NL8403938A - Inrichting voor het bepalen van micro-organismen. - Google Patents

Description

«Ir- 9

Inrichting voor het bepalen van micro-organismen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bepalen van micro-organismen, bestaande uit een met een deksel afsluitbaar vat, waarin een voedingsbodemdrager in de vorm van een langwerpig draaglichaam is ondergebracht, welke een aantal 5 kuipen voor het opnemen van voedingsbodembestanddelen bevat, waarvan de bovenzijden van een verwijderbare afdekking zijn voorzien.

Dergelijke inrichtingen worden vooraf bereid met in _ de kuipen opgeslagen gelijke of verschillende voedingsbodembestanddelen aan de verbruiker, bijvoorbeeld artsen, geleverd, waarbij 10 het dragerlichaam in het gesloten kokervormigevat is ondergebracht.

/*·>

Zij worden voor diagnostische doeleinden en voor proeven op het kiemgehalte bij industriële werkwijzen alsmede bij de hygiene controle, als dompel- of uitstrijRroedingsbodems toegepast, ‘ waarbij bijvoorbeeld als voedingsbodembestanddeel ' Agar-Agar dient.

15 Een bepaalde moeilijkheid bij het vervaardigen van dergelijke inrichtingen bestaat in het kritsiche gedrag van de voedingsbodembestanddelen, die ter verkrijging van hun volledige werking in toegepaste gevallen niet uitgedroogd mogen zijn en de oorspronkelijke homogeniteit van hun oppervlak moeten bevatten.

2Q Teneinde een verdamping van water uit de voedingsbodem te verhinderen en te vermijden, dat verzameld condenswater op de vöedingsboderavlak-ken komt en hun homogeniteit nadelig beïnvloedt, is het van een laag met voedingsbodembestanddeel voorziene dragerlichaam met een voor het enten gemakkelijk verwijderbaar omhulsen omgeven (Duitse 25 Offenlegungsschrift 3.119.541). Het omhulsel bestaat daarbij uit een voor waterdamp ondoordringbaar folie van kunststof in de vorm van een starre, alzijdig gesloten huls, die geen of slechts in verhouding tot het totale volume van het vat een klein volume tussen zich en het van een laag voorzien draaglichaam vrij laat, zodat geen 30 of slechts een betrekkelijk klein volume, betrokken op het totale volume van het vat, waterdamp uit de voedingsbodem kan opnemen.

.1 8403938 - 2 - y js

Weliswaar wordt hierdoor een voortijdige beschadiging van de voedingsbodembestanddelen door uitdrogen of stromend respectievelijk sproeiend condenswater in aanzienlijke mate verhinderd, echter is het moeilijk het vullen van de kuipen met eventueel verschillende voe-5 dingsbodembestanddelen, hun afkoeling en het aanbrengen van het omhulsel alsmede het inzetten van het vooraf bereide dragerlichaam in het vat onder absoluut kiemvrije omstandigheden uit te voeren.

Deze moeilijkheid ontstaat in hoofdzaak door de door de constructie bepaalde omslachtige wijze van het vullen van 10 de kuipen en vervaardiging van de inrichting. Dit heeft bij de bekende inrichting plaats door het dragerlichaam te voorzien van lagen met voedingsbodembestanddeel hetzij vóór hetzij na het opzetten van het starre omhulsel over het dragerlichaam, het verbinden van het vatdeksel met het dragerlichaam, het inzetten van het 15 dragerlichaam in het vat en het sluiten van het vat met het vatdeksel..

Bij zich op de markt bevindende inrichtingen ontbreken omhulsels, en het voedingsbodembestanddeel is met een vrij, niet afgedekt oppervlak in de kuipen van .het dragerlichaam aangebracht, dat zijnerzijds in een met schroefdeksel afgesloten houder steekt.

20 Hierbij ontstaan in het bijzonder bij langdurig bewaren steriliteits-verliezen, die het resultaat van de geneeskundige bepaling van het kiemgetal vervalsen.

De uitvinding beoogt een inrichting van de hierboven beschreven soort zodanig uit te voeren dat alle werkwijzen voor hun 25 vervaardiging kiemvrij machinaal kunnen worden uitgevoerd en waarbij deze zonder steriliteitsvermindering lang kan worden bewaard.,

Dit wordt volgens deiuitvinding bereikt doordat in elke kuip tenminste één aan het dragerlichaam .aangebracht vulaan-sluitstuk uitmondt, dat afsluitbaar is.

30 Op deze wijze is het mogelijk de van de afdekking voorziene en daarmede alszijdig gesloten, ten opzichte van elkaar afgesloten kuipen onder steriele omstandigheden machinaal door in de vulaansluitstukken ingebrachte holle naalden met voedingsbodem- 8403938 sé> « - 3 - bestanddelen te vullen. Door de afzonderlijk in de kuipen uitmondende en van elkaar onafhankelijke vulaansluitstukken worden verschillende voedingsbodembestanddelen streng van elkaar gescheiden in de kuipen gebracht, zodat elke voedingsbodem zijn specifieke eigenschappen 5 behoudt en het niet tot ongewenste verplaatsingen van voedingsbodembestanddelen komt. De kuipen van het dragerlichaam worden op doelmatige wijze bij in het vat ingezet dragerlichaam gevuld, zodat na beëindiging van het vullen alleen de vulaansluitstukken en het vat moeten worden gesloten. Daar ook dt machinaal onder steriele 10 voorzorgsmaatregelen kan worden uitgevoerd, staat de gebruiker van de inrichting na het afnemen van het deksel een absoluut kiem-vrije voedingsbodemgroepering ter beschikking, waarvan de voedings-r bodembestanddeLea voor het kwalitatief en kwantitatief bepalen van micro-organismen, bij voorkeur van ziekteverwekkers, volledig 15 werkzaam zijn en die na het incuberen op gebruikelijke wijze kunnen worden geevalueerd. De bewaarbaarheid van de inrichting wordt vanwege zijn kiemvrije fabricage aanzienlijk verbeterd.

Op voordelige wijze is erin voorzien dat alle vulaansluitstukken aan de voorzijde van de dragerlichaam zijn aangebracht 20 en dat afsluitdelen hiervoor zich aan het deksel bevinden.

Bij een plaatvormig dragerlichaam met op zijn beide vlakken aangebrachte kuipen zijn op voordelige wijzen de vulaansluitstukken aan de voorzijde van het dragerlichaam ten opzichte van elkaar verzet aangebracht. Bij tenminste twee kuipen op elk 25 vlak van het dragerlichaam is een door de middelpunten van de vulaansluitstukken lopende lijn derhalve golfvormig. Door de verzette plaatsing van de vulaansluitstukken wordt ruimte gewonnen, en de middellijn van de gelijke vulaansluitstukken kan voldoende groot zijn teneinde een snel vullen vandè kuipen met behulp van 30 holle naalden mogelijk te maken.

Vanaf het binnenvlak van de gesloten bodem van het kapvormige deksel staan hulzen of tappen, die met de vulaansluitstukken passend in elkaar grijpen. Deze hulzen of tappen kunnen als 8403938 - 4 - afsluitdelen voor de vulaansluitstukken dienen. Bovendien houden zij het in het vat staande dragerlichaam vast en verhinderen voor de voedingsbodembestanddelen .. nadelige schutbewegingen tijdens het transport of dergelijke.

5 In een andere gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding is er in voorzien dat van het binnenvlak van de boden van hetkapvormige deksel zich hulzen uitstrekken, die passend over de vulaansluitstukken zijn getrokken en dat in de bodem van het deksel doorlaten zijn aangebracht, die met de hulzen op één lijn 10 liggen en waarin in de vulaansluitstukken binnendringende tappen zijn aangebracht, die op een in het buitenvlak van de bodem van het deksel passend ingelaten plaat zijn aangebracht. In dit geval zijn de op het deksel aangebrachte afsluitdelen voor de vulaansluitstukken als tappen uitgevoerd, die onafhankelijk van het het vat 15 sluitende deksel in de openingen van de vulaansluitstukken voor hun afsluiting insteekbaar zijn. Vanwege, deze uitvoering is het mogelijk ..· . het het dragerlichaam met afgedekte kuipen bevattende vat met het het deksel af te sluiten en door de doorlaten in de bodem van het deksel de kuipen te vullen. Daar de hulzen over de vulaansluit-20 stukken zijn getrokken, is het dragerlichaam stabiel en is het in de kuipen lopende kanaal ten opzichte van de binnenruimte yan het vat afgedicht, zodat het voedingsbodembestanddeel uitsluitend in de betreffende kuip komt. Zodra de kuipen zijn gevuld, wordt de plaat met de tappen in een verzinking in het buitenvlak van de bodem 25 van het deksel ingelaten, en dringen de tappen als afsluitstoppen in de vulaansluitstukken naar binnen.

Na; .plaats .'.gehad hebbende produktie kan een extra afsluiting' van de inrichting door lassen, hetzij door warmlassen of ultrasoon lassen, met een kunststofdeksel of een foelie plaats hebben. 30 Deze werkwijzetrap moet onmiddellijk op het vullen van de kuipen aansluiten en kan in een afvulmachine zijn geïntegreerd.

Op het van de vulaansluitstukken afgekeerde einden van het dragerlichaam is hierop een centreerdoorn aangebracht, die in 8 4 0 3 9 3 8 - 5 - een centrale bodemtrog van het vat ingrijpt. Dit centreermiddel stabiliseert het dragerlichaam in het vat en verhindert een kanteling tijdens het vullen. van het in het vat staande dragerlichaam.

Een andere zeer belangrijke verbetering van de 5 inrichting ligt volgens de uitvinding, hierin dat de verwijderbare afdekking bestaat uit een dunne buigzame foéLie, die afgedicht met het dragerlichaam is verbonden. Daarbij kan het gaan om een'bladvormig uitgevoerde buigzame foelie-, en er kan aan elke kuip een afzonderlijk, afzonderlijk aftrekbaar fod.ieblad zijn toegevoegd. Voor 10 een afgedichte verbinding van het foelieblad met het dragerlichaam is zijn omtrekrand op de rand van elke kuip rondom vastgelast of vastgehecht. Elke kuip is bij deze wijze van afdekking afzonderlijk toegankelijk, en de inhoud van de andere kuipen blijft, steriel, totdat men deze nodig heeft.

15 Eventueel kan de buigzame foelie als slang zijn uitge voerd, welke het dragerlichaam nauwsluitend omsluit.' Deze wijze van afdekking vereenvoudigt de vervaardiging van de inrichting.

De uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding maakt bovendien de af vulling mogelijk van voedingsbouillons met 20 behulp van een door een computer gestuurde afvulinrichting. Hierbij kunnen na het bacteriologisch screenen koloniën worden overgeent en na verdunning weer worden uitgestreken, opdat afzonderlijke koloniën ter beschikking staan. Deze afzonderlijke koloniën worden nu van een plaat overgeent en in een Müller-Hinton-Bouillon gebracht, · 25 waar de kiemsuspensie nog eens; 4 uren moet worden geincubeerd.

Na deze stap neemt men 1-2 druppels uit de kiemsuspensie en verdunt deze met een steriele fysiologische zoutoplossing. De 4-urige incubatie in Müller-Hinton-Bouillon zou geheel en al in een inrichting volgens de uitvinding kunnen plaats hebben. Het volgende is 30 hier priicipieel denkbaar: bactoriologisch screenen met CLED- en McConkey-Agar, dat wil zeggen van één zijde van het dragerlichaam wordt de buigzame foelie volledig verwijderd, overenten en uitstrijken op een andere McConkey-Agar, bijvoorbeeld bij gramnegatieve 8403938 3 - 6 - bacteriën, zodat drie van de vier kuipen van het drager lichaam nu nodig zijn. Het uitstrLjken na verdunning, dat normaliter anders op platen wordt uitgevoerd, wordt op het voedingsbodembestanddeel in één van de vier kuipen uitgevoerd. Na het verkrijgen van de 5 afzonderlijke koloniën kan men dan opnieuw overenten en 4 uren in de Müller-Hinton-Bouillon, die in de vier kuipen van het dragerlichaam aanwezig is, incuberen.

Voor toepassing in de industriële micro-biologie zou het doelmatig zijn de met buigzame foelie afgesloten kuipen om zo 10 te zeggen overvol te vullen, zodat na het wegtrekken van de foelie een gebruik als uitstrijkdepot mogelijk wordt.

Het dragerlichaam kan naar keuze als plaat met op zijn vlakken in lengterichting aangebrachte kuipen of als kolom met in segmenten verdeelde dwarsdoorsnede zijn uitgevoerd, waarbij 15 de langs segmenten de kuipen vormen.., Het vat kan een hoekige, cirkelvormige of veelhoekige dwarsdoorsnede hebben, en de vormen van het dragerlichaam en het vat kunnen in het kader van de geometrische mogelijkheden met elkaar wordengecombineerd.

In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld van de 20 uitvinding schematisch getoond.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van een volledige inrichting voor het bepalen van micro-organismen in gesloten bewaarbare toestand.

Fig, 2 toont een langsdoorsnede door de holle cilinder 25 van het vat.

Fig. 3 toont een aarzicht van de langszijde van het dragerlichaam.

Fig. 4 toont een aanzicht van de smalle zijde van het dragerlichaam.

30 Fig. 5 toont een bovenaanzicht van het dragerlichaam volgens de figuren 3 en 4.

Fig. 6 toont een onderaanzicht van het kapvormige deksel.

Fig. 7 toont een langsdoorsnede door het deksel van 35 fig. 6.

8403938 - 7 -

Fig. 7 toont een langsdoorsnede door het deksel van fig. 6.

Fig. 8 toont een onderaanzicht van de de tappen dragende plaat.

5 Fig. 9 toont een zijaanzicht van de inrichting van fig.

8.

Fig. 10 toont een bovenaanzicht van het deksel volgens de figuren 6 en 7 met de plaat volgens de figuren 8 en 9.

Fig. 11 toont een langsdoorsnede van de bodem van het 10 vat.

De inrichting bestaat in hoofdzaak uit een vat 1 in de vorm van een holle cilinder met cirkelvormige dwarsdoorsnede van doorzichtige kunststof en een plaatvormig dragerlichaam 2, eveneens van kunststof, dat in het aan het ene einde door een kap-15 vormig deksel 3 en aan het andere einde door een stopvormige bodem 4 gesloten/S?staande toestand is ingezet.

Het huis 1 bevat bevat aan zijn boveneinde boven een schouder 5 een drie-gangige uitwendige schroefdraad 6. Op zijn benedeneinde is dit aan de binnenzijde van een ringvormige uitsparing 20 7 voorzien, . waarin ct stopvormige bodem 4 passend is ingestoken, waarvan de onderste ringflens 8 een aanslag voor de voorrand van de holle cilinder van het huis 1 vormt. In de naard=inwendige ruimte van het huis 1 toegekeerde zijde van de bodem 4 is een centrale bodemtrog 9 gevormd, die onder een. hoek van bij voorkeur 120° spits 25 toeloopt (fig. 11}.

Het dragerlichaam 2 is als een rechthoekige plaat uitgevoerd, die op de ene langszijde twee ten opzichte van elkaar evenwijdige, in lengterichting lopende kuipen 10, 11 en op de andere langszijde twee gelijke kuipen 12, 13 bevat. De vier 30 kuipen 10, 11, 12, 13 hebben een gemeenschappelijk grondplaat 14 (fig. 4), die aan de buitenzijde door een gesloten wand 15 is omlijst, waaruit deze op beide vlakken uitsteekt. Een middelste gesloten wand 16 op elk vlak van de grondplaat 14 zorgt voor de 8403838 o * - 8 - onderverdeling in telkens twee kuipen 10, 11 en 12, 13.

Aan de beneden geplaatste korte voorzijde 18a van het dragerlichaam 2 is aan de wand 15 een centreerdoom 17 aangebracht, die gepunt is en die bij gemonteerde inrichting in de punt van de 5 bodemtrog 9 van de bodem 4 grijpt. Aan de bovengeplaatste korte voorzijde 18 van het dragerlichaam 2 heeft de wand 15 aan de buitenzijde een pyramidevorm, en van elk langer schuin vlak strekken zich twee vulaansluitstukken 19 respectievelijk 20 uit, die axiaal ten opzichte van de langsas van het dragerlichaam2 lopen. De vulaansluit-10 stukken 19, 20 zijn aan beide einden open. Hun binneneinde - mondt uit in telkens één kuip 10, 11, 12, 13, en door verzette opstelling van de vulaansluitstukken 19, 20 (fig, 5) zijn de vulaansluitstukken 19 met de kuipen 10, 11 en de vulaansluitstukken 20 met de kuipen 12, 13 verbonden. De buitenste pyramidevlakken van de wand 15 aan 15 de voorzijde 18 zijn telkens onder 45° afgeschuind. Op de naar de kuipen 10, 11,' 12, 13 toegekeerde zijde lopen de wand 15 aan beide voorzijden 18, 18a onder een rechte hoek ten opzichte van de grond-plaat 14. Eventueel kan deze aan de voorzijde 18 tegen de vulaansluitstukken 19 respectievelijk 20 dunner worden.

20 Als afsluiting van het huis 1 dient het kapvormige deksel 3 (figuren 6 - 10), dat in zijn cirkelvormige omtrekswand 21 een driegangige inwendige schroefdraad bevat, die op de uitwendige schroefdraad 6 van het huis 1 past. Van het binnenvlak van de bodem 3a van het deksel 3 strekken zich hulzen 22 uit, waarvan de 25 constructie overeenkomt met de constructie van de vulaansluitstukken 19, 20 en die om vervaardigingstechnische redenen alsmede ter verbetering van de stabiliteit uit één stuk met elkaar zijn verbonden.

De hulzen 22 zijn bij gesloten deksel over de vulaansluitstukken 19, 20 getrokken en houden samen met de centreerdoom 17 het drager-30 lichaam 2 centraal in het huis 1 vast. In de bodem 3a van het deksel 3 zijn bovendien doorlaten 23 aangebracht, die op één. lijn liggen met de hulzen 22, zodat deze zowel nar buiten als naar binnen open zijn. In de doorlaten 23 en de hulzen 22 zijn tappen 24 insteekkaar, 8403838 S?- £ -9-.

die door een plaat 25 worden gedragen (fig. 8, 9) en zich hiervan loodrecht uitstrekken. Terwijl de langszijden van de vlakke platen 25 evenwijdig lopen, zijn de smalle zijden daarvan afgerond, en past deze in een uitdieping 26 in het buitenvlak van de bodem 3a van 5 het deksel 3 (figuren 7, 10). Wanneer de plaat 25 in de uitdieping 26 is ingelaten, steken de tappen 24 door de bodem 3a passend in de vulaansluitstukken 19, 20 en sluiten deze af als een stop.

Voor het inrichten van de inrichting voor het kwalitatief en kwantitatief bepalen van micro-organismen, wordt 10 onder steriele omstandigheden elke kuip 10, 11, 12, 13 van het dragerlichaam 2 met een op de rand van de wand 15 vastgelaste, afzonderlijk aftrekbare foeliestrook 30 afgesloten. Vervolgens wordt de dragerlichaam 2 eveneens onder steriele omstandigheden in het vat 1 ingezet, en worden de hulzen 22 van het deksel 3 ten opzichte 15 van de vulaansluitstukken 19, 20 uitgericht, en wordt het deksel 3 op het huis 1 geschroefd. De plaat 25 met de tappen 24 is van het deksel 3 afgenomen, en door de open doorlaten 23 en de vulaansluitstukken 19, 20 worden holle naalden ingebracht, doormiddel waarvan de kuipen 10, 11, 12, 13 machinaal met willekeurige, eventueel 20 verschillende voedingsbodembestanddelen worden gevuld. Zodra het vullen is- beëindigd, wordt de plaat 25 met het deksel 3 verbonden en sluiten de tappen 24 de vulaansluitstukken 19, 20 af. In deze toestand wordt de inrichting bewaard en zijn - ter bepaling van micro-organismen benodigde delen tot aan het gebruik onberispelijk 25 steriel. De voedingsbodembestanddelen hebben de juiste consistentie en eigenschap, en hun na het aftrekken van de foelie gebruiksklare oppervlakken zijn onbeschadigd.

8403938

Claims (13)

1. Inrichting voor het bepalen van micro-organismen, bestaande uit een met een deksel afsluitbaar vat, waarin een voedingsbodemdrager in de vorm van een langwerpig dragerlichaam (2) is ondergebracht, dat een aantal kuipen (10, 11, 12, 13) voor 5 het opnemen van voedingsbodembestanddelen bevat, waarvan de bovenzijden van een verwijderbare afdekking zijn voorzien, met het kenmerk, dat in elke kuip (10, 11, 12, 13) tenminste één op het dragerlichaam (2) aangebracht vulaansluitstk (19, 20) uitmondt, dat afsluitbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat alle vulaansluitstukken (19, 20) op een voorzijde (18) van het dragerlichaam (2) zijn aangebracht en dat afsluitdelen hiervoor zich op het deksel (3) bevinden.

3. Inrichting volgens de conclusie 1 of 2, met het 15 kenmerk, dat bij een plaatvormig dragerlichaam (2) met op beide vlakken aangebrachte kuipen (10, 11, 12, 13) de vulaansluitstukken (19, 20) aan de voorzijde (18) van het dragerlichaam (2) ten opzichte van elkaar verzet zijn aangebracht.

4. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 3, 20 met het kenmerk, dat zich van het binnenvlak van de gesloten bodem van het kapvormige deksel (3) hulzen (22) uitstrekken, die passend over de vulaansluitstukken (19, 20) zijn getrokken.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat zich van het binnenvlak van de gesloten bodem van . 25 het kapvormige deksel tappen uitstrekken, die passend in de openingen van de vulaansluitstukken (19, 20) grijpen.

6. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 3 met het kenmerk, dat zich van hetbinnenvlak van de bodem (3a) van het kapvormige deksel (3) hulzen uitstrekken, die passend over de 30 vulstukken (19, 20) zijn getrokken en dat in de bodem van het deksel (3) doorlaten (23) zijn aangebracht, die op één lijn liggen met de hulzen (22) en waarin in de vulaansluitstukken (19, 20) binnendringende tappen (24) zijn aangebracht, die op een in het 8403938 * •V ^ - 11 - buitenvlak van de bodem (3a) van het deksel (3) passend ingebrachte plaat (25) zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk/ dat een foelie of een kunststof deksel als extra, 5 het deksel (3) omvattende afsluiting, met het vat (1) is vastgelast.

8. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 7, met het kenmerk, dat op het van de vulaansluitstukken (19, 20) afgekeerde einde van het dragerlichaam (2) hierop een centreerdoom (17) is aangebracht, die in een centrale bodemtrog (9) van het 10 vat (1) grijpt.

9. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 8, met het kenmerk, dat de verwijderbare afdekking bestaat uit dunne buigzame foelie, die afgedicht met het dragerlichaam (2) is verbonden.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de buigzame foelie platvormig is uitgevoerd en dat aan elk kuip (10, 11, 12, 13) een afzonderlijk, afzonderlijk aftrekbaar foelieblad (30) is toegevoegd.

11. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, 20 dat de buigzame foelie als slang is uitgevoerd, die nauwsluitend op het dragerlichaam (2) is aangebracht.

12. Inrichting volgens één der conclusies 9 t/m 11, met het kenmerk, dat de dunne buigzame foelie bestaat uit kunststof.

13. Inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 13, 25 met het kenmerk, dat de dunne buigzame foelie bestaat uit metaal, in het bijzonder aluminium. 8403938