NL8502082A - Melkmachine voorzien van een of meer melkbekers en melkstal. - Google Patents

Melkmachine voorzien van een of meer melkbekers en melkstal. Download PDF

Info

Publication number
NL8502082A
NL8502082A NL8502082A NL8502082A NL8502082A NL 8502082 A NL8502082 A NL 8502082A NL 8502082 A NL8502082 A NL 8502082A NL 8502082 A NL8502082 A NL 8502082A NL 8502082 A NL8502082 A NL 8502082A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
milking machine
teat
milking
machine according
teat cups
Prior art date
Application number
NL8502082A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8502082A priority Critical patent/NL8502082A/nl
Priority to EP19860201254 priority patent/EP0209205B2/en
Priority to EP19890116116 priority patent/EP0347955B1/en
Priority to DE19863686726 priority patent/DE3686726T2/de
Priority to EP19890116114 priority patent/EP0347954B1/en
Priority to EP89116115A priority patent/EP0346952A3/en
Priority to DE19863686724 priority patent/DE3686724T2/de
Priority to DE8686201254T priority patent/DE3679245D1/de
Publication of NL8502082A publication Critical patent/NL8502082A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/04Milking machines or devices with pneumatic manipulation of teats
    • A01J5/08Teat-cups with two chambers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/04Milking machines or devices with pneumatic manipulation of teats
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/04Milking machines or devices with pneumatic manipulation of teats
    • A01J5/06Teat-cups with one chamber
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/12Milking stations

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)

Description

v " v τι C. van der Lely N.V., Weverskade 10, Maasland.
"Melkmachine voorzien van een of meer melkbekers en melk-stal"
De uitvinding heeft betrekking op een melkmachine voorzien van een of meer melkbekers, die aansluitbaar zijn op de spenen van de uiers van een dier, welke melkbekers zijn voorzien van melkleidingen voor het afvoeren 5 van de melk. Het melkstel van een dergelijke melkmachine is doorgaans voorzien van melkbekers die bestaan uit een onvervormbaar buisvormig gedeelte waarbinnen zich de speenhouder bevindt die bestaat uit een flexibel buisvormig gedeelte. De speenhouder mondt naar beneden toe 10 uit in de melkleiding, waar doorheen de melk wordt afgevoerd.
De uitvinding beoogt een melkmachine waarbij de melkeenheid die op de uier van een dier wordt aangesloten een gunstige afmeting heeft en op betrouwbare wijze op de 15 uier van het dier aangesloten kan blijven.
Hiertoe is volgens de uitvinding de aansluiting van de melkleiding op de melkbeker zijwaarts gericht, zodat een in hoogterichting beperkte afmeting van genoemde melkeenheid kan worden verkregen. Volgens een nader ken-20 merk van de uitvinding maakt de aansluiting van de melkleiding op de melkbeker een hoek van ongeveer 90° ten opzichte van de hartlijn van de melkbeker.
Volgens een kenmerk van de uitvinding kan de aansluiting van de melkleiding zich bevinden nabij een plaats 25 in de melkbeker waar zich tijdens het melken het uiteinde van de speen bevindt,-waarmee de hoogte van de melkbeker tot een minimum beperkt kan worden. Volgens een verder kenmerk van de uitvinding kan de binnendiameter van de melkleiding klein zijn, bij voorkeur ongeveer 30 10 mm. Voorts kunnen middelen aanwezig zijn voor het continu aansluiten van de melkbekers op de spenen van de uier.
Volgens een ander kenmerk van de uitvinding kan de melkmachine voorzien zijn van melkbekers die zich 35 binnen een omhulsel bevinden dat kan worden aangebracht rond de uier van het dier.
'ï 5 . i j 3 14 - 2 -
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan de diameter van de melkbeker ten minste de helft bedragen van de lengte (hoogte) van de melkbeker, welke relatief korte lengte van de melkbeker bijdraagt tot een betrouwba-5 re bevestiging aan de uier, onder meer omdat een compacte bouwwijze van de melkeenheid kan worden bereikt. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kunnen de melkbekers ter ondersteuning bevestigd zijn aan een middengedeelte, dat zich in hoofdzaak tussen de melkbekers bevindt.
10 Voorts kan volgens de uitvinding de melkmachine voorzien zijn van een melkbeker met aan de binnenzijde een voering uit flexibel materiaal, bij voorbeeld rubber of kunststof, welke voering aan de binnenzijde is voorzien van één of meer opwaarts gerichte lamellen. Deze opwaarts 15 gerichte lamellen dragen bij tot een goede afsluiting van de speenhouder rond de speen van het dier, met name kunnen deze lamellen bijdragen tot het voorkomen van het aanzuigen van lucht langs de spenen op een moment dat in de melkslang een onderdruk heerst. In geval van 20 een overdruk in de melkslang is het mogelijk dat er lucht tussen de lamellen en de speen ontsnapt, hetgeen gewenst kan zijn bij het drogen na reinigen van de speen.
Voorts kan volgens de uitvinding de melkmachine voorzien zijn van één of meer melkbekers, die aansluitbaar 25 zijn op de spenen van de uiers van een dier, waarbij de bovenrand van de melkbeker een a-symmetrische, aan de vorm van de uier aangepaste vorm heeft. Deze aan de vorm van de uier aangepaste bovenrand kan bestaan uit een profiel dat overeenkomt met een gemiddelde vorm van 30 een uier, waarbij er uiteraard voldoende flexibiliteit moet zijn om ook in geval van enigszins afwijkende vormen een goede aansluiting tot stand te brengen. Anderzijds is het ook mogelijk de melkbeker te voorzien van een bovenrand die specifiek voor een bepaald dier is aangepast, 35 bijvoorbeeld waarbij voor elk dier uit een aantal beschikbare bovenrand-profielen kan worden gekozen.
Volgens een kenmerk van de uitvinding kan de bovenrand van de melkbeker aan één zijde hoger liggen dan aan de andere zijde en kan het bovengedeelte uit flexibel 8502082 - 3 - materiaal bestaan. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding is de melkmachine voorzien van melkbekers die scharnierbaar verbonden zijn met een in hoofdzaak tussen de melkbekers gelegen middengedeelte. Daarbij kunnen 5 de scharnieren draaibaar zijn om een in hoofdzaak opwaarts gerichte as, zodat de melkbekers ten opzichte van elkaar kunnen worden verplaatst in een in hoofdzaak plat, horizontaal vlak. Elke melkbeker kan daarbij, volgens een ander kenmerk van de uitvinding, via drie scharnieren 10 met het middengedeelte zijn verbonden, waarbij zich tussen de drie scharnieren twee armen bevinden. De assen van de scharnieren kunnen daarbij in hoofdzaak onderling evenwijdig zijn.
Volgens een kenmerk van de uitvinding kan het 15 middengedeelte, waaraan de melkbekers verbonden zijn, door middel van een draagriem aan het dier bevestigd zijn, zodat een gunstige afsteuning van de melkbekers wordt bewerkstelligd. Ook kan de melkmachine voorzien zijn van besturingsmiddelen voor het automatisch besturen 20 van de verschillende onderdelen van de machine.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een stal voor dieren zoals koeien, met ten minste een verblijfplaats waar een dier kan liggen of staan, welke inrichting volgens een kenmerk van de uitvinding kan zijn voorzien 25 van een verblijfplaats met een vloer voorzien van beweegbare, onderling gekoppelde elementen. Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kan de vloer van de verblijfplaats een transporteur met onderling gekoppelde, verplaatsbare elementen omvatten,welke elementen volgens 30 een nader kenmerk van de uitvinding in achterwaartse richting ten opzichte van het op de verblijfplaats aanwezige dier verplaatsbaar zijn. Het op de vloer van de verblijfplaats terecht gekomen vuil kan op deze wijze in achterwaartse richting ten opzichte van het dier worden 35 afgevoerd, terwijl anderzijds het dier gedwongen is daarbij voorwaarts te lopen, welke beweging de gezondheid van het dier ten goede komt.
850 2 0 S2 - 4 -
Volgens een nader kenmerk van de uitvinding kunnen de elementen, waaruit de vloer’van de verblijfplaats is samengesteld, van metaal zijn vervaardigd en kunnen deze elementen aandrijfbaar zijn, bijvoorbeeld door middel 5 van een electromotor. Volgens een kenmerk van de uitvinding kunnen de elementen uit een gesloten profiel, zoals buizen, bestaan, welke buizen een vierhoekig dwarsprofiel kunnen hebben.
Volgens een kenmerk van de uitvinding kunnen een - 10 aantal, in een of meer rijen naast elkaar aangebrachte verblijfplaatsen aanwezig zijn. Daarbij kan aan de voorzijde van de verblijfplaats een voergoot zijn aangebracht, terwijl middelen aanwezig zijn voor het automatisch toevoeren van voer. Volgens een ander kenmerk van de uitvin-15 ding kunnen aan de achterzijde van de verblijfplaats middelen aanwezig zijn voor het afvoeren van mest. Deze middelen kunnen bestaan uit een dwars ten opzichte van de verblijfplaats opgestelde transporteur.
Volgens de uitvinding kan de verblijfplaats voor-20 zien zijn van een automatische melkmachine, bijvoorbeeld zoals eerder omschreven.
Bij voorkeur bevinden zich de dieren het gehele jaar op hun plaats in de stal en zijn de uiers van de dieren ononderbroken op de inrichting voor het melken 25 aangesloten.
Hierdoor is het mogelijk dat een melkmachine continu werkt. Het hangt dan van de hoeveelheid melkmachines en van de hoeveelheid dieren af hoeveel keren een dier per etmaal gemolken wordt of kan worden. Dit verhoogt 30 het rendement van de melkmachine. Verder wordt de melkproductie door het vaker melken verhoogd. De dieren kunnen bijvoorbeeld zes tot twaalf keer per etmaal gemolken worden.
Bij voorkeur wordt tussen de melkperioden het voor 35 het melken niet in gebruik zijnde deel van de melkmachine gebruikt voor het toevoeren van een vloeistof aan de spenen van het dier. Deze vloeistof kan een reinigingsmiddel bevatten. Verder kan eveneens door het voor het melken niet gebruikte deel van de melkmachine lucht aan 8502082 - 5 - de spenen van het dier worden toegevoerd. De vloeistof kan gecirculeerd worden en de lucht kan eventueel bij de spenen ontwijken. De toevoer van vloeistof en lucht kan tevens een masserend effect hebben, waarmee de bloeds-5 omloop in de spenen wordt bevorderd.
Voor het bevorderen van de hygiëne en van de gezondheid van het dier kan de vloer van de verblijfplaats van het dier althans gedeeltelijk beweegbaar zijn uitgevoerd. Het dier kan dan bewegingen uitvoeren terwijl 10 het aan de melkmachine aangesloten blijft. Indien de vloer een kettingtransporteur omvat die door een motor in achterwaartse richting kan worden aangedreven, is het dier verplicht, zich met een bepaalde snelheid ten opzichte van de vloer voortwaarts te bewegen. Daarbij 15 wordt tevens stof en verontreinigingen door de transporteur verplaatst zodat een nieuwe, schone verblijfplaats voor het dier ontstaat.
Bij voorkeur omvat de inrichting besturingsorganen die door een computer bestuurd worden, waardoor het mel-20 ken van de dieren alsmede de beweging van de dieren en het schoonhouden van de verblijfplaatsen alsmede het voeren van de dieren automatisch verloopt.
850 2 OS2 *· k - 6 -
Figuurbeschrijving:
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoor-beelden van een inrichting voor het melken van dieren worden beschreven.
5 Fig. 1 is een schematische platte grond van een stal,
Fig. 2 is een zijaanzicht van een melkplaats met een daar aanwezige koe, overeenkomstig de pijlen II in figuur 1, 10 Fig. 3 is een gedeeltelijk achteraanzicht van een koe op een melkplaats overeenkomstig de pijl III in figuur 2,
Fig. 4 is een meer gedetailleerd zijaanzicht overeenkomstig een gedeelte van figuur 2, 15 Fig. 5 geeft schematisch een doorsnede van een" melkstel dat op een uier is aangesloten,
Fig. 6 geeft een onderaanzicht van het melkstel volgens figuur 5,
Fig. 7 toont een tweede uitvoeringsvorm van een 20 melkstel, en
Fig. 8 is een onderaanzicht van het melkstel volgens figuur 7 en -
Fig. 9 is een doorsnede van een melkbeker.
In de verschillende figuren, die slechts schema-25 tische weergaven zijn, zijn overeenkomstige onderdelen met gelijke verwijzingscijfers aangegeven.
Figuur 1 toont een platte grond van een stal die voorzien is van twee rijen melkplaatsen 1. De melkplaat-sen zijn aan de voorzijde voorzien van een voedergoot 30 2 en aan de achterzijde voorzien van een transporteur 3 voor het afvoeren van mest. In lengterichting van elke rij melkplaatsen 1 is onder deze melkplaatsen een stel leidingen 4 aangebracht, die zodanig zijn uitgevoerd dat op elke melkplaats een aansluiting aan deze leidingen 4 35 kan worden tot stand gebracht. De leidingen 4 omvatten een of meer vloeistof en/of luchtleidingen.Voorts is schematisch een melktank 5 weergegeven alsmede een tank SS Ά 9 fi Λ 9 0 w i J -J ώ Λ ' * - 7 - 6 voor water, spoelvloeistof of reinigingsvloeistof. Ook is een tank 7 voor perslucht weergegeven. Een eventuele pomp voor het tot stand brengen van een onderdruk is niet nader aangegeven. De inrichting kan voorts voorzien zijn 5 van een computer 8 en besturingsmiddelen 9 voor het automatisch besturen, controlen en/of beveiligen van de inrichting.
Figuur 2 toont een koe 10 die op een melkplaats staat. De koe 10 is daarbij voorzien van een melkeenheid 10 11 die continu op de uier van de koe kan zijn aangeslo ten. De melkeenheid 11 is voorzien van een uit transparante kunststof vervaardigde omhulling 12 die door middel van riemen 13 aan de koe bevestigd is. Binnen de omhulling 12 bevinden zich de melkbekers 14 zoals nog nader 15 zal worden toegelicht.
De vloer van de melkplaats bestaat uit een transporteur met aan elkaar gekoppelde, verplaatsbare elementen 15 die in de vorm van een eindloze transporteur met elkaar verbonden zijn. De transporteur is voorzien van 20 twee eindgeleiders 16, waarom heen zich de elementen 15 kunnen verplaatsen, en van een ondersteuning 17 ter ondersteuning van de elementen 15 die de vloer van de melkplaats 1 vormen. Door het in werking stellen van de beschreven transporteur kunnen de elementen 15 die de vloer 25 van de melkplaats vormen zich ten opzichte van de koe naar achteren verplaatsen zodat de koe gedwongen is te gaan lopen en eventuele vervuiling die zich op de vloer bevindt naar achteren kan worden afgevoerd.
Nabij de vloer van de melkplaats bevinden zich 30 aansluitingen 18, via welke aansluitingen onderdruk, rei-nigings- of spoelvloeistof, en/of voorverwarmde lucht kan worden toegevoerd en melk en eventueel andere vloeistoffen kunnen worden afgevoerd. Daartoe lopen de nodige leidingen 19 vanaf de melkeenheid 11 naar de aansluitin-35 gen 18.
Achter de melkplaats 1 is een rooster 20 weergegeven waar doorheen de mest en eventueel andere verontreiniging kan vallen teneinde te worden afgevoerd door mid- 8502032
• V
- 8 - del van niet in figuur 2 weergegeven afvoermiddelen.
Figuur 3 toont de transparante omhulling 12 in doorsnede, waarbinnen zich vier melkbekers 14 bevinden, waarvan er twee zichtbaar zijn. De melkbekers zij voor-5 zien van een naar voren gerichte aansluiting voor de nodige leidingen. De bovenrand 22 van de melkbekers is aangepast aan de vorm van de uier, zodat een goede aansluiting daar tegen kan worden verkregen. De bovenrand 22 wordt gevormd in het flexibele bovengedeelte 23 van de 10 melkbeker.
De riemen 13 waarmee de melkeenheid met de koe is verbonden dragen zowel de omhulling 12 als een centraal gedeelte 24 waaraan de melkbekers 14 zijn bevestigd. Via een flexibele leiding 19, waarin zich diverse 15 leidingen bevinden, zijn de melkbekers verbonden met de aansluitingen 18 nabij de vloer van de melkplaats.
De vloer van de melkplaats bestaat uit elementen 15 die onderling verbonden zijn en als een eindloze transporteur om de kettingwielen 25 zijn geleid. Een of meer-20 dere van de kettingwielen 25 kan daarbij door middel van niet-nader aangegeven middelen zoals een electromotor, worden aangedreven.
Figuur 4 toont op gelijke wijze als figuur 3 de melkeenheid in zijaanzicht. De omhulling 12 is voorzien 25 van een flexibele bovenrand 26, waardoor een goede aansluiting tegen de uier van de koe kan worden verkregen.
Aan de voorzijde van de omhulling 12 is een eenheid 27 weergegeven die aan een van de riemen 13 is bevestigd.
Deze eenheid 27 kan een pulsator omvatten voor het tot 30 stand brengen van een wisselende luchtdruk. Voorts kan de eenheid 27 de nodige kleppen en andere hulpmiddelen voor het functioneren van de melkeenheid omvatten. De elementen 15 die de vloer vormen zijn in doorsnede weergegeven en bestaan bijvoorbeeld uit metalen balken met 35 een gesloten profiel, die door middel van schakels 28, die een ketting vormen, met elkaar zijn verbonden, welke ketting over de kettingwielen 25 loopt.
Figuur 5 toont meer gedetailleerd een eerste uitvoeringsvorm van de melkeenheid. Daarbij is schematisch de uier 30 met de spenen 31 van de koe weergegeven. De 3502082 * »" - 9 - uier 30 is omgeven door de transparante omhulling 12 die door middel van de riem 13 met de koe is verbonden. Binnen de omhulling 12 bevindt zich een centraal gedeelte 24 dat eveneens aan riem 13 bevestigd is door middel van 5 een bout 32. Aan het centrale gedeelte 24 zijn de vier melkbekers 14 bevestigd, waarvan er twee in figuur 5 in doorsnede zijn weergegeven. De melkbekers 14 zijn aan de bovenzijde voorzien van een flexibel bovengedeelte 23, dat een zodanige vorm kan hebben dat de gewenste aan-10 sluiting tegen de uier kan worden verkregen. Hoewel het bovengedeelte 23 door zijn flexibiliteit zich kan aanpassen aan de vorm van de uier kan het gewenst zijn het bovengedeelte zodanig vóór te vormen, dat een vorm is verkregen die overeenkomt met de gemiddelde vorm van een 15 uier. Het bovengedeelte 23 zal dan niet een symmetrische vorm hebben.
De in figuur 5 weergegeven melkbekers 14 zijn relatief kort, dat wil zeggen ze hebben in hoogterichting een relatief kleine afmeting, en de speen 31 reikt dan 20 ook tot nabij de onderzijde van de melkbeker. Binnen de melkbeker bevindt zich de speenhouder 33 die integraal verbonden is met het flexibele bovengedeelte 23 en die de speen omgeeft wanneer deze zich in de melkbeker bevindt. Rond de speenhouder 33 wordt een kamer 34 gevormd 25 waarin een wisselende luchtdruk tot stand kan worden gebracht en wel via een pulsatieleiding waardoor de kamer 34 is verbonden met de in deze figuur niet-weergegeven pulsator. Deze pulsatieslang 35 mondt via opening 36 uit in kamer 34. In de speenhouder 33 zijn sensoren 37 aange-30 bracht die kunnen detecteren of de spenen zich in correcte positie in de melkbeker bevinden. De sensors 37 zijn door middel van electrische leidingen 38 verbonden met een niet in figuur 5 weergegeven besturingseenheid.
In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld lopen deze elec-35 trische leidingen door de pulsatieslangen 35.
De in figuur 5 weergegeven melkslangen 39 zorgen voor de afvoer van de melk en zijn zijdelings ten opzichte van de melkbekers 14 aangebracht en wel zodanig dat de totale hoogte van de melkbeker niet veel meer is dan 350 2 0 8 2 -10- de lengte van de speen 31. Daarbij kan een compacte melkbeker worden verkregen waarvan de hoogte minder is dan tweemaal de diameter. In het algemeen is een voordeel van een dergelijke melkbeker dat de delen van de melkeen-5 heid niet lager dan noodzakelijk naar beneden reiken, hetgeen het gevaar van het aftrappen van het melkstel door het dier vermindert.
Figuur 6 toont schematisch een onderaanzicht van de in figuur 5 weergegeven melkeenheid. Daarbij zijn vier 10 melkslangen 39 en vier pulsatieslangen 35 weergegeven die elk naar een melkbeker 14 leiden. De melkbekers 14 zijn door middel van onderling scharnierbare armen 40 met het centrale middengedeelte dat aan de riem 13 is · bevestigd verbonden. Hierdoor kunnen de melkbekers in 15 een in hoofdzaak plat vlak ten opzichte van elkaar verschuiven mede doordat de slangen 35 en 39 daartoe voldoende flexibel zijn. Het melkstel kan zich derhalve aan de positie van de spenen aanpassen, welke positie kan variëren afhankelijk van de toestand of gesteldheid van de 20 uier.
Figuur 7 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld,. waarbij geen pulsatieslangen aanwezig zijn. Ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld is de speenhouder 33 voorzien van sensors 37 die de aanwezigheid en/of de juiste positie 25 van de spenen in de melkbekers kunnen waarnemen. De kamer 34 rondom de speenhouder wordt in dit uitvoeringsvoorbeeld niet voorzien van een wisselende luchtdruk doch kan een verend luchtkussen vormen dan wel voorzien zijn van een ontluchtingsopening zodat de atmosferische lucht-30 druk wordt gehandhaafd in kamer 34. Via de melkslang 39 wordt een wisselende druk tot stand gebracht, bijvoorbeeld afwisselend een onderdruk en de atmosferische druk. Tijdens de aanwezigheid van de onderuk wordt melk uit de speen gezogen en gedurende de periode dat geen onderdruk 35 aanwezig is wordt de speen gemasseerd, althans de bloedsomloop bevorderd.
Teneinde te voorkomen dat tijdens de aanwezigheid van de onderuk het slotgat van de speen wordt afgesloten doordat deze tegen de onderzijde van de speenhouder komt 85 0 2 0 8 2 Λ £ - 11 - te liggen is de melkbeker 14 voorzien van een doordieping 41 zodat de melkbeker het slotgat niet kan dichtduwen.
Zoals uit figuur 7 blijkt loopt de riem 13 waarmee het middengedeelte 24 door middel van bout 32 is verbon-5 den via een sleufgat 42 door de transparante omhulling 12, waardoor zowel deze omhulling 12 als het melkstel wordt ondersteund.
Fig. 8 toont een onderaanzicht van de melkeenheid volgens figuur 7. Daaruit blijkt dat de doordiepingen 10 41 aan de onderzijde van de melkbekers 14 een enigszins langgerekte vorm hebben. Bij voorkeur wordt de lage en de hoge druk in de verschillende melkbekers zodanig tot stand gebracht dat twee diagonaal ten opzichte van elkaar gelegen melkbekers tegelijkertijd van een lage resp. een 15 hoge druk worden voorzien, zoals de pijlen 44 aangeven.
Door het afwisselend zuigen kan een zekere opwaartse beweging van het melkstel ontstaan hetgeen een positieve 'uitwerking kan hebben op het melkproces.
Fig. 9 toont een melkbeker die voorzien is van een 20 speenhouder 33 met in hoogdzaak ringvormige, naar boven gerichte lamellen 43. Deze lamellen 43 kunnen tegen de speen aanliggen en voorkomen dat tijdens perioden dat er in de melkslang een onderdruk heerst, lucht langs de speen wordt aangezogen. Wel kan er langs de speen lucht 25 of vloeistof ontsnappen als er in de melkslang een voldoende overdruk tot stand wordt gebracht, bijvoorbeeld tijdens het reinigen of drogen van de speen.
De beschreven uitvoeringsvormen zijn slechts voorbeelden van het toepassen yan een of meer kenmerken van 30 de uitvinding en de uitvinding dient dan ook niet te worden gezien als beperkt tot enig beschreven uitvoerings-voorbeeld. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk dat de in fig. 5 en 7 weergegeven melkslangen 39 vanaf het omhulsel 12 direct naar beneden lopen, zodat erin aanwezige vloei-35 stof gemakkelijker kan wegstromen.
-Conclusies- '0 2 0 82

Claims (34)

1. Melkmachine voorzien van één of meer melkbekers, die aansluitbaar zijn op de spenen van de uiers van een dier, welke melkbekers zijn voorzien van melkleidingen voor het afvoeren van de melk, met het kenmerk, dat de 5 aansluiting van de melkleiding op de melkbeker zijwaarts gericht is.
2 Melkmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aansluiting van de melkleiding op de melkbeker een hoek van ongeveer 90° maakt ten opzichte van de hartlijn 10 van de melkbeker.
3. Melkmachine volgens conclusie. 1 of 2, met het kenmerk, dat de aansluiting van de melkleiding zich bevindt nabij de plaats in de melkbeker waar zich tijdens het melken het uiteinde van de speen bevindt.
4. Melkmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de binnendiameter van de melkleiding ongeveer 10 mm. bedraagt.
5. Melkmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het continu 20 aansluiten van de melkbekers op de spenen van de uier.
6. Melkmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkbekers zich binnen een omhulsel bevinden dat kan worden aangebracht rond de uier van het dier.
7. Melkmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkbeker een diameter heeft die ten minste ongeveer de helÏt bedraagt van de lengte (hoogte) van de melkbeker.
8. Melkmachine volgens een der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat de melkbekers ter ondersteuning bevestigd zijn aan een middengedeelte dat zich in hoofdzaak tussen de melkbekers bevindt.
9. Melkmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkbeker aan de binnenzijde voor- 35 zien is van een voering uit flexibel materiaal, bijvoorbeeld rubber of kunststof, welke voering aan de binnenzijde is voorzien van één of meer opwaarts gerichte lamellen. - .502 082 - 13 -
10. Melkmachine voorzien van één of meer melkbekers, die aansluitbaar zijn op de spenen van uiers van een dier, met het kenmerk, dat de bovenrand van de melkbeker een a-symmetrische, aan de vorm van de uier aangepaste vorm 5 heeft.
11. Melkmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bovenrand van de melkbeker aan één zijde hoger ligt dan aan de andere zijde.
12. Melkmachine volgens een der voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat de melkbeker is voorzien van een flexibel bovengedeelte.
13. Melkmachine voorzien van melkbekers die aansluitbaar zijn op de spenen van de uier van een dier, met het kenmerk, dat een in hoofdzaak tussen de melkbekers gelegen 15 middengedeelte aanwezig is, waaraan de melkbekers scharnier-baar zijn verbonden.
14. Melkmachine volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de scharnieren draaibaar zijn om in hoofdzaak opwaarts gerichte assen.
15. Melkmachine volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de melkbeker met het middengedeelte is verbonden via drie scharnieren, waartussen zich twee armen bevinden.
16. Melkmachine volgens conclusie 15, met het kenmerk, 25 dat de assen van de scharnieren in hoofdzaak onderling evenwijdig zijn.
17. Melkmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkbekers verbonden zijn met een middengedeelte, welk middengedeelte door middel van 30 een draagriem aan het dier bevestigd is.
18. Melkmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het continu aansluiten van de melkbekers op de spenen van de uier.
19. Melkmachine volgens een der voorgaande conclusies, 35 gekenmerkt door besturingsmiddelen voor het automatisch besturen van de verschillende onderdelen van de machine.
20. Melkbeker voorzien van één of meer van de in de voorgaande conclusies beschreven kenmerken. :ï:i 0 8 2 - 14 -
21. Stal voor dieren, zoals koeien, met ten minste één verblijfplaats waar een dier kan liggen of staan, met · het kenmerk, dat de vloer van de verblijfplaats uit beweegbare, onderling gekoppelde elementen bestaat.
22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de vloer van de verblijfplaats een transporteur met onderling gekoppelde, verplaatsbare elementen omvat.
23. Inrichting volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat de elementen in achterwaartse richting ten 10 opzichte van het op de verblijfplaats aanwezige dier verplaatsbaar is.
24. Inrichting volgens een der conclusies 21 - 23, met het kenmerk, dat de elementen van metaal zijn.
25. Inrichting volgens een der conclusies 21 - 24, 15 met het kenmerk, dat de elementen aandrijfbaar zijn, bijvoorbeeld door middel van een electromotor.
26. Inrichting volgens een der conclusies 21 - 25, met het kenmerk, dat de elementen zodanig verplaatsbaar zijn dat het dier loopbewegingen kan of moet maken.
27. Inrichting volgens een der conclusies 21 - 26, met het kenmerk, dat de elementen uit buizen bestaan.
28. Inrichting volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de buizen een vierhoekig dwarsprofiel hebben.
29. Inrichting volgens een der conclusies 21 - 28 25 met het kenmerk, dat een aantal, in één of meer rijen naast elkaar aangebrachte verblijfplaatsen aanwezig zijn.
30. Inrichting volgens een der conclusies 21 - 29, met het kenmerk, dat aan de voorzijde van de verblijfplaats een voergoot is aangebracht.
31. Inrichting volgens conclusie 30, gekenmerkt door middelen voor het automatisch toevoeren van voer.
32. Inrichting volgens een der conclusies 21 - 31, met het kenmerk, dat bij de achterzijde van de verblijfplaats middelen aanwezig zijn voor mestafvoer.
33. Inrichting volgens één der conclusies 21 - 32, met het kenmerk, dat een verblijfplaats voorzien is van een automatische melkmachine.
34. Inrichting volgens een der conclusies 21 - 33, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het automatisch besturen van de inrichting. -o-o-o-o-o- 0502082
NL8502082A 1985-07-19 1985-07-19 Melkmachine voorzien van een of meer melkbekers en melkstal. NL8502082A (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8502082A NL8502082A (nl) 1985-07-19 1985-07-19 Melkmachine voorzien van een of meer melkbekers en melkstal.
EP19860201254 EP0209205B2 (en) 1985-07-19 1986-07-17 An implement for milking animals, such as cows, in a parlour
EP19890116116 EP0347955B1 (en) 1985-07-19 1986-07-17 An implement for milking animals, such as cows
DE19863686726 DE3686726T2 (de) 1985-07-19 1986-07-17 Geraet zum melken von tieren, zum beispiel von kuehen.
EP19890116114 EP0347954B1 (en) 1985-07-19 1986-07-17 An implement for milking animals, such as cows
EP89116115A EP0346952A3 (en) 1985-07-19 1986-07-17 An implement for milking animals, such as cows
DE19863686724 DE3686724T2 (de) 1985-07-19 1986-07-17 Geraet zum melken von tieren, wie zum beispiel kuehen.
DE8686201254T DE3679245D1 (de) 1985-07-19 1986-07-17 Geraet zum melken von tieren, wie zum beispiel kuehen in einem stall.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8502082A NL8502082A (nl) 1985-07-19 1985-07-19 Melkmachine voorzien van een of meer melkbekers en melkstal.
NL8502082 1985-07-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8502082A true NL8502082A (nl) 1987-02-16

Family

ID=19846341

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8502082A NL8502082A (nl) 1985-07-19 1985-07-19 Melkmachine voorzien van een of meer melkbekers en melkstal.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8502082A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0962130B1 (en) A construction for automatically milking animals
FI73124C (fi) Rengoeringsmaskin.
NL9401069A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
EP1754411A3 (en) A method of automatically milking animals and an implement for applying same
EP0634097A1 (en) A construction for automatically milking animals
NL1002792C2 (nl) Constructie met een inrichting voor het melken van dieren.
NL1006607C2 (nl) Constructie met een inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL8501884A (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
SE9904593L (sv) Förfarande och anordning för spenkoppstvättning
EP0194730A1 (en) Implement for milking animals in a stable
JPH01228418A (ja) 家禽の給餌装置
NL9301099A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
IL132295A0 (en) A method of automatically milking animals and a fully automatic milking machine provided with a milking robot
NL9401070A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL8502082A (nl) Melkmachine voorzien van een of meer melkbekers en melkstal.
NL8502084A (nl) Melkmachine.
EP0209205A1 (en) An implement for milking animals, such as cows, in a parlour
NL8502083A (nl) Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, in een stal.
RU2226822C2 (ru) Передвижной доильный агрегат
CN109007905A (zh) 一种改进的高效蔬菜清洗装置
NL8500692A (nl) Inrichting voor het melken van dieren in een stal.
US3580220A (en) Small animal-milking apparatus
NL8500691A (nl) Stal voor dieren, zoals koeien.
RU2727916C1 (ru) Биотехническая система высасывания молока из вымени лактирующих животных и получения товарного молока
US2831456A (en) Demountable milk receiver

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable