NL8403534A - Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager. - Google Patents

Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager. Download PDF

Info

Publication number
NL8403534A
NL8403534A NL8403534A NL8403534A NL8403534A NL 8403534 A NL8403534 A NL 8403534A NL 8403534 A NL8403534 A NL 8403534A NL 8403534 A NL8403534 A NL 8403534A NL 8403534 A NL8403534 A NL 8403534A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
track
control signal
signal
light spot
radial
Prior art date
Application number
NL8403534A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8403534A priority Critical patent/NL8403534A/nl
Priority to US06/719,610 priority patent/US4697258A/en
Priority to DE8585201818T priority patent/DE3576234D1/de
Priority to AT85201818T priority patent/ATE50660T1/de
Priority to EP85201818A priority patent/EP0183303B1/en
Priority to CA000495373A priority patent/CA1246217A/en
Priority to DK532285A priority patent/DK532285A/da
Priority to ES548995A priority patent/ES8701403A1/es
Priority to AU50045/85A priority patent/AU585764B2/en
Priority to JP60257885A priority patent/JPH073691B2/ja
Priority to KR1019850008633A priority patent/KR930006350B1/ko
Publication of NL8403534A publication Critical patent/NL8403534A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/08Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers
    • G11B7/085Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam into, or out of, its operative position or across tracks, otherwise than during the transducing operation, e.g. for adjustment or preliminary positioning or track change or selection
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/08Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers
    • G11B7/085Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam into, or out of, its operative position or across tracks, otherwise than during the transducing operation, e.g. for adjustment or preliminary positioning or track change or selection
    • G11B7/08505Methods for track change, selection or preliminary positioning by moving the head
    • G11B7/08517Methods for track change, selection or preliminary positioning by moving the head with tracking pull-in only
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/08Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers
    • G11B7/09Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following
    • G11B7/095Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following specially adapted for discs, e.g. for compensation of eccentricity or wobble
    • G11B7/0953Disposition or mounting of heads or light sources relatively to record carriers with provision for moving the light beam or focus plane for the purpose of maintaining alignment of the light beam relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following specially adapted for discs, e.g. for compensation of eccentricity or wobble to compensate for eccentricity of the disc or disc tracks

Landscapes

  • Optical Recording Or Reproduction (AREA)
  • Moving Of The Head For Recording And Reproducing By Optical Means (AREA)
  • Indexing, Searching, Synchronizing, And The Amount Of Synchronization Travel Of Record Carriers (AREA)
  • Automatic Disk Changers (AREA)
  • Optical Record Carriers And Manufacture Thereof (AREA)

Description

- fc * % PHN 11.216 1 N.V. Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager waarin informatie is opgeslagen in de vorm van een spoor van optisch detekteerbare gebieden, welke inrichting is voorzien van: 5 - een lichtbron voor het leveren van een uitleeslichtbundel, - een objektiefstelsel voor het fokusseren van de uitleeslichtbundel tot een uitleeslichtvlek op de registratiedrager, - een detektiestelsel voor het detekteren van de na samenwerking met de registratiedrager in de uitleeslichtbundel aanwezige informatie, 10 - radiale positioneringsmiddelen voor het regelen van de radiale positie van de uitleeslichtvlek op het informatiespoor, - een invangsysteem voor het inschakelen van de radiale positioneringsmiddelen op een moment dat de lichtvlek ten minste ongeveer met het informatiespoor samenvalt.
15 Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld een compact-disc- digital-audio speler, bijvoorbeeld de op het moment van indiening van deze aanvrage onder de type-aanduiding CD 303 van de firma N.V. Philips' Gloei lampenfabrieken verkrijgbare speler. Bij deze speler kan voorafgaand aan de af speling van een plaat met behulp van 20 toetsen een selektie gemaakt worden, welke selektie dan weergecreven wordt. Hierbij wordt gebruik genaakt van de met de digitale audio-informatie verweven subcode waarin onder andere een lopende aanduiding voor het op dat moment weergegeven muziekstuknummer (Engels: track no.), een index (deel van een "track") en relatieve en absolute 25 tijd. Programmering is bij diverse bekende spelers mogelijk op één of meer van de parameters track no., index en tijd. De via de toetsen ingebrachte selektie kan daarbij voor de duur van de af speling opgeslagen worden in een geheugen.
De uitvinding beoogt het bedieningscomfort van de bekende 30 inrichting verder te verhogen door het zoekproces naar een geselek-teerd muziekstuk te versnellen.
De werkwijze is daartoe gekenmerkt, doordat de inrichting is voorzien van middelen voor het detekteren van de richting van de 8403534
ί V
ΡΗΝ 11.216 2 relatieve radiale beweging tussen de lichtvlek en het informatiespoor en voor het leveren van een eerste stuursignaal aan het invangsysteem rond het moment dat deze relatieve radiale beweging bij niet ingeschakelde radiale positioneringsmiddelèn, van teken zou omkeren van een 5 beweging waarbij de lichtvlek ten opzichte van de registratiedrager naar buiten toe over het spoor beweegt naar een beweging waarbij de lichtvlek naar binnen toe over het spoor beweegt, en dat het invangsysteem is ingericht voor het inschakelen van de radiale positione-ringsmiddelen bij aanwezig zijn van het eerste stuursignaal.
10 Hierbij zij vermeld dat, waar in het voorafgaande en in het vervolg sprake is van "naar binnen gericht" en "naar buiten gericht", er bedoeld wordt: een beweging van de lichtvlek in radiale richting naar het midden van de registratiedrager toe respektievelijk een beweging van de lichtvlek naar de ontrek van de registratiedrager toe.
15 Als men de lichtvlek als (stilstaande) referentie zou nemen, dan zou dit betekenen dat bij een roterende registratiedrager het spoor juist "naar buiten toe" (dat is: in een richting naar de ontrek van de registratiedrager toe) respektievelijk "naar binnen toe" (dat is: naar het midden van de registratiedrager toe gericht) onder de licht-20 bundel door beweegt. Het voorgaande bij de aanname dat de radiale volging niet is ingeschakeld.
Men dient dus bij de maatregel volgens de uitvinding te bedenken dat, doordat de radiale volging op het bewuste moment inschakelt, de beweging van de lichtvlek er een is van een naar buiten 25 toe over het spoor gerichte beweging die steeds langzamer gaat totdat het spoor wordt ingevangen, waarna het spoor verder wordt gevolgd.
De maatregel volgens de uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat het invangen van het spoor in de bekende CD spelers niet optimaal verloopt. Blijkt dat de lichtvlek ten minste ongeveer met 30 het informatiespoor samenvalt dan kan de relatieve beweging van de lichtvlek ten opzichte van het spoor, in radiale richting gezien, -welke beweging in het algemeen veroorzaakt wordt door een excentriciteit in de registratiedrager (het gat ligt bijvoorbeeld enigszins excentrisch) - erg groot zijn en wel zodanig groot dat de radiale positio-35 neringsmiddelen niet in staat zijn de lichtvlek het spoor te doen volgen. De lichtvlek raakt daardoor van het spoor, zodat gewacht moet worden totdat de lichtvlek opnieuw op het spoor zit, waarna de radiale positioneringsmiddelen mogelijk opnieuw niet in staat zijn om de licht- 8403534 ΡΗΝ 11.216- 3 # Λ vlek het spoor te doen volgen. Dit zogenaamde "invangen" van het spoor kan nogal eens lang op zich laten wachten/ vooral Indien het inloopspoor ingevangen dient te worden. Dit inloopspoor bevat gegevens betreffende het aantal muziekstukken en de begintijden van elk muziekstuk op de 5 registratiedrager. Wil men een "compact-disc" plaat afspelen dan worden altijd eerst de gegevens uit dit inloopspoor uitgelezen voordat op "weergeven" van een muziekstuk wordt overgeschakeld. Daar dit inloopspoor aan de binnenzijde van de registratiedrager ligt - dat wil zeggen daar waar het spoor de kleinste diameter, heeft - en de registratiedrager 10 daar de hoogste cnwentelingssnelheid heeft, is "invangen" van het spoor daar het moeilijkst. Door nu alleen daar de radiale positioneringsmiddelen in te laten schakelen waar de beweging van lichtvlek ten opzichte van het spoor indien de radiale volging niet zou worden ingeschakeld, van richting zou omkeren - dat wil zeggen de snelheid in radiale richting 15 is praktisch nul - kan het spoor direkfc goed ingevangen worden.
Door de radiale volging verder pas in te schakelen rond het moment dat de beweging zou omkeren van een naar buiten toe gerichte beweging van de lichtvlek naar een naar binnen toe gerichte beweging (opnieuw bij de aanname dat de radiale volging niet zou worden inge-20 schakeld) wordt bovendien bereikt dat bij het invangen van het inloopspoor dit inloopspoor ook gedurende de eerste volledige omwenteling van de registratiedrager door de lichtvlek gevolgd kan (blijven) worden.
Zou men het inloopspoor namelijk op een ander moment invangen dan zou dat betekenen dat gedurende een gedeelte van een omwentelings-25 periode van de registratiedrager de lichtvlek naar binnen toe over de registratiedrager zou moeten bewegen. Daarbij kan het objektiefstelsel in radiale richting gezien, mogelijk tegen de stuit aan komen te liggen - zijnde de uiterste beginstand van het objektiefstelsel -waardoor de beweging van het objektiefstelsel in radiale richting 30 verhinderd wordt en bijgevolg het spoor, dat nog verder naar binnen loopt, niet meer gevolgd kan worden.
Het zij vermeld dat het invangen van een spoor op het moment dat de relatieve radiale snelheid van de lichtvlek ten opzichte van het spoor laag is op zich bekend is, zie bijvoorbeeld het Ameri-35 kaanse octrooischrift 4,330,880 (PHN 9312). Het gaat hierbij echter om de radiale volging in een "Laser Vision" speler gedurende het versneld zoeken van een gewenst programmagedeelte. Er is geen sprake van het ingangen op een specifiek punt langs een anfcrekslijn van het spoor bij 84 0 3 5?': PHN 11.216 4 een registratiedrager met een excentrisch gat .
De inrichting kan verder zijn gekenmerkt doordat de middelen voor het leveren van het eerste stuursignaal zijn ingericht voor het afleiden van het eerste stuursignaal uit een tweede stuursignaal dat 5 aangeeft of de lichtvlek op het spoor is gepositioneerd of niet, en uit een derde stuursignaal dat de relatieve radiale bewegingsrichting van de lichtvlek over het spoor aangeeft.
Een mogelijkheid om het tweede en het derde stuursignaal af te leiden is de volgende. In een inrichting waarbij het detektiestelsel 10 is ingericht voor het afleiden van een hoogf rekwent datasignaal waaruit de weer te geven informatie kan worden afgeleid, kan dit detektiestelsel bovendien zijn ingericht voor het afleiden van het tweede stuursignaal uit het hoogfrekwente datasignaal. En in een inrichting waarbij het detek-tiestelselis ingericht voor het afleiden van een radiaal foutsignaal kan 15 het derde signaal bijvoorbeeld uit dit radiaal foutsignaal worden afgeleid. Dit is eenvoudig mogelijk, daar zowel het hoogfrekwente datasignaal als het radiaal foutsignaal in zogenaamde "Compact-disc" spelers reeds aanwezig is. De middelen voor het leveren van het eerste stuursignaal kunnen zijn ingericht voor het detekteren van een faseverschuiving van 20 het derde signaal ten opzichte van het tweede signaal en voor het leveren van het eerste stuursignaal op het moment van het detekteren van deze faseverschuiving. Zowel in het meest excentrische punt als in het minst excentrische punt zal er een faseverschuiving over ruwweg 180° optreden. Het spreek:voor zich dat de detektorinrichting slechts 25 de faseverschuiving rond het meest excentrische punt zal moeten detekteren.
Een mogelijkheid daartoe is dat de middelen zijn ingericht voor het detekteren van die faseverschuiving waarvoor geldt dat voor de faseverschuiving het derde stuursignaal in de tijd voorloopt op 30 het tweede stuursignaal,en na de faseverschuiving het derde stuursignaal achter loopt op het tweede stuursignaal.
De uitvinding zal hierna aan de hand van een uitvoeringsvoor-beeld in de hierna volgende figuurbeschrijving nader worden uiteengezet. Hierin toont; 35 figuur 1 een gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding, figuur 2 in figuur 2a drie naast elkaar liggende rijen van putten die het spoor vormen, in figuur 2b tot en met figuur 2e het gedrag van enkele signalen als funktie van de positie van de lichtvlek ten 8403534 PHN 11.216 5 opzichte van het spoor, figuur 3 een excentrische registratiedrager, figuur 4 de beweging van de lichtvlek over de registratiedrager rond het meest excentrische punt, bij een stilstaand objektiefstelsel 5 en afgeschakelde radiale volging, figuur 5 het gedrag van een tweetal van het hoogfrekwente datasignaal en het radiale foutsignaal afgeleide signalen bij een beweging van de lichtvlek rondom het meest excentrische punt, figuur 6 een stroomdiagram van een werkwijze voor het bepalen 10 van het moment waarop de radiale volging moet worden ingeschakeld, en figuur 7 het resterende gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont een gedeelte van een inrichting volgens de uitvinding. Hierin is schematisch een doorsnede van een schijfvormige 15 registratiedrager 1 weergegeven. Deze omvat een substraat 2 met een spoor in een struktuur omvattende putten 3 en spiegels 4. De doorsnede is precies ter plaatse van het spoor en in de lengterichting van het spoor genomen. De reliëfvormige sporenstruktuur is bedekt met een reflekterende laag 5 en een doorzichtige beschermlaag 6. De in de reliëf-20 vormige sporenstruktuur vervatte informatie wordt uitgelezen doordat een door een laser 7 gegenereerde laserbundel via een objektiefstelsel 8 tot een lichtvlek P op het spoor wordt geprojekteerd en gefokusseerd, waarbij de gereflecteerde bundel via een halfdoorlatende spiegel 9 en een bundelsplitser 10 wordt geprojekteerd op vier in rij gelegen 25 optische detektoren 11a, lib, 11c en lid. De door die fotodetektoren geleverde strcmen worden met behulp van een stroom-spanningsarnzetter 12 in de signaalspanningen V^, en omgezet.
Ten behoeve van een goede uitlezing vindt de fokussering van het objektiefstelsel 8 plaats door beweging van de lens van het 30 objektiefstelsel 8 in opwaartse en neerwaartse richting zoals aangegeven door de pijl. De sturing daarvoor vindt plaats door een fokus-regelsignaal FE. Ten behoeve van de radiale volging wordt de trefplaats van de laserbundel in radiale richting bestuurd op kcmmando van een radiaal regelsignaal CE. Deze regeling wordt verkregen door (op niet 35 nader getoonde wijze) het hele optische stelsel 7, 8, 9, 10, 11 in radiale richting te verplaatsen op korrmando van het regelsignaal CE.
De regelsignalen CE en FE worden gewonnen uit de signaalspanningen V^, en V^. Hiervoor zijn nodig, behalve de som 8 4 C 3 5 3 4 PHN 11.216 6 + ^2 + V3 + ten behoeve van de winning van het hoogfrequente datasignaal HF, het signaal (V-^ + - (V2 + V3^ voor ^et signaal FE en het signaal (V^ + v2) - (V^ + V^) voor het signaal CE.
Het af leiden van deze signalen vindt plaats in het blok dat 5 roet het referentienumraer 13 is aangegeven.
De beschrijving tot dusver is terug te vinden in Philips' Technical Review vol 4Θ, 1982, no 6 p. 153-154. Het resterende gedeelte van de inrichting zal later, aan de hand van figuur 7 worden besproken.
Figuur 2 toont het gedrag van het hoogfrekwente datasignaal 10 HF en van het radiale foutsignaal CE als funktie van de radiale verplaatsing van het objektiefstelsel en dus van de lichtvlek over het spoor. Figuur 2 toont in figuur 2a drie naast elkaar liggende rijen van putten die het spoor vormen dat spiraalvormig over de registratie-drager verloopt. Figuur 2b toont het hoogfrekwente datasignaal HF 20, 15 waarvan de omhullende met 21 is aangeduid. Tussen de rijen van putten is de hoeveelheid gereflekteerde licht het grootst. De omhullende is daar het hoogst. De modulatiediepte is daar juist het kleinst. Precies op de rijen is de hoeveelheid gereflekteerde licht het kleinst. De omhullende is hier dus het laagst. De modulatiediepte is hier juist 20 het grootst. Door vergelijking van het omhullende signaal 21 met een (meelopende) drempel D kan een tweede stuursignaal afgeleid worden, zie figuur 2c, dat hoog is indien de omhullende 21 kleiner is dan de drempel D en dat laag is indien de omhullende groter is dan de drempel D. Door vergelijking van figuur 2a met figuur 2c wordt duidelijk dat 25 het signaal S2 aangeeft of de lichtvlek op het spoor zit of niet.
Figuur 2d geeft het radiale foutsignaal CE aan. Dit signaal wordt positief indien de lichtvlek naar links van het spoor af beweegt en wordt negatief indien de lichtvlek naar rechts van het spoor af beweegt. Als de lichtvlek dus naar links of rechts van het spoor af beweegt 30 zullen de radiale positioneringsmiddelen het objektiefstelsel naar rechts respektievelijk naar links bewegen onder invloed van het signaal CE, zodat de lichtvlek weer op het spoor gébracht wordt.
Figuur 2e geeft een signaal S^, zijnde het derde stuursignaal aan dat wordt afgeleid uit het signaal CE. Het signaal Sg wordt hoog indien 35 CE positief is en laag indien CE negatief is. De signalen S2 en worden gebruikt voor het bepalen van op welk moment het spoor dient te worden ingevangen.en de radiale positioneringsmiddelen dus dienen te worden ingeschakeld.
3403534 PHN 11.216 7
Figuur 3 toont het spiraalvormig verlopende spoor 25 dat van binnen naar buiten over een registratiedrager verloopt. De registratie-drager is niet symmetrisch, in die zin dat het gat 26 excentrisch in de registratiedrager is aangebracht. Ligt het objektiefstelsel 8 stil 5 tegen de stuit (niet getekend) - dat wil zeggen in zijn verst mogelijk naar binnen geschoven positie - dan beschrijft de lichtvlek bij een in de richting van de pijl 30 roterende registratiedrager een cirkel met het gat 26 als middelpunt. Invangen van het spoor op een positie op de cirkel 27, anders dan het punt 28 - zijnde het meest excentrische 10 punt op de registratiedrager en liggende qp de cirkel - is niet mogelijk aangezien de lichtvlek vanaf dat moment, in radiale richting gezien, naar binnen toe zou moeten bewegen, hetgeen niet mogelijk is daar liet objektiefstelsel reeds tegen de stuit aanligt. Bovendien is het invangen in dit punt 28, en in het algemeen ook het diametraal er 15 tegenover gelegen punt 29, erg gunstig aangezien de lichtvlek ten opzichte van het spoor hier een relatieve radiale snelheid van (praktisch) nul bezit.
Figuur 4 toont de bweging van de lichtvlek rond het punt 28 van figuur 3, bij een stilstaand objektiefstelsel en uitgeschakelde 20 radiale volging, over de registratiedrager, en wel voor vier posities van de het objektiefstelsel. Een positie waarbij de n rij van putten net de niet bereikt wordt - de kurve 35 - en drie posities waarbij de n rij van putten wel bereikt wordt - de kurves 36, 37 en 38 Deze situaties zijn kenmerkend tijdens het opstarten, waarbij het inloopspoor dient 25 te worden ingevangen.
Het gedrag van de signalen S2 en S-j is voor deze vier gevallen in figuur 5 weergegeven. Dit gedrag kan eenvoudig worden afgeleid met behulp van figuur 2. Voor dat het punt 28 bereikt wordt loopt de lichtvlek volgens de kurve 35 in figuur 4 eerst over de (n - 2) en 30 (η- 1) rij. In figuur 5a is zichtbaar dat tussen t = tg en t = t-^ tweemaal eerste "hoog" wordt en daarna S2- De afvallende flank van S, kant binnen dit tijdinterval ook eerder dan die van S9. Men kan
^ O
zeggen dat over een fasehoek van globaal 90 voorloopt op S2· Na het tijdstip t2 in figuur 5a - dat is nadat de lichtvlek de positie 35 28 gepasseerd is - loopt de lichtvlek weer naar binnen toe over de st© registratiedrager en loopt daarbij over de (η -1) en vervolgens de de (n - 2) rij. NU blijkt dat S2 juist een fasehoek van globaal 90° voorloopt op S^. In het tijdinterval tussen t = t^ en t - t2 8403534 PHN 11.216 8 heeft het signaal S0 ten opzichte van het signaal S9 dus een fasesprong van globaal 180° gemaakt. Dit is in figuur 5a zichtbaar/ doordat het signaal Sg in de periode tussen t = t^ en t = t2 dat het signaal S2 "hoog" is - dat was ter plekke van de positie 28 - geen afvallende 5 flank bezit. Het gedrag van de signalen voor de situaties overeenkomende met de kurves 36, 37 en 38 is in die zin gelijk aan dat van de overeenkomstige signalen in figuur 5a dat voor t = t^ en na t = t2 (die nu op een andere plaats langs de tijd-as liggen) S2 achter loopt op S3 respektievelijk S2 voor loopt op S^, zodat binnen het tijdinterval 10 tussen t = t^ en t = t2 het signaal een fasesprong van globaal 180° vertoont ten opzichte van het signaal S2- In figuur 5b wordt deze fasesprong gerealiseerd doordat ten tijde t^ kortstondig "laag" wordt gedurende de tijd dat S0 "hoog" is. In figuur 5c wordt dit * -de bereikt doordat tussen de twee keren dat de lichtvlek de n rij 15 putten kruist het signaal S2 ten tijde t^ nog kortstondig "laag" wordt.
In figuur 5d wordt deze fasesprong gerealiseerd doordat tussen de —(3.e twee keren dat de lichtvlek de n rij putten kruist het signaal ten tijde t^ kortstondig hoog wordt. In het punt 29 gebeurt natuurlijk iets dergelijks. Ook hier vindt weer een fasesprong van globaal 180° 20 plaats zodat de signalen voor t = t^ en na t = t2 weer aan elkaar aansluiten.
Volgens de uitvinding dient men nu het punt 28 te detekteren om vanaf dat moment de radiale volging in te schakelen, hetgeen dan volgens figuur 4 zou betekenen dat op de rij n of de rij η - 1 25 wordt ingevangen. Daar het objektiefstelsel nooit precies tegen de stuit aanligt levert het invangen van de rij η - 1 geen problemen op rond het punt 29. Ook daar kan de lichtvlek het spoor dan nog altijd volgen doordat het objektiefstelsel dan nog steeds niet tegen de stuit aan zal liggen en dus niet in zijn beweging belemmerd zal worden.
30 Figuur 6 geeft een werkwijze aan hoe het invangen rond de positie 28 gerealiseerd kan worden. Het stroomschema geeft aan dat na het starten van het programma in blok 45 eerst de lichtbundel op de registratiedrager gefokusseerd wordt. Dit vindt plaats in blok 47. Vervolgens wordt in blok 49 gekeken of op een zeker tijdinterval 35 het signaal S2 hoog is. Is dat niet zo dan loopt het programma via de keten 5l terug naar blok 49. In opvolgende tijdintervallen wordt in blok 49 dus gekeken of het signaal S2 "hoog" wordt (of reeds is).
Is S2 "hoog" dan loopt het programma naar het blok 53 waarin bepaald 8403534 ---- PHN 11.216 9 m wordt of in de tijd dat S2 "hoog" is een neergaande flank in gedetek-teerd wordt. Is dat zo, dan bevindt de lichtvlek zich in een situatie in figuur 3 op de rechterhelft van de cirkel 27 tussen de punten 28 en 29. Dit kant in figuur 5a en 5b overeen met een positie, overeenkomen-g de met een tijdstip liggerrfevdor t = t1. Voor de situatie figuur 5c en 5d kcmt dit overeen met een positie overeenkomende met een tijdstip liggende voor t = tg. Wordt geen neergaande flank gedetekfceerd dan bevindt de lichtvlek zich dus (net) voorbij de positie 28 op de linkerhelft van de cirkel 27 in figuur 3. Het programma loopt dan via de 10 tak 51 terug naar het blok 49.
Wordt er wel een neergaande flank gedetekteerd dan loopt het programma naar blok 55 waarin opnieuw gekeken wordt of $2 "hoog" is. Zo niet, dan loopt het programma via de tak 57 terug naar het blok 55. Indien S2 hoog is, dan loopt het programma naar blok 59 15 waarin bepaald wordt of er een opgaande flank in S3 plaats vindt.
Zo niet, dan loopt het programma via de tak 57 weer terug naar blok 55. Vindt er wel een opgaande flank plaats - dat is in figuur 5a ten tijde t^, in figuur 5b ten tijde t^, in figuur 5c ten tijde tg en in figuur 5d ten tijde t? - dan loopt het programma naar blok 61 20 waarin de radiale volging wordt ingeschakeld. Dit betékent dat volgens figuur Sa wordt ingevangen op de rij n - 1, en volgaas de figuren 5b, 5c en 5d op de rij n. Na het invangen kan worden overgeschakeld naar weergeven - in blok 63 -, waarna het programma stopt bij blok 65.
Het spreekt natuurlijk voor zich dat, indien andere signalen 25 S2 en beschikbaar zijn voor het af leiden van het eerste stuursignaal, bijvoorbeeld een van de signalen is in geïnverteerde vorm aanwezig, dat de bepaling van het moment van invangen dan ook anders plaats vindt.
Figuur 7 geeft schematisch het resterende deel van de inrichting volgens de uitvinding van figuur 1 aan. Uitgaande van de 30 signalen V^ tot en met V^, zie ook figuur 1, wordt na optelling in de signaalkombineereenheid 70 en verdere verwerking in 71, waarin onder andere een eqalisatie plaats vindt, het hoogfrekwente datasignaal HF verkregen dat wordt toegevoerd aan een omhullende bepaler en drempelinrichting 72. Dit element bepaalt de omhullende 21 van het hoog-35 frékwente datasignaal HF en vergelijkt de omhullende met de drempel D, zie figuur 2b. Het element 72 levert daarna als uitgangssignaal het signaal S2. Bovendien wordt, uitgaande van de signalen tot en met V^, na optelling in de signaalkcmbineereeriheden 73 en 74 en aftrekking 8 4 0 3 3 3 h PHN 10.216 10 in de signaalkorabineereenheid 75 en verdere verwerking in 76, waarin een laagdoorlaat filtering plaats vindt, het radiale foutsignaal CE afgeleid. Dit signaal wordt toegevoerd aan de radiale positionerings-middelen 77, en die uit dit signaal CE een stuursignaal afleiden 5 dat wordt toegevoerd aan de (niet nader getoonde) besturingsinrichting in de vorm van een aktuator, voor het optische stelsel 7, 8, 9, 10, 11, zie figuur 1. Deze sturing is effektief indien de schakelaar 78 in de middelen 77 gesloten is - dat betekent in de andere dan de getekende stand staat - . Het signaal CE wordt bovendien toegevoerd aan een 10 inrichting 79 die uitgaande van het signaal CE, het signaal S^, zie figuur 2e, genereert en toevoert aan zijn uitgang. De beide signalen S2 en S3 worden toegevoerd aan middelen 80 voor het detekteren van de •richting van de relatieve radiale beweging tussen de lichtvlek P en het informatiespoor en voor het leveren van een eerste stuursignaal rond 15 het moment t^ (in figuur 5a) respektievelijk tg, tg of (in de respektievelijke figuren 5b, 5c of 5d) dat deze relatieve radiale beweging bij niet ingeschakelde radiale pcsitioneringsmiddelen van teken zou Omkeren. Op dit moment moet de radiale volging worden ingeschakeld. Daartoe bieden de middelen 80 op dat moment een "hoog" signaal 20 aan de uitgang aan. Dit signaal wordt toegevoerd aan de stuur-ingang 81 van de eenheid 77 die hier het invangssysteem vormt. Dit signaal doet de schakelaar 78 sluiten en houdt de schakelaar gesloten zolang het signaal hoog blijft. Is het signaal laag dan is schakelaar 78 geopend. Een spanning gelijk aan nul Volt wordt nu aan 25 de radiale positioneringsmiddelen toegevoerd, hetgeen inhoudt dat er geen sturing plaats vindt zodat het lenzenstelsel 8 stil staat. Bij een "hoog" signaal is schakelaar ^8 gesloten zodat het signaal CE doorgelaten wordt en de radiale volging effektief wordt.
Om de regeling nog beter te doen werken zal men het tweede 30 stuursignaal S3 bij voorkeur niet alleen afleiden uit het hoogfrekwente datasignaal HF. Men zal dan als eis stellen dat het signaal S2 "hoog" wordt indien: a) het hoogfrekwente. -datasignaal HF de drempel D overschrijdt, b) de (in een compact-disc speler aanwezige) drop-out 35 detektor - niet verder getoond - niet aanspreekt,
c) het hoogfrekwente DC niveau van het signaal HF
een zekere andere drempel D' overschrijdt. Hiermee wordt bereikt dat de regeling minder gevoelig is voor dropouts op de plaat.
8403534

Claims (7)

1. Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratie- drager waarin informatie is qpgeslagen in de vorm van een spoor van optisch detekteerbare gebieden, welke inrichting is voorzien van: - een lichtbron voor het leveren van een uitleeslichtbundel, 5. een objektiefstelsesl voor het fokusseren van de uitlees lichtbundel tot een uitleeslichtvlek op de registratiedrager, - een detektiestelsel voor het detekteren van de na samenwerking met de registratiedrager in de uitlees lichtbundel aanwezige informatie, - radiale positioneringsmiddelen voor het regelen van de radiale 10 positie van de uit lees lichtvlek op het informatiespoor, - een invangsysteem voor het inschakelen van de radiale positionerings-middelen op een moment dat de lichtvlek ten minste ongeveer met het informatiespoor samenvalt, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van middelen voor het detekteren van de richting van de 15 relatieve radiale beweging tussen de lichtvlek en het informatiespoor en voor het leveren van een eerste stuursignaal aan het invangsysteem rond het moment dat deze relatieve radiale beweging bij niet ingeschakelde radiale positioneringsmiddelen van teken zou omkeren van een beweging waarbij de lichtvlek ten opzichte van de registratiedrager 2Q naar buiten toe over het spoor beweegt naar een beweging waarbij de lichtvlek naar binnen toe over het spoor beweegt, en dat het invangsysteem is ingericht voor het inschakelen van de radiale positioneringsmiddelen bij aanwezig zijn van het eerste stuursignaal.
2. Inrichting volgens konklusie 1, met het kenmerk, dat de 25 middelen voor het leveren van het eerste stuursignaal zijn ingericht voor het afleidèn van het eerste stuursignaal uit een tweede stuursignaal dat aangeeft of de lichtvlek op het spoor is gepositioneerd of niet, en uit een derde stuursignaal dat de relatieve radiale bewegingsrichting van de lichtvlek over het spoor aangeeft.
3. Inrichting volgens konklusie 2, waarbij het detektiestelsel is ingericht voor het afleiden van een hoogfrekwent data signaal waaruit de weer te geven informatie kan worden afgeleid, met het kenmerk, dat het detektiestelsel bovendien is ingericht voor het afleiden van het tweede stuursignaal uit het hocgfrekwente datasignaal.
4. Inrichting volgens konklusie 2 of 3, waarbij het detektie stelsel is ingericht voor het af leiden van een radiaal foutsignaal, met het kenmerk, dat het detektiestelsel bovendien is ingericht voor het afleiden van het derde stuursignaal uit het radiale foutsignaal. 8403534 PHN 11.216 12
5. Inrichting volgens konklusie 3 en 4, met het kenmerk, dat de middelen voor het leveren van het eerste stuursignaal zijn ingericht voor het detekteren van een faseverschuiving van het derde signaal ten opzichte van het tweede signaal en voor het leveren van het eerste 6 stuursignaal op het moment van het detekteren van deze faseverschuiving.
6. Inrichting volgens konklusie 5, met het kenmerk, dat de middelen zijn ingericht voor het detekteren van die faseverschuiving waarvoor geldt dat voor de faseverschuiving het derde stuursignaal in de tijd voorloopt op het tweede stuursignaal en na de faseverschuiving 10 het derde stuursignaal achterloopt op het tweede stuursignaal.
7. Inrichting volgens konklusie 6, met het kenmerk, dat de faseverschuiving ruwweg 180° bedraagt. 15 20 25 30 35 8403534 PHN 11.216 13 Inschriften In de blokken van figuur 6; Bloknumroer Inschrift 45 start 47 focusing step 49, 55 is signal S2 logic one? 53 falling edge in detected? 5 59 rising edge in detected? 61 switch on radial tracking 63 reproduction step 65 stop. 10 15 20 25 30 8403534
NL8403534A 1984-11-21 1984-11-21 Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager. NL8403534A (nl)

Priority Applications (11)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8403534A NL8403534A (nl) 1984-11-21 1984-11-21 Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager.
US06/719,610 US4697258A (en) 1984-11-21 1985-04-03 Apparatus for enabling an autotrack circuit of an optical disc reading apparatus during the positioning of a read beam
DE8585201818T DE3576234D1 (de) 1984-11-21 1985-11-08 Geraet zur wiedergabe eines scheibenfoermigen aufzeichnungstraegers.
AT85201818T ATE50660T1 (de) 1984-11-21 1985-11-08 Geraet zur wiedergabe eines scheibenfoermigen aufzeichnungstraegers.
EP85201818A EP0183303B1 (en) 1984-11-21 1985-11-08 Apparatus for reading a disc-shaped record carrier
CA000495373A CA1246217A (en) 1984-11-21 1985-11-14 Apparatus for reading a disc-shaped record carrier
DK532285A DK532285A (da) 1984-11-21 1985-11-18 Apparat til aflaesning af en skiveformet optegnelsesbaerer
ES548995A ES8701403A1 (es) 1984-11-21 1985-11-18 Un aparato para leer un soporte de registro discoidal
AU50045/85A AU585764B2 (en) 1984-11-21 1985-11-19 Apparatus for enabling an autotrack circuit of an optical disc reading apparatus during the positioning of a read beam
JP60257885A JPH073691B2 (ja) 1984-11-21 1985-11-19 円板状記録担体読取装置
KR1019850008633A KR930006350B1 (ko) 1984-11-21 1985-11-19 디스크형 기록 캐리어 판독 장치

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8403534 1984-11-21
NL8403534A NL8403534A (nl) 1984-11-21 1984-11-21 Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8403534A true NL8403534A (nl) 1986-06-16

Family

ID=19844796

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8403534A NL8403534A (nl) 1984-11-21 1984-11-21 Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager.

Country Status (11)

Country Link
US (1) US4697258A (nl)
EP (1) EP0183303B1 (nl)
JP (1) JPH073691B2 (nl)
KR (1) KR930006350B1 (nl)
AT (1) ATE50660T1 (nl)
AU (1) AU585764B2 (nl)
CA (1) CA1246217A (nl)
DE (1) DE3576234D1 (nl)
DK (1) DK532285A (nl)
ES (1) ES8701403A1 (nl)
NL (1) NL8403534A (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH06101125B2 (ja) * 1986-05-21 1994-12-12 キヤノン株式会社 光学的情報記録再生装置
US5070495A (en) * 1989-04-12 1991-12-03 International Business Machines Corporation Write calibration for magnetooptic disk recorders
US5327410A (en) * 1989-09-30 1994-07-05 Deutsche Thomson-Brandt Gmbh Direction-determination logic as for a signal pickup in recorded signal recovery apparatus
US5812506A (en) * 1992-04-10 1998-09-22 Wea Manufacturing, Inc. System and methods for measuring and correcting for overshoot in a high frequency (HF) signal generated by a compact disc player during testing of a compact disc
JPH0896379A (ja) * 1994-09-21 1996-04-12 Nec Corp 光ヘッドのトラッキング制御装置
TW509913B (en) * 2001-03-21 2002-11-11 Via Tech Inc Optical disk driver tracking method
JP5314884B2 (ja) * 2007-12-05 2013-10-16 日立コンシューマエレクトロニクス株式会社 光ディスクドライブ装置

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4037252A (en) * 1973-11-10 1977-07-19 U.S. Philips Corporation Apparatus for reading a disc-shaped record carrier with plural scanning spots for stable radial tracking
JPS6040093B2 (ja) * 1978-09-09 1985-09-09 パイオニアビデオ株式会社 トラッキングサ−ボ引込装置
NL7812111A (nl) * 1978-12-13 1980-06-17 Philips Nv Inrichting voor het optisch uitlezen van een schijf- vormige registratiedrager, in het bijzonder het snel opzoeken van een gewenst programmagedeelte.
JPS6048809B2 (ja) * 1979-10-16 1985-10-29 パイオニアビデオ株式会社 情報読取装置におけるトラッキングサ−ボ引込装置
US4365324A (en) * 1980-11-19 1982-12-21 Rca Corporation Eccentricity control device
KR880000999B1 (ko) * 1981-11-25 1988-06-10 미쓰다 가쓰시게 광학적 정보 기억장치
JPS58143472A (ja) * 1982-02-22 1983-08-26 Hitachi Ltd 記録情報再生装置のトラツキングサ−ボ制御装置
EP0125019A1 (en) * 1983-04-05 1984-11-14 Pioneer Electronic Corporation Device for controlling recording track jump operations
JPS59185077A (ja) * 1983-04-05 1984-10-20 Pioneer Electronic Corp トラツキングサ−ボ引込装置

Also Published As

Publication number Publication date
AU585764B2 (en) 1989-06-22
AU5004585A (en) 1986-05-29
JPH073691B2 (ja) 1995-01-18
DE3576234D1 (de) 1990-04-05
DK532285A (da) 1986-05-22
US4697258A (en) 1987-09-29
KR930006350B1 (ko) 1993-07-14
CA1246217A (en) 1988-12-06
ES548995A0 (es) 1986-11-16
ATE50660T1 (de) 1990-03-15
DK532285D0 (da) 1985-11-18
EP0183303A1 (en) 1986-06-04
EP0183303B1 (en) 1990-02-28
ES8701403A1 (es) 1986-11-16
KR860004396A (ko) 1986-06-20
JPS61126636A (ja) 1986-06-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP2710704B2 (ja) 光記録媒体駆動装置
US4744069A (en) Optical disc apparatus with access system having object lens control
US6192009B1 (en) Information recording and reproducing method and apparatus
EP0784321A2 (en) Automatic disk discrimination method and apparatus in optical disk system
NL1005110C2 (nl) Automatische schijfdiscriminatiemethode en apparaat in optisch schijfsysteem.
EP0491573B1 (en) Optical disk drive
NL8403534A (nl) Inrichting voor het uitlezen van een schijfvormige registratiedrager.
KR100379399B1 (ko) 광 기록매체의 헤더 영역 검출 방법 및 장치와 이를이용한 기록 재생 방법
JPH10124900A (ja) トラッキング制御装置及びトラック検索装置
KR100768614B1 (ko) 디스크 드라이브 장치
JP2000514231A (ja) 光学記録媒体を読み出し又は書き込むための装置
US5774433A (en) Optical recording/reproducing apparatus using three count control signals for counting a number of tracks crossed by a light beam
EP0751504A2 (en) Data reply device and method for replaying data using the data replay device
JPH0363940A (ja) トラツクジヤンプ方法およびトラツクジヤンプ方法を実施するトラツキング閉ループ制御回路
KR100686001B1 (ko) 광 기록매체의 비기록 영역 검출 방법 및 장치
JPH06124458A (ja) 光ディスク装置
JP2763937B2 (ja) 光ディスク装置のセクタマーク検出回路
JP2812442B2 (ja) トラッキング制御方法
KR100363155B1 (ko) 랜드/그루브 광디스크에서 헤더신호를 이용하여 트랙탐색을 제어하기 위한 장치
JPH05334693A (ja) 光ディスク装置
JPH05109093A (ja) 光学的情報記録再生装置
KR100662265B1 (ko) 광 기록매체의 비기록 영역 검출 방법 및 이를 이용한 기록재생 방법 및 그 장치
JPS6028054B2 (ja) 光スポツトのトラツク横断検出方法
JP2002245623A (ja) 記録媒体の再生方法及び記録方法並びに再生装置及び記録装置
JPH06259901A (ja) ピックアップの目標トラックへのアクセス制御装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed