NL8601395A - Gelijkspanningsomzetter met overbelastingbeveiliging. - Google Patents

Description

PHE.86.008 1 * ·*. * AT&T en Philips Telecommunicatiebedrijven B.V., Hilversum “Gelijkspanningsomzetter met overbelastingbeveiliging"

De uitvinding heeft betrekking op een gelijkspanningsomzetter voorzien van een lijningang, welke omzetter een transformator met een primaire wikkeling, tenminste één secundaire wikkeling en een hulpwikkeling bevat, een op de lijningang 5 aangesloten parallelschakeling van een startschakeling met een voedingsspanningsuitgang en een serieschakeling welke tenminste de primaire wikkeling en een puls-geschakelde stroombron met een stuuringang bevat, een op de hulpwikkeling aangesloten gelijkrichtschakeling, welke op de voedingsspanningsuitgang van de 10 startschakeling is aangesloten, bevat en een op de stuuringang van·de stroombron aangesloten stuurschakeling met een met de serieschakeling gekoppelde detectiesignaalingang bevat voor het detecteren van de grootte van de door de serieschakeling vloeiende stroom.

Een dergelijke gelijkspanningsomzetter is bekend uit het 15 Amerikaanse octrooischrift 4.246.634. Dergelijke omzetters worden toegepast bij het omzetten van een gelijkspanningssignaal in één of meer voedingsspanningen voor elektronische schakelingen. Bijvoorbeeld in de openbare telefonie, wordt uit een via de lijningang binnenkomend gelijkspanningssignaal meerdere voedingsspanningen opgewekt ten behoeve 20 van de per abonnee aan te brengen zogeheten "network terminations". Een belangrijke aan de omzetter te stellen eis is dat deze zelf voor het opwekken van de voedingsspanningen weinig vermogen dissipeert en een beperkt vermogen aan de lijn onttrekt. In de bekende omzetter is de startschakeling met de lijningang verbonden, welke tijdens het starten 25 van de omzetter aan de voedingsspanningsuitgang een voedingsspanning opwekt voor gebruik in de omzetter. Met deze voedingsspanning start de omzetter, waarna een op de hulpwikkeling van de transformator aangesloten gelijkrichtschakeling het opwekken van de voedingsspanning van de startschakeling overneemt. Met dit overnemen, dat bekend is onder 30 de naam *flyback", is de dissipatie van vermogen van de omzetter beperkt.

De in het Amerikaanse octrooischrift beschreven omzetter 8 6 0 1 3 ·· ' S' * PHE.86.008 2 bevat een vermogenstuurschakeling uitgevoerd met een stuurschakeling, welke op de hulpwikkeling van de transformator is aangesloten, welke de in de secundaire wikkeling van de transformator opgewekte spanning en stroom konstant moeten houden.

5 Het bezwaar van de omzetter is dat de secundaire spanning en stroom ook konstant worden gehouden bij het aan secundaire zijde van de transformator optreden van een overbelasting, bijvoorbeeld tengevolge van een kortsluiting in een van de op de secundaire wikkelingen aangesloten lijnen.

10 Doel van de uitvinding is het op eenvoudige wijze beperken van de eigen dissipatie en van het met de omzetter aan de lijningang onttrokken vermogen, in het bijzonder tijdens een overbelasting of kortsluiting.

Een eerste uitvoeringsvorm van de gelijkspanningsomzetter 15 overeenkomstig de uitvinding is daartoe daardoor gekenmerkt, dat de stuurschakeling van een met de hulpwikkeling gekoppelde additionele stuuringang is voorzien voor het in afhankelijkheid van de spanning over de hulpwikkeling door middel van de stuurschakeling verlagen van de maximale uitsturing van de puls-geschakelde stroombron.

20 Van voordeel is dat de reeds voor de “flyback" aanwezige hulpwikkeling de mogelijkheid biedt om op eenvoudige wijze een signalering te verschaffen. Daar de additionele stuuringang omtrent het optreden van een overbelasting of kortsluiting aan secundaire zijde van de transformator, direkt met de hulpwikkeling van de transformator is 25 gekoppeld kan deze signalering bovendien zonder nadelige vertraging snel geschieden en op een wijze worden gerealiseerd waarbij de galvanische scheiding tussen primaire- en hulpwikkeling enerzijds en secundaire wikkeling van de transformator anderzijds, behouden blijft.

Een tweede uitvoeringsvorm van de gelijkspanningsomzetter 30 is overeenkomstig de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de omzetter een met de voedingsspanningsuitgang van de startschakeling gekoppelde detector bevat en dat de stroombron is voorzien van een op de detector aangesloten verbodssignaalingang voor het met een door de detector af te geven signaleringssignaal alleen dan ingeschakeld houden van de 35 stroombron zolang de amplitudewaarde van de voedingsspanning een maximale waarde overschrijdt.

De detector staat eerst dan het schakelen van de 8601395 * PHE.86.008 3 stroombron toe indien de amplitudewaarde van de voedingsspanning een minimale waarde overschrijdt. Daarmede wordt bereikt dat de waarde van de voedingsspanning en daarmede de waarde van de in de omzetter uit de voedingsspanning afgeleide spanningen goed gedefinieerd en dus 5 betrouwbaar zijn zodanig dat een stabiele en goed bestuurbare omzetter is gerealiseerd.

Bovendien draagt de detector bij tot het tijdens een overbelasting op betrouwbare wijze beperken van het met de omzetter aan de lijningang onttrekken van vermogen en daarmede tevens tot het 10 beperken van de inwendige dissipatie van de omzetter. Namelijk, ingeval bij een overbelasting de begrenzing van de uitsturing van de stroombron niet naar behoren funktioneert, wordt bij een overbelasting de stroombron door de detector volledig uitgeschakeld, hetgeen een zeer betrouwbaar funktioneren van de omzetter tot gevolg heeft.

15 Een derde uitvoeringsvorm van de gelijkspanningsomzetter overeenkomstig de uitvinding is daardoor gekenmerkt, dat de startschakeling twee parallel-geschakelde serieketens bevat waarvan een eerste keten een eerste weerstand en de hoofdstroombaan van een tweede transistor bevat en de tweede keten achtereenvolgens tenminste een 20 tweede weerstand, de hoofdstroombaan van een eerste transistor en een derde weerstand bevat, waarbij de basis van de eerste transistor op de verbinding van de eerste weerstand met de tweede transistor is aangesloten en het verbindingspunt van de hoofdstroombaan van de eerste transistor en de derde weerstand de voedingsspanningsuitgang vormt, 25 welke met de basis van de tweede transistor is gekoppeld voor het in afhankelijkheid van grootte van spanning over de hulpwikkeling afschakelen van de startschakeling.

Het voordeel van de omzetter met de startschakeling is dat deze na het starten van de omzetter praktisch geen vermogen aan de 30 lijningang onttrekt in het bijzonder niet indien de eerste weerstand zeer hoogohmig (in de orde van 10 Μδ) wordt gekozen. Bovendien is van voordeel dat de startschakeling geen condensator bevat. Hierdoor blijft de omzetter niet alleen kompakt, maar kan bovendien zeer goed op een IC geïntegreerd worden, hetgeen kostprijs-verlagend werkt.

35 De uitvinding zal nog nader worden toegelicht aan dehand van de tekening. Daarbij toont: figuur 1 een voorkeursuitvoeringsvorm van de 8 6 0 1 3 9 5 PHE.86.008 4 gelijkspanningsomzetter overeenkomstig de uitvinding; figuur 2 een uitvoeringsvorm van een startschakeling voor toepassing in de omzetter van figuur 1.

De in figuur 1 weergegeven gelijkspanningsomzetter 1 5 wordt in het bijzonder toegepast in de openbare telefonie. Hierin wordt in een telefooncentrale een gelijkspanningssignaal op een lijn gezet . waarvan de lijningang 2-1, 2-2, welke zich aan de abonneezijde bevindt, in figuur 1 is weergegeven. De weerstand van de lijn, variërend van ongeveer 0 tot 1400 Q, is bepalend voor de signaalwaarde op de 10 lijningang 2-1, 2-2 en ligt in de orde van 20 tot 96 Volt. Dit signaal wordt door de omzetter 1 in voedingsspanningen omgezet welke bijvoorbeeld in een ISDN (Integrated Services Digital Network) systeem worden gebruikt voor het voeden van per abonnee uit te geven apparatuur. Deze apparatuur omvat bijvoorbeeld eindstations voor 15 telefoon, tekst, fax, data en video, en omvat de "interfaces" voor het besturen van deze eindstations.

De omzetter 1 bevat een transformator 3, voorzien van een primaire wikkeling 4, secundaire wikkelingen 5-1, 5-2 en een hulpwikkeling 6. Aan de secundaire wikkelingen 5-1, 5-2 zijn via niet in 20 de figuur weergegeven gelijkricht- en afvlakschakelingen de voornoemde voedingsspanningen te ontnemen. Deze voedingsspanningen zijn zowel onderling als van het gelijkspanningssignaal op de lijningang 2-1, 2-2 galvanisch gescheiden. De omzetter 1 bevat verder een op de lijningang 2-1, 2-2 aangesloten serieschakeling van de primaire wikkeling 4, een puls-25 geschakelde stroombron 7 met een stroomstuuringang 8 en bijvoorbeeld een weerstand 9.

De stroombron 7 is voorzien van een transistor bijvoorbeeld een FET 19, waarvan de gate is verbonden met een gate-stuurschakeling 20 waarop de stuuringang 8 is aangesloten. De gate-30 stuurschakeling 20 is ingericht voor het in afhankelijkheid van een stuursignaal op ingang 8 zodanig sturen van de stroom door de FET 19 dat deze stroom een nagenoeg zaagtandvormig verloop krijgt. Bijvoorbeeld kan het stuursignaal een frequentie-gemoduleerd signaal vormen voor het in afhankelijkheid van de frequentiemodulatie sturen van de stroom door de 35 FET 19. Of het stroomstuursignaal wordt gevormd door een pulsvormig signaal bijvoorbeeld een puls-plaatssignaal voor het in afhankelijkheid van een amplitude-omslag van pulsen in het signaal sturen van de stroom 8 S 0 1 395 PHE.86.008 5 door de FET 19. In het vervolg van deze toelichting zal ervan worden uitgegaan dat het stroomstuursignaal voor het schakelen van de stroombron 7 een pulsvormig signaal is. Het voordeel van het uitvoeren van de gate-stuurschakeling 20 als puls-gestuurde schakeling is, dat de 5 laatste dan eenvoudig gesynchroniseerd kan worden met een externe klok. Voor het synchroniseren is de stroombron 7 voorzien van een synchroniseeringang 21 voor een extern kloksignaal welke ingang 21 via een van een verbodsingang 18 voorziene deler 22 op de gate-stuurschakeling 20 is aangesloten, hetgeen nog nader wordt toegelicht.

10 De omzetter 1 bevat voorts een op de lijningang 2-1, 2-2 aangesloten startschakeling 10 met een voedingsspanningsuitgang 11. Een mogelijke wijze van inrichten van de startschakeling 10 is gegeven in figuur 2 van het voornoemde Amerikaanse octrooischrift 4.246.534. Het hierin gedissipeerde vermogen is evenwel onnodig hoog, mede door toedoen 15 van de weerstanden 56 en 58, welke ook tijdens bedrijf van de omzetter 1 vermogen aan de lijningang 2-1, 2-2 onttrekken. Bovendien maakt de aanwezigheid van de condensator 52 hierin de omzetter 1 volumineus, doordat deze geschikt moet zijn voor een breed scala van mogelijke signaalwaarden op de lijningang 2-1, 2-2 en niet geschikt voor 20 integratie op een chip.

In figuur 2 van de onderhavige octrooiaanvrage zijn deze bezwaren op eenvoudige wijze ondervangen. Figuur 2 toont een mogelijke uitvoeringsvorm van de startschakeling 10, welke een eerste weerstand 23 en een tweede weerstand 24 beiden aangesloten op de lijningangskiem 2-1 25 bevat, alsmede een FET 25 als eerste transistor en een als stroombron 26 weergegeven tweede transistor met stuuringang 27 bevat. De basis van de eerste transistor uitgevoerd als gate van de FET 25 is met de eerste weerstand 23 op de stroombron 26 aangesloten, welke stroombron 26 nog op de lijningangskiem 2-2 is aangesloten; de drain van de FET 25 is op de 30 tweede weerstand 24 aangesloten, terwijl de source van de FET 25 op de voedingsspanningsuitgang 11 is aangesloten. De voedingsspanningsuitgang 11 is verder verbonden met een niet-inverterende ingang van een verschilversterkerschakeling 35, waarvan de inverterende ingang een referentiesignaalingang 36 vormt. De uitgang van de schakeling 35 is 35 verbonden met de stuuringang 27.

De werking van de startschakeling 10 is als volgt: na het op de lijningang 2-1, 2-2 aansluiten van het gelijkspanningssignaal dat 8601395 / 'w PHE.86.008 6 wil zeggen bij het starten van de omzetter 1 wordt met de verschilversterkerschakeling 35 aan de stuuringang 27 een verschilsignaal toegevoerd, waarvan de waarde afhangt van het amplitudeverschil tussen de voedingsspanning op de uitgang 11 en de 5 referentiespanning op ingang 36. Met dit verschilsignaal wordt bij het starten van de omzetter 1 aan de uitgang 11 een voedingsspanning opgewekt met een amplitude van bijvoorbeeld 4,88 Volt. Met de voedingsspanningsuitgang 11 zijn nog een weerstand 28 en een zenerdiode 29 via een referentie-uitgang 30 met elkaar in serie geschakeld. Van 10 voordeel is dat bij een van 20 tot 96 Volt variërende signaalwaarde op de lijningang 2-1, 2-2 de serieschakeling van de weerstand 28 en de zenerdiode 29, ook tijdens het bedrijf van de omzetter 1 zoals nog zal blijken, op een nagenoeg konstante voedingsspanning van circa 5 Volt is aangesloten. Hierdoor is, in het bijzonder bij een hoge signaalwaarde, 15 het door deze serieschakeling opgenomen vermogen in vergelijking met het geval dat de serieschakeling direkt op de lijningang 2-1, 2-2 is geschakeld, sterk beperkt. De omzetter 1 bevat voorts een op de hulpwikkeling 6 van de transformator 3 en op de voedingsspanningsuitgang 11 aangesloten gelijkrichtschakeling 12, welke de 20 voedingsspanningsuitgang 11, bij een nog nader toe te lichten bedrijf van de omzetter 1, voorziet van een door de hulpwikkeling 6 opgewekte voedingsspanning. Laatstgenoemde voedingsspanning is hoger, en bedraagt bijvoorbeeld 5 Volt, dan de voedingsspanning opgewekt door de startschakeling 10 bij het starten van de omzetter 1. Door de hogere 25 voedingsspanning tijdens bedrijf op de uitgang 11 wordt de FET 25 door het konstant blijven van het referentiesignaal op ingang 36 dichtgedrukt. Zodoende wordt de dissipatie door de startschakeling 10 tijdens bedrijf nog uitsluitend bepaald door de waarde van de eerste weerstand 23. Door deze weerstand 23 een waarde te geven in de orde van 30 10 ΜΩ is het aan de lijningang onttrokken vermogen op eenvoudige wijze beperkt.

De omzetter 1 bevat voorts een stuurschakeling met een detectiesignaalingang 14 voor het in afhankelijkheid van de met het signaal op de stuuringang 14 te bepalen s.troom door de primaire 35 wikkeling 4 van de transformator 3 met het pulsvormig stuursignaal op ingang 8 konstant houden van de maximale waarde van de zaagtandvormige stroom door de primaire wikkeling 4. Tijdens het aldus ontstane bedrijf 9 6 013 3 3 PHE.86.008 7 van de omzetter 1 wordt op door het extern kloksignaal bepaalde tijdstippen de zaagtandvormige stroom periodiek door de serieschakeling van de primaire wikkeling 4, de stroombron 7 en de weerstand 9 geleid. De zaagtandvormige stroom laat het vermogen in de transformator 5 periodiek tot een maximale waarde toenemen, waarna dit vermogen wordt omgezet in vermogen in de hulpwikkeling 6 en de secundaire wikkelingen 5-1, 5-2.

Het probleem dat in de omzetter 1 optreedt is dat ingeval een kortsluiting in één der secundaire wikkelingen 5-1, 5-2 10 optreedt, de maximale waarde van de stroom door de primaire wikkeling 4 konstant wordt gehouden, waardoor in dat geval een belangrijk deel van het in de transformator 3 ontwikkeld vermogen in de kortsluiting zal worden gedissipeerd. Het dan onttrekken van dit vermogen aan de lijningang 2-1, 2-2 is niet alleen ongewenst en verspillend, maar is 15 bovendien, in verband met bijvoorbeeld brandgevaar in de kortsluiting, onveilig.

Teneinde aan deze bezwaren tegemoet te komen bevat een eerste uitvoeringsvorm van de omzetter 1 daartoe onder meer een met de hulpwikkeling 6 van de transformator 3 gekoppelde signaleringsschakeling 20 15. Het idee is hierbij dat bij een kortsluiting de in de hulpwikkeling 6 ontwikkelde hulpspanning daalt, welke spanningsdaling door de signaleringsschakeling 15 wordt vastgesteld waarbij een signaleringssignaal aan ingang 16 wordt opgewekt. De beveiliging 15 kan bijvoorbeeld een op voor de vakman bekende comparatorschakeling 25 bevatten, maar ook bijvoorbeeld een spanningsöeler. Voorts bevat de omzetter 1 daartoe de stuurschakeling 13 welke nu evenwel van een op de signaleringsschakeling 15 aangesloten additionele stuuringang 16 is voorzien voor het met het signaleringssignaal verlagen van de bereikbare maximale waarde van de stroom door de primaire wikkeling 4 van de 30 transformator 3. Door het verlagen van de bereikbare maximale waarde van deze stroom is ook het kortsluitvermogen op eenvoudige wijze beperkt. In het algemeen dient de signalering van een overbelasting of kortsluiting snel te geschieden, hetgeen gerealiseerd kan worden door de schakeling 15 bijvoorbeeld uitgevoerd als spanningsdeler direkt op de hulpwikkeling 35 6 aan te sluiten en de toepassing van vertraging veroorzakende elementen, achterwege te laten. Van voordeel is dat in deze en volgende uitvoeringsvormen de galvanische scheiding tussen de primaire wikkeling 860 1 39 5 PHE.86.008 8 0 ' 4 en hulpwikkeling 6 enerzijds en de secundaire wikkelingen 5-1, 5-2 anderzijds behouden blijft. De stuurschakeling 13 bevat een tweetal comparatorschakelingen 31, 32, wiens uitgangen elk afzonderlijk op een eveneens in de schakeling 13 opgenomen EN-poortschakeling 33 zijn 5 aangesloten. De poortschakeling 33 is op de stuuringang van de stroombron 7 aangesloten. De niet-inverterende ingang van de comparatorschakeling 31 is op de additionele stuuringang 16 en de overeenkomstige niet-inverterende ingang van de schakeling 32 is op een referentiespanningsingang 34 aangesloten, terwijl de beide inverterende 10 ingangen van de comparatorschakelingen 31, 32 op de detectiesignaalingang 14 zijn aangesloten.

De werking van de stuurschakeling 13 is als volgt: tijdens bedrijf van de omzetter 1 varieert de stroom en dus ook de spanning over de weerstand 9 zaagtandvormig. Bereikt de spanning op 15 stuuringang 14 de referentiespanning op ingang 34 dan verandert het uitgangsnivo van comparatorschakeling 32 en daarmede het signaal op stuuringang 8, waardoor de stroom door de primaire wikkeling 4 afneemt. Na een kloksignaal op synchroniseeringang 21 zal deze cyclus zich herhalen, enzovoorts. Tijdens dit bedrijf zal een hulpspanning in de 20 hulpwikkeling 6 worden opgewekt, waardoor de eerste signaleringsschakeling 15 een signaleringssignaal met bijvoorbeeld positieve amplitude aan de additionele stuuringang 16 afgeeft. Deze amplitude is bij normaal bedrijf, dus zonder overbelasting, hoger dan de referentiespanning op ingang 34 zodat in dat geval de cyclus zoals reeds 25 toegelicht verloopt. Treedt nu een overbelasting op bijvoorbeeld in één der secundaire wikkelingen 5-1, 5-2 dan daalt hierdoor de hulpspanning en daarmede het signaleringssignaal in amplitude tot beneden de referentiespanning op ingang 34. Bij het bereiken van een nu lagere stroom door de weerstand 9 dan bij normaal bedrijf verandert het 30 uitgangsnivo van comparatorschakeling 31, waardoor de sturing op ingang 8 van de stroombron 7 bij een lagere stroom wordt begrensd dan voorheen het geval was. Hierdoor is op een eenvoudige en snelle wijze bij een overbelasting het met de omzetter 1 aan de lijningang 2-1, 2-2 onttrokken .vermogen beperkt.

35 In een verdere uitvoeringsvorm van de omzetter 1 kan de signaleringsschakeling 15 via de in stippellijn weergegeven voedingsschakeling 12 met de hulpwikkeling 6 zijn gekoppeld. De 5601395 PHE.36.008 9 signaleringsschakeling 15 is dan dus rechtstreeks op de voedingsspanningsuitgang 11 aangesloten. De reeds toegelichte werking van de omzetter 1 verandert hierdoor evenwel principieel niet.

In een volgende uitvoeringsvorm van de omzetter 11 bevat 5 deze een tweede op de voedingsspanningsuitgang 11 aangesloten detector 17. De detector 17 is via de verbodsingang 13 met de deler 22 verbonden. De detector 17 is bijvoorbeeld met een, niet weergegeven, comparatorschakeling ingericht voor het bewaken van de spanning op uitgang 11. 3ij een zich onder een zeker minimaal nivo bevinden van deze 10 spanning wordt aan ingang 18 een verbodssignaal afgegeven. De deler 22 is nu zodanig ingericht dat deze het kloksignaal op de synchroniseeringang 21 niet doorlaat en daarmede het schakelen van de stroombron verbiedt, zolang het verbodssignaal op ingang 18 staat dus zolang de amplitudewaarde van de voedingsspanning op uitgang 11 een 15 minimale waarde onderschrijdt. Daarmede wordt bereikt dat de waarde van de voedingsspanning en daarmede de waarde van de in de verschillende schakelingen van de omzetter 1 uit de voedingsspanning afgeleide spanningen zodanig goed gedefinieerd en dus betrouwbaar zijn, dat een stabiele en goed bestuurbare omzetter 1 is gerealiseerd.

20 Bovendien draagt de detector 17 bij tot het tijdens een overbelasting op betrouwbare wijze beperken van het met de omzetter 1 aan de lijningang 2-1, 2-2 onttrekken van vermogen. Namelijk, ingeval bij een overbelasting de eerste onderspanningsbevsiiiging niet naar behoren funktioneert, wordt bij een overbelasting het schakelen van de 25 stroombron 7 door het verbodssignaal op ingang 18 met de deler 22 volledig geblokkeerd, hetgeen een zeer betrouwbaar funktioneren van de omzetter 1 tot gevolg heeft.

Van voordeel is dat de omzetter 1 geen additionele met het openbare net te verbinden voedingsmiddelen nodig heeft. Bij voorkeur 30 wordt de omzetter 1 in CMOS geïntegreerd, hierdoor is een zeer lage dissipatie van de verschillende schakelingen van de omzetter 1 mogelijk en kan de omzetter 1 kompakt en goedkoop in aassaproduktie worden geproduceerd.

8601335

Claims (6)

1. Gelijkspanningsomzetter voorzien van een lijningang, welke omzetter een transformator met een primaire wikkeling, tenminste één secundaire wikkeling en een hulpwikkeling bevat, een op de lijningang aangesloten parallelschakeling van een startschakeling met 5 een voedingsspanningsuitgang en een serieschakeling welke tenminste de primaire wikkeling en een puls-geschakelde stroombron met een stuuringang bevat, een op de hulpwikkeling aangesloten gelijkrichtschakeling, welke op de voedingsspanningsuitgang van de startschakeling is aangesloten, bevat en een op de stuuringang van de 10 stroombron aangesloten stuurschakeling met een met de serieschakeling gekoppelde detectiesignaalingang bevat voor het detecteren van de grootte van de door de serieschakeling vloeiende stroom, daardoor gekenmerkt, dat de stuurschakeling van een met de hulpwikkeling gekoppelde additionele stuuringang is voorzien voor het in 15 afhankelijkheid van de spanning over de hulpwikkeling door middel van de stuurschakeling verlagen van de maximale uitsturing van de puls-geschakelde stroombron.

2. Gelijkspanningsomzetter volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt, dat de omzetter een met de voedingsspanningsuitgang van de 20 startschakeling gekoppelde detector bevat en dat de stroombron is voorzien van een op de detector aangesloten verbodssignaalingang voor het met een door de detector af te geven signaleringssignaal alleen dan ingeschakeld houden van de stroombron zolang de amplitudewaarde van de voedingsspanning een maximale waarde overschrijdt.

3. Gelijkspanningsomzetter volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt, dat de startschakeling twee parallel-geschakelde serieketens bevat waarvan een eerste keten een eerste weerstand en de hoofdstroombaan van een tweede transistor bevat en de tweede keten achtereenvolgens tenminste een tweede weerstand, de hoofdstroombaan van 30 een eerste transistor en een derde weerstand bevat, waarbij de basis van de eerste transistor op de verbinding van de eerste weerstand met de tweede transistor is aangesloten en het verbindingspunt van de hoofdstroombaan van de eerste transistor en de derde weerstand de voedingsspanningsuitgang vormt, welke met de basis van de tweede 35 transistor is gekoppeld voor het in afhankelijkheid van grootte van spanning over de hulpwikkeling afschakelen van de startschakeling.

4. Gelijkspanningsomzetter volgens een der voorgaande 8*· ft 4 ·? Λ g Sj y i PHE.86.008 11 conclusies, daardoor gekenmerkt, dat de stuurschakeling twee comparatorschakelingen, elk voorzien van een signaal- en een inverse signaalingang en een uitgang, en een op beide uitgangen aangesloten EN-poortschakeling bevat, waarbij van de eerste comparatorschakeling de 5 signaalingang op de additionele stuuringang is aangesloten en van de tweede comparatorschakeling de signaalingang op een referentiespanningsbron is aangesloten, de inverse signaalingangen met elkaar en met de detectiesignaalingang van de stuurschakeling is aangesloten voor het aan de uitgang van de poortschakeling afgeven van 10 een pulsvormig signaal welke de stroombron uitschakelt indien de waarde van het detectiesignaal op de detectiesignaalingang gelijk is aan de signaalwaarde op één der signaalingangen van de comparatorschakelingen.

5. Gelijkspanningsomzetter volgens conclusie 1, daardoor 15 gekenmerkt, dat de omzetter een over de hulpwikkeling aangesloten spanningsdeler bevat, waarvan de aftakking op de additionele stuuringang van de stuurschakeling is aangesloten.

6. Gelijkspanningsomzetter volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt, dat de detector als comparatorschakeling is uitgevoerd welke 20 op een verdere referentiespanningsbron is aangesloten. 860 1 3$ 5