van de ladder 2 over drie sporten 6 wordt verdeeld. Ter hoogte van de strip of dwarsverbinding 7 kunnen de benen 3 en 4 zijn voorzien van steunnokken 5'.

15 In fig. 2 is een variant van de steuninrichting afgebeeld, die voorzien is van twee draagarmen 8. Deze steuninrichting kan gebruikt worden voor het ondersteunen van twee loopbruggen, zoals aan de hand van fig. 4 verder zal worden toegelicht.

Fig. 3 toont hoe de steuninrichting volgens fig. 1 toegepast wordt 20 ter vorming van een loopbrug met behulp van twee ladders. Op de draagarm 8 van elke steuninrichting 1 worden de klauwen 14 gehaakt van de rand-verstijving 15 van loopbrug 16. Deze klauwen zijn bekend op het gebied van steigers, en zijn op bekende wijze voorzien van pallen waarmee zij op de draagarm 8 kunnen worden vergrendeld. Deze bekende pallen zijn 25 niet afgebeeld. Zoals afgebeeld, is de steun 9 telkens naar binnen gekromd uitgevoerd en vormen de twee steuninrichtingen eikaars spiegelbeeld. Tesamen met de plaatsing van de draagarmen 8 aan de zijkant van de ladder is daardoor de loopbrug goed toegankelijk. De persoon, die de ladder beklimt, kan zonder meer langs de loopbrug omhoogklimmen, en ver-30 volgens vanaf de ladder daarop stappen. Verder is duidelijk dat, wanneer de loopbrug 16 onder belasting doorbuigt, de op de draagarmen 8 werkende horizontale krachtscomponenten geen invloed hebben op de stabiliteit van het geheel. Door de met de draagarmen 8 samenwerkende klauwen 14 worden de ladders in dit opzicht gestabiliseerd.

35 Het opbouwen van de loopbrug kan op verschillende wijzen geschie den. Als eerste mogelijkheid kunnen de steuninrichtingen op de gewenste hoogte op de ladder aangebracht worden waarna de loopbrug daarop gelegd wordt. Het is echter ook mogelijk om de steuninrichtingen nabij de begane grond met de loopbrug te koppelen en daarna is het, dankzij de 40 door de samenwerking tussen klauwen 14 en de draagbalken 8 verkregen .»703171 5 % samenhang, mogelijk, dat twee man het geheel optillen en de ladders opdragen en op de gewenste hoogte inhaken,

In fig. 4 is tenslotte een loopbrugsamenstel afgebeeld bestaande uit twee naast elkaar geplaatste loopbruggen. Op de buitenste ladders 5 zijn telkens steuninrichtingen 2 aangebracht, terwijl op de middelste ladder een steuninrichting 13 is aangebracht van het type getoond in fig. 2. Op deze steuninrichtingen zijn vervolgens de loopbruggen 16 gelegd, die weer, zoals beschreven, met hun klauwen 14 bevestigd zijn aan de draagarmen 8. Het is natuurlijk ook mogelijk om meer dan twee 10 loopbruggen naast elkaar aan te brengen. Daartoe worden meerdere ladders geplaatst tussen telkens twee buitenste ladders en wordt elke binnenste ladder voorzien van een steuninrichting 13. Via de buitenste ladders is ook bij een dergelijke uit meerdere afzonderlijke loopbruggen bestaande samengestelde loopbrug een goede toegankelijkheid verzekerd.

15 Op de loopbrug kan bij elke uitvoeringsvorm een hek worden geplaatst ter meerdere beveiliging van de gebruiker.

.8703171

Claims (9)

1. Steuninrichting voor het in wezen horizontaal ondersteunen van een loopbrug tussen twee bij benadering evenwijdige schuin geplaatste ladders, welke steuninrichting voorzien is van organen voor de koppeling en de steuninrichting met een ladder, alsmede van een voor het dragen van de loopbrug bestemde draagarm, die in de aangebrachte toestand van de steuninrichting op een ladder zich in wezen horizontaal uitstrekt aan die ladderzijde, die een stompe hoek maakt met het laddersteunvlak, met het kenmerk, dat de draagarm onverschuifbaar koppelbaar is met de loopbrug.

2. Steuninrichting· volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij toepassing van twee of meer steuninrichtingen althans de twee buitenste 15 eikaars spiegelbeeld vormen met de draagarm uit het midden van de koppelorganen.

3. Steuninrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de draagarmen van de twee buitenste steuninrichtingen zich bevinden nabij 20 de naar elkaar toe gekeerde stijlen van de ermee gekoppelde ladders.

4. Steuninrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de draagarm nabij zijn uiteinde een schuin naar beneden verlopende schoor heeft, waarvan het ondereinde een in wezen U-vormige klauw heeft, 25 die kan grijpen om een ladderstijl.

5. Steuninrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de koppelorganen voor de koppeling van de steuninrichting met de ladder bestaan uit haken, die van boven af grijpen om een laddersport en een naar beneden 30 gericht been hebben, dat tegen de voorzijde van één of meer lager gelegen sporten kan aanliggen, met het kenmerk, dat de draagarm aan zijn uiteinde een schuin naar beneden verlopende schoor heeft, die is verbonden met een naar beneden gericht haakbeen.

6. Steuninrichting volgens conclusie 1 of 5, met het kenmerk, dat de steuninrichting is voorzien van twee draagarmen evenwijdig aan en op afstand van elkaar.

7. Steuninrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies 1 40 t/m 5, met het kenmerk, dat tussen de draagarm en de koppelorganen zich .8703171 k een in wezen horiontale steunstaaf bevindt, die met de draagarm en de koppelorganen een stijve driehoek vormt.

8. Steuninrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies 1 5 t/m 5 of 7, waarbij de koppelorganen bestaan uit haken, die van boven af grijpen om een laddersport en deze haken met een naar beneden gericht been liggen tegen de voorzijde van een lager gelegen sport, met het kenmerk, dat bij twee door een dwarsstrip met elkaar verbonden haken het been van de zich nabij de draagarm bevindende haak zich uitstrekt over 10 ten minste twee lager gelegen sporten en het andere been over ten minste één lager gelegen sport en deze benen ter hoogte van de laatstgenoemde sport door een horizontale strip zijn verbonden.

9. Steuninrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, ]5 met het kenmerk, dat de benen van de haken ter hoogte van een lager gelegen sport zijn voorzien van een steunnok, die kan aangrijpen op de bovenrand van die sport. .8703171