NL8401485A - Glasbewerkingsinrichting met een viervoudige glasvormholte. - Google Patents

Description

Glasbewerkingsinrichting met een viervoudige glasvormholte.

De uitvinding heeft betrekking op een glasvormmachine en in het bijzonder op het vormingsmechanisme voor ; de kloos of het uitgangsstuk van de uit het Amerikaanse octrooi-j schrift 1.911.119 bekende glasvormmachine van het I.S. type. ; 5 Bij de inrichting volgens dit octrooischrift wordt een aan een ; i : vormingsproces te onderwerpen glasvulling in een kloosvormsta- ; \ tion aan een kloosvorm afgeleverd, waarbij de vorm aan de vul ling wordt verleend door het glas in het station voor het vormen i van een kloos aan een met uitzakken vergezeld gaande blaasbe-| 10 werking en aan tegenblazen te onderwerpen. Daarna wordt de kloos ί omgekeerd en naar een blaasvormstation overgebracht, waar de kloos in zijn eindvorm wordt geblazen.

| Wanneer een aantal vullingen tegelijkertijd i in het kloosvormstation aan een aantal kloosvormen moet worden ; 15 afgegeven, worden er aanzienlijke moeilijkheden voor het ver- ' krijgen van voldoende speling verkregen om te bereiken dat arti kelen met een grote diameter op een machine kunnen worden geproduceerd, die in principe dezelfde hoofdafmetingen als de boven vermelde klassieke machine bezit. Uit het Amerikaanse oc-trooi-i 20 schrift 3.721.545 is een glasvorminrichting met een drievoudige holte bekend. Bij de uit dit Amerikaanse octrooischrift 3.721.545 bekende inrichting wordt het mechanisme voor een i glasvormmachine met een drievoudige vulling door de afstand van I de scharnierkolom 27 van de vormarm naar het middelpunt van de i .

I 25 as voor de omkeerarm van de halsvorm begrensd. Om het aantal op1 de basismachine toegepaste vormholten te vergroten zoü een aan-! zienlijke vergroting van het machinevoetstuk zijn vereist, waar- | door de gehele inrichting van een fabriek voor het vervaardigen' ! van glazen houders zou worden beïnvloed.

ί ; I 30 Door de mechanismen voor het openen en ί I ; i sluiten van de klooshouders en door de wijze waarop deze op de I armen voor het ondersteunen ervan zijn gemonteerd, wordt een

constructie gevormd, die van aanzienlijke betekenis voor de uitL

84 0 1 4 8 5 - 2 - vinding is, waarbij de uitvinding ten doel heeft om een inrichting te verschaffen, waardoor gelijke sluitkrachten op alle vier zijdelings naast elkaar geplaatste kloosvormhelften worden uitgeoefend, waarbij het vastklemmen van de kloosvormen in hun 5 gesloten stand door de werking van bestaande krukarmmechanismen voor klassieke of bestaande I.S.-machines wordt uitgevoerd.

Verder heeft de uitvinding ten doel om een inrichting voor het in werking stellen van vormen te verschaffen, [ waarbij de vormarmen op zodanige wijze zijn ontworpen dat hier-; I 10 door grotere sluitkrachten op de lange armen worden uitgeoefend, die v.oor het ondersteunen van vier kloosvormen nodig zijn.

De uitvinding heeft betrekking op een glas- ; vormmachine waarbij vier vullingen in een kloosvormstation door middel van een vormproces in de vorm van klozen worden gebracht, , 15 waarna deze naar een blaasvormstation worden overgebracht, waar in de klozen in hun eindvorm worden geblazen, waarbij de inrich-; ting van middelen is voorzien om de kloosvormen op zodanige wijze in het kloosvormstation te monteren, dat deze over een afstand van voldoende grootte van elkaar af kunnen worden bewo-; 20 gen om een zo grote speling in de halsvormen te verkrijgen, dat deze door de ruimte tussen de open vormen kunnen passeren, i terwijl de vormen toch binnen het gebied worden gehouden dat tussen de mechanismen kan worden toegelaten, die heden ten dage· bij de glasvormmachine van het standaard I.S.-type worden gebruikt. ; 25 De wijze voor het uitoefenen van de sluitkrachten op de vormen ; vindt op zodanige wijze plaats, dat de kracht meer dan 25 % i toeneemt ten opzichte van de kracht die bij de klassieke machine j met een drievoudige holte wordt bereikt. Hierbij wordt de schar- nieringskolom voor de kloosvormarmen op een grotere afstand van-| 30 af de omkeeras geplaatst, doch het voetstuk van de machine ! wordt hierdoor niet groter.

| De uitvinding zal thans aan de hand van de j ! ; ! figuren nader worden toegelicht. j j Figuur 1 geeft een bovenaanzicht van het j 35 kloosvormstation weer, waarin het vormmanipuleermechanisme vol-;

; I

8401485 - 3 - ί : ) gens de uitvinding is afgeheeld; figuur 2 geeft een soortgelijk bovenaanzicht als figuur 1 weer, waarin de kloosvormen in hun geopende stand i zijn afgebeeld; ; 5 figuur 3 geeft op vergrote schaal volgens de ! lijn III - III van figuur 1 een gedeeltelijke doorsnede weer; [ figuur 4 geeft op vergrote schaal een ge- ; detailleerd bovenaanzicht van het door de pijl A in figuur 1 aangeduide gedeelte weer; | 10 figuur 5 geeft op vergrote schaal een zij- ' aanzicht van de in figuur 1 afgebeelde linker arm weer; en figuur 6 geeft op vergrote schaal een zijaan-I zicht van de in figuur 1 afgebeelde rechter arm weer.

Onder verwijzing naar de tekeningen en in het : 15 bijzonder naar figuur 1, blijkt hieruit dat de inrichting vol- ; gens de uitvinding een voetstuk 10 bevat, waardoor de vormmecha-nismen zijn ondersteund. Vanuit dit voetstuk staat in een ver-j tikale stand naar boven in de nabijheid van het ene einde er van een hoofdscharnieringskolom 11. Aan tegenoverstaande zijden 20 en iets voor de hoofdscharnieringskolom 11 bevinden zich een paar bedieningsassen 12 en 13. Deze assen 12 en 13 worden door middel van de werking van een luchtmotor om hun vertikale hartlijn ge-· draaid, die zich zoals in het Amerikaanse octrooischrift 3.721.545 is toegelicht in het voetstuk van de machine bevindt, j 25 Het zal duidelijk zijn dat de beide assen 12 en 13 tegelijk doch in tegengestelde richtingen over dezelfde draaiingshoek worden ' verdraaid om de vormarmen 14 respectievelijk 15 in beweging te , brengen, die met deze assen 12 en 13 zijn verbonden. De arm 14 | is door middel van de als één geheel hiermee uitgevoerde gesple- | 30 ten bus aan de as 12 vastgeklemd, die aan de. arm is uitgevoerd ; en door een bout 16 kan worden vastgezet. Door een soortgelijke1 gespleten bus wordt de arm 15 gedragen, die op zijn beurt door ! middel van een bout 17 aan de as 13 is vastgemaakt. Wanneer de , j armen 14 en 15 door de assen 12 en 13 worden aangedreven, zullen i 35 hierdoor de verbindingsstukken 18 en 19 in werking worden gesteld 8401485 - 4 - om de vormarmverlengstukken 20 en 21 van de vormarmen 22 respectievelijk 23 te verplaatsen. Uit de figuur blijkt gemakkelijk, dat het verlengstuk 20 een deel van de arm 22 is en dat het verlengstuk 21 een deel van de arm 23 is. Wanneer de assen 12 en | 5 13 worden geroteerd, zullen de armen 22 en 23 hierdoor op zoda- j ! nige wijze in beweging worden gebracht, dat deze vanuit de in i figuur 1 afgebeelde stand naar de in figuur 2 afgebeelde stand : i ; : worden verplaatst. Bij de inrichting volgens de uitvinding is de scharnieringskolom 11 op een bijzondere plaats aangébracht, j i I 10 die zich op een grotere afstand vanaf de omkeeras dan bij de voorheen vervaardigde machinesecties bevindt, doch deze sectie : i heeft wel dezelfde basisafmetingen.

| Zoals in detail in het zijaanzicht van figuur 6 is afgebeeld, is de arm 22 aan het uitstekende einde gevorkt : I 15 uitgevoerd, waar de vertikale scharnieringspen 24 door de arm \ wordt ondersteund. Deze scharnieringspen 24 strekt zich tussen i I een bovenste uitstekend deel 25 en een onderste uitstekend deel 26 van de arm 22 uit. Tussen deze delen 25 en 26 bevindt zich een vormhouder of inzetstuk 27. Dit vorminzetstuk 27 bestaat, zo-; 20 als het beste uit figuur 6 blijkt, uit twee horizontaal ver lopende delen, die door middel van een paar onderling van elkaar I verwijderde lijfdelen 28 met elkaar zijn verbonden. De vorm houder 27 is van vier vertikale pennen 29 voorzien, die zich van-' uit het bovenvlak ervan naar boven uitstrekken, waarbij deze ! 25 pennen als montagepennen voor de vormhelften 30 dienst doen.

; Tegenover de vormhouder 27 zijn een paar in een rechte lijn op i een bepaalde afstand van elkaar af geplaatste vormhouders of inzetstukken 31 en 32 aangebrafaht. Elke houder of elk inzetstuk 31 en 32 bezit een paar vertikaal verlopende pennen 29, die 30 als aanhangelementen voor de vormhelften 33 dienst doen.

• I

Zoals het beste uit de figuren 1 en 2 blijkt; ; zijn de inzetstukken 31 en 32 door een smalle spleet ten opzichte van elkaar gescheiden, en elk inzetstuk is tussen de einden er-; van door middel van een scharnieringspen 34 respectievelijk 35 ; : 35 scharnierend ondersteund, waarbij deze pen door de uiteinden van 8401485 - 5 - : een in het algemeen door 36 aangeduide vereffeningsstaaf heen loopt en hierdoor wordt ondersteund. Zoals het beste uit figuur: 5 blijkt, bestaat deze vereffeningsstaaf 36 in feite uit twee vertikaal van elkaar gescheiden, horizontale delen 37 en 38, i 5 waarbij het midden ervan van een vertikaal lijfdeel 39 met een I hierin uitgevoerd vertikaal gat is voorzien, waarin een schar- ' j nieringspen 40 is gemonteerd. Deze scharnieringspen steekt met I zijn einden door de delen 37 en 38 en steekt vanuit deze delen ! nog iets verder naar buiten, waarbij deze uitstekende einden i 10 scharnierend in de einden van onderling vertikaal van elkaar gescheiden vingers 41 en 42 van de arm 23 zijn ondersteund. Hieruit blijkt dat de vormarmen 22 en 23 door de werking van de assen 12 en 13 vanuit de in figuur 1 afgebeelde stand van elkaar af zullen worden bewogen en in de in figuur 2 afgebeelde stand : 15 zullen komen. Onder de vormhelften 30 en 33 bevinden zich zoals dit in de figuren 1 en 2 is afgebeeld een stel halsvormen 44.

Deze halsvormen 44 bestaan in feite uit gespleten vormen, doch terwille van de toelichting kunnen deze als volledige vormen worden beschouwd, waardoor een hals wordt bepaald. Deze hals- 20 vormen 44 worden door een paar ondersteuningsarmen 45 en 46 ge- I dragen. Door de ondersteuningsarmen 45 en 46 voor de halsvormen wordt tezamen de omkeerarm van de glasvormmachine van het I.S.-type gevormd. Het zal duidelijk zijn dat de armen 45 en 46 op zodanige wijze op een horizontale spil zijn ondersteund, dat 25 deze over een hoek van 180° kunnen worden gedraaid. De halsvor men worden nadat de kloosvormen zijn geopend, zoals dit in i figuur 2 is afgebeeld over een baan verplaatst, die zich door en i tussen de vormhelften 30 en 33 in figuur 2 naar boven zou uit- ' strekken, wanneer de klozen door middel van hun hals naar een : 30 blaasvormstation worden overgebracht.

Teneinde te bewerkstelligen dat de vormhelf-: ten 30 en 33 over een afstand worden geopend, die voldoende is ; om roen verplaatsing van de halsvormen 44 en de omkeerarmen 45 en 46 mogelijk te maken zodat deze hiertussen naar boven kunnen ' i 35 worden bewogen en het in aanraking komen van de open armen met · 8401485 « - 6 - naburige glasvormsecties hierbij wordt voorkomen, is het nodig : : gebleken om een vormopeningsconstructie toe te passen, die an- ders is dan een constructie waardoor een beweging om een rechte I vertikale scharnier wordt uitgevoerd. Met het oog hierop is de • 5 vormhouder 27 in de nabijheid van het onderste deel ervan, zoals dit het beste uit figuur 3 blijkt, van een knopvormig deel 47 voorzien. Dit knopvormige deel 47 bezit een naar beneden j lopend hol gedeelte, waarin een geharde pen 48 wordt vastgehouden.

i | Deze pen 48 strekt zich tot in een nokkenbaan 49 uit. Door deze i j 10 nokkenbaan 49 wordt in feite een nok in de vorm van een doos i gevormd, waarin het einde van de pen 48 gedurende de tijdsduur i wordt verschoven, dat de vormarm 22 vanuit de gesloten naar de open stand wordt verplaatst. Het begindeel van de nokkenbaan 49 ; is van een gekromd gedeelte voorzien, zodat de vormen in het i : : 15 begin in hoofdzaak van elkaar af zullen worden bewogen alsof deze scharnierend rondom de kolom 11 waren gemonteerd, en wanneer de' ; armen nog verder van elkaar af worden bewogen wordt de nokkenbaan ; weer recht. Wanneer de nokvolger door het rechte gedeelte van de ! baan wordt verschoven, zal worden bewerkstelligd dat de inzet- : 20 stukken 27 ten opzichte van de arm 22 ten opzichte van deze arm 22 in een tegen de wijzers van een uurwerk in gerichte richting : zullen worden omgezwenkt. Het vormondersteuningsstelsel aan de : tegenovergelegen zijde, dit wil zeggen de zijde waardoor de vorm- | helften 33, de vereffeningsstaaf 36 en in het bijzonder het on- :25 derste deel 38 ervan worden ondersteund, is van een naar buiten; stekend knopvormig deel 50 voorzien, waaruit een pen of een nokvolger 51 naar buiten steekt. De pen 51 verschuift in een nokkenbaan 52. De nokkenbaan 52 is zoals dit in het bijzonder in figuur 4 is afgebeeld, aan het begin 53 van de baan, zoals dit ! ;30 specifiek is aangegeven van een gebogen of schuin verlopend ge- : deelte voorzien, en zoals reeds eerder is toegelicht wordt hierdoor.een zodanige beginnende beweging van de verplaatsing van de armen mogelijk gemaakt, dat deze vormen van elkaar worden I af bewogen alsof deze om de kolom 11 scharnierden. Door de ver-i ;35 dere verplaatsing van de armen wordt bewerkstelligd dat de vorm- 84 0 1 4 8 § » - 7 - inzetstukken in een meer evenwijdige richting ten opzichte van : elkaar gaan bewegen wanneer de armen van elkaar af naar de in ! figuur 2 afgeheelde stand worden bewogen. Door de verlengstukken en de montage van de armen 22 en 23 wordt een constructie ver- 5 schaft, waardoor in vergelijking met de methode zoals de armen vroeger werden ondersteund zoals bijvoorbeeld uit het Ameri- ! kaanse octrooischrift 3.721.545 bekend is, een grotere sluit- kracht op de armen 22 en 23 kan worden uitgeoefend. Bij de con-| | structie volgens dit laatstgenoemde octrooischrift zijn de armen i ; ; 10 voor het dragen van de vorm met de krukarm verbonden, waardoor ; ! de vorm in de nabijheid van het gebied wordt gemanipuleerd, j dat zich tussen het draaipunt voor de vormhouder en de armen be- I vindt. Er kan over een aanzienlijk grotere hefboomskracht wor den beschikt wanneer de armen van een schaarvormig scharnier ! 15 worden voorzien zoals dit volgens de uitvinding wordt toegepast> ! waarbij de krachten, die gedurende het sluiten kunnen worden uitgeoefend, waardoor de kritische periode bij het manipuleren | van de kloosvorm wordt gevormd, groter, kunnen zijn dan de bij de inrichting volgens het bovengenoemde octrooischrift uitgeoefen-i 20 de krachten. In feite werd in de praktijk wanneer de sluitkrach- j ten werden gemeten, gevonden dat er een krachttoename van meer dan 25 % werd bereikt.

Verder blijkt gemakkelijk dat de vier vormen bij de inrichting volgens de uitvinding binnen de grenzen van ; 1 i 25 een ruimte zijn ondersteund en ten opzichte van elkaar worden ; bewogen, die niet groter dan de ruimte is, welke bij de inrich ting volgens het bovengenoemde octrooischrift volgens de stand i van de techniek aanwezig was.

i

Uit het voorgaande en de hiervoor gegeven | 30 beschrijving blijkt, dat een bewerkingsmechanisme voor de kloos vorm van een glasvormmachine wordt verschaft, waarbij de vier ; \ vormen allemaal in een gesloten toestand worden gehouden doordat I op alle vormen gelijke krachten worden uitgeoefend, waarbij i ; de vormen over een bereik kunnen worden geopend, dat voldoende : Γ35 is om een verplaatsing van de klozen en de halsvormen door de 8401485 ft - 8 - tussen de open vormen bewerkstelligde ruimte toe te laten, en waarbij niet vereist wordt dat de vormen zover worden geopend, : ; dat deze een storende invloed op mechanismen van naburige vorm- ! secties uitoefenen. Er wordt verder de aandacht op gevestigd ί I 5 dat door de afgebeelde en beschreven machinesectie normaal in i - I de praktijk slechts één uit een reeks zijdelings naast elkaar | geplaatste secties wordt gevormd. Het is in de praktijk de ge- I woonte om tenminste een aantal secties naast elkaar te plaatsen, i ; I en er bestaan zelfs bepaalde machines, die uit tien secties ί 10 zijn opgebouwd, die allemaal in serie tegen elkaar aan zijn ge-^ : plaatst.

! - ί : ί | | ! i ' ί : i ! i 'i ! i ! i : i i ! i i i ! i I i ! ί ( ï i ; 8401485

Claims (5)

1. Glasvorminrichting, waarbij een aantal in een kloosvormstation aan kloosvormen afgegeven glasvullingen | in dit kloosvormstation door middel van een vormproces in de ; 5 vorm van klozen worden gebracht en daarna naar een blaasvormsta- i tion worden overgebracht, waarin deze in de vereiste vorm worden i geblazen, met het kenmerk, dat deze inrichting is samengesteld i j uit een machinevoetstuk, alsmede uit een paar op dit voetstuk ! gemonteerde armen zodat deze een zwenkende beweging om een ge- ! 10 meenschappelijke as kunnen maken, waarbij deze armen van bewer-: | kingsdelen zijn voorzien, die zich tot punten voorbij de schar- nieringsas ervan uitstrekken, uit drie aan de zijkanten van de i armen bevestigde inzetstukken, uit vier op een inzetstuk ge monteerde vormhelften en twee op elk ander inzetstuk gemonteer-' j 15 de vormhelften, uit middelen waarop scharnierend het inzetstuk : naar is gemonteerd, waardoor vier vormhelftenny het einde van een van de armen worden gedragen, uit een staafvormig vereffenings-orgaan dat scharnierend met het midden van elk exemplaar van de twee andere inzetstukken is verbonden teneinde deze inzetstuk- ; 2. ken op zodanige wijze te ondersteunen dat deze een beperkte scharnierende beweging ten opzichte hiervan kunnen uitvoeren, uit middelen waardoor het midden van de genoemde vereffenings- . staaf scharnierend ten opzichte van het einde van de andere arm is gemonteerd, uit een vertikale en afzonderlijk bij elke genoem-25 de arm behorende as, waarbij deze assen aan tegenover elkaar gelegen zijden zijn geplaatst en vóór de gemeenschappelijke hartlijn van de genoemde armen, uit middelen waardoor de assen met : de bewerkingsdelen van de desbetreffende armen zijn verbonden om de genoemde vormarmen naar en van elkaar af te bewegen om de j 30 inzetstukken naar en van elkaar af te bewegen en de vormhelften' volgens een aanvullend verband hiermee weer te sluiten teneinde ; vormholten te verkrijgen, en deze vormhelften van elkaar af te j ; bewegen om de in deze vormholte gevormde klozen te kunnen ver- ; wijderen, het een en ander zodanig dat door de as aan de ene zij-•35 de van de genoemde scharnieringsas de vormarm aan de tegenover-: 8401485 * - 10 -ψ \ . staande zijde van deze scharnieringsas in werking wordt ge- i steld, waarbij door het draaien volgens de wijzers van een uur- i I werk van de rechter as de vormen en inzetstukken aan de linker zijde worden gesloten en door het draaien tegen de wijzers van ! i 5 een uurwerk in van de linker as de vormen en inzetstukken aan de I rechter zijde worden gesloten, en uit in elkaar grijpende nok- j en nokvolgermiddelen op het genoemde voetstuk, alsmede op het | inzetstuk waardoor de vier helften worden gedragen en op de ver- t ; effeningsstaaf waardoor de twee inzetstukken worden gedragen om 1. het genoemde inzetstuk en de staaf bij de openings- en sluit- beweging van de genoemde vormhelften zodanig te geleiden dat de. inzetstukken bij het begin van de openingsbeweging van de armen in een boog om de genoemde gemeenschappelijke as naar een voor-: af bepaalde hoekstand worden omgezwenkt en dat bij een verdere ; 1. openingsbeweging van deze armen wordt bewerkstelligd dat de in-; zetstukken verder van elkaar af worden bewogen en zodanig ten opzichte van de armen worden gedraaid dat deze bij een volledig open stand van de vormhelften in nagenoeg dezelfde vooraf bepaalde hoekstand blijven.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor de onderlinge doorverbinding van de assen en de armen uit een aan elke as vastgeklemde : | krukarm bestaan, alsmede uit een scharnierend aan elke krukarm ; i : i en het desbetreffende armverlengstuk van de ondersteuningsarm I ; I 25 voor het ondersteunen van de vorm aan de tegenovergelegen zijde i bevestigd verbindingsstuk, zodat door een verdraaiing van de j assen over een boog van 30 tot 35° de armen vanuit de volledige i open stand in de vastgeklemde gesloten stand worden verplaatst.:

3. Inrichting volgens conclusie 2, i 3. met het kenmerk, dat de boog waarover de as wordt gedraaid een ! hoek van 33.,5° insluit. ; | . ;

4. Inrichting volgens conclusie 1, ; j met het kenmerk, dat de genoemde nok een langwerpige nokkenbaah omvat. | j i ï 35

5. Inrichting volgens conclusie 4, 8401485 * - 11 - * met het kenmerk, dat de genoemde nokkenbaan in een eerste ! gedeelte gebogen is uitgevoerd, dat in aangrijping met de nok- volger verkeert wanneer dè ihzetstukken voor de eerste maal i vanuit de gesloten stand van de vormen worden verplaatst, waar-: j 5 na de genoemde nokkenbaan volgens een rechte lijn verloopt. t : i : .84 0 1 4 8 5 I |