NL8502740A - Inrichting voor het maken van een verbinding tussen een telecommunicatienetwerk en een bestuurbaar systeem, zoals een computersysteem, voorzien van een via een afzonderlijke netwerkaansluiting bedienbaar toegangbesturingsorgaan. - Google Patents

Description

• f — -4..

VO 7448

Inrichting voor het maken van een verbinding tussen een telecommunicatienetwerk en een bestuurbaar systeem, zoals een computersysteem, voorzien van een via een afzonderlijke netwerkaansluiting bedienbaar toegangbesturingsorgaan.

A. Achtergrond van de uitvinding 1« Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het maken van een verbinding tussen een telecommunicatienetwerk en een door of via dit netwerk bestuurbaar systeem. In het bijzonder kan dit bestuurbare systeem een computersysteem zijn dat via 5 bijvoorbeeld het openbare telefoonnet toegankelijk is.

2. Stand van de techniek

Volgens de huidige stand van de techniek zijn computer- en andere systemen vaak via een telecommunicatienetwerk, bijvoor- ‘ beeld een telefoonnet, toegankelijk. Een of meer aansluitingen 10 van een dergelijk systeem zijn dan, doorgaans via een modem, verbonden met één of meer telefoonaansluitingen. Door via het telefoonnet op het desbetreffende abonneenummer in te kiezen, krijgt men verbinding met het computersysteem. Indien het computersysteem beschikbaar is, zal, nadat de verbinding tot stand is 15 gekomen, door de modem bijvoorbeeld een toon worden uitgezonden als teken dat kan worden begonnen met het inloggen op het systeem.

Bekend is dat het voorkomt dat telefoonabonnees, vaak met be- v *; “7 4 Γ

- ^ j J

ί - 2 - hulp van automatische apparatuur, trachten telefoonnummers op te sporen die met een computersysteem zijn verbonden, met het oogmerk om (ongeautoriseerde) toegang tot een dergelijk systeem te krijgen. Met behulp van deze automatische apparatuur worden 5 achtereenvolgens telefoonnummers gekozen en het eventueel daarna optreden van de kenmerkende toon gedetecteerd. Wordt zo'n toon gedetecteerd, dan wordt vervolgens een poging ondernomen om in het systeem in te breken.

De uitvinding beoogt bovengenoemd probleem op te lossen door 10 het verschaffen van een inrichting met de hieronder te noemen kenmerken, die het op bovenstaande wijze opsporen van op het telefoonnet aangesloten computer- of andere systemen vrijwel onmogelijk maakt. De uitvinding berust op het inzicht dat het vrijwel uitgesloten is dat binnen korte tijd (bijv. 1 minuut) een 15 combinatie van twee (of meer) onbekende telefoonnummers kan worden gevonden, temeer daar de opbouw van elke verbinding ook enige tijd (bijv. gemiddeld 15 sec) in beslag neemt.

B. Samenvatting van de uitvinding

De uitvinding bestaat uit een inrichting voor het maken van 20 een verbinding tussen een telecommunicatienetwerk, bijvoorbeeld een telefoonnet, en een door of via dit netwerk bestuurbaar systeem, bijvoorbeeld een computersysteem, gekenmerkt door ten minste êën toegangbesturingsorgaan, hetwelk is opgenomen in de verbindingsweg tussen ten minste êën netwerkaansluiting en ten min-25 ste êën aansluiting van het te besturen systeem, welk toegangbesturingsorgaan na het ontvangen van een oproepsignaal uit het netwerk gedurende een ingestelde tijd een verbinding in stand houdt tussen zijn aansluitpunten. Bij voorkeur is het toegangbesturingsorgaan voor het ontvangen van het genoemde oproepsignaal 30 verbonden met een eerste netwerkaansluiting, terwijl het bestu- ringsorgaan voor de transmissie van informatie- of verdere bestu-ringssignalen is opgenomen in de verbindingsweg tussen ten minste SS 02 740 * & 4.

- 3 - êën tweede netwerkaansluiting en ten minste ëën aansluiting van het te besturen systeem.

Het toegangbesturingsorgaan bevat bij voorkeur een eerste detectieorgaan, dat verbonden is met de eerste netwerkaanslui-5 ting. Dit orgaan dient voor het detecteren van stuursignalen uit het netwerk, bijvoorbeeld een oproepsignaal, wanneer de desbetreffende aansluiting is aangekozen. Na ontvangst van een dergelijk stuursignaal activeert het detectieorgaan een tijdorgaan, hetwelk gedurende een bepaalde tijd vanaf het activeringstijdstip 10 een eerste contactbesturingsorgaan activeert. Gedurende deze door de looptijd van het tijdorgaan bepaalde tijd doet het eerste contactbesturingsorgaan een contactorgaan de verbindingsweg tussen het computersysteem en een tweede en eventueel volgende netwerkaansluiting sluiten. Aldus is gedurende de looptijd van het 15 tijdorgaan het computersysteem, i.c. zijn modem(s), met het netwerk verbonden.

Wanneer tijdens de looptijd van het tijdorgaan de tweede of volgende netwerkaansluiting wordt aangekozen, zal verbinding met het computersysteem worden gemaakt via het gesloten genoemde 20 contactorgaan. Dit contactorgaan blijft nu gesloten zolang als de verbinding met het computersysteem, resp. zijn modem, duurt, doordat de inrichting, volgens verdere uitwerking van de uitvinding, een tweede detectieorgaan bevat, hetwelk is aangesloten op de verbinding tussen het contactorgaan en de aansluiting van het 25 computersysteem, welk tweede detectieorgaan een tweede contactbesturingsorgaan activeert zodra en zolang de verbinding tussen het netwerk en het computersysteem via de desbetreffende tweede of volgende netwerkaansluiting actief is. Het tweede besturingsor-gaan houdt in de geactiveerde toestand - dus zolang het tweede 30 detectieorgaan detecteert dat de verbinding actief is - het contactorgaan gesloten, ook nadat het bovengenoemde tijdorgaan is afgelopen en het contactorgaan dus niet meer door het genoemde eerste contactbesturingsorgaan gesloten wordt gehouden.

;'1 f -'ï 7 A

»

ï 'C

- 4 -

Volgens de uitvinding kunnen ëën of meer eerste netwerkaansluitingen aangesloten zijn op ëën of meer toegangbesturingsor-ganen tot het verbinden van één of meer tweede netwerkaansluitingen met ëën of meer aansluitingen van een computer- of ander systeem. Als ander systeem zou hierbij bijvoorbeeld gedacht 5 kunnen worden aan op afstand bedienbare installaties, zoals procesinstallaties, bruggen, pompen, zenders, etc.

Door de inrichting volgens de uitvinding is het verkrijgen van toegang tot het desbetreffende systeem slechts mogelijk na het achtereenvolgens, binnen een tijdslimiet, inkiezen van twee ver-10 schillende netwerknummers (bijvoorbeeld telefoonnummers), welke nummercombinatie binnen deze tijdslimiet, zelfs met automatische middelen, in feite niet op te sporen is. Het inkiezen op alleen het eerste netwerknummer, noch het inkiezen op alleen het tweede of volgende netwerknummer heeft het ontvangen van een kenmerkende 15 toon tot gevolg, zodat daarop niet kan worden gedetecteerd. Overigens is het zelfs mogelijk om de eerste netwerkaansluiting op dezelfde wijze te beschermen als, zoals in het voorgaande werd beschreven, de tweede netwerkaansluiting door het toegangbestu-ringsorgaan wordt beveiligd, namelijk door het tussen de eerste 20 netwerkaansluiting en het genoemde toegangbesturingsorgaan opnemen van een ander toegangbesturingsorgaan, dat wordt bediend via een andere eerste netwerkaansluiting. In feite is deze maatregel dus steeds te herhalen. Voor elke aldus verkregen beveiligings-trap moet binnen een zekere tijdslimiet na het inkiezen op een 25 netwerkaansluiting een volgende aansluiting worden aangekozen.

C. Referenties geen D. Korte beschrijving van de figuren

Figuur 1 toont het blokschema van een inrichting volgens de 30 uitvinding, waarin een toegangbesturingsorgaan via een eerste .-.¾ ?*i V V «» # V ··» - 5 - netwerkaansluiting wordt bediend, en die is opgenomen tussen twee I/O-aansluitingen van een computersysteem en twee tweede netwerkaansluitingen·

Figuur 2 toont een nadere uitwerking van figuur 1.

5 Figuur 3 toont een gedetailleerd schakelingsvoorbeeld van figuur 2; figuur 4 een alternatief hiervoor.

Figuur 5 toont een uitwerkingsvoorbeeld van de uitvinding voor het in- en uitschakelen van een zender.

Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm van de uitvinding waarin 10 het toegangbesturingsorgaan zowel voor de besturing als voor de transmissie is verbonden met dezelfde netwerkaansluiting.

E. Beschrijving van de figuren en uitvoeringsvoorbeelden

Figuur 1 toont schematisch een toegangbesturingsorgaan TBO, dat is opgenomen tussen twee gescheiden tweede netwerkaansluitin-15 gen 2NA1 en 2ΝΔ2, en twee gescheiden I/O-aansluitingen CAI en CA2 van een computersysteem C. Het toegangbesturingsorgaan TBO wordt bestuurd door het aankiezen van een eerste netwerkaansluiting 1NA, waardoor het toegangbesturingsorgaan TBO uit het netwerk een toegangsstuursignaal ontvangt, waardoor gedurende de looptijd van 20 een zich in het toegangbesturingsorgaan TBO bevindend tijdorgaan de verbinding tussen de resp. tweede netwerkaansluiting 2NA1 resp. 2NA2 en de computeraansluiting CAI resp. CA2 wordt gesloten. Indien hierna binnen de looptijd van het tijdorgaan op éën der tweede netwerkaansluitingen 2NA1 of 2NA2 wordt ingekozen, 25 wordt via het gesloten toegangbesturingsorgaan TBO verbinding gemaakt tussen het netwerk, i.c. de inkiezende abonnee, en het computersysteem. Zodra deze verbinding tot stand komt, wordt het sluiten van het toegangbesturingsorgaan TBO door dit orgaan zelf overgenomen, zolang als de verbinding duurt. Indien pas op één 30 der tweede netwerkaansluitingen wordt ingekozen nadat de looptijd van het tijdorgaan is overschreden, wordt door het netwerk geen verbinding met het computersysteem gemaakt, daar het toegangbesturingsorgaan TBO de verbinding tussen de tweede netwerkaanslui- -> Λ- *7 - J ** JL * »

C' 'V

- 6 - tingen 2NA1 resp. 2ΝΔ2 reeds weer verbroken heeft.

In figuur 2 worden de tot de inrichting bij voorkeur behorende organen schematisch aangegeven. De hiervoor genoemde eerste netwerkaansluiting 1NA is verbonden met een eerste detectieorgaan 5 1DO, dat detecteert of de eerste netwerkaansluiting 1NA door het netwerk wordt aangekozen, bijvoorbeeld door het detecteren van een oproepsignaal. Zodra het detectieorgaan het aankiezen van de eerste netwerkaansluiting detecteert, doet dit een tijdorgaan TO starten, hetwelk op zijn beurt gedurende zijn looptijd een eerste 10 contactbesturingsorgaan 1B0 activeert. Dit contactbesturingsor-gaan 1B0 doet een contactorgaan C01 en een contactorgaan C02 de verbinding sluiten tussen de tweede netwerkaansluiting 2NA1 en de computeraansluiting CAI, resp. tussen de tweede netwerkaansluiting 2NA2 en de computeraansluiting CA2. Indien hierna op ién der 15 tweede netwerkaansluitingen 2NA1 of 2NA2 wordt ingekozen - de verbinding met de eerste netwerkaansluiting zal hierna doorgaans worden verbroken (hetgeen overigens het verder aflopen van het . tijdorgaan T0 niet beïnvloedt) - wordt via het gesloten contactorgaan C01 resp. C02 verbinding gemaakt met het computersysteem 20 C. Zodra en zolang er een verbinding bestaat tussen het netwerk en het computersysteem C en ién der tweede netwerkaansluitingen 2NA1 of 2NA2, wordt dit gedetecteerd door een tweede detectieorgaan 2D01 resp. 2D02, bijvoorbeeld door het detecteren van infor-matieuitwisselings- en besturingssignalen tussen het netwerk en 25 het computersysteem C (i.c. zijn modems).

Het tweede detectieorgaan 2D01 of 2D02 activeert een tweede contactbesturingsorgaan 2B01 resp. 2B02, hetwelk het bijbehorende contactorgaan C01 resp. C02 gesloten houdt. Het contactorgaan COl resp. C02 blijft aldus gesloten zolang het tweede detectieorgaan 30 2D01 resp. 2D02 detecteert dat de verbinding tussen het netwerk en het computersysteem C actief is.

Figuur 3a toont een gedetailleerd schakelingsvoorbeeld van het ë o 0 / -4 v £ ¥ - 7 - • in figuur 2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding. Via een gelijkrichtersehakeling 6 en een condensator is een relais A aangesloten op de klemmen van een eerste telefoonaansluiting 1TA.

Relais A wordt, zodra op deze eerste telefoonaansluiting 1TA 5 vanuit het telefoonnet wordt ingekozen, door het oproepsignaal ("wekstroom") bekrachtigd. Relais A sluit een contact al, waardoor de telefoonlijn via een weerstand wordt gesloten. Een contact a2 van relais A activeert een tijdschakelaar X. Nadat contact al de telefoonlijn heeft gesloten, wordt het oproepsignaal 10 door het telefoonnet gestaakt. Tengevolge van het beëindigen van het oproepsignaal valt het relais A af, waardoor de verbinding met het telefoonnet wordt verbroken en de oproepende abonnee vanuit het net een bezettoon ontvangt. Tijdschakelaar T, die door contact a2 was gestart, bekrachtigt gedurende zijn looptijd via 15 een eerste wikkeling 1-2 een relais B, en een relais D. Deze als eerste contactbesturingsorgaan dienende relais B en D doen resp. contactparen bl-b2 en dl-d2 sluiten waardoor de verbinding tussen een tweede telefoonaansluiting 2TA1 en de I/O-aansluiting CAI resp. tussen een tweede telefoonaansluiting 2TA2 en de Ι/0-aan-20 sluiting CA2 van het computersysteem C wordt gemaakt.

Indien, zolang de contacten bl-b2 en dl-d2 gesloten zijn, dus gedurende de looptijd van de tijdschakelaar T, vanuit het telefoonnet op ëén der tweede telefoonaansluitingen 2TA1 of 2TA2 wordt ingekozen, wordt door de inkiezende abonnee verbinding 25 gemaakt met een Ι/0-modem Ml of M2· De modems Ml en M2 bevatten elk een detector die via een tweede wikkeling 3-4 resp. relais B en relais D bekrachtigt, zodra en zolang de verbinding tussen het telefoonnet, i.c. de inkiezende abonnee, en de desbetreffende modem actief is. De contacten bl-b2 of dl-d2 blijven hierdoor 30 gesloten zolang de verbinding tussen het telefoonnet en het computersysteem voortduurt. Indien niet binnen de looptijd van de tijdschakelaar T op een tweede telefoonaansluiting 2TA1 of 2TA2 s η n O » 1 W -V * . ·.·» * . i -v - 8 - wordt ingekozen, zullen na het aflopen van de tijdschakelaar T de contacten bl-b2 resp. dl-d2 afvallen.

Opgemerkt wordt dat de schakeling nog vereenvoudigd kan worden door de stuuruitgang van de tijdschakelaar T parallel te schake-5 len aan de zogeheten "Auto-Answer"-schakelaar AAI resp. AA2 van de modems Ml en M2. Een dergelijke schakelaar AAI resp. AA2 dient ervoor om in te stellen of een modem al dan niet een netoproep automatisch mag beantwoorden. Figuur 4 geeft een schakelingsvoor-beeld. De "Auto-Answer"-schakelaars AAI en AA2 dienen open te 10 staan, zodat een rechtstreekse netoproep via de tweede telefoonaansluitingen 2TA1 en 2TA2 door de modems Ml en M2 niet beantwoord wordt. Slechts als eerst een netoproep via de eerste telefoonaansluiting 1TA plaatsvindt, waardoor het contact t van de tijdschakelaar T gesloten wordt, kan gedurende de looptijd van 15 tijdschakelaar T een netoproep via een tweede telefoonaansluiting 2TA1 of 2TA2 door een modem Ml of M2 worden beantwoord, namelijk doordat de open schakelaar AAI resp. AA2 gedurende die tijd door het t-contact is overbrugd.

Figuur 5 toont een uitwerkingsvoorbeeld van de uitvinding 20 voor het in- en uitschakelen van een installatie, i.c. een zender. Evenals in het in figuur 2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld is een eerste netwerkaansluiting 1NA verbonden met een eerste detec-tieorgaan 1D0, dat, zodra het een oproepsignaal detecteert, een tijdorgaan TO start, dat op zijn beurt gedurende zijn looptijd 25 een besturingsorgaan BO activeert. Hierdoor maken de contactorganen C01 en C02 verbinding tussen twee tweede netwerkaansluitingen 2NA1 en 2NA2 en twee tweede detectieorganen 2D01 resp. 2D02. Deze tweede detectieorganen 2D01 en 2D02, die gedurende de looptijd van het tijdorgaan TQ op de overeenkomstige tweede netwerkaan-30 sluiting zijn aangesloten, detecteren, zodra binnen de looptijd van het tijdorgaan TO op een tweede netwerkaansluiting wordt ingekozen, het oproepsignaal vanuit het net. Het detectieorgaan 2D01 of 2D02, hetwelk aldus een oproep detecteert, geeft een S Λ f* o 7 : s.

0 Q ** £ / ·· v' i «r· ;*.

- 9 - stuursignaal aan een installatie, in het onderhavige voorbeeld een zender, waardoor deze wordt in- of uitgeschakeld. Bijvoorbeeld zal via de tweede netwerkaansluiting 2NA1 de zender Z worden ingeschakeld en via de tweede netwerkaansluiting 2NA2 worden 5 uitgeschakeld.

Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij het toegangbesturingsorgaan TBO vanuit het netwerk wordt geactiveerd via een netwerkaansluiting NA, terwijl daarna de transmissie via deze zelfde netwerkaansluiting NA plaatsvindt. Nadat de 10 netwerkaansluiting NA vanuit het netwerk is aangekozen, wordt het toegangbesturingsorgaan TBO door het oproepsignaal geactiveerd, waarna het orgaan TBO de verbinding van het netwerk met de netwerkaansluiting NA (eventueel na een bepaalde tijd) doet verbreken. Het zich in het toegangbesturingsorgaan TBO bevindende tijd-15 orgaan (TO in bijvoorbeeld figuur 2) houdt de verbinding tussen de aansluiting CA van een computersysteem C gedurende een bepaalde tijd in stand. Indien vanuit het netwerk gedurende deze tijd opnieuw op de netwerkaansluiting wordt ingekozen, wordt via het doorgeschakelde toegangbesturingsorgaan TBO verbinding gemaakt 20 met het computersysteem C (i.c· met een modem daarvan).

Opgemerkt wordt dat de inrichting volgens de uitvinding niet is beperkt tot gebruik in samenwerking met lijnnetwerken, maar ook toepasbaar is in samenwerking met radionetwerken. Voorts kan de inrichting volgens de uitvinding worden toegepast in samenwer-25 king met zowel analoge als digitale netwerken.

« Λ «: '/ 7 A 4;

Claims (9)

1. Inrichting voor het maken van een verbinding tussen een telecommunicatienetwerk en een door of via dit netwerk bestuurbaar systeem, gekenmerkt door te'n minste één toegangbesturingsorgaan (TBO), hetwelk is opgenomen in de verbindingsweg tussen ten min-5 ste één netwerkaansluiting (NA) en ten minste één aansluiting (CA) van het te besturen systeem (C,Z), welk toegangbesturingsorgaan (TBO) na het ontvangen van een oproepsignaal uit het netwerk gedurende een ingestelde tijd een verbinding in stand houdt tussen zijn aansluitpunten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het toe gangbesturingsorgaan (TBO) voor het ontvangen van het genoemde oproepsignaal is verbonden met een eerste netwerkaansluiting(lNA) en voorts is opgenomen in de verbindingsweg tussen ten minste één tweede netwerkaansluiting (2NA) en ten minste ëén aansluiting 15 (CA) van het te besturen systeem (C,Z).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het toegangbesturingsorgaan (TBO) ten minste één met een netwerkaansluiting (1NA) verbonden eerste detectieorgaan (1D0) bevat voor het detecteren van stuursignalen uit het netwerk, alsmede ten 20 minste één met dit eerste detectieorgaan samenwerkend tijdorgaan (T0), hetwelk door het detectieorgaan na het detecteren van een oproepsignaal wordt geactiveerd,· terwijl het tijdorgaan gedurende zijn looptijd ten minste één eerste besturingsorgaan (1B0) activeert, hetwelk ten minste één contactorgaan verbinding doet maken 25 tussen ten minste één aansluiting (CA) van het te besturen systeem (C,Z) en ten minste één netwerkaansluiting (2NA)·

4» Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt door ten minste één tweede detectieorgaan (2D01, 2D02), hetwelk is aangesloten op de van de resp. netwerkaansluiting (2NA1, 2NA2) afgekeerde zijde van 30 het resp. contactorgaan (C01, C02), welk detectieorgaan (2D0) ten minste ëén tweede besturingsorgaan (2B01, 2B02) activeert na het detecteren van een stuursignaal uit het netwerk. .-¾ “ Λ Λ "J 2 Λ ö 0 ** £ / 4w t - 11 - -5*

5* Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat ten minste ëën tweede besturingsorgaan (2B0) samenwerkt met het resp. contactorgaan (CO) en dat dit besturingsorgaan (2B0) het contactorgaan (CO) sluit resp. gesloten houdt zodra dit besturingsorgaan 5 (2B0) door het desbetreffende tweede detectieorgaan (2D0) geactiveerd wordt en zolang de verbinding' tussen netwerk en te besturen systeem (C) actief is.

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat ten minste één tweede besturingsorgaan (2B0) is aangesloten op het te bestu- 10 ren systeem (Z).

7. Inrichting voor het maken van een verbinding tussen een telecommunicatienetwerk en een computersysteem volgens ëën der conclusies 1 tot en met 5.

8. Inrichting voor het maken van een verbinding tussen een tele- 15 communicatienetwerk en een via dat netwerk schakelbaar systeem volgens ëën der conclusies 1 tot en met 4 en 6.

9. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het detectieorgaan (1D0) een eerste relais (A) bevat, hetwelk via een gelijkrichtschakeling (6) is aangesloten op een telefoonaanslui- 20 ting (1TA), van welk relais een contact (a2) is aangesloten op een tijdschakelaar (T) en deze activeert zodra het relais vanuit het telefoonnet wordt bekrachtigd, dat op de tijdschakelaar een eerste wikkeling (1-2) van ten minste ëën tweede relais (B,D) is aangesloten, waarvan contacten (bl-b2, dl-d2) zijn opgenomen 25 tussen een met een Ι/0-aansluiting (CA) van een computersysteem (C) verbonden modem (M) en een telefoonaansluiting (2TA), welke contacten de modem met deze telefoonaansluiting verbindt gedurende de bekrachtiging van het genoemde tweede relais, en dat het tweede relais bovendien van een tweede wikkeling (3-4) is voor-30 zien die is aangesloten op de modem en door de modem wordt bekrachtigd zodra en zolang de verbinding tussen de modem en het telefoonnet actief is. Ö v* / / * J v