NL8702343A

NL8702343A - Werkwijze voor het verbeteren van de resistentie tegen zonlicht; gevormde voorwerpen.

Info

Publication number: NL8702343A
Application number: NL8702343A
Authority: NL
Original assignee: Gen Electric
Priority date: 1987-10-01
Filing date: 1987-10-01
Publication date: 1989-05-01
Also published as: DE3869535D1; EP0310158A1; EP0310158B1; JPH01129040A; US5055494A

Description

t*. '- 1 8-CB-10.399 -1- 1 General Electric Company te Schenectady, New York, Verenigde Staten van Amerika.

Aanvraagster noemt als uitvinder : Roelof van der Meer.

5

Werkwijze voor het verbeteren van de resistentie tegen zonlicht; gevormde voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een werk-10 wijze voor het verbeteren van de resistentie tegen zonlicht van voorwerpen gevormd uit polymeermengsels die een polyfenyleenether en ten minste een tweede polymeer bevatten.

15 De uitvinding heeft tevens betrekking op de zo verkregen voorwerpen.

Het is algemeen bekend dat voorwerpen gevormd uit polymeermengsels die een polyfenyleenether bevatten 20 kunnen verkleuren bij bestraling met zonlicht. Deze verkleuring treedt ook op bij voorwerpen die uit polymeermengsels zijn gevormd die behalve een polyfenyleenether een tweede polymeer bevatten.

25 In praktijk worden verschillende maatregelen toegepast om dit probleem op te lossen. Men heeft wel voorgesteld in het polymeermengsel stabilisatoren op te nemen. Deze maatregel leidt tot een verbetering van de resistentie tegen zonlicht. Ook worden de gevormde 30 voorwerpen wel voorzien met een bescherming biedende laklaag.

De uitvinding voorziet in een verdere oplossing van het bovengenoemde probleem.

8702343 8-CB-10.399 -2- 1 De werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het oppervlak van het gevormde voorwerp voldoende lang met een oplosmiddel wordt behandeld om ten minste een deel van de polyfenyleenether te 5 verwijderen, waarbij het oplosmiddel zodanig wordt gekozen dat het tweede polymeer daarin niet oplost.

Gebleken is dat door de hierboven beschreven werkwijze voorwerpen kunnen worden verkregen die een 10 sterk verbeterde resistentie tegen zonlicht bezitten.

De voorwerpen d,ie volgens de werkwijze van de uitvinding worden behandeld zijn geheel of gedeeltelijk uit polymeermengsels vervaardigd. Zij kunnen bij 15 voorbeeld door spuitgieten of door extrusie uit het polymeermengsel zijn vervaardigd.

Het polymeermengsel waaruit de voorwerpen zijn vervaardigd bevat ten minste een polyfenyleenether en 20 een tweede polymeer. Het tweede polymeer wordt over het algemeen zo gekozen dat het aan de volgende twee voorwaarden voldoet : a. het moet een betere resistentie tegen zonlicht 25 bezitten dan polyfenyleenethers en b. het moet mogelijk zijn een oplosmiddel of oplosmid-delmengsel te vinden waarin het tweede polymeer minder goed oplosbaar is dan de polyfenyleenether.

87023 A3 « I 1 8-CB-10.399 -3- 1 Er zijn verschillende polymeermengsels bekend die een polyfenyleenether bevatten. Bij de werkwijze volgens de uitvinding zijn vooral de op zich bekende polymeermengsels geschikt die behalve een polyfeny-5 leenether een polyamide/ een polyolefine/ een polyalky-leentereftalaat zoals polybutyleentereftalaat en polyethylene tereftalaat/ een polyetherimide/ een polyacetal en/of een polyolefine bevatten. Deze polymeermengsels bevatten over het algemeen 1-80 gew %; 10 bij voorkeur 1-70 gew % polyfenyleenether en 99-20 gew %/ bij voorkeur 99-30 gew % van een tweede polymeer.

Nog meer bij voorkeur wordt het gehalte van het tweede polymeer binnen de zojuist genoemde grenzen zo gekozen dat het tweede polymeer in het polymeermengsel de con-15 tinue fase vormt/ waarin de polyfenyleenether gedispergeerd is.

De wijze van uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding is niet kritisch : men kan het 20 gevormde voorwerp bij voorbeeld gedurende enige tijd in het gekozen oplosmiddel onderdompelen. Het is ook mogelijk het oppervlak van het gevormde voorwerp te besproeien met het oplosmiddel.

25 Het oplosmiddel kan bestaan uit een mengsel van een of meer organische vloeistoffen. Het is alleen van belang dat de polyfenyleenether in het oplosmiddel beter oplost dan het tweede polymeer.

30 Bij de behandeling van voorwerpen gevormd uit polymeermengsels die een polyfenyleenether en een polyamide bevatten/ kan men als oplosmiddel bij voorbeeld aromatische koolwaterstoffen zoals benzeen/ tolueen/ xyleen/ benzine/ gehalogeneerde koolwaterstof-35 fen zoals methyleen chloride/ chloroform en trich-loorethyleen toepassen.

8702343 8-CB-10.399 -4- 1 De voorwerpen die volgens de werkwijze van de uitvinding worden behandeld zijn vervaardigd uit polymeermengsels die een polyfenyleenether bevatten.

5 Polyfenyleenethers zijn op zich bekende verbindingen. Hiervoor kan naar talloze octrooipublica-ties worden verwezen. Een overzicht van geschikte polyfenyleenethers is bij voorbeeld beschreven in WO 87/00540.

10

Polymeermengsels die behalve een polyfenyleenether een tweede polymeermengsel bevatten en die geschikt zijn voor het vervaardigen van voorwerpen die volgens de werkwijze van de uitvinding behandeld kunnen 15 worden zijn op zich bekend. Bij wijze van voorbeeld kan worden verwezen naar WO 87/00540 waarin polymeermengsels zijn beschreven die als tweede polymeer een polyamide bevatten; naar W087/00850 waarin polymeermengsels zijn beschreven die als tweede polymeer een 20 polyester bevatten; naar US-4,431,779 waarin polymeermengsels zijn beschreven die als tweede polymeer een polyetherimide bevatten en naar EP-A-133487 waarin polymeermengsels zijn beschreven die als tweede polymeer een polyolefine bevatten.

25

De voorwerpen kunnen ook vervaardigd zijn uit polymeermengsels die meer dan twee polymeren bevatten. Voorbeelden van dergelijke polymeermengsels zijn polymeermengsels die een polyfenyleenether, een of meer van 30 de hierboven genoemde polymeren en polymeren of copoly-meren afgeleid van vinylaromatische monomeren bevatten. Dergelijke polymeermengsels zijn bij voorbeeld beschreven in EP-A-0046040, EP-A-0221341 en EP-A-0222129.

35 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van het volgende voorbeeld.

8702343 8-CB-10.399 -5- 1 Voorbeeld I.

Er werd een polymeermengsel bereid uit 49 gew delen polyfenyleenether (een poly (2,6-dimethyl-5 1,4-phenylene) ether met een intrinsieke viscositeit gemeten in CHCI3 bij 25°C van 46 dl/g), 41 gew. delen polyamide 6.6 met een aantal gemiddelde molekuulgewicht Mn van 20.000 en een viskositeitsindex gemeten volgens ISO R307 (0.5 g polyamide opgelost in 100 g 10 90%-ig mierezuur bij 25°C) van 135 ml/g en een vochtge halte van ongeveer 0.20 gew %/ 10 gewichtsdelen van een niet gehydrogeneerd styreen-butadieen-styreen blok-copolymeer/ 0.7 gewichtsdelen citroenzuur-l-hydraat/ en 4.4 gewichtsdelen pigmenten (waarvan 4.0 gewichts- 15 delen T1O2).

De genoemde bestanddelen werden op een dub-belschroefextruder tot een polymeermengsel in pellet vorm verwerkt.

20

Uit het verkregen polymeermengsel werd door spuitgieten een grote plaat vervaardigd (dikte ± 3 mm). Uit de plaat werden twee kleine monsters gezaagd.

25 Het eerste monster (monster A) werd 6 minuten ondergedompeld in een 50/50 mengsel van tolueen/iso-octaan ("fuel C"). Het tweede monster (monster B) werd niet behandeld.

30 Beide monsters werden gedurende 30 maanden achter een glasplaat aan één zijde blootgesteld aan natuurlijk zonlicht (in Nederland).

670 23 4 3 "» \ 8-CB-10.399 - 6 - 1 Van beide monsters werd na afloop van de test periode de yellowness index en de verkleuring volgens CIELAB (DIN 6174) bepaald. De verkleuring (delta Eak*) werd bepaald in vergelijking met de kleur van de niet 5 aan het zonlicht blootgestelde zijde van het zelfde monster. De gevonden en berekende waarden zijn hieronder weergegeven :

Monster Yellowness index Delta Eab* 10 A onbelichte zijde 20.9 belichte zijde 35.6 9.9 15 B onbelichte zijde 20.2 belichte zijde 53.0 22.5

Uit de verkregen resultaten kan men zien dat de verkleuring van het behandelde monster minder is 20 dan van het niet-behandelde monster. Er treedt/ zoals blijkt uit de yellowness index/ in het bijzonder minder vergeling op.

Voorbeeld II 25

Op dezelfde wijze als beschreven bij voorbeeld I werden twee monsters C en D vervaardigd uit een poly-meermengsel bestaande uit 36 gewichtsdelen van eenzelfde polyfenyleenether/ 0,7 gewichtsdeel citroen-30 zuur-l-hydraat/ 19 gewichtsdelen slagvast polystyreen/ 8 gewichtsdelen van een zelfde styreen-butadieen-styreen blokcopolymeer/ 37 gewichtsdelen van een zelfde polyamide-6/6 en 4.4 gewichtsdelen pigmenten (waarvan 4.0 gewichtsdelen Ti02).

87 0 2 34 3 y » 8-CB-10.399 -7- 1 De monsters C en D werden op dezelfde wijze behandeld en belicht als beschreven bij voorbeeld I. De verkregen resultaten waren als volgt.

5

Monster Yellowness index Delta Eab* C onbelichte zijde 17.5 belichte zijde 25.0 4.8 10 D onbelichte zijde 17.4 belichte zijde 40.8 15.4 15 Ook in dit geval leidde de werkwijze volgens de uitvinding tot een verbetering van de lichtechtheid.

8702343

Claims

8-CB-10.399 - 8 - k

1. Werkwijze voor het verbeteren van de resisten tie tegen zonlicht van voorwerpen gevormd uit polymeer-mengsels die een polyfenyleenether en ten minste een tweede polymeer bevatten, met het kenmerk, dat het 5 oppervlak van het gevormde voorwerp voldoende lang met een oplosmiddel wordt behandeld om ten minste een deel van de polyfenyleenether te verwijderen, waarbij het oplosmiddel zodanig wordt gekozen dat het tweede polymeer daarin niet oplost. 10

2. Werkwijze volgens conclusie 1, voor het behandelen van voorwerpen gevormd uit polymeermengsels die een polyfenyleenether en een polyamide bevatten, met het kenmerk, dat het gevormde voorwerp wordt behandeld 15 met een gechloreerde koolwaterstof.

3. Gevormde voorwerpen met verbeterde resistentie tegen tegen zonlicht verkregen door toepassing van de werkwijze volgens conclusie 1. 20

4. Gevormde voorwerpen met verbeterde resistentie tegen tegen zonlicht verkregen door toepassing van de werkwijze volgens conclusie 2. 87 02 3 A 3