NL8700774A - Inrichting voor het verpakken van broden. - Google Patents

Description

i f' - 1 - /

Inrichting voor het verpakken van broden.

1. De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verpakken van broden, voorzien van een houder voor zakvormig verpakkingsmateriaal, een stel in zijn lengterichting verschuifbare lepels voor het openen en, tijdens het vullen, openhouden hiervan, een in het verlengde van de 5. lepels en in de bewegingsrichting hiervan aangebrachte goot voor de broden, waarvan de lengterichting samenvalt met de lengterichting van de goot, een continu in een gesloten baan bewegend stelsel, waaraan . tenminste één, om het uiteinde van één been, scharnierende L-vormige arm bevestigd is, waarvan het andere been tijdens het vullen van het 10. verpakkingsmateriaal evenwijdig aan de goot en in de lengterichting hiervan, met zijn uiteinde naar voren tussen de lepels door verplaatst wordt en de.arm voorzien is van een hefboom met een geleide-element aan zijn uiteinde, welk geleide-element samenwerkt met tenminste één ge-leiderail, waarbij de arm na het vullen wordt teruggedraaid en van de 15. goot wordt weg bewogen.

Een dergelijke inrichting is bekend, waarbij het vlak van dè L-vormige arm verticaal is en de arm in dit verticale vlak draaibaar is en de gesloten baan van het bewegende stelsel, dat hier gevormd wordt door twee kettingtandwielen en een hierover gespannen ketting, eveneens in 20. een verticaal vlak ligt. Aan de onderzijde is een geleiderail aangebracht, waartegen het geleide-element van de aan de arm bevestigde hefboom rust en het vrije been van de L-vormige arm, met het uiteinde naar voren gericht, in een horizontale positie houdt, evenwijdig aan de goot op een afstand van ongeveer de halve hoogte van een te verpakken brood.

25. De arm duwt het brood tussen de lepels door in de zak tot op een af-voerstelsel, dat gewoonlijk uit een transportband bestaat. Op het moment, dat de zak van de lepels is afgeschoven worden deze van het verpakkingsmateriaal weggeschoven en worden de voorzijden van de lepels naar elkaar toegebracht. Op dit moment heeft het geleide-element van de 30 hefboom het einde van de geleiderail bereikt en komt het tegelijkertijd tegen een verticale stuit, zodat de arm naar beneden draait en gelijktijdig door de ketting, om het ene kettingtandwiel naar boven wordt bewogen.

Inmiddels is een volgend brood op de goot gebracht, en bewegen de le-35 pels naar voren en schuiven in de bijvoorbeeld d.m.v. perslucht, iets geopende zak, waarop de lepels van elkaar af worden bewogen en de zak 8700774 fi'·' — 2 — ΐ ί ( ‘4 - 2 - 1. verder openen en openhouden voor het inmiddels door een andere L-vormige arm aangevoerde brood. Het stelsel van lepels bestaat hier uit een onderlepel en een bovenlepel, welke laatste in de lengterichting gedeeld is om een gleuf vrij te houden voor het doorlaten van de arm. Daardoor kan 5. de bovenzijde van de zak aan de voorzijde, voor en tijdens het vullen, iets naar beneden zakken, waardoor de mogelijkheid bestaat, dat in het bijzonder bij broden met een ruwe bovenzijde de rand van de zak hiertegen zal stuiten, waardoor het vullen bemoeilijkt wordt of de zak zelfs kan scheuren. Dit bezwaar wordt volgens een kenmerk van de uitvinding, daar- 10. door vermeden, dat de bovenlepel uit één geheel bestaat en tijdens het vullen de afstand tussen de lepels aan de zijde van de arm groter is dan de dikte van de arm, waarbij het vlak van de arm althans tijdens het vullen horizontaal is.

Daardoor kan de voorzijde van de zak niet meer tegen de bovenzijde van 15. het brood blijven steken en daar de zijkanten van het brood glad zijn, zal het in de zak schuiven van het brood zonder moeilijkheden plaats vinden en kan de vulsnelheid groter worden.

Het is mogelijk het bewegende stelsel verticaal op te stellen waarbij de hefboom niet meer in het vlak van de arm kan liggen en de constructie 20. dus ingewikkelder wordt en duurder. Deze moeilijkheid wordt, volgens een verder kenmerk van de uitvinding, daardoor vermeden, dat het bewegende stelsel horizontaal is uitgevoerd, terwijl de arm in een horizontaal vlak draaibaar is en het geleide-element door een veer tegen de geleide-rail wordt gehouden welke geleiderail de arm, na het vullen van de zak, 25. van het brood laat wegdraaien.

Het voordeel hiervan is, dat het uiteinde van het vrije been van de L-vormige arm wegdraait in de richting, waarin het brood d.m.v. een transportband kan worden afgevoerd, zodat het haken van het uiteinde van het been achter het over het brood stekende deel van de zak vermeden 30. wordt en dus het gevaar van storingen, waardoor de vulsnelheid eveneens groter kan worden. Volgens nog een kenmerk van de uitvinding, voert het afvoerstelsel het brood af in de richting, waarin de arm wegdraait, waarbij de afvoersnelheid, tenminste zo groot is, dat de arm bij verder bewegen, de zak niet meer kan raken. Het voordeel hiervan is, dat sto-35. ringen, door haken van de arm in het vrije uiteinde van de zak, worden vermeden. Daar het gebruik van één ketting in het bewegingsorgaan de bevestiging van de arm niet al te stevig maakt, bestaat volgens een ander kenmerk van deuitvinding het bewegende stelsel uit twee evenwijdig boven elkaar aangebrachte kettingen, welke door twee paar kettingtand- 8 “7 Λ "Ί ”0 f i U U / / 4 - 3 - - 3 - t 1. wielen gespannen worden, waarbij de tanden van elk paar kettingtand-wielen verticaal boven elkaar staan, terwijl de ketting tussen de kettingtandwielen in, in een goot, bij voorkeur van kunststof, geleid worden en de pennen voor de draaipunten van de armen en voor de be-5. vestiging van de veer gelijktijdig de assen van schalmen van de ketting vormen. Hiermede wordt een stabiele ophanging van de armen verkregen.

Eén en ander zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuurbeschrijving, waarin:

Fig. 1. Een schematisch bovenaanzicht en 10. Fig. 2. een schematisch zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding voor het verpakken toont,

Fig. 3- Het stel lepels in bovenaanzicht,

Fig. 4. een zijaanzicht, waarbij het brood in de zak geschoven is en Fig. 5. het wegdraaien van de L-vormige arm laat zien.

15. In figuur 1 en 2 worden de broden 1 via een transportband 2 continu aangevoerd en op een goot 3 geschoven. Dze goot 3 is aan de zijkanten van een geleiding voor de broden 1 voorzien, welke geleiding kan worden ingesteld op de breedte van de broden 1. Het op de goot aangekomen brood 1 bevindt zich nu in de baan van rondgaande L-vormige armen 4, 20. die scharnierend om een pen 5 door het uiteinde van het ene been zijn aangebracht tussen twee evenwijdige, op enige afstand boven elkaar, horizontaal liggende kettingen 6 en 7, in figuur: 1 met een streep-stippellijn aangegeven, die deel uitmaken van een bewegend stelsel.

Dit bewegende stelsel bestaat verder uit twee paar kettingtandwielen 25. 8 en 9 respectievelijk 10 en 11, waartussen de kettingen 6 en 7 ge spannen zijn. De tandwielen 8 en 9, respectievelijk 10 en 11, van elk paar zijn zo op een gemeenschappelijke as 12, respectievelijk 13, aangebracht, dat de tanden verticaal boven elkaar staan, zodat de pennen 5 voor de draaipunten van de L-vormige armen gelijktijdig de assen van 30. de schalmen van de kettingen 6 en 7 vormen. De armen 4 draaien in een horizontaal vlak en zijn voorzien van een hefboom 14 waarop een ge-lelde-element 15 in de vorm van een rol is aangebracht, hoewel uiteraard in plaats van de rol bijvoorbeeld ook een pen kan worden gebruikt.

De geleide-elementen 15 worden door aan de L-vormige armen 4 bevestig-35. de veren 16, waarvan het andere uiteinde om pennen 17, die, evenals de pennen 5, tevens als assen voor de schalmen van de kettingen 6 en 7 dienen, tegen de geleiderail 18 gedrukt, waardoor het vrije been van de L-vormige^armen 4, althans in het vultraject in de lengterichting van de goot 3 naar voren zijn gericht en een op de goot 3 aangekomen g 7 r ‘' * - 4 - , : - V > V* V J · : ί - 4 - 1. brood 1 vrijwel direct voortschuiven.

De zakken 19 van het zakvormig vulmateriaal, dat bij voorkeur uit kunst-stoffolie bestaat, zijn hier gestapeld aan het uiteinde van de goot 3 geplaatst met hun opening naar de goot 3 gericht. De onderzijde van de 5. zakken 19 is langer dan de bovenzijde, waardoor de stapel zakken 19 met het uitstekende deel van de onderzijden wordt vastgeklemd, op een vaste ondergrond 20 bijvoorbeeld d.m.v. een beugel 21. Het overige deel van de onderzijde van de stapel zakken rust op een verticaal beweegbaar tafeltje 22. Wordt het tafeltje 22 omhoogbewogen, dan komt de bovenzijde 10. van de bovenste zak een weinig los van de onderzijde.

Spuit men nu met een, niet aangegeven, spuitmond perslucht op deze spleet dan wordt de zak zover opengeblazen, dat het in zijn lengterichting verschuifbare stel lepels, bestaande uit een onderlepel 23 en een bovenlepel 24, waarvan de naar de zak gekeerde voorzijden praktisch 15. op elkaar liggen, zodat het stel wigvormig is, naar de zak toebewogen en over een gewenste lengte tussen de bovenzijde en onderzijde geschoven, waardoor de zak geopend wordt, waarna de voorzijden van de onderlepel 23 en de bovenlepel 24 van elkaar verwijderd worden, zoals in figuur 3 en 4 is aangegeven en een doorgang vormen voor het brood 1, dat door de 20. arm 4, tegelijk met de lepels 23 en 24, naar de zak toe is' bewogen, door de inmiddels stilgezette lepels 23 en 24 heen in de geopende zak wordt geschoven. Aan de zijde van de arm 4 is, tijdens het vullen, tussen de lepels 23 en 24 een sleuf voor het doorlaten van de arm 4 vrijgelaten.

Het brood 1 wordt tot op de bodem van de zak 19 gebracht en na verder 25. doorschuiven zal de zak 19 losscheuren van de beugel 21, van de lepels 23 en 24 afschuiven en het geheel van brood 1 en zak 19 op de transportband 25 duwen, waarna het wordt afgevoerd, terwijl de lepels 23 en 24 weer gesloten en teruggevoerd worden.

Zonder speciale maatregelen zou de arm 4 het brood verder schuiven.

30. Om dit te vermijden wijkt de geleiderail 18 in deze positie terug, waardoor de geleiderol 15 van de arm 4 door de veer 16 terugwijken kan het uiteinde van de arm 4 van het brood 1 wegdraait in de richting waarin het brood 1 door de transportband 25 wordt bewogen en hiervan af, zodat het uiteinde van de'arm 4 niet achter het open uiteinde van de zak 19 35. kan blijven hangen.

Eén en ander is in detail aangegeven in figuur 5.

Door deze constructie vindt het verpakkingsproces vrijwel continu plaats, waardoor de machine zeer rustig loopt.

8“y η Γ *7 *? £ / U U / / ** - 5 - --5 - è 1. Het zal duidelijk zijn, dat de uitvinding niet beperkt is tot bovenstaande uitvoeringsbeelden, doch dat talloze variaties hierop mogelijk zijn.

87 0 0 7 7 'i

Claims (4)

4 X-

1. Inrichting voor het verpakken van broden, voorzien van een houder voor zakvormig verpakkingsmateriaal, een stel in zijn lengterichting verschuifbare lepels voor het openen en, tijdens het vullen, openhouden hiervan, een in het verlengde van de lepels en in de bewegingsrichting hiervan aangebrachte goot voor de broden, waarvan de lengterichting samenvalt met de lengterichting van de goot, een continu in een gesloten baan bewegend stelsel, waaraan tenminste één, om het uiteinde van één been, scharnierende L-vormige arm bevestigd is, waarvan het andere been, tijdens het vullen van het verpakkingsmateriaal, evenwijdig aan de goot en in de lengterichting hiervan, met zijn uiteinde naar voren, tussen de lepels door verplaatst wordt en de arm voorzien is van een hefboom met een geleide-element aan zijn uiteinde, welk geleide-element samenwerkt met tenminste één geleide-rail, waarbij de arm na het vullen wordt teruggedraaid en van de goot wordt wegbewogen, met het kenmerk, dat de bovenlepel uit één geheel bestaat en tijdens het vullen de afstand tussen de lepels aan de zijde van de arm groter is dan de dikte van de arm, waarbij het vlak van de arm, althans tijdens het vullen, horizontaal is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het bewegende stelsel horizontaal is uitgevoerd, terwijl de arm in een horizontaal • vlak draaibaar is en het geleide-element door een veer tegen de ge-leide-rail wordt gehouden, welke geleiderail de arm, na het vullen, de zak van het brood laat wegdraaien.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat het afvoer-stelsel het brood afvoert in de richting, waarin de arm wegdraait, waarbij de afvoersnelheid tenminste zo groot is, dat de arm bij verder bewegen, de zak niet meer kan raken.

4. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat het bewegende stelsel bestaat uit twee evenwijdig boven elkaar aangebrachte kettingen, welke door twee paar kettingtandwielen gespannen worden, waarbij de tanden van elk paar kettingtandwielen verticaal boven elkaar staan, terwijl de ketting tussen de kettingtandwielen in, in een goot, bij voorkeur van kunststof, geleid worden en de pennen voor de draaipunten/ van de armen en voor de bevestiging van de veer gelijktijdig de assen van schalmen van de ketting vormen. £700774