NL8402339A - Electrofotografische inrichting. - Google Patents

Description

/ -1-

Océ-Nederland B.V., te Venlo 9

Electrofotografisohe inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een electrofotografische kopieerinrichting voorzien van een voortbewegend, eindloos, fotoge-leidend element, middelen om op het element door electrostati3ch laden, beeldmatig belichten en ontwikkelen een poederbeeld te vormen, 5 een eindloze en synchroon met het element voortbewegende tussendrager die onder invloed van druk het poederbeeld van het element kan over-nemen en vervolgens onder invloed van druk en warmte het beeld kan overdragen en fixeren op een kopieblad, middelen om de tussendrager in een eerste zone tegen het element en in een tweede zone tegen het 10 kopieblad te drukken, middelen voor het verwarmen van de tussendrager, en middelen om het kopieblad naar de genoemde tweede zone te voeren.

Met een dergelijke inrichting, die bijv. bekend is uit de Britse . octrooiaanvrage 2 040 226 A, kunnen in de praktijk gedurende lange tijd kopieën van goede kwaliteit vervaardigd worden, althans wanneer 15 zij is ingericht voor het vervaardigen van kopieën van één formaat. In zo'n situatie wordt het fotogeleidende element in een strook ter breedte van dat formaat steeds gelijkmatig belast, zodat de niet te vermijden veroudering van die strook geleidelijk en gelijkmatig plaats vindt. Om de invloed van zo'n veroudering te compenseren is het bekend 20 om de intensiteit van de beeldmatige belichting of de electrosta-tische oplading van het element te regelen in afhankelijkheid van het aantal kopieën dat met het element vervaardigd is. In de bekende, hiervoor genoemde inrichting wordt bovendien de tussendrager gekoeld na het verlaten van de tweede zone. Deze maatregel berust 25 waarschijnlijk op het inzicht dat de veroudering van het fotogeleidend element voor een groot deel veroorzaakt wordt door warmteoverdracht van de tussendrager naar het element in de eerste zone en dat de veroudering ernstiger is naarmate de oppervlaktemperatuur van de tussendrager bij het bereiken van de eerste zone hoger is.

30 Wanneer een inrichting van de onderhavige soort echter geschikt is voor het maken van kopieën die onderling in aftneting verschillen zullen het fotogeleidend element en de tussendrager bij het vervaardigen van kopieën van het ene formaat over een ander deel worden 8402333 & Λ i -2- belast dan bij het vervaardigen van kopieën van een ander formaat. Als gevolg van een dergelijke ongelijkmatige belasting zal het fotoge-leidend element, gezien over zijn oppervlak, ongelijkmatig verouderen. Vooral wanneer, zoals in de praktijk vaak het geval is, met de 5 inrichting in overwegende mate kopieën van een klein formaat (bijv.

A4) vervaardigd worden, in mindere mate kopieën van iets groter formaat (bijv. A3) en slechts weinig kopieën van een nog groter formaat (bijv. A2) zal de daarbij optredende ongelijkmatigheid in veroudering op de grotere kopieën zichtbaar worden als onacceptabel anders getinte 10 stroken in de ondergrond. Een dergelijke ongelijkmatigheid kan uiteraard niet worden vertraagd of de invloed ervan gecompenseerd met de hiervoor aangeduide en in geval van gelijkmatige veroudering bruik bare maatregelen.

Voor het ontstaan van de bedoelde ongelijkmatigheid kunnen een 15 aantal oorzaken aangewezen worden. Zo dragen oppervlakdelen van de tussendrager die in contact komen met een kopieblad in de tweede zone warmte over aan het blad en zullen daardoor bij het verlaten van de tweede zone koeler zijn dan oppervlakdelen die niet met het blad in aanraking zijn gekomen. Wanneer daarna de tussendrager, met zo’n tem-20 peratuurpatroon op zijn oppervlak, in de eerste zone in contact komt met het fotogeleidend element, zal dit aan een ongelijkmatige warmtebelasting worden onderworpen. Ook zullen oppervlakdelen van de tussendrager die met kopiebladen contact maken meer papierstof en beeldpoederresten aan het fotogeleidend element overdragen dan delen 25 die zo’n contact niet maken; het fotogeleidend element en de tussendrager zullen hierdoor ongelijkmatig vervuilen.

Mede als gevolg van de ongelijkmatige vervuiling verandert van de meer belaste delen van de tussendrager de aard van het oppervlak enig-zins (ze worden bijv. iets ruwer), waardoor in de eerste zone de wrij-30 vingsbelasting van het fotogeleidend element een andere i3 als die welke wordt uitgeoefend door minder belaste delen.

De uitvinding beoogt een maatregel te verschaffen waarmee, wanneer in een inrichting als in de aanhef bedoeld kopieën van onderling verschillend formaat worden vervaardigd, de gevolgen van een ongelijk-35 matige veroudering van het fotogeleidend element die veroorzaakt is door optredende ongelijkmatige belastingen worden gecompenseerd. Voor dat doel wordt de inrichting voorzien van middelen die van de tussen- 8402339 -3- drager, terwijl deze van de tweede zone naar de eerste zone beweegt, het oppervlaktedeel koelen dat in de tweede zone niet met het kopieblad is aanraking is geweest.

Ofschoon verwacht mocht worden dat met deze maatregel de gevolgen van 5 een ongelijkmatigheid in de warmtebelasting van het fotogeleidend element bestreden kan worden, is verrassenderwijze gebleken dat er ook de gevolgen van andersoortige ongelijkmatige belastingen mee kunnen worden gecompenseerd indien de intensiteit van de bedoelde koeling op de juiste wijze wordt aangepast aan de heersende omstandigheden (aard van 10 de fotogeleider, toner, tussendrager, enz.).

In de praktijk zal dit meestal betekenen dat de oppervlakdelen van de tussendrager die bij het verlaten van de tweede zone iets warmer zijn op hun weg naar de eerste zone zodanig worden gekoeld dat ze bij het bereiken van de eerste zone iets koeler zijn dan de andere oppervlak-15 delen.

De koelmiddelen van een inrichting volgens de uitvinding kunnen eenvoudig van aard zijn en bijv, één of meer met een luchtpomp verbonden blaassleuven omvatten waarmee koelende lucht tegen de tussendrager geblazen kan worden en die geaktiveerd kunnen worden in afhanke-20 lijkheid van de afmetingen van het toegepaste kopieblad.

De uitvinding en zijn voordelen zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren, waarvan:

Fig. 1 schematisch in doorsnede een kopieerapparaat weergeeft, waarin de koelmiddelen volgens de uitvinding wordt toegepast, 25 en

Fig. 2 schematisch in vooraanzicht en in doorsnede de koelmiddelen volgens figuur 1 op vergrote schaal weergeven.

De in figuur 1 afgebeelde inrichting is voorzien van een eindloze fotogeleidende band 1 die met behulp van aandrijf-, resp.

30 geleiderollen 2, 3 en 4 met een gelijkmatige snelheid wordt voortbewogen. Het beeld van een op ruit 5 liggend origineel wordt met behulp van flitslampen 6 en 7, lens 8 en spiegel 9 op band 1 geprojecteerd nadat deze door coronainrichting 10 electrostatisch geladen is. Het na de flitsbelichting op band 1 achtergebleven latente ladings-35 beeld wordt met magneetborstelinrichting 11 ontwikkeld tot een poeder-beeld dat vervolgens in een eerste drukzone onder invloed van druk wordt overgedragen op een eindloze tussendragerband 12 die vervaardigd 8402339 -ilia uit of bedekt is met een zacht elastisch en hittebestendig materiaal zoals bijv. siliconenrubber.

Na de beeldoverdracht worden eventueel achtergebleven beeldresten met behulp van een poetsinrichting 13 van band 1 verwijderd, waarna band 1 5 voor hernieuwd gebruik gereed is.

De band 12 is gespannen over aandrijf- en geleiderollen 14, 15 die samen met band 12 zijn opgesteld in een zo veel mogelijk door warmte isolerend materiaal 16 omsloten ruimte. De ruimte, en daardoor band 12, wordt verwarmd met één of meer verwarmingselementen i.c. met een 10 binnen rol 15 opgestelde infraroodstraler 17·

Terwijl het aan band 12 hechtende poederbeeld wordt voortbewogen wordt het zodanig verwarmd dat het beeldpoeder kleverig wordt. In een tweede drukzone wordt het kleverig geworden beeld vervolgens onder invloed van druk overgedragen en tegelijkertijd gefixeerd op een blad papier 15 dat met behulp van rollen 19»20 vanuit één der veilenreservoirs 21, 22 is aangevoerd.

Tenslotte wordt de aldus verkregen kopie door band 23» die over rollen 18 en 24 is gespannen, afgelegd op een tafel 25.

Wanneer de veilenreservoirs 21,22 gevuld zijn stapels papier-20 vellen van onderling verschillend formaat, bijv. reservoir 21 met vellen van formaat A4 (210 x 297 mm2) en reservoir 22 met vellen van folio-formaat (210 x 330 mm2), en wanneer de vellen bij hun verwerking dwars, d.w.z. met hun lange zijde loodrecht op de bewegingsrichting, en, zoals gebruikelijk, met hun korte zijden geleid langs een vaste 25 aanslag, door het apparaat worden gevoerd, dan zal wanneer een uit reservoir 21 afkomstig vel tegen band 12 wordt gedrukt een smaller deel van band 12 worden belast dan wanneer het vel afkomstig is uit reservoir 22.

De inrichting is volgens de uitvinding voorts voorzien van koelmid-30 delen 26, die van band 12 die oppervlaktedelen die in de tweede drukzone niet met papier in aanraking zijn geweest koelen.

In een voor de inrichting volgens figuur 1 aantrekkelijke uitvoeringsvorm bestaan de koelmiddelen (zie figuur 2) uit een platte doos 28 die in de isolerende wand 16 is ingelaten, en die aan één zijde is voor-35 zien van een blaassleuf 29 en aan de andere zijde van een pijp die verbonden is met een niet weergegeven luchtpomp.

Sleuf 29 heeft een lengte die overeenkomt met het verschil in lengte 8402339 -5- tussen de formaten die in de reservoirs 21 en 22 zijn opgeslagenj in de hiervoor beschreven situatie dus + 33 mm.

De inrichting is voorts voorzien van niet weergegeven schakelmiddelen die de luchtpomp inschakelen wanneer vanuit reservoir 21 vellen worden 5 aangevoerd en haar uitschakelen wanneer vellen worden aangevoerd vanuit reservoir 22. Aldus wordt telkens wanneer een blad vanuit reservoir 21 wordt aangevoerd via sleuf 29 lucht tegen het oppervlak-deel van band 12 geblazen dat niet met het vel in aanraking komt en dit deel wordt daardoor gekoeld.

10 Uiteraard moet de toevoer van koelende lucht ter verkrijging van een optimaal resultaat aangepast worden aan de bedrijfsomstandigheden. Zo is gebleken dat in een praktische situatie, waarin de banden 1 en 12 worden voortbewogen met een snelheid van + 30 cm/sec., band 1 bedekt is met een fotogeleidende ZnO-binderlaag, en de oppervlaktetemperatuur 15 van band 12 bij het bereiken van de tweede drukzone 106°C is, het temperatuursverschil tussen een banddeel dat wel en een banddeel dat niet met kopiepapier in aanraking komt bij het verlaten van de tweede drukzone + 1°C bedraagt, de gevolgen van de hiervoor bedoelde ongelijkmatige belasting grotendeels of geheel kunnen worden geëlimineerd door 20 de capaciteit van de luchtpomp en de breedte van blaassleuf 29 zo te dimensioneren dat een tegen de bewegingsrichting van band 12 in gerichte luchtstroom van 3*5 m/sec. wordt verkregen.

Met deze luchtstroom wordt het oorspronkelijke warmere banddeel dusdanig gekoeld dat het bij het bereiken van de eerste zone een tem-25 peratuur heeft die + 4°C lager is dan het andere banddeel.De luchthoeveelheid die hiertoe moet worden verplaatst is + 4 m3/h, welke hoeveelheid zo gering is dat ze niet of nauwelijks van invloed is voor de warmtehuishouding respectievelijk energieverbruik van het apparaat.

30 Met de beschreven voorziening werden uitstekende resultaten bereiktj in een inrichting, waarin zonder toepassing van de koelmiddelen een ongelijkmatige veroudering van een oppervlakdeel van band 1 reeds na + 1500 belastingen van dat oppervlakdeel op daarmee vervaardigde kopieën zichtbaar werd, waren bij toepassing van de koelmiddelen na + 6000 35 belastingen van eenzelfde oppervlakdeel op vervaardigde kopieën geen tekenen van ongelijkmatigheid te zien.

In de beschreven inrichting worden twee vellenreservoirs toege- 8402339 -6- past. Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet tot deze uitvoeringsvorm beperkt isj ze kan met hetzelfde voordeel worden toegepast in inrichtingen met drie of meer reservoirs en met een aantal blaassleuven die paarsgewijze of alleen geactiveerd kunnen worden. In 5 plaats van een aantal blaassleuven kan ook één blaassleuf worden gebruikt waarvan de werkzame lengte gevarieerd kan worden om haar aan te passen aan het formaat van het toegepaste kopiepapier.

Het zal eveneens duidelijk zijn dat toepassing van de uitvinding niet is beperkt tot inrichtingen waarin vóórgesneden vellen papier worden 10 verwerkt maar ook toepasbaar in inrichtingen waarin baanvormig kopiepapier wordt gebruikt.

8402338

Claims (2)

1. Electrofotografische kopieërinriehting voorzien van een voortbewegend, eindloos, fotogeleidend element, middelen om op het element door electrostatisch laden, beeldmatig belichten en ontwikkelen een poederbeeld te vormen, een eindloze en synchroon met het element 5 voortbewegende tussendrager die onder invloed van druk het poederbeeld van het element kan overnemen en vervolgens onder invloed van druk en warmte het beeld kan overdragen en fixeren op een kopieblad, middelen om de tussendrager in eerste zone tegen het element en in een tweede zone tegen het kopieblad te drukken, middelen voor het verwarmen van 10 de tussendrager, en middelen om het kopieblad naar de genoemde tweede zone te voeren, met het kenmerk, dat de inrichting voorts voorzien is van middelen (26,28) die van de tussendrager, terwijl deze van de tweede zone naar de eerste zone beweegt, het oppervlaktedeel koelen dat in de tweede zone niet met het kopieblad in aanraking is geweest. 15

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde middelen één of meer met een luchtpomp verbonden blaassleuven (29) omvatten waarmee koelende lucht tegen de tussendrager geblazen kan worden en die geactiveerd kunnen worden in afhankelijkheid van de afmetingen van het toegepaste kopieblad. 8402339