NL8700477A - Inrichting voor het verticaal transporteren van een last, in het bijzonder een scheepsloskraan. - Google Patents

Description

* ί * VO 9047

Inrichting voor het verticaal transporteren van een last, in het bijzonder een scheepsloskraan.

De uitvinding betreft een inrichting voor het verticaal transporteren van een last, in het bijzonder een scheepsloskraan, met een in verticaal vlak zwenkbare, aan een steunframe gelagerde en aan zijn vrije einde van een lastopneemapparaat voorziene lastuitlegger en een in het 5 verticale zwenkvlak van de lastuitlegger zwenkbare, aan het steunframe gelagerde en aan zijn vrije einde van een tegengewicht voorziene tegen-gewichtuitlegger, alsmede met een in het verticale zwenkvlak van de lastuitlegger en de tegengewichtuitlegger zwenkbare, aan het steunframe gelagerde mast, waarvan het vrije einde enerzijds met het vrije einde van de 10 lastuitlegger met een eerste trekelement en anderzijds met het vrije einde van de tegengewichtuitlegger met een tweede trekelement verbonden is.

Uit het US-A 3.828.915 is een als scheepsloskraan uitgevoerde inrichting van dit type bekend, waarbij de uitlegger, de mast en de tegengewichtuitlegger met elkaar, onder vorming van een starre schijf, 15 vast verbonden zijn. Bij het, verticaal zwenken van de lastuitlegger wordt de tegengewichtuitlegger over dezelfde hoek gezwenkt, waardoor een bijzonder zwaar tegengewicht noodzakelijk is, hetgeen tot een sterke belasting van het steunframe leidt.

Een wezenlijk nadeel moet verder daarin gezien worden, dat bij 20 een starre verbinding van de lastuitlegger met de tegengewichtuitlegger , het tegengewicht een relatief groot vrij zwenkbereik benodigt, zodat bij toepassing van de inrichting, bijvoorbeeld voor het lossen van een schip, een verder transporteren van de geloste goederen door dit vrije zwenkbereik gehincferd wordt. Dit is in het bijzonder dan het geval, wanneer de 25 lastuitlegger met de tegengewichtuitlegger strookt, zoals bijvoorbeeld in het tijdschrift: "Bulk Solids Handling", nr. 1, februari 1985 op blz.

24 getoond is. Wil men dit vermijden, dat wil zeggen stelt men tussen de tegengewichtuitlegger en de lastuitlegger een hoek van minder dan 180° (zoals in het.US-A 3.828.915) in, dan leidt dit ertoe, dat het 30 totaal-zwaartepunt van het systeem lastuitlegger-tegengewichtuitlegger ver boven het zwenkpunt van de lastuitlegger aan het steunframe ligt, waardoor zeer grote verstelkrachten noodzakelijk zijn.

8700477 i "* -2-

Een scheepsloskraan, waarbij de lastuitlegger onafhankelijk van de tegengewichtuitlegger beweegbaar is, is uit het DE-A 1.914.706 bekend. Hierbij is de tegengewichtuitlegger aan het als kraanportaal uitgevoerde steunframe onder een bepaalde hoekstand ten opzichte van de horizontaal 5 star aangebracht. Het tegengewicht houdt in dit geval de inrichting als geheel in evenwicht en maakt een vereffening van de voor het verstellen van de lastuitlegger noodzakelijke verstelkrachten niet mogelijk. Voorts is een dimensionering van de lastuitlegger en van de tegengewichtuitlegger met. het oog op een vereffening van de verstelkrachten in onderscheide-10 lijke standen van de lastuitlegger niet mogelijk. Een verder nadeel is, dat de tegengewichtuitlegger op buiging belast is, hetgeen een dure constructie van de tegengewichtuitlegger vereist, opdat deze de noodzakelijke stijfheid heeft.

Bij de bekende constructie is de tegengewichtuitlegger via een 15 ' trekkabel met de lastuitlegger verbonden, met behulp waarvan de lastuit-legger gehesen en gestreken kan worden. Bij het wegvallen van de stroom, respectievelijk kabelbreuk valt de lastuitlegger in zijn onderste stand terug, hetgeen tot beschadiging van de inrichting, de last, resp. van het te lossen schip kan leiden..

20 De· uitvinding beoogt het vermijden van deze nadelen en moeilijk heden en heeft zich tot doel gesteld, een inrichting van het hierboven beschreven type te verschaffen, waarbij de verstelkrachten voor het verstellen van de lastuitlegger laag gehouden kunnen worden, resp. voor bepaalde standen van de lastuitlegger tot 0 naderen en waarbij het tegen-25 gewicht en de tegengewichtuitlegger licht gehouden kunnen worden.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, doordat de lagerplaats van de tegengewichtuitlegger zich op enige afstand van de lagerplaats van de lastuitlegger bevindt, waarbij het systeem mast, tegengewichtuitlegger, tweede trekelement en steunframe een stangenvierhoek 30 vormt, en/of het systeem mast, lastuitlegger, eerste trekelement en steunframe een stangenvierhoek vormt, waarbij een beweging van de lastuitlegger over een bepaalde hoek in een beweging van de tegengewichtuitlegger over een grotere hoek omgezet is.

Uit het DE-B 1.290.875 is een scheepsloskraan bekend, waarbij de 35 tegengewichtuitlegger als afzonderlijk van de lastuitlegger onafhankelijk constructiedeel uitgevoerd is en de lagerplaats van de tegengewichtuitlegger zich op enige afstand van de lagerplaats van de lastuitlegger be- 8700477 * % —3— vindt. De lagerplaats van. de tegengewichtuitlegger is, wat betreft het niveau, hoger dan de lagerplaats van de lastuitlegger aan het vaste steunframe aangebracht en is de tegengewichtuitlegger tot buiten zijn legerplaats verlengd uitgevoerd en met het tegenover het tegengewicht liggende 5 einde met de lastuitlegger door middel van een vasthoudstang op de wijze van een stangenvierhoek verbonden, waarbij de vasthoudstang de koppelstang, de tegengewichtuitlegger en de lastuitlegger de zijden en het steunframe de rug vormt. De stangenvierhoek is als stangen-parallellogram uitgevoerd, zodat een beweging van de lastuitlegger over een bepaalde 10 hoek een beweging van de tegengewichtuitlegger over dezelfde hoek bewerkstelligt.

Nadelig hierbij is de ver boven het niveau van de lastuitlegger aanwezige plaatsing van de tegengewichtuitlegger, welke een zeer hoog vast steunframe vereist. Daarbij komt nog, dat door de beweging van de 15 tegengewichtuitlegger over dezelfde hoek als de lastuitlegger voor de tegengewichtuitlegger een bijzonder zwaar tegengewicht noodzakelijk is, hetgeen tot een sterke belasting van het zeer hoog uit te voeren steunframe leidt.

«Bij voorkeur zijn volgens de uitvinding beide stangenvierhoeken 20 verwezenlijkt, waardoor een optimalisering van het verstelkrachtenverloop over de verstelweg van de lastuitlegger vanwege de daarmee verbonden verhoging van het aantal vrij te kiezen parameters op eenvoudige wijze bereikt kan worden.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is de 25 lagerplaats van de tegengewichtuitlegger op een hoogte boven de lagerplaats van-de lastuitlegger aangebracht, waardoor het mogelijk is, niet-• . tegenstaande een grote, door het tegengewicht af te leggen weg - welke een minimalisering van het tegengewicht mogelijk maakt - het laagste door het tegengewicht ingenomen niveau zo hoog mogelijk aan te brengen, zodat 30 het mogelijk is, volgtransporteurs op eenvoudige wijze naast de inrichting onder te brengen.

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm ligt het snijpunt van de as van de mast met de as van de tegengewichtuitlegger in elke stand van het totale zwenkbereik van de lastuitlegger steeds boven het snij-35 punt van de as van de mast met de as van de lastuitlegger, waardoor een verdere minimalisering van het tegengewicht mogelijk is.

8700477 j' \ -4-

Doelmatig is de lagerpiaats van de mast met betrekking tot de hoogte tussen de lagerplaatsen van de tegengewichtuitlegger en de lastuit-legger aangebracht. Hierdoor is het mogelijk, evenwichtsstanden van het systeem lastuitlegger, mast, tegengewichtuitlegger, binnen het zwenkbe-5 reik van de lastuitlegger te verkrijgen.

Voordelig is de lagerpiaats van de tegengewichtuitlegger op horizontale afstand van de lagerplaatsen van de lastuitlegger en de mast aangebracht. Hierdoor is het mogelijk, de weg, welke het tegengewicht bij het verzwenken van de lastuitlegger aflegt, te vergroten, waardoor een 10 vermindering van het tegengewicht mogelijk is.

Een bijzonder voordeel van de inrichting volgens de uitvinding moet daarin gezien worden, dat het mogelijk is, de lastuitlegger een geheven stand te doen innemen, waarbij de verstelkracht nul is, waardoor het voordeel ontstaat, dat bij het wegvallen van de de verstelling be-15 werkstelligende inrichting de lastuitlegger automatisch in deze geheven stand zwenkt. Beschadigingen van de lastopneemmiddelen, de last en van de te lossen container worden daardoor vermeden.

De uitvinding is hierna aan de hand van de tekening voor twee uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht, waarbij: 20 fig. 1 een zijaanzicht van een als scheepsloskraan uitgevoerde inrichting; en fig. 2 een zijaanzicht van een kraan, steeds schematisch weer- * gegeven,* in fig. 3 is het verloop van de verstelkracht voor het verzwen-25 ken van de lastuitlegger voor een bepaald tegengewicht over het verloop van het zwenkbereik van de lastuitlegger aanschouwelijk gemaakt.

De scheepsloskraan heeft een over een kadekant 1 verrijdbaar kraanportaal 2, waarop een oih een verticale as 3 draaibare toren 4 door middel van een draailager 5 draaibaar gelagerd is. Aan deze toren 4 is 30 een zich naar boven uitstrekkende kolom 6 aanwezig, waaraan een lastuitlegger 7 zwenkbaar gelagerd is. De zwenkas van de lagerpiaats 8 van de lastuitlegger 7 strekt zich horizontaal uit, zodat de lastuitlegger 7 in een verticaal, door de middenas 9 van de kolom 6 verlopend vlak zwenkbaar is. Voor het verzwenken van de lastuitlegger in het verticale zwenk-35 vlak dient een enerzijds aan een console 10 van de draaibare toren 4 en anderzijds aan de lastuitlegger 7 gesteunde persmiddelcilinder 11.

8700477 • *- ’·· y -5-

Aan het vrije einde 12 van de lastuitlegger, dat ver buiten de kadekant 1 tot boven het laadluik 13 van een te lossen schip 14 reikt, is een zich in verticale richting uitstrekkend lastopneemapparaat 15 voor de te lossen goederen - in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld gaat het 5 om stortmateriaal 16 - gesteund. Het stortmateriaal 16 wordt door middel van een aan het ondereinde van het lastopneemapparaat 15 aangebracht schoepenwiel 17 naar een binnen het kastvormige verticale deel van het lastopneemapparaat 15 aangebrachte, verticale transporteur gebracht en komt van deze op een binnen de eveneens kastvonnig uitgevoerde lastuit-10 legger aangebrachte doorlopende transporteur. Van deze doorlopende transporteur valt het materiaal door de. toren 4 en het draailager 5 heen naar keuze op evenwijdig aan de kadekant 1 aangebrachte transportbanden 18 of via een andere transportband 19 naar een vanaf het kraanportaal 2 in tegengestelde zin tën opzichte van de lastuitlegger 7 gericht uitstekende, 15 doorlopende transporteur 20, waarmee het stortmateriaal 16 op de stortplaats wordt gelost.

Opdat het lastopneemapparaat 15 bij het verzwenken van de lastuitlegger 7 in het verticale zwenkvlak evenwijdig geleid wordt, is een ten opzichte van de lastuitlegger 7 evenwijdig aangebrachte stuurstang 21 20 aanwezig, welke enerzijds op een het lastopneemapparaat 15 vasthoudende drager 22 en anderzijds op de kolom 6 scharniert en met de lastuitlegger 7, de drager 22 en de kolom 6 een stangen-parallellogram vormt.

Het lastopneemapparaat 15 is tweedelig uitgevoerd, waarbij het onderste deel 15' van het lastopneemapparaat 15 aan het bovendeel 15" 25 daarvan zwenkbaar gelagerd is. De zwenkbeweging om de horizontale as 23 kan door middel van twee persmiddelcilinders 24 uitgevoerd worden. Voorts is het gehele lastopneemapparaat 15 om zijn verticale as 25 aan de aan het vrije einde van de lastuitlegger aangebrachte drager 22 draaibaar gelagerd.

30 Op afstand 26 boven de lagerplaats 8 van de lastuitlegger 7 is aan de kolom 6 een andere lagerplaats 27 voor een mast 28 aanwezig, welke in het zwenkvlak van de lastuitlegger 7 zwenkbaar is. Het vrije einde 29 van de mast 28 is met het vrije einde 12 van de lastuitlegger 7 door middel van een als koppelstang dienend eerste trekelement 30 verbonden, 35 waardoor een eerste stangenvierhoek gevormd is, waarvan de zijden de lastuitlegger 7 en de mast 28 vormen, de koppelstang het eerste trekele- 8700477 -6- ment 30 en de rug de kolom 6 vormt.

De kolom 6 is buiten de lagerplaats 27 van de mast 28 verticaal verlengd en draagt aan het boveneinde op afstand 31 van de lagerplaats 27 een lagerplaats 32 voor een tegengewichtuitlegger 33, welke eveneens 5 in het verticale zwenkvlak van de lastuitlegger 7 zwenkbaar is. Het vrije einde 34 van de-tegengewichtuitlegger 33, waaraan het tegengewicht 35 bevestigd is, is met een tweede trekelement 36 met het vrije einde 29 van de mast 28 scharnierbaar verbonden, waardoor een tweede stangenvierhoek gevormd is, waarvan de zijden de mast 28 en de tegengewichtuitlegger 33 10 zijn en waarvan de koppelstang het tweede element 36 en waarvan de rug wederom de kolom 6 is.

In fig. 1 is door streeppuntlijnen de plaats van het te lossen schip 14 getekend. De lastuitlegger 7 moet tenminste zo ver in verticale richting opwaarts verzwenkt kunnen worden, dat het. lastopneemapparaat tot 15 boven het laadluid 23 van het geloste schip 14 uit kan bewegen. De.stand van de lastuitlegger 7, resp. de mast 28 en de tegengewichtuitlegger 33 is in fig.. 1 door streeplijnen aangeduid. Zoals uit fig. 1 blijkt, is de door de lastuitlegger 7 bij het naar omhoog zwenken afgelegde zwenkhoek v alfa. kleiner dan de hierbij door de tegengewichtuitlegger 33 doorlopen

Xr 20 zwenkhoek alfa., waardoor het mogelijk is, met een lichter tegengewicht 35 uit te komen.

Niettegenstaande de relatief ten opzichte van de zwenkhoek alfa^ van de lastuitlegger 7 grotere zwenkhoek alfa2 van de tegengewichtuitlegger 33 wordt echter het tegengewicht bij het verdere transport van het 25 stortmateriaal 16 van het kraanportaal 2 naar de stortplaats niet hinderlijk. Dit resulteert uit de in hoogte boven de lagerplaats 8 van de lastuitlegger 7 aanwezige lagerplaats 32 van de tegengewichtuitlegger 33. Zoals uit fig. 1 blijkt, bevindt het tegengewicht 35 zich zelfs in de laagste stand nog boven de bovenkant van het kraanportaal 2, zodat de 30 goederen ongeveer ter hoogte van het bovendeel 37 van het kraanportaal 2 verder getransporteerd kunnen worden.

In fig. 2 is een bijzonder voordelige variant'van de inrichting getekend, waarbij de lagerplaats 32 van de tegengewichtuitlegger 33 ten opzichte van de lagerplaatsen 27 en 8 van de mast 28 en de lastuitlegger 35 7 niet alleen verticaal verzet, doch ook horizontaal over de afstanden 38, 39 verzet aangebracht is. In fig. 2 zijn door L de last, met K de 87¾ 0 477 -7- verstelkracht en door G de door het tegengewicht veroorzaakte kracht weergegeven.

In fig. 3 is in diagramvorm de verstelkracht K afhankelijk van de werkzame hoek alfa van de lastuitlegger 7 voor een tegengewicht G in-5 getekend, welke het 1,9-voudige van de last L, waarvan de grootte door 1 is bepaald, bedraagt. Duidelijk is, dat de verstelkracht K, waarvan de grootte op de abscis uitgezet is, in twee standen vah de lastuitlegger en wel bij ongeveer 0° en bij ongeveer 18° de waarde nul bereikt. In het daartussen liggende bereik, alsmede bij alfa = -10° is de verstelkracht 10 relatief klein, hoewel de persmiddelcilinder 11 ten opzichte van de verstelling van de lastuitlegger 7 relatief dichtbij de lagerplaats 8 van de lastuitlegger 7 aangebracht is. Bij het uitvallen van de persmiddelcilinder 11 zal de lastuitlegger in êén van de evenwichtsstanden zwenken, waarin de verstelkracht K nul is, zodat het naar omlaag vallen van de 15 lastuitlegger 7 automatisch verhinderd wordt.

Het verloop van de kromme van de verstelkracht K is door keuze van de grootte van het tegengewicht G, door variatie van de plaats van de lagerplaatsen 8, 27, 32 van de lastuitlegger 7, de mast 28 en de tegengewichtuitlegger 33 en variaties van de lengtes daarvan binnen een 20 groot bereik veranderbaar en aan de betreffende eisen optimaal aanpasbaar.

De uitvinding is niet beperkt tot in de tekening weergegeven uitvoeringsvormen, doch kan in verschillend opzicht gemodificeerd worden. Bijvoorbeeld is het mogelijk, de koppelstangen van de eerste en tweede 25 stangenvierhoek door kabels te vormen. Voorts is het mogelijk, in plaats van de persmiddelcilinder 11 voor het verstellen van de lastuitlegger 7 een spil of een trekkabel te gebruiken. Een andere variatie kan daarin bestaan, de lagerplaatsen 27 van de mast 28 met de lagerplaats 8 van de lastuitlegger 7 samen te laten vallen zodat door de lastuitlegger 7, 30 mast 28 en het eerste trekelement 30 een stijve schijf gevorm wordt.

8700477

Claims (5)

1. Inrichting voor het verticaal transporteren van een last, in het bijzonder scheepsloskraan, met een in een verticaal vlak zwenkbare, aan een steunframe gelagerde en aan zijn vrije einde van een lastopneem-apparaat voorziene lastuitlegger en een in het verticale zwenkvlak van 5 de lastuitlegger zwenkbare, aan het steunframe gelagerde en aan zijn vrije einde van een tegengewicht voorziene tegengewichtuitlegger, alsmede met een in het verticale zwenkvlak van de lastuitlegger en de tegengewichtuitlegger zwenkbare, aan het steunframe gelagerde mast, waarvan het vrije einde enerzijds met het vrije einde van de lastuitlegger met 10 een eerste trekelement en anderzijds met het vrije einde van de tegengewichtuitlegger met een tweede trekelement verbonden is, met het kenmerk, dat de lagerplaats (32) van de tegengewichtuitlegger (33) zich op afstand. (26, 31, 39) van de lagerplaats (8) van de lastuitlegger (7) bevindt, waarbij hetzij het systeem mast (28), tegengewichtuitlegger (33), 15 tweede trekelement (36) en het steunframe^ (2, 6) een stangenvierhoek vormt en/of het systeem mast (28), lastuitlegger (7), eerste trekelement (30) en steunframe (2, 6) een stangenvierhoek vormt, waarbij een beweging van de lastuitlegger (7) over een hoek (alfa^) in een beweging van de tegengewichtuitlegger (33) in een grotere hoek (alfa2) omgezet is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lager plaats (32) van de gewichtsuitlegger (33) in een hoogte boven de lagerplaats (8) van de lastuitlegger (7) aangebracht is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of, met het kenmerk, dat het snijpunt van de as van de mast (28) met de as van de tegengewichtuitlegger 25 (33) in elke stand van het gehele zwenkbereik van de lastuitlegger (7) steeds boven het snijpunt van de as van de mast (28) met de as van de lastuitlegger (7) ligt.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de lagerplaats (27) van de mast (28), wat betreft de hoogte, tussen de lager- 30 plaatsen (2, 8) van de tegengewichtuitlegger (33) en de lastuitlegger (7) aangebracht is.

5. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de lagerplaats (32) van de tegengewichtuitlegger (33) op horizontale afstand (38, 39) van de lagerplaatsen (8, 27) van de last- 35 uitlegger (7) en de mast (28) aangebracht is. 8700477