NL8702876A - Mowing machine with pivotable blades and rotors - has gears arranged under blades and each connected with mowing mechanism (NL 3.10.78) - Google Patents

Mowing machine with pivotable blades and rotors - has gears arranged under blades and each connected with mowing mechanism (NL 3.10.78) Download PDF

Info

Publication number
NL8702876A
NL8702876A NL8702876A NL8702876A NL8702876A NL 8702876 A NL8702876 A NL 8702876A NL 8702876 A NL8702876 A NL 8702876A NL 8702876 A NL8702876 A NL 8702876A NL 8702876 A NL8702876 A NL 8702876A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mowing
gear
mower
shaft
members
Prior art date
Application number
NL8702876A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL7703424A external-priority patent/NL7703424A/en
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8702876A priority Critical patent/NL8702876A/en
Publication of NL8702876A publication Critical patent/NL8702876A/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/661Mounting means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/664Disc cutter bars

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Abstract

The mowing machine has adjacent mowing rotors with pivotable blades, under each of which is a gear of a gear train which is enclosed by a gearbox. The pivot axis (63) of the blades (65) are within the circumference of the corresponding gear (51). Each gear (51, 83) is connected with a corresponding mowing mechanism (33, 82) and a cover (32) of the gearbox (31) is fitted between the mowing mechanism and the gear. The shaft (54) of the mowing rotor (33) is fixed to the underside of the gear. This shaft (54) is supported in the cover of the gearbox.

Description

ΐ.ΐ.

++

C. van der Lely N.V., Maasland MAAIMACHINEC. van der Lely N.V., Maasland MOWING MACHINE

De uitvinding heeft betrekking op een maaimachine, voorzien van een maaibalk die een aantal naast elkaar opgestelde, om opwaartse assen roteerbaar aangedreven maaiorganen bezit en die voorzien is van een onder de maaiorganen gelegen 5 aandrijf kast die een aandrijving van de harkorganen omvat en die met de aftakas van een de maaimachine voortbewegende trekker kan worden gekoppeld, welke maaimachine een gestel-deel bezit waaraan de maaibalk is verbonden en met behulp waarvan deze met de koppelpunten van de driepuntshefinrich-10 ting van de trekker kan worden gekoppeld, waarbij de maaimachine zich naast de trekker uitstrekt.The invention relates to a mowing machine, provided with a mowing bar which has a number of mowing members rotatably driven about upward axes, arranged next to each other and which is provided with a drive box situated under the mowing members and which comprises a drive of the rake members and which PTO of a tractor moving the mower can be coupled, which mower has a frame part to which the cutter bar is connected and by means of which it can be coupled to the coupling points of the three-point linkage of the tractor, the mower being located next to the pull the trigger.

Het is bekend dat de maaibalk van maaimachines door middel van één of meer scharnieren met een gesteldeel dat met de hefinrichting van een trekker kan worden gekop-15 peld, is verbonden.It is known that the mowing bar of mowing machines is connected by means of one or more hinges to a frame part which can be coupled to the lifting device of a tractor.

Het doel van de uitvinding is de verplaatsbaarheid van de maaibalk ten opzichte van dit gesteldeel te verbeteren en een solide, betrouwbare constructie te verschaffen.The object of the invention is to improve the movability of the cutter bar relative to this frame part and to provide a solid, reliable construction.

Volgens de uitvinding is de maaibalk door middel 20 van een vierpuntsstangenstelsel met het gesteldeel verbonden.According to the invention, the cutter bar is connected to the frame part by means of a four-point linkage.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren: fig. 1 toont een bovenaanzicht van de maaimachine, bevestigd aan de hefinrichting van een trekker; 25 fig. 2 toont een op vergrote schaal weergegeven achteraanzicht van een deel van de maaimachine volgens de lijnen II-II in fig. 1; fig. 3 toont een op vergrote schaal weergegeven bovenaanzicht van een deel van de machine;The invention will be further elucidated with reference to the following figures: Fig. 1 shows a top view of the mower attached to the lifting device of a tractor; Fig. 2 shows an enlarged rear view of a part of the mower along lines II-II in Fig. 1; Fig. 3 shows an enlarged top view of a part of the machine;

30 fig. 4 toont een doorsnede volgens de lijnen IV-IVFig. 4 shows a cross-section according to lines IV-IV

in fig. 3; fig. 5 toont een aanzicht volgens de lijnen V-V in fig. 3; fig. 6 toont een aanzicht van een deel van een . 87 02 8 76 ' 2 zwadvormende inrichting bij de maaimachine volgens de pijl VI in fig. 1; fig. 7 toont het deel van de maaimachine als in fig. 2, weergegeven in een andere stand;in fig. 3; Fig. 5 shows a view along lines V-V in Fig. 3; Fig. 6 shows a view of part of a. 87 02 8 76 '2 swath-forming device at the mower according to the arrow VI in fig. 1; Fig. 7 shows the part of the mower as in Fig. 2, shown in a different position;

5 fig. 8 toont een doorsnede volgens de lijnen IV-IVFig. 8 shows a cross-section according to lines IV-IV

in fig. 3 van een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van de maaimachine; fig. 9 toont een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van de maaimachine gezien in achteraanzicht, uitgerust met 10 een afscherminrichting;Fig. 3 shows an alternative embodiment of the mower; Fig. 9 shows an alternative embodiment of the mower seen in rear view, equipped with a screening device;

fig. 10 toont een doorsnede volgens de lijnen X-XFig. 10 shows a section along lines X-X

in fig. 9.in fig. 9.

De in fig. 1 weergegeven maaimachine omvat een maaibalk 1 die door middel van een tussengestel 2 en een 15 driepuntsbok 3 verbonden is met een driepuntshefinrichting 4 aan de ten opzichte van de voortbewegingsrichting A achterzijde van een trekker 5. De driepuntsbok 3 omvat twee vanaf een horizontale aanbouwbalk 6 in opwaartse richting onderling convergerende strippen 7 die nabij de bovenzijde zijn voor-20 zien van evenwijdige oren 8, welke oren zijn voorzien van aankoppelmoge lijkheden voor de tops tang 9 van de driepuntshef inrichting 4. Verder is de aanbouwbalk 6 aan beide einden voorzien van pennen 10 voor het aankoppelen van de beide hefarmen 11 van de driepuntshefinrichting 4. De driepuntsbok 25 3 is aan de achterzijde star verbonden met een zich evenwijdig aan de aanbouwbalk 6 uitstrekkende, met de achterzijde van de strippen 7 verbonden kokerbalk 12, die ongeveer op halve hoogte tussen de aanbouwbalk 6 en de oren 8 is gelegen. Tegen de onderzijde van de aanbouwbalk is in de nabijheid van 30 het naar een pen 10 gerichte einde van de balk 6 een steun 13 aangebracht die een horizontale, zich in de rijrichting A uitstrekkende zwenkas 14 draagt, welke as wordt gevormd door een in hoofdzaak hol pijpvormig deel. Om de zwenkas..14 is een draagbalk 15 verzwenkbaar, welke draagbalk, gezien in boven-35 aanzicht, is samengesteld uit twee zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende, op afstand gelegen balken 15A en 15B, die nabij de uiteinden zijn verbonden door tussendelen 15C en 15D, terwijl in de nabijheid van de zwenk- ,8702870 3 as 14, gezien in aanzicht volgens fig. 2, ongeveer ter hoogte van het einde van de draagbalk 6 een verder verstevigend tussendeel 15E is aangebracht. De draagbalk 15 vormt het hoofdbestanddeel van het tussengestel 2 en is daarom relatief 5 zwaar uitgevoerd. De kokerbalk 12 draagt, gezien in het aanzicht volgens fig. 2, nabij het vrije einde van de draagbalk 15 een in lengterichting verstelbaar bufferorgaan 16 met een een aanslag vormend deel 17 dat door middel van een aantal boorgaten 18 in afstand ten opzichte van de kokerbalk 10 12 instelbaar en vastzetbaar is. Door middel van de buffer 16 wordt de verzwenking van de draagbalk 15 begrensd. De draagbalk 15 is aan zijn van de driepuntsbok 3 afgekeerde einde door middel van een horizontale, in de rijrichting gelegen zwenkas 19 verzwenkbaar verbonden met een in bovenaanzicht ü-15 vormig samengesteld steundeel 20, waarvan de lijfplaat en de benen zich over enige afstand in hoogterichting uitstrekken. Gezien in aanzicht volgens fig. 2, bezit de lijfplaat een ongeveer verticale stand. Nabij de bovenzijde is door de benen van het steundeel 20 een zwenkas 21 gestoken, welke 20 zwenkas ten opzichte van de voortbewegingsirchting A nabij de voorzijde is verbonden met een arm 22. De arm 22, die bestaat uit delen 23, respectievelijk 24, is aan zijn van de zwenkas 21 afgekeerde einde verzwenkbaar om een zwenkas 25 verbonden met de kokerbalk 12. De ligging van de zwenkassen 14, 19, 21 25 en 25 is zodanig dat de zwenkassen op de hoekpunten van een parallellogram zijn gelegen. De delen 23 en 24 zijn onderling verzwenkbaar om een zwenkas 26, waarbij de verzwenking tussen de beide delen door aanslag vormende nokken 27 en 28 respectievelijk aangebracht op het deel 23, respectievelijk 30 24 in één richting wordt begrensd. Hierdoor is een beweging van de zwenkas 26 ten opzichte van de draagbalk 15 over slechts een beperkte afstand mogelijk. Als weergegeven in fig. 2, sluiten de delen 23 en 24 in de bedrijfstand. een hoek in die kleiner is dan 10°. De draagbalk 15 is voorzien van 35 een boorgat 29 dat kan samenwerken met een grendelpen 30 die in het steundeel 20 is gestoken.. Op deze wijze is het steundeel 20 in verzwenkte stand ten opzichte van de draagbalk 15 vastzetbaar.The mowing machine shown in fig. 1 comprises a mowing bar 1 which is connected by means of an intermediate frame 2 and a three-point trestle 3 to a three-point lifting device 4 on the rear side of a tractor 5 relative to the direction of travel A. The three-point trestle 3 comprises two from a horizontal extension beam 6 in upward direction mutually converging strips 7 which are provided near the top with parallel ears 8, which ears are provided with coupling possibilities for the top pliers 9 of the three-point lifting device 4. Furthermore, the extension beam 6 is at both ends provided with pins 10 for coupling the two lifting arms 11 of the three-point lifting device 4. The three-point trestle 3 3 is rigidly connected at the rear to a box beam 12, which is connected parallel to the attachment beam 6 and which is connected approximately to the rear of the strips 7. halfway between the extension beam 6 and the ears 8. A support 13 is mounted against the underside of the extension beam in the vicinity of the end of the beam 6 facing a pin 10, which supports a horizontal pivot shaft 14 extending in the direction of travel A. This shaft is formed by a substantially hollow pipe-shaped part. A support beam 15 is pivotable about the pivot axis. The support beam, seen in plan view, is composed of two spaced beams 15A and 15B extending transversely of the direction of travel A, which are connected near the ends by intermediate parts 15C and 15D, while in the vicinity of the pivot axis 8702870 3, seen in view according to Fig. 2, a further reinforcing intermediate part 15E is arranged approximately at the level of the end of the supporting beam 6. The supporting beam 15 forms the main component of the intermediate frame 2 and is therefore relatively heavy. Seen in the view according to Fig. 2, the box beam 12 carries near the free end of the beam 15 a longitudinally adjustable buffer member 16 with a stop part 17 which is spaced from the box beam by means of a number of drill holes 18. 10 12 is adjustable and lockable. The pivoting of the support beam 15 is limited by means of the buffer 16. The supporting beam 15 is pivotally connected at its end remote from the three-point trestle 3 by means of a horizontal pivot axis 19 located in the direction of travel, to a composite part 20 in top view of which the body plate and the legs are positioned for some distance in height direction. stretch out. Seen in view according to Fig. 2, the body plate has an approximately vertical position. A pivot shaft 21 is inserted near the top side by the legs of the supporting part 20, which pivot shaft is connected to an arm 22 relative to the propelling direction A near the front side. The arm 22, which consists of parts 23 and 24 respectively, is attached to the ends remote from the pivot axis 21 are pivotable about a pivot axis 25 connected to the box beam 12. The location of the pivot axes 14, 19, 21, 25 and 25 is such that the pivot axes are located at the vertices of a parallelogram. The parts 23 and 24 are pivotable about a pivot axis 26, whereby the pivot between the two parts by stop-forming cams 27 and 28 respectively arranged on the part 23 and 24 respectively is limited in one direction. This allows movement of the pivot shaft 26 relative to the support beam 15 over only a limited distance. As shown in Fig. 2, parts 23 and 24 close in the operating position. an angle less than 10 °. The support beam 15 is provided with a bore hole 29 which can cooperate with a locking pin 30 which is inserted in the support part 20. In this way the support part 20 can be locked in pivoted position relative to the support beam 15.

. 87 02 876 * * 4 •a. 87 02 876 * * 4 • a

Het steundeel 20 is aan de van het tussengestel 2 afgekeerde zijde verbonden met een tandwielbak 31 die aan de bovenzijde wordt afgedekt door een plaatvormige gestelbalk 32. Als weergegeven in fig. 4, dient de plaatvormige gestel-5 balk 32 naast het afdichten als deksel van de bak 31 ook als drager voor een groot aantal, in het uitvoeringsvoorbeeld zestien, maaiorganen 33. De tandwielbak 31 is samengesteld uit een aantal losneembare tandwieIhuizen 34, die zodanig zijn samengesteld dat elk tandwielhuis 34 is bestemd voor het 10 opnemen van een viertal maaiorganen 33. Bij voorkeur heeft elk tandwielhuis een lengte van ongeveer 40 cm. Gezien in bovenaanzicht volgens fig. 3, heeft het tandwielhuis 34 aan de voorzijde een gegolfd verloop en aan de achterzijde een recht verloop. Hierbij komt het werkzaam deel van het maai-15 orgaan aan de voorzijde tot buiten het tandwielhuis, terwijl aan de achterzijde het maaiorgaan binnen het tandwielhuis blijft. Als weergegeven in fig. 5, zijn aangrenzende tand-wielhuizen 34 voorzien van flensvormige aangrenzende delen 35 die door middel van boutverbindingen 36 tegen elkaar zijn 20 bevestigd. Bij voorkeur wordt tussen de delen 35 een pakking van bijvoorbeeld teflon aangebracht. Het met het steundeel 20 verbonden deel van de tandwielbak 31 wordt gevormd door een tandwielhuis 34A dat in de nabijheid van het steundeel 20 in achterwaartse richting verbreed is uitgevoerd (zie fig. 1). 25 Tegen de lijfplaat van het steundeel 20 is een tandwielhuis 37 aangebracht, welk tandwielhuis een haakse tandwieloverbrenging bevat door een relatief groot conisch tandwiel 38 en kleiner conisch tandwiel 38 (fig. 2). Het tandwiel 38 is aangebracht op een as 40. De as 40 strekt-zich door de lijf- 30 plaat van het steundeel 20 uit en is aan het van het tandwiel 38 afgekeerde einde voorzien van spiebanen. Op deze wijze is de as 40 koppelbaar met een universele tussenas 41, welke as door universele koppelingen in staat is om de verzwenking van de maaibalk 1 te kunnen volgen. De tussenas 41 is met het van 35 de as 40 afgekeerde einde gekoppeld met een uitgaande as 42 van een tandwielhuis 43. Het tandwielhuis 43 omvat in hoofdzaak een tweetal met elkaar in aangrijping zijnde tandwielen 44 en 45 met een relatief kleine, respectievelijk grote .8702876 * 5 diameter. Voor het verkrijgen van het gewenste toerental van de maaiorganen 33 kunnen de tandwielen 44 en 45 desgewenst worden aangepast. De as 42 is door middel van een conisch tandwiel 46 met de tandwielen 44 en 45 gekoppeld. Het tand-5 wielhuis 43 is door middel van een boutverbinding op de bovenzijde van de draagbalk 15 bevestigd, gezien in aanzicht volgens fig. 2, tussen het deel 15C en de zwenkas 14. Het tandwiel 45 is aangebracht op een horizontale, zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 47, welke as zowel 10 aan de voorzijde als aan de achterzijde van het tandwielhuis 43 tot buiten het huis uitsteekt. Aan de voorzijde van het huis 43 is de as 47 op niet weergegeven wijze door middel van een universele tussenas gekoppeld met de aftakas van de trekker 5. Aan de achterzijde is de as 4 7 bestemd voor het 15 aandrijven van een additioneel werktuig.The supporting part 20 is connected on the side remote from the intermediate frame 2 to a gear box 31 which is covered at the top by a plate-shaped frame beam 32. As shown in Fig. 4, the plate-shaped frame beam 32 serves as a lid for the lid. the gearbox 31 also as a carrier for a large number of mowing members 33, in the exemplary embodiment. The gearbox 31 is composed of a number of detachable gear housings 34, which are composed such that each gear housing 34 is intended to receive four mowing elements 33. Preferably, each gear housing has a length of about 40 cm. Seen in top view according to Fig. 3, the gear housing 34 has a corrugated profile at the front and a straight profile at the rear. The working part of the mowing member hereby extends at the front outside the gear housing, while at the rear the mowing member remains within the gear housing. As shown in Fig. 5, adjacent gear wheel housings 34 are provided with flange-like adjacent parts 35 which are fastened together by bolted connections 36. A gasket of, for example, Teflon is preferably arranged between the parts 35. The part of the gearbox 31 connected to the support part 20 is constituted by a gear housing 34A which has a rearwardly widened form in the vicinity of the support part 20 (see Fig. 1). A gear housing 37 is arranged against the body plate of the support part 20, the gear housing comprising an angular gear transmission by a relatively large bevel gear 38 and smaller bevel gear 38 (fig. 2). The gear wheel 38 is mounted on a shaft 40. The shaft 40 extends through the body plate of the support part 20 and is provided with keyways at the end remote from the gear wheel 38. In this way the shaft 40 can be coupled to a universal intermediate shaft 41, which shaft is able to follow the pivoting of the cutter bar 1 through universal couplings. The intermediate shaft 41 is coupled, with the end remote from the shaft 40, to an output shaft 42 of a gear housing 43. The gear housing 43 mainly comprises two mutually engaging gears 44 and 45 with a relatively small and large. * 5 diameter. To obtain the desired speed of the mowing members 33, the gears 44 and 45 can be adjusted if desired. The shaft 42 is coupled to the gears 44 and 45 by means of a bevel gear 46. The gear wheel housing 43 is bolted to the top of the draw beam 15, seen in view according to Fig. 2, between the part 15C and the pivot shaft 14. The gear wheel 45 is mounted on a horizontal, located in the shaft 47 extending direction A, which shaft protrudes beyond the housing both at the front and at the rear of the gear housing 43. At the front of the housing 43, the shaft 47 is coupled in a manner not shown by means of a universal intermediate shaft to the power take-off shaft of the tractor 5. At the rear, the shaft 47 is intended for driving an additional implement.

Het tandwielhuis 37 is op een geringe afstand boven het deksel 32 aangebracht, zodat een ruimte aanwezig is tussen de bovenzijde van het deksel 32 en de onderzijde van het tandwielhuis 37, in welke ruimte het aan het steundeel 20 20 grenzende maaiorgaan 33 kan roteren. Het tandwiel 39 is op een as 48 aangebracht, welke as door middel van een bus 49 in de ruimte tussen het huis 37 en het deksel 32 afgeschermd wordt. De as 48 loopt door tot in het tandwielhuis 34A, alwaar op de as 48 een tandwiel 50 is aangebracht. Dit tand-25 wiel 50 staat in aandrijvende verbinding met een tandwiel 51.The gear housing 37 is arranged a short distance above the cover 32, so that there is a space between the top of the cover 32 and the bottom of the gear housing 37, in which space the mowing member 33 adjoining the support part 20 can rotate. The gear wheel 39 is mounted on a shaft 48, which shaft is shielded by means of a sleeve 49 in the space between the housing 37 and the cover 32. The shaft 48 continues into the gear housing 34A, where a gear 50 is mounted on the shaft 48. This gear wheel 50 is in driving connection with a gear 51.

Het tandwiel 51 is het eerste uit een grote serie in een rij opgestelde, bij voorkeur rechte tandwielen 51, die alle in de tandwielbak 31 zijn gelegerd. De kopcirkelmiddellijn van de tandwielen is ongeveer 10,5 cm. De tandwielen 51 zijn cilin-30 drisch uitgevoerd en nabij het hart hol. Elk tandwiel 51 is met behulp van een aantal verzonken of imbusbouten 52 met de onderzijde verbonden tegen de bovenzijde van een, in bovenaanzicht, cirkelvormige grondplaat 53 die bijvoorbeeld door gieten of lassen star verbonden is met een rotoras of asstomp 35 54 (fig. 4). Door middel van legers 56 en 57 aan respectieve lijk boven- en respectievelijk onderzijde is de asstomp 54 roteerbaar om een rotatieas 55 in een legerhuis 58. Het legerhuis 58 is door middel van een boutverbinding 59 verbon- . 87 02 8 76 9 6 den met de onderzijde van de plaatvormige gestelbalk 32. Op deze wijze is elk tandwiel 51 opgehangen aan de plaatvormige gestelbalk 32. De plaatvormige gestelbalk 32 strekt zich over alle vier tandwielhuizen 34, respectievelijk 34A uit, waarbij 5 aan de achterzijde het deksel 32 met de tandwielbak 31 door middel van bouten 59 is verbonden (fig. 4), waarbij de kop van de bout verzonken in het deksel 32 is aangebracht, terwijl aan de voorzijde bouten 60 de verbinding tussen het deksel 32 en de bak 31 tot stand brengen. Als weergegeven in 10 fig. 3 en 5, zijn tussen twee aangrenzende tandwielhuizen 34 de bouten 59 en 60 eveneens in eikaars directe nabijheid aangebracht. Ter afdichting is tussen het deksel 32 en de bak 31 een pakking uit bijvoorbeeld teflon aangebracht. Door de wijze van montage van de maaiorganen 33 is de afstand tussen 15 aangrenzende rotatie-assen 55 ongeveer 10 cm. Bij voorkeur is de ruimte die wordt omsloten in het onder elk maaiorgaan 33 gelegen tandwielhuis zodanig dat een relatief nauwe omsluiting van het tandwiel 51 wordt verkregen. Door deze opstelling roteren aangrenzende maaiorganen in onderling tegen-20 gestelde richting als weergegeven door de pijlen B, respectievelijk C in fig. 3. Elk maaiorgaan 33 is met behulp van een spanstift 61 bevestigd op de asstomp 54. Het maaiorgaan 33 omvat hiertoe een rotor 62 die wordt gevormd door een, gezien volgens fig. 4, wigvormig verlopende plaat. De 25 onderzijde van de rotor 62 verloopt evenwijdig aan de bovenzijde van de gestelbalk 32, terwijl de bovenzijde een scherpe hoek van bij voorkeur kleiner dan 10° en bij voorkeur ongeveer 8° insluit met het bovenvlak van het deksel 32. De rotor 62 draagt nabij een einde een pen 63, welke pen loodrecht op 30 het bovenvlak van de rotor 62 geplaatst is en derhalve de rotoras 55 onder een kleine, scherpe hoek snijdt. De pen 63 is aan de naar de rotatieas 55 toegekeerde zijde voorzien van een nok 64. De pen 63 dient ter verzwenkbare bevestiging van een snijorgaan, gevormd door een langwerpig mes 65. Gezien in 35 bovenaanzicht volgens fig. 3 en in doorsnede volgens fig. 4, is het van het snijorgaan 65 afgekeerde deel van de rotor 62 verdikt en verbreed uitgevoerd als contragewicht 66. Het mes 65 omvat ter bevestiging op de pen 63 een met de nok 64 .8702876 * 7 corresponderende sleuf 67, waardoor het mes door verzwenking over 180° op de pen 63 aangebracht, respectievelijk van de pen verwijderd kan worden. Het mes 65 strekt zich tot over een zodanige afstand buiten de voorste rand van het deksel 32 5 uit dat naburige messen 65 elkaar in de nabijheid van het, gerekend in de voortbewegingsrichting, smalste deel van de bak 31 kunnen overlappen. Door de onderling over 90° versprongen opstelling van de messen 65 (fig. 3) wordt bovendien een groot overlap gebied verkregen. Het mes 65 wordt bij 10 voorkeur enigszins trapeziumvormig uitgevoerd, zodanig dat het mes 65, gerekend in tangentiale richting, nabij het van de pen 63 afgekeerde einde een grotere breedte bezit dan nabij het naar de rotatieas 55 gekeerde einde. Bij voorkeur strekt het mes 65 zich evenwijdig aan het bovendeel van de 15 rotor 62 uit. Deze stand en de lengte ten opzichte van de pen 63 van het mes 65 zijn echter zodanig dat bij voorkeur het mes 65 het verlengde van het bovenvlak van het deksel 32 niet snijdt. De rotor 62 bezit een grootste afmeting die bij voorkeur kleiner is dan de middellijn van de kopcirkel van 20 het tandwiel 51. Deze afmeting bedraagt, gerekend evenwijdig aan de bovenzijde van het deksel 32, ongeveer 9 cm. De lengte van het mes 65 is bij voorkeur zodanig gekozen dat het mes tot op een afstand van ca. 2 cm vóór de voorzijde van de tandwielbak 31 uitsteekt.The gearwheel 51 is the first of a large series of preferably spur gears 51 arranged in a row, all of which are mounted in the gearbox 31. The head circle diameter of the gears is approximately 10.5 cm. The gear wheels 51 are cylindrical and hollow near the heart. Each gear wheel 51 is connected by means of a number of countersunk or hexagon socket screws 52 to the underside against the top side of a, in plan view, circular base plate 53 which is rigidly connected, for example, by casting or welding to a rotor shaft or shaft stub 54 (fig. 4) . The shaft stub 54 is rotatable about an axis of rotation 55 in a bearing housing 58 by means of bearings 56 and 57 on the top and bottom, respectively. The bearing housing 58 is connected by means of a bolt connection 59. 87 02 8 76 9 6 with the underside of the plate-shaped frame beam 32. In this manner, each gear 51 is suspended from the plate-shaped frame beam 32. The plate-shaped frame beam 32 extends over all four gear housings 34 and 34A, respectively, 5 on the at the rear the cover 32 is connected to the gearbox 31 by means of bolts 59 (fig. 4), the head of the bolt being recessed in the cover 32, while at the front bolts 60 the connection between the cover 32 and the gearbox 31. As shown in FIGS. 3 and 5, between two adjacent gear housings 34, bolts 59 and 60 are also arranged in close proximity to each other. A gasket of, for example, Teflon is arranged between the lid 32 and the container 31 for sealing. Due to the manner of mounting the mowing members 33, the distance between 15 adjacent rotary axes 55 is about 10 cm. Preferably, the space enclosed in the gear housing located below each mowing member 33 is such that a relatively tight enclosure of the gear 51 is obtained. As a result of this arrangement, adjacent mowing members rotate in mutually opposite directions as shown by arrows B and C, respectively, in Fig. 3. Each mowing member 33 is secured to shaft stub 54 by means of a clamping pin 61. Mowing member 33 comprises a rotor for this purpose. 62 which is formed by a wedge-shaped plate as seen in Fig. 4. The bottom of the rotor 62 extends parallel to the top of the frame beam 32, while the top encloses an acute angle of preferably less than 10 ° and preferably about 8 ° with the top surface of the lid 32. The rotor 62 carries close one end a pin 63, which pin is positioned perpendicular to the top surface of the rotor 62 and therefore intersects the rotor shaft 55 at a small, sharp angle. The pin 63 is provided with a cam 64 on the side facing the axis of rotation 55. The pin 63 serves for pivotal attachment of a cutting element, formed by an elongated knife 65. Seen in top view according to Fig. 3 and in section according to Fig. 4, the part of the rotor 62 remote from the cutting member 65 is thickened and widened as a counterweight 66. The blade 65 comprises a slot 67 corresponding to the cam 64.87070876 * 7 for attachment to the pin 63, whereby the blade is pivoted 180 ° on the pin 63 or can be removed from the pin. The knife 65 extends beyond the front edge of the cover 32 such that adjacent knives 65 can overlap one another in the vicinity of the narrowest part of the bucket 31 when viewed in the direction of travel. Moreover, a large overlap area is obtained by the arrangement of the knives 65 (Fig. 3) offset by 90 °. The knife 65 is preferably slightly trapezoidal in shape, such that the knife 65, calculated in tangential direction, has a greater width near the end facing away from the pin 63 than near the end facing the rotation axis 55. Preferably, the knife 65 extends parallel to the top of the rotor 62. However, this position and the length relative to the pin 63 of the knife 65 are such that preferably the knife 65 does not cut the extension of the top surface of the cover 32. The rotor 62 has a largest dimension, which is preferably smaller than the diameter of the head circle of the gear wheel 51. This dimension, calculated parallel to the top of the cover 32, is approximately 9 cm. The length of the knife 65 is preferably chosen such that the knife protrudes up to a distance of about 2 cm in front of the front of the gearbox 31.

25 Aan het van het tussengestel 2 afgekeerde einde van de maaibalk 1. is een zwadvormende inrichting 68 aangebracht, die een viertal, aan de onderzijde op ongeveer gelijke afstand boven de grond gelegen harkwielen 69, 70, 71 en 72 omvat, welke harkwielen, gezien volgens fig. 1, in een rij 30 zijn opgesteld en elkaar, althans ten dele, overlappen. De diameter van het voorste harkwiel 72 is kleiner dan de diameter van het harkwiel 71. Op deze wijze zijn de harkwielen 69 - 72 elk in diameter verschillend, waarbij een ten opzichte van de voortbewegingsrichting voorliggend harkwiel ca.At the end of the mowing bar 1 remote from the intermediate frame 2, a swath-forming device 68 is provided, which comprises four rake wheels 69, 70, 71 and 72, located at approximately the same distance above the ground, which rake wheels, seen according to Fig. 1, are arranged in a row 30 and overlap at least partly. The diameter of the front rake wheel 72 is smaller than the diameter of the rake wheel 71. In this way, the rake wheels 69 - 72 are each different in diameter, with a rake wheel leading relative to the direction of forward movement being approx.

35 25% kleiner is dan een daarachter gelegen harkwiel. Elk harkwiel vormt een zwadbord waarvan de buitenrand in de richting van de maaibalk is af gebogen en op regelmatige wijze van een karteling is voorzien (fig. 6). De karteling bezit . 87 02 876 * 8 een zaagtandverloop, waarbij aan de omtrek tanden worden gevormd die zich ten opzichte van de tijdens bedrijf optredende rotatierichting D van het harkwiel in achterwaartse richting uitstrekken. De harkwielen zijn elk op een as 73, 5 respectievelijk 74, respectievelijk 75, respectievelijk 76 bevestigd, welke assen onderling evenwijdig lopen en een scherpe hoek van bij voorkeur ongeveer 50 tot 60° met de voortbewegingsrichting A insluiten. Gerekend in een richting evenwijdig aan de assen 73 - 76, overlappen de harkwielen 10 elkaar over ongeveer 25% van de diameter van het achterliggende harkwiel. De assen 73 - 76 zijn aan een vanaf de maaibalk 1 schuin oplopende drager 77 bevestigd, welke drager ten opzichte van de maaibalk 1 begrensd verzwenkbaar is om een horizontale zwenkas 78. De zwenkas 78 strekt zich bij 15 voorkeur evenwijdig aan de assen 73 - 76 uit. De zwenkas 78 is op zijn beurt verbonden met een lip 79 die verzwenkbaar om een ongeveer verticale zwenkas 80 met de achterzijde van het buitenste deel van de maaibalk 1 is verbonden. De verzwenking om de as 80 wordt in ten opzichte van het tussengestel 2 20 buitenwaartse richting begrensd door een een aanslag vormend deel 81 van het deksel 32. De werking van de in het voorgaande beschreven maaimachine is als volgt.35 is 25% smaller than a rake wheel behind it. Each rake wheel forms a swath board, the outer edge of which is bent towards the cutter bar and is regularly serrated (fig. 6). The cartel holds. 87 02 876 * 8 saw-tooth progression, at the circumference of which teeth are formed which extend backwards in relation to the rotational direction D of the rake wheel which occurs during operation. The rake wheels are each mounted on a shaft 73, 5, respectively 74, 75 and 76, respectively, which shafts run parallel to each other and enclose an acute angle of preferably about 50 to 60 ° with the direction of travel A. Calculated in a direction parallel to the axes 73-76, the rake wheels 10 overlap about 25% of the diameter of the rear rake wheel. The shafts 73 - 76 are attached to a carrier 77 sloping upwards from the cutter bar 1, which carrier is pivotable limited to the cutter bar 1 about a horizontal pivot axis 78. The pivot axis 78 preferably extends parallel to the shafts 73 - 76 from. The pivot axis 78 is in turn connected to a lip 79 pivotally connected about an approximately vertical pivot axis 80 to the rear of the outer part of the cutter bar 1. The pivoting about the axis 80 is limited in the outward direction with respect to the intermediate frame 20 by a stop-forming part 81 of the cover 32. The operation of the mower described above is as follows.

Tijdens bedrijf is de maaimachine opgehangen aan de driepuntshefinrichting 4 van de trekker 5, waarbij in de 25 bedrijfsstand het tussengestel 2 de in fig. 2 weergegeven stand inneemt. De aftakas van de trekker drijft via het tandwielhuis 43, de tussenas 41 en het tandwielhuis 37, de tandwielen 51 aan, waarbij door de wijze van opstelling van de maaiorganen 33 de naburige maaiorganen in tegengestelde 30 richting B, respectievelijk C aangedreven worden. De constructie van het maaiorgaan als weergegeven in fig. 4 heeft tot gevolg dat elk in de tandwielbak 31 aanwezig tandwiel rechtstreeks is gekoppeld met een bovenliggend maaiorgaan 33. Hierdoor is een eenvoudige en uiterst effectieve opstelling 35 verkregen, waarbij de ruimte tussen het maaiorgaan en het tandwiel wordt benut voor afdichting van de tandwielbak 31 door middel van het deksel 32. Het deksel 32 heeft de functie als hoofddrager van de maaibalk 1 en is daarom verzwaard ,87026/6 9 uitgevoerd. Door de wijze van bevestiging van de legering van de asstomp 54 is het maaiorgaan bevestigd tegen de plaatvormige gestelbalk 32. Elk tandwiel 51 is door zijn verbinding met de asstomp 54 eveneens verbonden met de plaatvormige 5 gestelbalk 32. Op deze wijze is de tandwielbak 31 slechts bestemd voor het behuizen van de tandwielen 51 en daardoor betrekkelijk eenvoudig en licht uitgevoerd. De tandwielbak 31 is uit segmenten samengesteld, gevormd door tandwielhuizen 34, respectievelijk 34A, welke elk vier maaiorganen op de 10 bodem afsteunen. Door deze opstelling is het mogelijk een tandwielbak te verkrijgen die gemakkelijk in delen vervangbaar is, hetgeen van belang kan zijn indien bijvoorbeeld de onderzijde van het huis is afges leten of een beschadiging aan de tandwielbak en/of de tandwielen is opgetreden. Doordat elk 15 huis een zekere lengte heeft in combinatie met de samenstelling met het deksel 32 is desondanks een goede afdichting tussen de huizen onderling en het deksel 32 mogelijk. Het snijorgaan 65, waarvan per maaiorgaan 33 slechts één aanwezig is, heeft tot gevolg dat bij een goede onderlinge overlap een 20 minimale dubbele snijwerking optreedt. De schuine stand van het mes 65 ten opzichte van de bovenkant van het deksel 32 bevordert niet alleen de mogelijkheid ook lager bij de grond te kunnen snijden, maar bevordert tevens te zamen met de daarop aangrenzende schuin oplopende rotor 33, de afvoer van 25 het gesneden gewas. Door de onderling zeer kleine afstand tussen de draaiingsassen 55, welke afstand bij voorkeur ongeveer 10 cm is, is het mogelijk tandwielen te gebruiken die slechts een geringe diameter bezitten, en is het tevens mogelijk de voorzijde van de maaibalk 1 een ondiep golvend 30 verloop te verschaffen, waardoor over de breedte van de maaibalk 1 een regelmatige maaiwerking verkregen kan worden. Het optredende lagere gewicht van de kleine maaielementen heeft hierbij tot gevolg dat de maaimachine met een relatief hoge snelheid voortbewogen kan worden bij behoud van een goed 35 grondcontact. Indien gewenst kan de snijhoogte van het snijorgaan 65 worden ingesteld door middel van de instelling van de topstang 9 van de hefinrichting 4. De beschreven constructie maakt het toepassen van tussentandwielen overbodig, .8702876 r 10 waardoor de constructie compact kan blijven. De opbouw van de maaimachine uit ongeveer gelijke modulen voldoet aan de eisen van hedendaagse efficiency. Door het relatief lager gewicht van de maaiorganen te zamen met de tandwielen is het 5 mogelijk een relatief zeer hoog toerental voor de maaiorganen toe te passen, welk toerental door de tandwielhuizen 43, respectievelijk 37 vanaf 540 t/min bij de aftakas kan worden opgevoerd, bij voorkeur tot ongeveer 10.000 t/min. De zwad-vormende inrichting 68 geeft de machine de mogelijkheid niet 10 alleen een strook grond vrij te maken, zodat bij een volgende maalgang een scheiding tussen het gemaaide, afgelegde gewas en het nog staande gewas wordt verkregen, maar tevens de mogelijkheid een luchtig maaizwad te verkrijgen. Hierbij is de opstelling van de harkwielen 69 t/m 72 van groot belang. 15 Doordat de harkwielen op enige afstand boven de grond zijn opgesteld aan de drager 77, worden de harkwielen door de gewasstroom nabij de bovenzijde getroffen, waarbij de bovenzijde van elk harkwiel roteert in de richting volgens de pijl D, hetgeen neerkomt op een beweging van de bovenzijde van de 20 harkwielen in achterwaartse richting. Hierdoor wordt het gewas in achterwaartse richting steeds hoger opgevoerd en is het mogelijk het gewas zeer.luchtig af te leggen. Bij voorkeur bezitten de harkwielen voor het verkrijgen van voldoende grip nabij de omtrek een gekartelde, in de richting van de 25 maaibalk 1 afgebogen rand, waarbij de tanden door hun opstelling in de draairichting D naar achteren het gewas gemakkelijk lossen.During operation, the mower is suspended from the three-point lifting device 4 of the tractor 5, the intermediate frame 2 taking up the position shown in fig. 2 in the operating position. The power take-off shaft of the tractor drives the gear wheels 51 via the gear housing 43, the intermediate shaft 41 and the gear housing 37, the neighboring mowing members being driven in the opposite directions B and C, respectively, by the manner in which the mowing members 33 are arranged. The construction of the mowing member as shown in Fig. 4 has the result that each gear present in the gearbox 31 is directly coupled to an upper mowing member 33. This provides a simple and extremely effective arrangement 35, whereby the space between the mowing member and the gear wheel is used to seal gear box 31 by means of cover 32. Cover 32 has the function as main carrier of cutter bar 1 and is therefore weighted, 87026/6 9. Due to the manner in which the alloy of the axle stub 54 is fastened, the mowing member is fixed against the plate-shaped frame beam 32. Each gear 51 is also connected to the plate-shaped frame beam 32 by its connection to the axle stub 54. In this way, the gearbox 31 is only intended for housing the gear wheels 51 and is therefore relatively simple and light in design. The gearbox 31 is composed of segments formed by gear housings 34 and 34A, respectively, which each support four mowing members on the bottom. This arrangement makes it possible to obtain a gearbox which is easily replaceable in parts, which may be important if, for example, the underside of the housing has been worn off or damage has occurred to the gearbox and / or the gears. Because each housing has a certain length in combination with the composition with the lid 32, a good sealing between the houses and the lid 32 is nevertheless possible. The cutting member 65, of which only one is present per cutting member 33, has the result that with a good mutual overlap a minimum double cutting action occurs. The inclination of the blade 65 relative to the top of the lid 32 not only promotes the ability to cut lower to the ground, but also, together with the adjacent obliquely rising rotor 33, promotes the discharge of the cut crop. Due to the mutual very small distance between the rotary shafts 55, which distance is preferably approximately 10 cm, it is possible to use gear wheels which have only a small diameter, and it is also possible to make the front side of the cutter bar 1 a shallow undulating course. so that a regular mowing effect can be obtained across the width of the cutter bar 1. The resulting lower weight of the small cutting elements hereby results in that the mowing machine can be moved at a relatively high speed while maintaining a good ground contact. If desired, the cutting height of the cutter 65 can be adjusted by adjusting the top link 9 of the lifting device 4. The described construction makes the use of intermediate gears unnecessary, allowing the construction to remain compact. The mower's construction of roughly equal modules meets the requirements of contemporary efficiency. Due to the relatively lower weight of the mowing members together with the gears, it is possible to apply a relatively very high speed for the mowing members, which speed can be increased by the gear housings 43 and 37 respectively from 540 rpm at the power take-off shaft, preferably up to about 10,000 rpm. The swath-forming device 68 gives the machine the option of not only clearing a strip of soil, so that in a subsequent grinding a separation is obtained between the mown, deposited crop and the still standing crop, but also the possibility of an airy mowing swath to gain. The arrangement of the rake wheels 69 to 72 is of great importance here. Because the rake wheels are positioned some distance above the ground on the carrier 77, the rake wheels are hit by the crop flow near the top, the top of each rake wheel rotating in the direction of the arrow D, which amounts to a movement of the top of the 20 rake wheels in backward direction. The crop is hereby raised increasingly higher in the rearward direction and it is possible to deposit the crop in a very airy manner. Preferably, the rake wheels have a serrated edge bent in the direction of the cutter bar 1 in order to obtain sufficient grip near the circumference, the tines easily releasing the crop due to their arrangement in the direction of rotation D backwards.

De parallellogramvormige constructie van het tus-sengestel 2 maakt het voor de maaibalk 1 tijdens bedrijf 30 mogelijk soepel te reageren op bodemoneffenheden, enerzijds door een verzwenking van de draagbalk 15 om de zwenkas 14, anderzijds door een verzwenking van de delen van de arm 22 om de zwenkas 26. Hierbij is de maaibalk met behulp van de buffer 16 in meerdere standen instelbaar en vastzetbaar. Dit 35 laatste kan van belang zijn indien bijvoorbeeld op enige hoogte boven het grondoppervlak gemaaid moet worden of indien tegen een helling gemaaid moet worden. In fig. 7 is een transportstand van de maaimachine weergegeven, waarbij met .8702876 11 behulp van de grendelpen 30 de maaibalk 1 vast met het tus-sengestel is verbonden. In deze stand is de zwenkas 26 over enige afstand in hoogterichting bewogen. De draagbalk 15 is in deze stand ongeveer horizontaal ingesteld, welke stand 5 door middel van de buffer 16 is gefixeerd. Het is duidelijk dat de buffer 16 ook uitvoerbaar is als hydraulische cilinder die op afstand bedienbaar is. Door de open constructie van de gestelbalk 15 is het bij de zwenkbeweging mogelijk de tussen-as 41 tussen de beide delen 15A en 15B door tot onder de 10 gestelbalk te laten verzwenken (fig. 7).The parallelogram-shaped construction of the intermediate frame 2 makes it possible for the cutter bar 1 to respond smoothly to ground irregularities during operation 30, on the one hand by pivoting the supporting beam 15 about the pivot axis 14, and on the other hand by pivoting the parts of the arm 22 the pivot shaft 26. The cutter bar can hereby be adjusted and secured in several positions with the aid of the buffer 16. The latter may be important if, for example, mowing is to be carried out at some height above the ground surface or if mowing is to be carried out on a slope. Fig. 7 shows a transport position of the mowing machine, wherein the cutter bar 1 is fixedly connected to the intermediate frame by means of the locking pin 30. In this position, the pivot shaft 26 has been moved in height direction by some distance. The support beam 15 is set approximately horizontally in this position, which position 5 is fixed by means of the buffer 16. It is clear that the buffer 16 is also feasible as a hydraulic cylinder that can be operated remotely. Due to the open construction of the frame beam 15, it is possible to pivot the intermediate shaft 41 between the two parts 15A and 15B under the frame beam during the pivoting movement (fig. 7).

In fig. 8 is een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de maaibalk 1 weergegeven, waarbij is uitgegaan van dezelfde tandwielbak 31, die afgedekt wordt door het deksel 32. In dit uitvoeringsvoorbeeld worden de maaiorganen 82 eveneens vanaf 15 de onderzijde aangedreven door middel van tandwielen 83, waarbij elk aanwezig tandwiel de specifieke functie heeft de aandrijving te verzorgen van een bijbehorend maaielement 82 overeenkomstig de constructie in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld. De tandwielbak 31 wordt in dit uitvoeringsvoor-20 beeld gevormd door tandwielhuizen 84 die nabij het midden van elk tandwielhuis een leger 85 dragen. In het leger 85 is een as 86 gelegerd, welke as 86 tevens zowel met de onder- als bovenzijde van het tandwiel 83 verbonden is en zich vanaf het leger 85 in opwaartse richting door het deksel 32 uitstrekt. 25 De as 86 is in het deksel 32 gelegerd door middel van een leger 87. Aan de bovenzijde is de as 86 door middel van een borgpen 88 vast verbonden met een schijfvormige rotor 89, waarbij de onderzijde van de rotor 89 zich ongeveer evenwijdig aan het oppervlak van het deksel 32 uitstrekt, terwijl 30 het bovenoppervlak van de rotor 89 zich uitstrekt evenwijdig aan een kegel, waarvan de halve tophoek kleiner dan 10° en bij voorkeur 8° bedraagt. De diameter van de rotor 89 is bij voorkeur kleiner dan de kopcirkeldiameter van het tandwiel 83. De rotor 89 is nabij de buitenrand voorzien van een 35 tweetal diametraal opgestelde pennen 90 die op een wijze als in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, zijn voorzien van een nok 91. De pen 90 dient de verzwenkbare ondersteuning van een snij orgaan of maaimes 92 dat ter bevestiging is voorzien van .8702876 % 12 een met de nok 91 corresponderende, over 180° verdraaid liggende sleuf 93. Bij voorkeur strekken de messen 92 zich evenwijdig aan het bijbehorend aangrenzend oppervlak van de rotor 89 uit. Hierbij zijn de vorm en de lengte van het mes 5 92 overeenkomstig die van het mes 65 in het eerstgenoemde uitvoeringsvoorbeeld. Naburige messen 92 staan over 90° versprongen opgesteld.Fig. 8 shows a second exemplary embodiment of the cutter bar 1, starting from the same gearbox 31, which is covered by the cover 32. In this exemplary embodiment, the mowing members 82 are also driven from the underside by means of gears 83, wherein each sprocket present has the specific function of providing the drive of an associated cutting element 82 according to the construction in the previous embodiment. In this exemplary embodiment, the gearbox 31 is formed by gear housings 84 which bear an bearing 85 near the center of each gear housing. Shaft 86 is mounted in bearing 85, which shaft 86 is also connected to both the top and bottom of gear 80 and extends upwardly from cover 85 through cover 32. The shaft 86 is mounted in the cover 32 by means of a bearing 87. At the top, the shaft 86 is fixedly connected with a disc-shaped rotor 89 by means of a locking pin 88, the bottom side of the rotor 89 being approximately parallel to the surface of the lid 32 extends, while the top surface of the rotor 89 extends parallel to a cone, the half top angle of which is less than 10 ° and preferably 8 °. The diameter of the rotor 89 is preferably smaller than the head circle diameter of the gear wheel 83. The rotor 89 is provided near the outer edge with two diametrically arranged pins 90, which are provided with a cam 91 in a manner as in the previous embodiment. The pin 90 serves the pivotable support of a cutting member or cutting blade 92 which is provided with a slot of mounting .8702876% 12, a slot 93 corresponding to the cam 91, which is rotated through 180 °. Preferably, the blades 92 extend parallel to the corresponding adjacent surface of the rotor 89. Here, the shape and the length of the knife 92 are similar to that of the knife 65 in the first exemplary embodiment. Neighboring knives 92 are arranged offset by 90 °.

_____. Bij het in fig. 8 weergegeven alternatieve uitvoe- ringsvoorbeeld van het maaiorgaan 82 wordt^ een constructie 10 verkregen waarbij niet alleen het deksel 32 de as 86 voor legering ondersteunt, maar waarbij tevens het tandwielhuis 84 een ondersteunende functie heeft. Déze constructie kan van voordeel zijn indien men de as 86 zo goed mogelijk wil ondersteunen, hetgeen bijvoorbeeld bij het maaien van zware gewas-15 sen van belang kan zijn. Opgemerkt wordt dat hierbij echter het deksel 32 de hoofdgestel functie behoudt._____. In the alternative embodiment of the mowing member 82 shown in Fig. 8, a construction 10 is obtained in which not only the cover 32 supports the shaft 86 for alloy, but also the gear housing 84 has a supporting function. This construction can be advantageous if one wishes to support the shaft 86 as well as possible, which may be important, for example, when mowing heavy crops. It is to be noted that, however, the lid 32 retains the main frame function.

In de fig. 9 en 10 wordt een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, waarbij de maaiorganen door een afscherminrich-ting, gevormd door een afschermorgaan 94 aan de voorzijde, 20 respectievelijk een afschermorgaan 95 aan de achterzijde, worden afgeschermd. De afscherminrichting wordt slechts door de bovenzijde van het steundeel 20 ondersteund, waardoor een zeer vrije doorgang voor het gewas wordt verkregen. Elk afschermorgaan wordt gevormd door een frame raam 96, waarin 25 een schermplaat 97 is aangebracht. Gezien in dwarsdoorsnede volgens fig. 10, heeft de schermplaat een in hoofdzaak zigzagvormig verloop. Op afstand boven de maaiorganen en tevens op afstand vóór, respectievelijk achter de maaiorganen zijn de afschermorganen 94, respectievelijk 95 in voorwaartse, 30 respectievelijk achterwaartse richting afgebogen, waarbij de onderzijde van het afschermorgaan, gezien in de voortbewe-gingsrichting A, juist boven de maaiorganen is gelegen. Elk af schermorgaan 94, respectievelijk 95 is verzwenkbaar om een zwenkas 98, respectievelijk 99. Op ongeveer de halve lengte 35 van de afschermorganen, gerekend evenwijdig aan de maaibalk 1, zijn omgebogen hoeksteunen 100 aangebracht. De neerwaarts gerichte einden van de hoeksteunen 100 dienen voor het opnemen van twee stangen 101 waarbij om elke stang een schroef- .8702876 13 veer 102 is gelegen. De stangen 101 zijn verzwenkbaar om zwenkassen 103. Op deze wijze is elk afschermorgaan 94, respectievelijk 95 verend verzwenkbaar, waarbij desgewenst de stangen 101 door middel van aanslagvormende delen 104 bewerk-5 stelligen dat de verzwenking over slechts begrensde afstand kan plaatsvinden. Tijdens bedrijf hebben de afschermorganen 94, respectievelijk 95 niet alleen een beveiligende werking voor wat betreft het door de maaiorganen wegslingeren van harde voorwerpen, doch bezitten ze tevens, door de ver voor-10 waarts uitstrekkende randen, een functie voor het weren van dieren, daar opgeschrikte dieren door het geknikte verloop op het afschermorgaan 94 kunnen springen. Doordat de afschermorganen verend verzwenkbaar zijn, bezitten de afschermorganen een relatief stabiele stand, terwijl de zigzag verlopende 15 afschermplaat sterk genoeg is voor het opnemen van relatief grote krachten. De vormgeving van de afschermorganen is zeer geschikt om hoogstengelige gewassen op een zodanige wijze in de ruimte tussen de afschermorganen geleid te krijgen dat de diverse halmstengels op gunstige wijze, dat wil zeggen zonder 20 dubbel snijden, door de maaiorganen gesneden kunnen worden.Figs. 9 and 10 show an exemplary embodiment in which the mowing members are shielded by a shielding device formed by a shielding member 94 at the front and a shielding member 95 at the rear, respectively. The screening device is supported only by the top of the support part 20, whereby a very free passage for the crop is obtained. Each shielding member is formed by a frame window 96 in which a shielding plate 97 is arranged. Seen in cross section according to Fig. 10, the shield plate has a substantially zigzag shape. At a distance above the mowing members and also at a distance in front of or behind the mowing members, the shielding members 94 and 95 are respectively bent in the forward, 30 and backward direction, the bottom side of the shielding member, seen in the direction of travel A, just above the mowing members is located. Each shield member 94 and 95 is pivotable about a pivot axis 98 and 99 respectively. About half the length of the shield members, counted parallel to the cutter bar 1, are bent corner supports 100. The downwardly directed ends of the corner brackets 100 serve to receive two rods 101 with a screw spring 102 disposed about each rod. The rods 101 are pivotable about pivot shafts 103. In this way, each shield member 94 and 95, respectively, is resiliently pivotable, if desired, the rods 101 ensure by means of stop-forming parts 104 that the pivoting can take place over only a limited distance. In operation, the shielding members 94 and 95 not only have a protective effect against the ejection of hard objects by the mowing members, but also have a function for repelling animals, because of the far-extending edges. startled animals can jump on the shielding member 94 through the kinked course. Because the shielding members are resiliently pivotable, the shielding members have a relatively stable position, while the zigzag-extending shielding plate is strong enough to absorb relatively large forces. The design of the screening members is very suitable for guiding high-stemmed crops into the space between the screening members in such a way that the various stem stems can be cut through the mowing members in a favorable manner, ie without double cutting.

De uitvinding strekt zich niet slechts uit tot datgene wat in de beschrijving en/of de conclusies is weergegeven, maar heeft ook betrekking op datgene wat in de tekeningen is uitgebeeld en al dan niet is beschreven.The invention extends not only to that which is shown in the description and / or the claims, but also relates to what is represented in the drawings and whether or not it is described.

8 7 Γ f) Ϋ ~ f:8 7 Γ f) Ϋ ~ f:

/ y t- C i L/ y t- C i L

Claims (7)

1. Maaimachine voorzien van een maaibalk die een aantal naast elkaar opgestelde, om opwaartse assen roteerbaar aangedreven maaiorganen bezit en die is voorzien van een onder de maaiorganen gelegen aandrijfkast die een aandrijving 5 van de harkorganen omvat en die met de aftakas van een de maaimachine voortbewegende trekker kan worden gekoppeld, welke maaimachine een gesteldeel bezit waaraan de maaibalk is verbonden en met behulp waarvan deze met de koppelpunten van de driepuntshefinrichting van de trekker kan worden gekop-10 peld, waarbij de maaimachine zich naast de trekker uitstrekt, met het kenmerk, dat de maaibalk door middel van een vier-puntsstangenstelsel met het gesteldeel 3 is verbonden.1. Mowing machine provided with a mowing bar having a number of juxtaposed mowing members rotatably driven upwardly, and provided with a drive box located below the mowing members, which comprises a drive 5 of the rake members and which moves with the power take-off shaft of the mower the mower has a frame part to which the cutter bar is connected and by means of which it can be coupled to the coupling points of the three-point lifting device of the tractor, the mower extending next to the tractor, characterized in that the cutter bar is connected to the frame part 3 by means of a four-point linkage system. 2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stangenstelsel parallellogramvormig is uitgevoerd.Mowing machine according to claim 1, characterized in that the linkage has a parallelogram shape. 3. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat één van de armen van de stangenveelhoek twee delen omvat, die ten opzichte van elkaar verzwenkbaar zijn, welke verzwenking in een richting door een aanslag wordt begrensd.Mower according to any one of the preceding claims, characterized in that one of the arms of the rod polygon comprises two parts which can be pivoted relative to each other, which pivoting is limited in one direction by a stop. 4. Maaimachine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat tijdens normaal bedrijf de beide delen van de arm in de door de aanslag begrenzende stand zijn gelegen.Mower according to claim 3, characterized in that during normal operation both parts of the arm are in the position limiting by the stop. 5. Maaimachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat tijdens normaal bedrijf de beide delen van de arm een 25 hoek insluiten die kleiner is dan 10°.Mower according to claim 4, characterized in that during normal operation both parts of the arm enclose an angle which is less than 10 °. 6. Maaimachine volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat in een transportstand de zwenkas tussen de beide delen hoger gelegen is dan in de bedrijfsstand.Mower according to any one of claims 3-5, characterized in that in a transport position the pivot axis between the two parts is higher than in the operating position. 7. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat het bovenste scharnierpunt van het stangenstelsel door een ten opzichte van het gesteldeel in hoogterichting instelbaar verbindingsdeel wordt gedragen. .87028767. Mower according to any one of the preceding claims, characterized in that the upper pivot point of the rod system is carried by a connecting part which is adjustable in height direction relative to the frame part. 8702876
NL8702876A 1977-03-30 1987-12-01 Mowing machine with pivotable blades and rotors - has gears arranged under blades and each connected with mowing mechanism (NL 3.10.78) NL8702876A (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702876A NL8702876A (en) 1977-03-30 1987-12-01 Mowing machine with pivotable blades and rotors - has gears arranged under blades and each connected with mowing mechanism (NL 3.10.78)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7703424A NL7703424A (en) 1977-03-30 1977-03-30 MOWING MACHINE.
NL7703424 1977-03-30
NL8702876A NL8702876A (en) 1977-03-30 1987-12-01 Mowing machine with pivotable blades and rotors - has gears arranged under blades and each connected with mowing mechanism (NL 3.10.78)
NL8702876 1987-12-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8702876A true NL8702876A (en) 1988-04-05

Family

ID=26645310

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8702876A NL8702876A (en) 1977-03-30 1987-12-01 Mowing machine with pivotable blades and rotors - has gears arranged under blades and each connected with mowing mechanism (NL 3.10.78)

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8702876A (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1021217C2 (en) * 2002-08-06 2004-02-10 Lely Entpr Ag Agricultural machine with folding frame, has variable vertical distance between hinge for second frame and engagement point between cylinder and first frame

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1021217C2 (en) * 2002-08-06 2004-02-10 Lely Entpr Ag Agricultural machine with folding frame, has variable vertical distance between hinge for second frame and engagement point between cylinder and first frame

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4497161A (en) Mower
CA1044900A (en) Harvesting machine equipped with a stalk-cutter
NL8400028A (en) MOWER.
GB1563484A (en) Mowing machines
US3716973A (en) Machines for cutting crops
DE6608552U (en) MOWING DEVICE.
NL8006522A (en) HAY CONSTRUCTION MACHINE.
US4192123A (en) Agricultural mower
NL193967C (en) Machine for lateral moving of crop lying on the ground.
US2974472A (en) Tractor mounted vegetation disintegrator
US3559389A (en) Device for working crop lying on the ground
US4237679A (en) Mowing machine
NL8702876A (en) Mowing machine with pivotable blades and rotors - has gears arranged under blades and each connected with mowing mechanism (NL 3.10.78)
NL8400269A (en) ROLL CONSTRUCTION FOR A TILLAGE MACHINE.
HU230211B1 (en) Agricultural machine, particularly of the rotary mower type
NL1009789C2 (en) Device for moving crop lying on the ground.
NL8702877A (en) Mowing machine with pivotable blades and rotors - has gears arranged under blades and each connected with mowing mechanism (NL 3.10.78)
US5287682A (en) Mower
NL8602465A (en) MOWER.
CN2879632Y (en) Machine for harvesting ears (of corns) and cutting stalks
NL8401042A (en) MACHINE WITH AT LEAST A DRIVABLE RAKEWAY.
NL1006397C2 (en) Method, as well as a device for adjusting an agricultural machine, such as a hay-making machine.
NL8402926A (en) MOWER.
JPH0331132Y2 (en)
NL8701010A (en) SOIL TILLER.

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed