NL8601035A - Stuurkolomklem. - Google Patents

Description

» f i N493

Volvo Car B.V.

Helmond 5 Stuurkolomklem

De uitvinding heeft betrekking op een klem-mechanisme voor het fixeren van een stuurkolomhuis van een motorvoertuig, dat verstelbaar is in een richting die lood-10 recht staat op de lengterichting van de stuurkolom, welk mechanisme een klembout en een hefboom omvat waarmee de bout gespannen en het kolomhuis gefixeerd kan worden.

Een nadeel van een klemboutconstructie als hier bedoeld is, is dat men bij het vastzetten van het stuur-15 kolomhuis geen gevoel heeft van de mate van klemmen die bereikt is. Gewenst is dat er een zeker voelbaar "omslagpunt " is in de beweging van de hefboom, dat is een punt, waarbij de hefboom wanneer hij naar zijn klemstand bewogen wordt, even moeilijker te bewegen is dan kort daarna.

20 Bereikt men zo een punt niet, dan moet dat een indicatie zijn dat door slijtage opgetreden speling moet worden opgeheven, bijvoorbeeld door het verdraaien van een opsluitmoer.

De uitvinding beoogt voor dit probleem een 25 oplossing te bieden én is daartoe gekenmerkt, doordat de bout onverdraaibaar en in zijn lengterichting verschuifbaar is aangebracht in het stuurkolomhuis, tussen huis en bout een in die richting verend element is aangebracht, en dat een mechanisme aanwezig is, dat bij beweging van de hefboom 30 in de richting van zijn klemstand het verend element eerst spant en vervolgens geheel of gedeeltelijk ontspant alvorens de klemstand te bereiken.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding is gekenmerkt, doordat met de hefboom en het huis zich in lengte-35 richting van de bout uitstrekkende en samenwerkende nokken verbonden zijn, en de hefboom vast verbonden is met een 85 Q 1 0 35 * /¾ N493 -2- raoer die op de bout is geschroefd.

Een tweede uitvoeringsvorm, waaraan de voorkeur wordt gegeven, is gekenmerkt, doordat de hefboom en de bout zijn gekoppeld, door een of meer pennen waarvan de 5 hartlijnen die van de bout in ontspannen toestand daarvan kruisen; welke pennen zijn aangebracht tussen een aan de . bout bevestigde schotel en de hefoom, de pennen langer zijn dan de in lengterichting gemeten afstand tussen schotel en hefboom in ontspannen toestand van de bout en een zekere 10 mate van kanteling van de pennen om hun steunpunten mogelijk is zodanig dat bij beweging van de hefboom naar de klemstand toe de pennen een stand passeren waarin de hartlijn van tenminste een van de pennen in een plat vlak ligt met de hartlijn van de bout.

15 Deze uitvoeringsvorm wordt nog verder verbeterd, wanneer twee pennen aanwezig zijn die zich in hoofdzaak evenwijdig doch in ontspannen toestand van de bout niet geheel evenwijdig met de bout uitstrekken, en bij beweging van de hefboom naar zijn klemstand toe deze pennen bij hun 20 kantelende beweging een stand passeren waarin zij evenwijdig met de bout zijn.

Deze uitvoeringsvormen hebben als voordelen, dat de klemwerking onafhankelijk is van slijtage van de schroefdraad van de klembout, dat het verende element zorgt 25 voor het compenseren van de onvermijdelijke inbouw- toleranties en voorts, dat het mogelijk is de klembout een zekere voorspanning te geven.

Tenslotte is het van voordeel gebleken, wanneer voor het verende element een schotelveer gekozen wordt.

30 De uitvinding wordt toegelicht door de hierna volgende beschrijving aan de hand van de tekening, waarin een tweetal uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven.

Hierin is; fig. 1 een principeschets van een doorsnede van 35 de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; 8601035 ft' N493 -3- fig. la een zijaanzicht van een detail van fig. 1 gezien volgens de lijn I-I; fig. 2 en zijaanzicht van de voorkeursuitvoering van de uitvinding; 5 fig. 3 een dwarsdoorsnede van de uitvoering volgens de lijn II-ÏI in fig. 2; fig. 4 een schets van het principe van de voorkeursuitvoering van de uitvinding.

In fig. 1 is met 1 een stuurkolomhuis aangegeven 10 dat is aangebracht onder het dashbordpaneel 2 van de automobiel. De stuurkolom 3 is schematisch aangegeven. Deze is, met het huis 1, verticaal verstelbaar. In het stuurhuis is een klembout 4 onverdraaibaaar aangebracht. Draaien wordt voorkomen door de afgeplatte zijden 5 die passen in 15 een corresponderend gat in het lager 6 dat vast met het kokervormige deel van het dashbordpaneel 2 is verbonden. Tegen het lager 6 steunt een schotelveer 7, terwijl op het draadeind 8 van de bout 4 een opsluitmoer 9 is aangebracht.

Het andere einde 11 van de bout 4 is eveneens van 20 schroefdraad voorzien en aan die zijde bevindt zich een klemhefboom 10, die vast is verbonden met een op het draadeind 11 geschroefde moer 12. Vast met het kokervormige deel van het dashbordpaneel 2 is verbonden een trapeziumvormige nok 13, terwijl de hefboom 10 voorzien is van een 25 corresponderend V-vormige nok 14. Wordt de hefboom 10 bewogen naar zijn aanslag 15 toe, (zie richting van pijl A in fig 1a), dan passeert de nok 14 de nok 13, waardoor een zekere weerstand ontstaat bij de beweging van de hefboom kort voor het bereiken van de aanslag 15, welke weerstand 30 weer is overwonnen wanneer de aanslag 15 bereikt wordt. De beweging van de hefboom in axiale richting van de bout 4 is mogelijk doordat de bout in deze richting kan bewegen tegen de kracht van de schotelveer in.

In de voorkeursuitvoering volgens de figuren 2 ··» * * r\ -·* r w 0 U i 'J 0 * .7 N493 -4- en 3 is wederom een spanbout 4 aangebracht in het stuur-kolomhuis 1. Aan het ene einde van de bout 4 zijn op overeenkomstige wijze een schotelveer 7 en een opsluitmoer 9 aangebracht op het draadeind 8 daarvan. Aan het andere 5 einde van de bout 4 is nu een meeneemschotel 16 vast met de bout verbonden. De hefboom 10 is losdraaiend om de bout 4 aangebracht, terwijl zich tussen de hefboom en het kokervormige deel van het dashbordpaneel 2 een axiaal naaldlager 17 bevindt.

10 Tussen de schotel 16 en de hefboom 10 zijn een tweetal pennen 18 aangebracht, zodanig, dat zij zich in hoofdzaak evenwijdig aan de as van de bout 4 uitstrekken.

In de schotel 16 en de hefboom 10 zijn passende uitsparingen aangebracht, die de pennen lageren. Deze 15 pennen 18 zijn iets langer dan de in de richting van de as van de bout 4 gemeten afstand tussen de lagerplaatsen voor de pennen in schotel 16 en hefboom 10. Dit betekent, dat wanneer de pennen 18 door draaien van de hefboom 10 in een stand precies evenwijdig aan de as van de bout gekanteld 20 worden, er tegen de werking van de veer 7 in een trekkracht wordt veroorzaakt in de bout 4. Deze kracht is dan de klemkracht voor het fixeren van de stuurkolom. De pennen 18 zijn voorts zo aangebracht, dat zij nog een geringe verdere beweging (over een hoek van ca. 100} van de hefboom 10 25 mogelijk maken voordat deze tegen de aanslag 15 stuit.

Weliswaar neemt door dit verder kantelen van de pennen 18 de klemkracht iets af doch dit is niet bezwaarlijk gebleken. Wel is het zo dat men bij het bewegen van de hefboom 10 kort voor het bereiken van de aanslag een iets 30 grotere kracht moet overwinnen en dit is voelbaar. Bovendien is uitblijven van dit gevoel een teken, dat de moer 9 moet worden nagesteld. Met 30 is nog een nok aangegeven voor de aanslag in de andere richting.

In figuur 4 is nog een schets weergegeven van het 35 principe, dat ten grondslag ligt aan de voorkeursuitvoering van de uitvinding volgens de figuren 2 en 3. Hierbij kan- 860 1 0 35 N493 -5- door bewegen van het bedieningsorgaan 22 in de richting van de pijl H door middel van het element 20 een kracht worden uitgeoefend op het voorwerp 21. De kanteling van het element 20 wordt hier bereikt door een rechtlijnige 5 beweging. Er zijn ook andere bewegingen denkbaar, waarbij het element 20 een kanteling uitvoert. De inrichting voor het uitoefenen van een klemkracht op een voorwerp 21 volgens figuur 4 wordt volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat deze voorzien is van althans een element 20 voor 10 het overbrengen van een kracht, waarvan de lengterichting in hoofdzaak evenwijdig is aan de richting, waarin de kracht F wordt uitgeoefend, van een bedieningsorgaan 22, middelen 23 om de positie van een einde 24 van het element 20 te fixeren, middelen 25 in het bedieningsorgaan 22 om 15 aan te grijpen aan het andere einde 27 van het element 20 en middelen 26 om een kracht uit te oefenen, tegengesteld aan de gewenste uit te oefenen kracht F, zodat het bedieningsorgaan in hoofdzaak in een vlak beweegt. De beweging van het bedieningsorgaan 22 zal dusdanig begrensd 20 worden (niet weergegeven), dat het element 20 twee standen kan innemen, die asymmetrisch zijn ten opzichte van de loodrechte stand.

860:Λ r '

Claims (5)

1. Klemmechanisme voor het fixeren van een stuur-kolórahuis van een motorvoertuig, dat verstelbaar is in een 5 richting die loodrecht staat op de lengterichting van de stuurkolom, welk mechanisme een klembout en een hefboom omvat waarmee de bout gespannen en het kolomhuis gefixeerd kan worden, met het kenmerk, dat de bout (4) onverdraaibaar en in zijn lengterichting verschuifbaar is aangebracht in 10 het stuurkolomhuis (1), tussen huis (1) en bout (4) een in die richting verend element (7) is aangebracht, en dat een mechanisme (13,14) aanwezig is, dat bij beweging van de hefboom (10) in de richting van zijn klemstand het verend element (7) eerst spant en vervolgens geheel of gedeel-15 telijk ontspant alvorens de klemstand te bereiken.

2. Klemmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat met de hefboom (10) en het huis (1) zich in lengterichting van de bout (4) uitstrekkende en samenwérkende nokken (1.3,14) verbonden zijn, en de hefboom (10) 20 vast verbonden is met een moer (12) die op de bout (4) is geschroefd.

3. Klemmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hefboom (10) en de bout (4) zijn gekoppeld door een of meer pennen (18) waarvan de hartlijnen die van 25 de bout (4) in ontspannen toestand daarvan kruisen, welke pennen (18) zijn aangebracht tussen een aan de bout (4) bevestigde schotel (16) en de hefboom (10), de pennen langer zijn dan de in lengterichting gemeten afstand tussen schotel (16) en hefboom (10) in ontspannen toestand van de 30 bout (4) en een zekere mate van kanteling van de pennen (18) om hun steunpunten mogelijk is zodanig dat bij beweging van de hefboom (10) naar de klemstand toe de pennen (18) een stand passeren waarin de hartlijn van tenminste een van de pennen (18) in een plat vlak ligt met 35 de hartlijn van de bout (4). 8601035 • f ’ί N493 -Ί Α . Klemraechanisme volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat twee pennen (18) aanwezig zijn die zich in hoofdzaak evenwijdig doch in ontspannen toestand van de bout (4) niet geheel evenwijdig met de bout (4) 5 uitstrekken, en bij beweging van de hefboom (10) naar zijn klemstand toe deze pennen bij hun kantelende beweging een stand passeren waarin zij evenwijdig met de bout (4) zijn.

5. Klemmechanisme volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verend element (7) een 10 schotelveer is.

6. Inrichting voor het uitoefenen van een (klem)kracht op een voorwerp (21), met het kenmerk, dat deze voorzien is van althans een element (20) voor het overbrengen van een kracht op het voorwerp (21), 15 waarbij de lengterichting van het element (20) in hoofdzaak evenwijdig is aan de richting, waarin de kracht (F) wordt uitgeoefend, van een bedieningsorgaan (22), middelen (23) om de positie van een uiteinde (24) van het element (20) te fixeren, middelen (25) aan het bedieningsorgaan (22) om aan 20 te grijpen aan het andere einde (27) van het element (20) en middelen (26) om een kracht uit te oefenen, tegengesteld aan de gewenste uit te oefenen kracht (F), zodat het bedieningsorgaan (22) in hoofdzaak in één vlak beweegt. Eindhoven, 4 april 1986 86010’S