NL8500972A - Deur bedoeld voor een t-vormige opening. - Google Patents

Description

'J- N.0 33X23 1

Deur bedoeld voor een T—vormige opening.

De uitvinding heeft betrekking op een deur bedoeld voor een T-vor-mige opening in een wand, welke deur een of meer bladen uit een flexi-5 bel materiaal omvat en een aantal op onderlinge afstand liggende in hoofdzaak horizontale dwarsbalken die zijn verbonden met het flexibele materiaal, welke dwarsbalken aan hun einden worden geleid door rails geplaatst in een of meer verticale vlakken en verbonden met de wand, waarbij een deurblad is opgehangen aan de bovenzijde van de opening, 10 welke deur middelen omvat voor het omhoog brengen van de dwarsbalken bij het openen van de deur, zodat het deurblad of de deurbladen worden gevouwen, en voor het omlaag brengen van de dwarsbalken bij het sluiten van de deur zodat het deurblad of de deurbladen ontvouwen.

Bekende deuren van het boven aangegeven type werden tot dusverre 15 vervaardigd met alle dwarsbalken van dezelfde lengte waarbij de breed-te-afmeting van het deurblad over de gehele hoogte van deur gelijk is.

Als een deur een grotere breedtemaat moet hebben aan zijn bovenzijde dan aan zijn onderzijde, wat normaal het geval is, bijvoorbeeld bij zogenaamde kraandoorlaatdeuren, wordt dit probleem opgelost door dicht 20 bij elkaar een aantal deuren van verschillende hoogte en breedte te plaatsen en worden de vereiste geleidingsrails geplaatst tussen de deuren zodat zij als het geval zich voordoet kunnen worden bewogen waarbij de gekregen opening bij geopende deuren een gebruike T-vormige opening vormen zonder dat genoemde geleidingsrails dit verhinderen.

25 Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een deur, die eenvoudig van constructie is, voor een T-vormige opening in een wand.

Een deur volgens de uitvinding is op zichtzelf T-vormig en past in T-vormige wandopeningen zonder dat het noodzakelijk is, als boven aangegeven, een aantal afzonderlijke deuren dicht bij elkaar aan te bren-30 gen om dit te bereiken.

Aan de hand van een tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont een vooraanzicht van een deur volgens de uitvinding, waarbij de linkerhelft van de figuur de deur toont in gesloten stand en 35 de rechterhelft van de figuur de deur toont in geopende stand.

Fig. 2 toont een deur in doorsnede over de lijn II-II in fig. 1.

Fig. 3 toont de deur in doorsnede over de lijn III-III in fig. 1.

Fig. 4 toont de deur in doorsnede over de lijn IV-IV in fig. 1.

Fig. 5 toont de deur in doorsnede over de lijn V-V in fig. 1.

40 Fig. 6 toont een vooraanzicht van een bovenste onderdwarsbalk in 850 0 97 * » 2 niet bedekte toestand.

Fig. 7 toont de bovenste onderdwarsbalk volgens fig. 6 gezien van boven af.

Fig. 8 en 9 tonen twee verschillende aanzichten van een gelei-5 dingspen.

Fig. 10 toont· een doorsnede van een bovenste grendelinrichting over de lijn X-X in fig. 6.

Fig. 11 toont een doorsnede van de bovenste grendelinrichting over de lijn XI-XI in fig. 10.

10 Fig. 12 toont de bovenste grendelinrichting in niet bedekte toe stand.

Fig. 13 toont een onderste grendelinrichting in doorsnede over de lijn XIII-XIII in fig. 6.

Fig. 14 toont de onderste grendelinrichting in een doorsnede over 15 de lijn XIV-XIV in fig. 13.

In fig. 1 is een T-vormige deur 10 weergegeven gevormd in overeenstemming met de uitvinding, welke deur een bovenste deurdeel omvat in de vorm van een bovenste deurblad 2 en een onderste deurdeel in de vorm van een onderste deurblad 3, waarbij het bovenste deurblad 2 een grote- « 20 re breedteafmeting bezit dan het onderste deurblad 3. In het weergegeven geval zijn de deurbladen 2, 3 vervaardigd uit flexibele gordijnen respectievelijk 4 en 5 (zie fig. 2). De gordijnen 4 van het bovendeur-blad 2 zijn naar boven verbonden met een zogenaamde aandrijfkast 6, bijv. verbonden met een omgevende wand en de gordijnen 4 zijn naar be-25 neden verbonden met een bovenste om de dwarsbalk 7, die is verbonden met het deurblad 2. De gordijnen 5 van het onderste deurblad 3 zijn naar boven verbonden met het de bovenste onderdwarsbalk 7 en de gordijnen 5 zijn naar beneden verbonden met een onderste bodemdwarsbalk 9 verbonden het deurblad 3. Een geschikt aantal tussenliggende dwarsbal-30 ken 8 is geplaatst tussen de gordijnen 5 en hiermede verbonden. Natuurlijk kan het bovenste deurblad 2, als verstijving noodzakelijk is, ook een aantal tussendwarsbalken bezitten. Zoals blijkt uit de figuren heeft de bovenste onderdwarsbalk 7 dus een grotere lineaire afmeting dan de tussenliggende dwarsbalken 8 en de onderste bodemdwarsbalk 9.

35 Aan elk einde van de onderste bodemdwarsbalk 9 is een band 12 geplaatst, die loopt over drie geleidingsrollen 13-15 en is verbonden met een tormmel 17 aangedreven door een motor 16 op zodanige wijze dat beide banden 12 worden gewonden op de trommel 17 als de motor 16 roteert in éên richting en dat beide banden 12 worden afgewikkeld van de trom-40 mei 17 als de motor 16 roteert in de andere richting. Als de banden 12 8500972 * * 3 op de trommel 17 zijn gewikkeld Is de deur 1 open en als de band 12 van de trommel 17 zijn afgewikkeld, is de deur 1 gesloten.

Fig. 2 toont de deur 1 in een gesloten stand en fig. 3 toont de deur 1 in geopende stand en in laatst genoemde stand worden de deurbla- 5 den 2, 3 samengevouwen, zoals blijkt uit de tekening.

Opdat een deur van het boven aangegeven type belastingen bijv. in de vorm van windkrachten kan weerstaan en opdat een goede afdichting kan worden verkregen tussen de deur en de wand die de deur omgeven zijn geleidingsrails 20, 21 op de wand geplaatst langs de verticale zijde-10 lingse randen van de deur. Uit fig. 4 blijkt op welke wijze de tussen-dwarsbalk 8 en de onderste dwarbalk 9 van het onderste deurblad 3 samenwerken met geleidingsrails 21 zodat glijdende organen 18 verbonden met de dwarsbalken 8, 9 glijden bij beweging van de deur langs de buitenoppervlakken van de geleidingsrails 21. De rails 20, die zijn ge-15 plaatst op de wand en die het bovenste deurblad 2 geleiden zijn uitgevoerd als weergegeven in fig. 5, waarbij de onderdwarsbalk 7 samenwerkt met de geleidingsrail 20 zodat de geleidingsrollen 19, die zijn verbonden met de einddelen van de onderdwarsbalk 7 rollen tegen een van de binnenvlakken van de geleidingsrail 21. De deurgordijnen 4 en 5 zijn zo 20 breed dat zij rusten tegen de buitenoppervlakken van de overeenkomstige geleidingsrails, waardoor een goede afdichting wordt bereikt.

Als nu wordt aangenomen dat een deur 1, die boven is beschreven, wordt geheven naar de open stand worden de dwarsbalken 8 en 9 van het onderste deurdeel 3 gevouwen en hangen vrij in de lucht bij de geopende 25 deur zonder enige aanraking met een geleidingsrails 21. Als de deur dan moet worden gesloten treden grote moeilijkheden op als de glijorganen 18 van de dan vrijhangende dwarsbalken 8,9 van het onderste deurdeel 3 samen moeten komen met de geleidingsrails 21 zodat zij daarmee samenwerken, als weergegeven in fig. 4, en kunnen dus glijden langs hun 30 buitenoppervlakken. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat het onderste deurdeel 3 dat in geheven toestand vrijhangt, een oppervlak is dat is blootgesteld aan de wind en aldus is blootgesteld aan windkrachten die de neiging hebben hem vanuit zijn verticale hangstand recht te buigen, wat het verder moeilijk maakt om de geleidingsrails 21 35 te bereiken, als boven beschreven, als de deur gesloten is.

Volgens de uitvinding wordt het probleem beschreven in de voorgaande alinea beheersd doordat de bovenste onderdwarsbalk 7 zo is uitgevoerd dat een deel 211 van de geleidingsrail 21 dat het onderste deurdeel 3 geleidt, daarmede is verbonden. Verder bezit de onderste 40 dwarsbalk 7 aan elk einde twee geleiderollen 31, die op onderlinge af- 8500972 ψ » 4 * stand van elkaar zijn geplaatst (zie fig. 5, 6 en 7) om te verzekeren dat de bovenste onderdwarsbalk 7, die ook in geheven stand is, in een verticale stand hangt ondanks bovengenoemde windbelasting. Geleidings-middelen in de vorm van geleidingspennen 25 zijn verbonden met het ge-5 leidingsdeel 21 dat op de wand zijn aangebracht, welke geleidingspennen samenwerken met middel die zijn verbonden met de bovenste onderdwarsbalk 7 voor het opnemen van de geleidingspennen 25 in de vorm van ge-leidingshulzen 26. Geleidingshulzen 26 bezitten aan hun ondereinde een plaat 27 met een centrale opening 28, waarvan de afmeting overeenkomt 10 met de vorm van de dwarsdoorsnede van de geleidingspen 25, zodat deze door de opening 28 wordt geleid. Bovendien bezit de plaat 27 een uitsparing 29 zodat schouders 30 verbonden met geleidingspen 25 deze kunnen passeren. Bovenste grendelinrichtingen 40 en onderste grendelinrichtingen 50 zijn ook in verband met de bovenste onderdwarsbalk 7 en 15 de geleidingsraildelen 21' en geleidingshulzen 26 daarvan uitgevoerd (zie fig. 6, 10-14), welke uitvoering en werking hierna meer in detail wordt beschreven·

Als de deur 1 is gesloten is de geleidingspen 25 aanwezig in de centrale opening 28 van de geleidingshuls 26 en de bovenzijde 42 van de 20 grendelschouders 41 van de grendelinrichting 40 rusten tegen de onderste rand 31 van de schouders 30, die zijn verbonden met de geleidingspen 25. De bovenste grendelinrichting 40 omvat twee gelede ondersteunde poten 43 die genoemde grendelschouder 41 ondersteunen tussen welke poten 23 een drukveer 44 werkt die deze drukt in een richting van elkaar 25 af (zie fig. 10, 11 en 12). Als de deur is gesloten zijn de grendel-schouders 41 dus in de stand weergegeven met getrokken lijnen in fig. 11. Bovendien, als de deur 1 is gesloten, zijn de grendelschouders 51 van de onderste grendelinrichting 5 in de stand weergegeven met een streeppuntlijn in fig. 14, als zij samengedrukt worden gehouden door de 30 schouders 23, die zijn aangebracht in het bovenste einde van de gelei-dingsrails 21 als de einden van de geleidingsrails 21 en 21' tegen elkaar steunen wat het geval is als de deur gesloten is. De onderste grendelinrichting 50 omvat ook twee gelede ondersteunde poten 53 die genoemde grendelschouders ondersteunen terwijl daartussen een drukveer 35 54 aanwezig is die deze drukt in een richting van elkaar af.

Als de deur die wordt geopend omhoog wordt gebracht zijn de bovenste grendelinrichtingen 40 in een actieve stand (getrokken lijnen in de fig. 11 en 12), d.w.z. zij houden de bovenste onderdwarsbalk 7 van de geleidingspennen 25 vast totdat het onderste deurdeel 3 volledig naar 40 boven is gehesen tegen de bovenste onderdwarsbalk 7, d.w.z. het onder- 8500972 * * 5 ste deurdeel 3 is geheel opgevouwen, waarbij alle tussendwarsbalken 8 en onderste bodemdwarsbalk 9 aanwezig in het gebied van de geleidings-raildelen 21* geplaatst op de bovenste onderdwarsbalk 7. In. de laatste trap van de bovenwaartse beweging van de onderste bodemdwarsbalk 9 ten 5 opzichte van de nog stationaire bovenste bodemdwarsbalk 7 beïvloeden afgeschuinde randen 10 van nokken 11, aangebracht op het glijorgaan 18 van de onderste bodemdwarsbalk tongen 45, die zijn verbonden met de poten 43 en zich uitstrekken vanaf deze zodat de tongen en daardoor de poten 43 met de schouders 41 komen in de stand weergegeven in de 10 fig. 11 en 12 met streeppuntlijnen. Het resultaat hiervan is dat de bovenste grendelinrichtingen 40 van de schouders 30 van de geleidingspen-nen 25 worden gelost, wat op zijn beurt tot effect heeft dat de bovenste onderdwarsbalk 7 wordt gelost om omhoog te worden gebracht zodat het bovenste deurdeel 2 ook kan worden geheven en geopend. Als bij het 15 heffen van de bovenste bodemdwarsbalk 7 en de geleidingsrails 21', die hiermede zijn verbonden, hun aanslag verliezen met de geleidingsrails 21 onder liggend, drukt de veer 54 van de onderste grendelinrichtingen 50 de poten 53 met de bevestigde grendelschouders 51 naar de actieve stand weergegeven met getrokken lijnen in fig. 14. De grendelschouders 20 51 werken dan in op de onderzijde van het glijorgaan 18 van de onderste bodemdwarsbalk 9 en voorkomen op deze wijze dat de onderste bodemdwarsbalk 9 en de tussenliggende dwarsbalken 8, boven liggende, geleidings-raildelen 21' verlaten als de bovenste bodemdwarsbalk 7 niet in zijn onderste stand is.

25 Als de geopende deur moet worden gesloten, wordt de bovenste bo demdwarsbalk 7 eerst omlaag gebracht, en treden de pennen 25 in de ge~ leidingsopening 28 van de geleidingshulzen 26, verbonden met de bovenste bodemdwarsbalk 7, waarna de bovenste bodemdwarsbalk 7 zijn onderste stand bereikt. De grendelschouders 41 van de bovenste grendelinrichting 30 40 treden dan tussen de schouders 30 van de geleidingspennen 25 bij de laatste van de naar beneden gerichte beweging van de bovenste bodemdwarsbalk 7, wat mogelijk is gemaakt door het feit dat de grendelschouders door aanraking met de schouders 30 worden gedwongen naar elkaar te bewegen, waarna de grendelschouders 41 worden gedrukt door de veer 44 35 in een richting van elkaar af naar hun effectieve grendelstand die met getrokken lijn in de fig. 11 en 12 is aangegeven. Bovendien worden in de laatste stap van de neerwaartse beweging van de bovenste bodemdwarsbalk 7 de grendelschouders 51 van de onderste grendel in richtingen 50 aangedreven door de afgeschuinde schouders 23 aangebracht 40 op de binnenzijde van de geleidingsrails 21 bevestigd op de wand, zodat 8500972 « ♦

V

. 6 de grendelschouders 51 komen in de stand als weergegeven met een ‘ streepstiplijn in fig. 14 als de einden van de geleidingsrails 21' en 21 in aanraking met elkaar zijn gekomen. De onderste bodemdwarsbalk 9 wordt niet gelost tot op dit tijdstip vanaf de geleidingsrails 21' die 5 zijn geplaatst op de bovenste bodemdwarsbalk 7, waardoor het onderste deel 3 van de deur kan worden gesloten door het omlaag brengen van de onderste bodemdwarsbalk 9 naar zijn onderste stand. Dankzij de beschreven samenwerking tussen de geleidingspennen 25 en de centrale opening 28 van de geleidingshulzen 26 verkrijgt men steeds een 10 nauwkeurige overeenstemming tussen de geleidingsraildelen 21* en de geleidingsrails 21 zodat de glijorganen 18 steeds het gebied kunnen passeren tussen de geleidingsraildelen 21’ en de geleidingsrails 21 zonder problemen zelfs als de deur 1 is onderworpen aan bijvoorbeeld sterke windkrachten.

15 Zoals blijkt uit het bovenstaande verzekeren de grendelinrichtingen 40 en 50 dat de bewegingsvolgorde van de deurdelen 2 en 3 steeds zodanig is dat een betrouwbare werking bij het openen en sluiten van de deur wordt verkregen.

Het zal duidelijk zijn dat binnen het kader van de uitvinding de 20 deur op zichzelf natuurlijk kan worden gevormd op een aantal verschillende wijzen buiten die die boven zijn beschreven. De deur kan bijvoorbeeld zijn samengesteld uit een enkel deurblad dat dan is uitgevoerd in de vorm van een T.

8500972

Claims (6)

1. Deur voor een T-vormige opening in een wand, welke deur (1) een of meer deurbladen (2, 3) omvat uit flexibel materiaal en een aantal op onderlinge afstand liggend in hoofdzaak horizontale dwarsbalken (7-9) 5 die zijn verbonden met het flexibele materiaal, welke dwarsbalken worden geleid aan hun einden door geleidingsrails (20, 21), die zijn geplaatst in een of meer verticale vlakken en zijn verbonden met de wand, waarbij een deurblad (2) is opgehangen aan de bovenzijde van de opening, welke deur (1) middelen (12, 17) omvat, voor het heffen van de 10 dwarsbalken (7-9) bij het openen van de deur (1) zodat het deurblad of de deurbladen (2, 3) worden gevouwen, en voor het omlaag brengen van de dwarsbalken (7-9) bij het sluiten van de deur (1) zodat het deurblad of de deurbladen (2, 3) worden ontvouwen, met het kenmerk, dat de dwarsbalk op balken (7) geplaatst in een bovenste deel (2) van de deur een 15 grotere lineaire afmeting heeft dan de dwarsbalk of dwarsbalken (8, 9), geplaatst in een onderste deel (3) van de deur en dat delen (21’) van de geleidingsrails (21) die de einden van de dwarsbalken (8, 9) van het onderste deurdeel (8) geleiden zijn verbonden met een dwarsbalk (7) die is aangebracht aan de onderrand van het bovenste deurdeel (2).

2. Deur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de deur (1) twee op onderlinge afstand liggende paren geleidingsmiddelen (25, 26) omvat die reciprook elk voor zichzelf samenwerken, dat de afstand tussen de twee paren geleidingsorganen (25, 26) groter is dan of gelijk is aan de afstand tussen de geleidingsrails (21) bevestigd op de rand en de eln-25 den van de dwarsbalken (8, 9) van het onderste deurdeel (3) geleiden, dat een deel (26) van elk paar geleidingsorganen (25, 26) is verbonden met de dwarsbalk (7) die is geplaatst aan de onderrand van het bovenste deurdeel (2), en dat een ander deel (25) van elk paar geleidingsorganen (25, 26) is verbonden met de wand.

3. Deur volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de deur (1) een grendelinrichting (40) omvat die werkt binnen de samenwerkende delen (25, 26) van elk paar geleidingsmiddelen en dat de grendelinrichting (40) met een deel van het paar geleidingsmiddelen is verbonden en werkt als een vergrendeling ten opzichte van het andere deel van het gelei-35 dingsmiddelen*

4. Deur volgens een van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de deur (1) twee grendelinrichting (50) omvat, die werken tussen een dwarsbalk (9), die is geplaatst aan de onderrand van het onderste deurdeel (3) en de dwarsbalk (7), die is geplaatst op de onderrand van 40 het bovenste deurdeel (2), en dat de twee grendelinrichtingen (50) zijn 8500972 » O' · ♦· verbonden met laatstgenoemde dwarsbalk (7) en werken als een grendel ten opzichte van de eerstgenoemde dwarsbalk (9).

5. Deur volgens conclusie 3 of 4 met het kenmerk, dat dwarsbalk (9), geplaatst aan de onderrand van het onderste deurdeel (3) middelen 5 (11) omvat voor het elimineren van de vergrendeling tussen de delen (25, 26) van elk paar geleidingsraiddelen, als laatstgenoemde dwarsbalk (9) in zijn maximaal geheven stand is ten opzichte van de dwarsbalk (7) die is geplaatst aan de onderrand van het bovenste deurdeel (7).

6. Deur volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de gelei-10 dingsrails (21) bevestigd op de wand en de einden van de dwarsbalken (8, 9) geleiden van het onderste deurdeel (3) middelen (23) omvat om de vergrendeling tussen de dwarsbalk (9) te elimineren, die aan de onderrand van het bovenste deurdeel (3) en de dwarsbalk (7) aangebracht op de onderrand van het bovenste deurdeel (2) als de geledingsraildelen 15 (21f) verbonden met laatstgenoemde dwarsbalk (7) contact maken met de genoemde geleidingsrails (21) bevestigd op de wand. l-i I H-l-H I I I I H-H-l-M" 8500972