NL8403523A - Blokkeringsinrichting in het bijzonder voor het blokkeren van de klep van de laadbak van een voertuig. - Google Patents

Description

t * i

Blokkeringsinrichting in het bijzonder voor het blokkeren van de klep van de laadbak van een voertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een blokkeringsinrichting voor het blokkeren van een onderdeel zoals bijvoorbeeld de klep van de laadbak van een voertuig welke klep verplaatsbaar, in het bijzonder verzwenkbaar, is ten opzichte 5 van een geschikt vast onderdeel bijvoorbeeld een kolom, welke inrichting een blokkeerpen omvat die behoort bij het beweegbare deel en is voorzien van een zijdelings uitstekend haak-element en verplaatsbaar is in en uit een bij het andere vaste deel behorende opening door middel van een bedienings-10 mechanisme met een handgreep, die met de pen is verbonden door tenminste één koppelstang dienende voor het omzetten van een zwenkbeweging van de handgreep in een verplaatsende beweging van de pen.

Vou^icleppen voor de laadbak van voertuigen van ver-15 schillend type zijn in het algemeen scharnierend met het voertuig verbonden bij hun onderrand en in de nabijheid van de bovenrand zijn speciale blokkeringsinrichtingen aangebracht bestemd om een klep in de omhoog gebrachte stand te blokkeren door vast zetten ervan aan een stationair onderdeel 20 van de laadbak, in het algemeen in de vorm van een kolom.

Bekende blokkeringsinrichtingen van dit type zijn bijvoorbeeld beschreven in de Zweedse octrooischriften 199.448 en 227.637 en omvatten een meer of minder gecompliceerd bedieningsmechanisme voorzien van een handgreep en een 25 klembeugel die verplaatsbaar is door middel van het bedieningsmechanisme en geschikt om in aanraking te worden verzwenkt met een haak of een uitsteeksel op de kolom, Het bedieningsmechanisme en de daarbij behorende klembeugel kunnen zijn aangebracht in eaa-goot of een gootvormig element dat in de klep 30 is ingelaten zodat het erjm veiligheidsredenen niet buiten uit steekt.

Dergelijke kleminrichtingen kunnen slechts aan hun eis voldoen in het geval wanneer de kleppen bestaan uit planken of ander houtmateriaal, daar de genoemde goten 35 gemakkelijk-in dergelijke kleppen kunnen worden ingelaten.

Wanneer de kleppen echter zijn samengesteld uit alumiumprofie-len, welke konstruktie op steeds grotere schaal wordt toege- 8403523 __ -2- t t past, doen zich aanmerkelijke moeilijkheden voor bij het monteren van de bekende klepblokkeringen. Dergelijke kleppen zijn namelijk vervaardigd uit een aantal geschikte standaard» profielen die bij hun korte einden tejzamen worden gehouden 5 door haaks gerichte dwarslopenden U-profielen waarvan het lijf aanligt tegen de eindvlakken van de klepprofielen terwijl de twee zij'flenzen ervan aanliggen tegen de buitenzijde van de klepprofielen. Om het mogelijk te maken de scharnierende klembeugel van de bekende blokkeringsinrichting in en uit 10 aangrijping te brengen, met de haak op de kolom is het noodzakelijk, dat niet slechts het lijf van het verbindende U-pro-fiel maar ook de ene zijflens daarvan wordt voorzien van een uitsparing om ruimte te verschaffen voor zowel de goot als de klembeugel die, in de blokkerende stand, gebracht 15 moet worden binnen het vlak gevormd door de buitenzijde van de klep. Door het aanbrengen van eenjuitsparing in de ene zijflens van het U-profiel wordt de sterkte daarvan aanmerkelijk verminderd waardoor de konstruktie nauwelijks meer aan zijn doel kan beantwoorden. Een ander bezwaar van de bekende 20 blokkeringsinrichtingen is dat gemakkelijk een niet bedoelde deblokkering kan optreden.

Een blokkeringsinrichting voor de klep van een laadbak van het bovengenoemde type is ook bekend uit de Europese octrooiaanvrage Nr. 81107494.7 (publikatie nr. 0075038). Deze 25 bekende blokkeringsinrichting heeft echter eenjniet geheel betrouwbare blokkerende werking, daar de blokkeringspen buiten aangrijping kan worden gebracht met de opening wanneer de handgreep van het bedieningsmechanisme onbedoeld naar buiten toe zwenkt. Verder is de blokkeringsinrichting op zich 30 gecompliceerd en duur te fabriceren.

De onderhavige uitvinding beoogt nu allereerst de bovengenoemde moeilijkheden op te heffen door het verschaffen van een blokkeringsinrichting die gemakkelijk en op geschikte wijze aangebracht kan worden aan elk type laadbak-klep en 35 welke inrichting een bijzonder betrouwbare werking bezit.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de handgreep door een eerste scharnierpunt, zwenkbaar is verbonden met eenjtweede blokkeringspen of hulppen geschikt om bij de blokkerende bewerking verplaatst te wordenjin de opening 8403523 / / / - -3- * 4 naast de eerstgenoemde pen of hoofdpen en met een breedte groter dan het verschil tussen de breedte van de opening en cfe totale breedte van de hoofdpen en het haakelement teneinde, wanneer in de opening aangebracht, het haakelement te blokke-5 ren achter een aanslag of dergelijke die de opening bepaalt, waarbij de koppelstang met de handgreep is verbonden door een tweede scharnierpunt aangebracht op een afstand van het eerste scharnierpunt, en met de hoofdpen door een derde scharnier punt teneinde verplaatsing van de hoofdpeh mogelijk te maken 10 vanuit een begin-stand waarin hij niefin de opening is opgenomen tot in de opening door verzwenken van de handgreep vanuit een beginstand waarin hij nagenoeg evenwijdig loopt aan de hoofdpen naar een uitgezwenkte stand waarin de handgreep een hoek en wel nagenoeg een haakse hoek maakt met 15 de hoofdpen, waarbij de hulppen, nadat het haakelement met de aanslag in aangrijping is gebracht,verplaatsbaar is in de opening door verzwenking van de handgreep vanuit de uitgezwenkte stand terug naar de beginstand, terwijl de twee pennen slechts uit de opening kunnen worden vrijgemaakt na 20 bediening van de handgreep in twee fasen, namelijk een eerste fase waarbij de handgreep vanuit de beginstand naar de uitge-zwenktestand wordt verplaatst en waarbij de hulppen buiten aangrijping met de opening wordt gebracht, en eenjfcweede fase waarbij de handgreep opzettelijk vanuit de gezwenkte stand 25 terug wordt gebracht naar de beginstand en waarbij de hoofdpen, nadat het haakelement de aanslag heeft losgelaten, buiten aangrijping wordt gebracht met de opening.

Hoewel in de praktijk de blokkeringsinrichting volgens de uitvinding bijzonder geschikt is voor het blokkeren van 30 de kleppen van een laadbak, zal duidelijk zijn dat hij ook kan worden toegepast op andere technische gebieden waar hoge eisen worden gesteld aan een betrouwbare blokkerende werking.

Gewezen kan nog worden op de Zweedse octrooischriften 35 125.152 en 311.295, die bloktearinrichtingen beschrijven waarbij zowel een hoofdpen als een hulppen wordt toegepast, die gelijktijdig in aangrijping met een opening kunnen worden gebracht. Hierbij gaat het echter niet om een verplaatsing van de pennen door middel van eeh énkel bedieningsmechanisme / 8403523 · · -4- dat de pennen gezamelijk hebben en dat een beoogde bekrachtiging vereist in twee fasen voor het vrij maken van zowel de hulppen als de hoofdpen. De hoofdpen is in tegendeel vrij beweegbaar uit de opening zodra de hulppen eruit is vrij-5 gemaakt.

De uitvinding, wordt nu nader toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden, weergegeven in de tekening, waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van de 10 blokkeringsinrichting volgens de uitvinding gemonteerd op de klep van de laadbak van een voertuig, waarvan slechts een klein deel is weergegeven; figuur 2 een langsdoorsnede toont over de blokkeringsinrichting in de uitgangsstand; 15 figuur 3 een langsdoorsnede toont over de blokkerings inrichting in een tweede fase;, figuur 4 eenjlangsdoorsnede toont van de blokkeringsinrichting in een derde fase; figuur 5 een eindaanzicht en gedeeltelijk een door-20 snede toont over de inrichting gezien vanaf de rechterzijde van figuur 2 met de onderdelen van de laadbak-klep verwijderd ; en figuur 6-8 een iets gewijzigde uitvoeringsvorm tonen van de inrichting volgens de uitvinding.

25 In figuur 1 is een klep 1 aangegeven, die scharnierend kan zijn verbonden met de laadbak van een voertuig zoals door middel van één of meer niet weergegeven scharnieren, die zijn aangebracht aan de onderrand van de klep. De laadbak van het voertuig omvat eveneens een vast deel in de vorm van 30 eën vertikale kolom 2. De klep 1 is samengesteld uit een aantal profielen 3,3' enzovoorts, die op geschikte wijze kunnen zijn vervaardigd uit alumiun en die bij de tegenoverliggende einden tezamen worden gehouden door ü-profielen 4. Elk U-profiel omvat een lijf 4' dat aanligt tegen de ein-35 den van de profielen 3, 3' enzovoorts, en twee zijflenzen 4'1 die aanliggen tegen de buitenzijde van de klep-profielen.

Op de binnenzijde van de kolom 2 is een strip of rail 5 vastgelast of op andere geschikte wijze vastgezet.

De rail 5 dient als aanslag voor de klep 1 zodat deze niet 40 naar binnen toe op de laadbak kan worden verzwenkt.

8403523 ......l -5-

Een blokkeringsinrichting volgens de uitvinding, irijhet algemeen aangeduid met 6, is aangebracht voor het blokkeren van de klep 1 ten opzichte van de kolom 2. Zoals uit het bovenstaande duidelijk zal zijn kan de klep 1, na 5 vrijmaken van de blokkeringsinrichting 6 die in zijn geblokkeerde stand is weergegeven, naar buiten toe worden verzwenkt en naar beneden toe vanuit de stand weergegeven in figuur 1 naar een stand waarbij hij naar beneden toe hangt vanaf de bovengenoemde scharnierpunten.

10 De figuren 2-5 tonen nu, tezamen met figuur 1, de verschillende onderdelen van de blokkeringsinrichting 6.

Zoals uit de figuren blijkt omvat de blokkerings-inrichting een eerste blokkeringspen of hoofdpen 7 en een tweede blokkeringspen of hulppen 8. Deze twee pennen zijn 15 verbonden met een bedieningsmechanisme dat, in aanvulling op een handgreep 9 twee koppelstangen 10, 10' omvat.

Het voorste einde van de hoofdpen 7 heeft een haakvormig deel of element 1! dat, in de geblokkeerde stand van de pen geschikt is om samen te werken met een aanslag 12 20 op de binnenzijde van de kolom 2, die is uitgevoerd als een doos profiel. In de geblokkeerde stand strekken zowel de hoofdpen 7 als de hulppen 8 zich uit in de kolom 2 via een opening 13 in de wand van het doosprofiel 2 liggend tegenover de klep. Deze opening wordt gedeeltelijk gevormd 25 door de aanslag 12. Om ervoor te zorgen dat de hoofdpen vrij door de opening 13 naar binnen toe kan worden gebracht, heeft deze een breedte die tenminste iets groter is dan de totale breedte of dikte van de hoofdpen en het haakelement 11, zoals in het bijzonder blijkt uit figuur 3.

30 De hulppen 8 heeft een breedte die groter is dan het verschil tussen de breedte van de opening 13 en de totale breedte van de hoofdpen en het haakelement, waardoor wordt verzekerd dat het haakelement 11 beslist wordt vastgehouden achter de aanslag 12 zodra de hulppen 8 door de opening 35 13 naar binnen toe is gebracht langs de hoofdpen, zoals weergegeven in figuur 4.

De handgreep 9 is op een op zich zelf bekende wijze aangebracht in een goot of gootvormig element , in het algemeen aangeduid met 14, dat een bodem 15 omvat, twee langs-40 wanden 16, 16' en een eindwand 17 aangebracht bij het 8403523 -6- ·

V

achtereinde·van de goot. Bij zijn vooreinde, toegericht naar de kolom 2, en bij zijn zijde die is afgericht van de klep is de goot echter open. Bij de binnenzijde van de zijwand 16, 16' zijn L-vormige geleidingsstrippen of rails 5 18, 18' aangebracht. De van de geleidingsrails uitstekende flenzen dienen voor het vasthouden van voeten 19, 19’ die een inte-graal geheel uitmaken met de hulppen 8. De hulppen is uitgevoerd als een geponste metaalplaat met twee poten 20 waaraan de genoemde voeten 19, 19' zijn gevormd en twee 10 dwarsstukken 21 die onder haakse hoeken met het hoofdvlak van de metalen plaatvormige pen zijn gebogen bij het achter-• einde van de pen.

De handgreep 9 heeft de vorm van een plaat waarvan de breedte iets kleiner is dan de breedte van de goot 14 en 15 die twee zijflenzen 22, 22' bezit, die naar binnen toe zijn gebogen naar de bodem van de goot. Bij zijn voorste einde is de handgreep verzwenkbaar verbonden met de hulppen 8 door middel van eerste scharnierpunten 23 aangebracht aan de twee poten 20 van de hulppen 8. Door middel van tweede scharnier-20 punten 24 aangebracht op een afstand achter de eerste scharnierpunten 23 aan de zijflenzen 22, 22', is de handgreep 9 scharnierend verbonden met de twee koppelstangen 10, 10', die op hun beurt, door middel van een derde gemeenschappelijk scharnier 25, verzwenkbaar zijn: verbonden met de hoofdpen 7 25 en meer in het bijzonder met het achtereinde daarvan.

Bij de bodem 15 van de goot 14 bevinden zich twee afzonderlijke aanslagen, namelijk een eerste aanslag 26 die relatief dichtbij het voorste einde van de klep is aangebracht en een tweede aanslag 27 die zich op een aanmerkelijke 30 afstand achter de eerste aanslag bevindt. Tussen de eerste aanslag 26 en de twee dwars-stukken 21 van de hulppen 8, zijn twee drukveren 28 aangebracht die voortdurend trachten de hulppen naar achteren toe te drukken weg van het voorste einde van de klep. De mate waarover de hulppen 8 naar achteren 35 kan worden geplaatst wordt beperkt door de tweede aanslag 27. Opgemerkt kan worden dat de eerste aanslag 26 twee uitsteeksels 26' bezit, die zich ter weerzijde van de hoofdpen 7 uitstrekken en die de pen zijdelings geleiden. Verder zal worden opgemerkt dat noch de hoofdpen 7, noch de hulppen 8 40 of de handgreep 9 door scharnieren zijn verbonden met de 8403523 * * * -7- goot 14. Het vasthouden van het weergegeven bedieningsmecha-nisme en van de pennen ten opzichte van de goot 14 wordt dus uitsluitend tot stand gebracht door de voeten 19, 19', die liggen onder de geleidingsrails 18, 18' op de binnenzijde 5 van de zijwanden 16, 16' van de goot.

Aan de hand van figuur 4 kan er tenslotte op worden gewezen dat de bovengenoemde scharnieren 24 tussen de handgreep 9 en de koppelstangen 10, 10' in de geblokkeerde stand van de blokkeringsinrichting zich dichter bij de 10 bodem van de goot 14 bevinden dan het scharnier 25, waarbij de koppelstangen 10, 10' schuin naar buiten en naar achteren toe lopen weg van de scharnieren 24. Door de veren 28 en door de handgreep 9 zal dus een veerbelasting worden uitgeoefend op de scharnieren 24. Deze verende belasting tracht om in de 15 geblokkeerde stand de scharnieren 24 en daarmee de handgreep 9 te belasten in een richting naar de bodem van de goot toe, zodat de handgreep automatisch daarin wordt vastgehouden.

Het verzwenken van de handgreep 9 naar de stand als weergegeven in figuur 3 moet dus worden uitgevoerd tegen de werking 20 van de veren 28 in.

Beschrijving van de werking van de inrichting.

In de in figuur 2 weergegeven uitgangsstand zijn de twee pennen 7, 8 teruggetrokken door een bijbehorende opening 29 in het U-profiel 4 van de laadbak-klep en de 25 handgreep 9 bevindt zich in de ingezwenkte stand in de goot 14. Wanneer de klep ten opzichte van de kolom 2 moet worden geblokkeerd, wordt de klep verzwenkt naar een stand waarbij de hoofdpen 7 nagenoeg ligt tegenover de opening 13 in de kolom, waarna de handgreep 9 bij een eerste fase naar 30 buiten toe wordt gez&akb naar <fe stard als wesegegeüsi . in figuur 3.

Daar het achterste dwars-stuk 21 van de hulppen 8 aanligt tegen de aanslag 27 zodat het scharnierpunt 23 niet verder naar links .toe kan worden verplaatst dan weergegeven in figuur 3, zal de handgreep 9 door middel van de koppelstangen 35 10, 10' de hoofdpen 7 naar rechts toe verplaatsen in de opening 13 van de kolom 2 en in het bijzonder wel zover dat het haakdeel 11 zich achter de aanslag 12 bevindt. De klep wordt dan tegen de aanslag 5 aangedrukt en de handgreep 9 teruggezwenkt naar de stand als weergegeven in figuur 4.

8403523 -8- 4

Tijdens deze verzwenking van de handgreep zal het haakelement 11 met zijn afgeschuinde oppervlak aan zijn komen te liggen tegen een overeenkomstig afgeschuind oppervlak van de aanslag 12, zodat de hoofdpen niet naar links toe kan worden 5 verplaatst als gezien in de tekening. Het scharnier 25 is dus met andere woorden tijdens deze fase stationair. Wanneer dus de handgreep 9 terug wordt verzwenkt zullen de scharnieren 24 en dus de hulppen 8 naar rechts toe worden verplaatst als gezien in de tekening, om tenslotte de 10 blokkeringsstand als weergegeven in figuur 4 te bereiken.

Daar de breedte ofwel dikte van dejkulppen groter is dan het verschil tussen de breedte van de opening 13 en de totale breedte van de hoofdpen 7 en het haakdeel 11, zal dit haak-deel op efficiënte wijze worden vastgehouden in de geblokkeer-15 de stand zolang de hulppen 8 de stand inneemt als weergegeven in figuur 4.

Om de blokkeringsinrichting vrij te maken zullen de handelingen in omgekeerde richting worden uitgevoerd. De handgreep 9 moet naar buiten toe verzwenkt naar de stand als 20 weergegeven in figuur 3, waarbij de hulppen buiten aangrij-ping met de opening 13 wordt gebracht. De klep kan dan een geringe afstand van de aanslag 5 weg worden verplaatst, zodat het haakdeel 11 vrijkomt van de aanslag 12, waarna de hoofdpen 7 teruggebracht wordt naar de uitgangsstand als 25 weergegeven in figuur 2 doordat de handgreep 9 terug wordt verzwenkt naar de stand evenwijdig met de goot.

Opgemerkt zal worden dat zelfswanneer de handgreep 9 ongewild verzwenkt wordt naar de stand weergegeven in figuur 3 dit niet betekent dat de klep ongewenst vrij komt van de 30 kolom 2 en naar zijn omlaaggezwenkte stand zal bewegen, daar de hoofdpen 7 nog in de opening 13 blijft zitten. De blokkerende hoofdpen kan slechts van de kolom worden vrij gemaakt na-^dat de handgreep 9 opnieuw is bediend, dat wil zeggen door 35 terugbrengen van de handgreep naar de stand als weergegeven in figuur 2.

De figuren 6-8 vertonen een uitvoeringsvorm die iets verschilt van die van de uitvoeringsvorm weergegeven in de figuren 1-5, namelijk doordat de geleidingen 18, 18' 40 aangebracht zijn op de bodem 15 van de goot 14, terwijl * 8403523 -9- Λ * · de voeten 19. 19' van de twee poten of zij-elementen 20 van de hulppen 8 naar binnen toe zijn gebogen in plaats van naar buiten toe. In de figuren 6-8 zijn de zelfde verwijzingscijfers toegepast als in de figuren 1-5.

5 Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de in de tekening weergegeven en boven beschreven uitvoeringsvormen* 2d kan bijvoorbeeld tussen de handgreep en de hoofdpen een enkele schakel worden gebruikt inplaats van twee zoals bij de voorkeursuitvoering. Verder is het 10 mogelijk een enkele veer toe te passen in plaats van twee veren. Verder kan het gehele bedieningsmechanisme voor de verplaatsing van de twee pennen 7,8 op verschillende wijzen worden gevarieërd zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen. Verder kan de uitvinding niet slechts worden toe-15 gepast voor de klep van een laadbak van een voertuig maar in het algemeen ook daar waar het ene beweegbare deel geblokkeerd moet worden ten opzichte van een ander vast ofwel beweegbaar deel.

8403523

Claims (8)

1. Blokkeringsinrichting voor het blokkeren van een onderdeel zoals bijvoorbeeld de klep van de laadbak van een voertuig, welke klep verplaatsbaar is, in het bijzonder verzwenkbaar is, ten opzichte van een geschikt vast onderdeel 5 bijvoorbeeld eenjkolom, welke inrichting een blokkeerpen omvat die behoort bij het beweegbare deel en is voorzien van een zijdelings uitstekend haakelement en verplaatsbaar is in en uit een bij het andere vaste deel behorende opening door middel van een bedieningsmechanisme met een handgreep, die 10 met de pen is verbonden door tenminste één koppelstang dienende voor het omzetten van eer^zwenkbeweging van de handgreep in een verplaatsende beweging van de pen, met het k e n m e r k,. dat de handgreep (9) door een eerste scharnierpunt (23), zwenkbaar is verbonden met een tweede blokkerings-15 pen o£ hulppen (8) geschikt om bij de blokkerende bewerking verplaatst te worden in de opening (13) naast de eerst genoemde pen of hoofdpen (7) en met een breedte groter dan · het verschil tussen de breedte van de opening en de totale breedte van de hoofdpen en het haakelement teneinde, wanneer 20 in de opening aangebracht, het haakelement (11) te blokkeren achter een aanslag of dergelijke (12) die de opening bepaalt, waarbij de koppelstang (10, 10') met de handgreep (9) is verbonden door een tweede scharnierpunt (24) aangebracht op een afstand van het eerste scharnierpunt (23) en met de hoofd-25 pen (7) door een derde scharnierpunt (25) teneinde verplaatsing van de hoofdpen mogelijk te maken vanuit een beginstand waarin hij niet in de opening (13) is opgenomen tot in de opening door verzwenking van de handgreep vanuit een begin stand waarin hij nagenoeg evenwijdig loopt aan de hoofdpen 30 naar een uitgezwenkte stand waarin de handgreep een hoek en wel nagenoeg een haakse hoek maakt met de hoofdpen, waarbij de hulppen (8) , nadat het haakelement (11) met de aanslag (12) in aangrijping is gebracht, verplaatsbaar is in de opening door verzwenking van de handgreep (9) vanuit de 35 uitgezwenkte stand terug naar de beginstand, terwijl de twee pennen (7,8) slechts uit de opening (13) kunnen worden vrijgemaakt na bediening van de handgreep in twee fasen, namelijk . 8403523 -11- * ♦ een eerste fase waarbij de handgreep vanuit de beginstand naar de uitgezwenkte stand wordt verplaatst en waarbij de hulppen (8) buiten aangrijping met de opening wordt gebracht, en een tweede fase waarbij de handgreep opzettelijk 5 vanuit de uitgezwenkte stand terug wordt gebracht naar de beginstand en waarbij de hoofdpen (7), nadat het haakelement (11) de aanslag (12) heeft losgelaten, buiten aangrijping wordt gebracht met de opening.

2. Blokkeringsinrichting volgens conclusie T, m e t het kenmerk, dat de hulppen (8) bekrachtigd wordt door één of meer veren (28), die voortdurend trachten de pen terug te brengen naar een uitgangsstand buiten aangrijping met de opening (13). 15

3. Blokkeringsinrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de handgreep (9) en de pennen (7,8) zijn aangebracht in een goot of gootvormig element (14) omvattende een bodem (15) en tenminte twee wanden in de vorm 20 van zijwanden (16, 16') die van elkaar zijn gescheiden, terwijl de hoofdpen (7) is aangebracht tussen de hulppen (8) en de bodem (15) van de goot en de binnenzijde van de zijwanden (16, 16') zijn voorzien van uitstekende geleidingen (18, 18') zoals strippen of rails geschikt om samen te werken met 25 voeten (19, 19') die uitsteken vanaf de hulppen (8) en zijn aangebracht tussen de geleidingen en de bodem (15) van de goot om op deze wijze de hulppen vast te houden en daarmee het bedieningsmechanisme in totaal ten opzichte van de goot. 30

4. Blokkeringsinrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat twee aanslagen (26, 27) zijn aangebracht op de bodem (15) van de goot en op afstand van elkaar liggenjln de lengte richting van de pennen, waarbij 35 de veren (28) enerzijds zijn aangebracht tussen de eerste aanslag (26) die het dichtst bij de vrije eindenvan de pennen ligt en anderzijds tussen twee dwars-stukken (21) die zijn verbonden met de hulppen (8) en die op hun beurt zijn aangebracht tussen de veren en de tweede aanslag (27). 8403523 ' -12-

5. Blokkeringsinrchting volgens conclusie 3 of 4, m e t het kenmerk, dat de handgreep (9) de vorm heeft van een plaat waarvan de breedte iets kleiner is dan de breedte van de goot (14) en die is voorzien van twee zijflenzen (22, 5 22') die naar binnen toe zijn gericht ofwel naar de bodem van de goot toe en die de eerste en de tweede scharnierpunten (23, 24) opnemen.

6. Blokkeringsinrichting volgens conclusie 5, m e t 10 het kenmerk, dat het tweede scharnierpunt (24), in de blokkeer in/of uitgangsstand van het bedieningsmechanisme zich dichter bij de bodem (15) van de goot bevindt dan het derde scharnierpunt (25) waarbij de koppelstang (10, 10') zich u-itstrekt tussen de scharnierpunten schuin naar achteren 15 en naar buiten toe om op het tweede scharnierpunt (24) door middel van de veren (28) en via de handgreep (9) een elastische kracht uit te oefenen die in de blokkerings-en de uitgangsstand tracht het tweede scharnierpunt (24), en dus de handgreep (9), naar binnen naar de bodem van de· goot te 20 drukken waardoor de handgreep (9) automatisch in de goot wordt vastgehouden.

7. Blokkeringsinrichting volgens één der conclusies 3-6, met het kenmerk, dat wanneer het vrije eind 25 van de handgreep (9) naar achteren toe is gericht weg van de scharnierpunten dit einde zich op een afstand bevindt van een achterste eindwand (17) vanjle goot (14) zodanig dat één of meer vingers in de ruimte ertussen kunnen worden gebracht. 30

8. Blokkeringsinrichting als beschreven en/of weergegeven in de tekeningen. 8403523