NL8400962A - Pijpverbinding. - Google Patents

Description

K.O. 32595 1 * Pijpverbinding

De onderhavige uitvinding heeft in hoofdzaak betrekking op van schroefdraad voorziene verbindingen voor buisvormige artikelen, en meer 5 in het bijzonder op een van schroefdraad voorziene verbinding voor gebruik bij buisvormige artikelen met bimetalen constructie, zoals gebruikt bij de produktie van olie en gas.

Het is in toenemende mate noodzakelijk geworden olie en gas uit reservoirs te produceren die wezenlijke hoeveelheden H2S en/of CC>2 10 bevatten. Belangrijke problemen met betrekking tot corrosie en vertrossing kunnen plaats vinden indien gebruikelijke buisartikelen van koolstof staal gebruikt worden in dergelijke milieu's. Corrosie-inhibitoren zijn gebruikt, maar deze zijn kostbaar en niet altijd werkzaam. De industrie heeft het gebruik van buizen, die geheel vervaardigd zijn van 15 roestvast staal, nikkellegeringen, of zelfs titaanlegeringen beschouwd. Dergelijke materialen zijn, hoewel deze in het algemeen zeer aanzienlijke prestatiekenmerken hebben, zeer kostbaar en kunnen bijzondere hanteringstechnieken vereisen.

De meest bevredigende oplossing die tot nu toe ontwikkeld is omvat 20 het gebruik van bimetalen buizen, die een uitwendige pijp of schaal met hoge sterkte met een inwendige voering of pijp van een aan corrosie weerstand biedend materiaal omvatten. Dergelijke buizen hebben het voordeel dat deze de eigenschappen met betrekking tot het belastingdra-gend vermogen en het ruw kunnen hanteren van gebruikelijke stalen bui-25 zen hebben met de corrosieweerstand van hoog gelegeerd materiaal.

Aangezien buisvormige artikelen bij olievelden in afzonderlijke lengten aanwezig zijn, is het noodzakelijk om deze met elkaar te verbinden om strengen te vormen. De verbindingen moeten op overeenkomstige wijze tegen corrosie of vertrossing beschermd worden.

30 Koppelsorganen voor gebruik met bimetalen pijpen van massief aan corrosie weerstand biedend materiaal, zoals roestvaststaal, zijn vervaardigd. Dergelijke roestvast stalen koppelingen hebben echter niet de eigenschappen met betrekking tot de sterkte en de ruwe hanteerbaarheid van gebruikelijke koppelsorganen. Ook zijn van schroefdraad voorziene 35 verbindingsórganen van gewoon staal vervaardigd voor gebruik met bimetalen pijp, maar voorzien van middelen voor het beschermen van het ver-bindingsmateriaal. Voorbeelden van dergelijke verbindingsórganen zijn weergegeven in de Amerikaanse octrooischriften 3.307.860; 3.336.054; 4.026.583 en 4.373.750.

40 Behalve het vermogen de corrosieve effecten van zure gasmilieu's 8400962 F ΐ 2 te weerstaan moeten pijpen en de verbindingsorganen daarvan in staat zijn het bedrijf in diepe, onder hoge druk staande putten te weerstaan. Putten dieper dan ongeveer 4500 meter en met een druk van ongeveer 140 Mpa zijn niet ongebruikelijk. Dienovereenkomstig moeten pijpen en ver-5 bindingsorganen een aanzienlijke treksterkte hebben en moeten de verbindingen daarvan in werkzame tegen lekken bestemde afdichtingen voorzien. Bovendien worden buisvormige artikelen bij olievelden vaak aan ruwe behandeling onderworpen indien deze ter plaatse verbonden worden. De van schroefdraad voorziene verbindingen moeten bestand zijn tegen 10 schaven, klemmen, scheef opschroeven, en mechanische schade aan af-dichtoppervlakken.

Het is daarom een doeleinde van de onderhavige uitvinding om bime-talen pijp op zodanig wijze samen te koppelen, dat de inwendige constructie een doorlopende metallurgische afsluiting vormt terwijl het 15 uitwendige koppelingsorgaan de mechanische eigenschappen van de pijp handhaaft. Het is een verder doeleinde van de onderhavige uitvinding om in een van schroefdraad voorzien verbindingsorgaan te voorzien voor gebruik bij zure gasmilieu’s, dat een treksterkte heeft, die die van de pijpen die onderling verbonden worden, benadert. Het is een verder doe-20 leinde van de onderhavige uitvinding om in een van schroefdraad voorzien verbindingsorgaan voor gebruik in zure gasmilieu’s te voorzien, dat in hoofdzaak bij elke bedrijfsdruk lekbestendig is. Het is een verder doeleinde van de onderhavige uitvinding om een van schroefdraad voorzien verbindingsorgaan te verwezenlijken, dat weerstand biedt aan 25 schaven, klemmen, schuin opschroeven en mechanische schade.

Het buisvormige verbindingsorgaan volgens de onderhavige uitvinding omvat eerst en tweede uitwendig van schroefdraad voorziene mannet jesorganen en een inwendig van schroefdraad voorzien koppelingsorgaan dat de mannetjesorganen middels schroefdraad aangrijpt. Elk 30 mannetjesorgaan bevat een uitwendige pijp en inwendige pijp of een voering gevormd van een aan corrosie weerstand biedend metaal. Het koppelingsorgaan is van hetzelfde materiaal als de buitenpijpen van de mannetjesorganen, maar is niet aan de binnenkant van de pijp aanwezig.

De van schroefdraad voorziene onderlinge verbinding tussen elk 35 mannetjesorgaan en de koppeling wordt verwezenlijkt door een doorgaande schroefvormige draad met een eerste recht, niet taps, deel en een tweede taps deel. Het schroefdraad heeft een vorm die steek- en belastings-flanken omvat en een zich axiaal uitstrekkende top en voet. Over de draad is de spoed gemeten langs de belastingsvlakken gelijkblijvend en 40 de lengte van de top en de diepte van de belastingsflank zijn gelijk- 8400962 v % 3 » blijvend.

De einden van de mannetjesorganen zijn afgesneden teneinde een in hoofdzaak ondoordringbare afdichting van metaal op metaal te vormen over de binnenkant van de verbinding. Bij één uitvoering liggen de 5 einden van de mannetjesorganen tegen elkaar aan bij een afdichtrand gevormd bij de inwendige omtrek van het mannetjesorgaan. Bij een tweede uitvoering liggen de einden van de mannetjesorganen tegen een buisvormige metalen ring aan en dichten daarop af, welke ring van hetzelfde materiaal vervaardigd is als de metallische buisvoering. Indien een 10 voorbelasting op de mannetjesorganen opgebracht wordt, zetelt het einde van het mannetjesorgaan zelf tegen het andere einde of tegen de metallische zitting, door de gestuurde plastische deformatie, en vormt de primaire afdichting voor de verbinding.

De koppeling omvat binnen het schroefdraad een paar tegenover el-15 kaar liggende naar buiten gerichte afgeknot kegelvormige afdichtopper-vlakken en elk mannetjesorgaan omvat een uitwendig afgeknot kegelvormig afdichtoppervlak dat afdichtend te paren is met de koppeling. De afgeknot kegelvormige afdichtoppervlakken voorzien in een tweede afdichting die zelf bekrachtigend is, doordat wanneer de druk binnen de pijp toe-20 neemt het materiaal naar elkaar toegedreven wordt voor een verbeterde afdichting. De afgeknot kegelvormige afdichtoppervlakken op de man-netjesorganen liggen axiaal op een wezenlijke afstand van het van schroefdraad voorziene deel. Een dergelijke afstand dient als een ger-leiding tijdens het verschaffen van de verbinding hetgeen de waar-25 schijnlijkheid van schuin opdraaien vermindert of belet. Bovendien stimuleert het onderling op afstand liggen de zelfbekrachtigende eigenschappen van de secundaire afdichting en veroorzaakt een buigmoment hetgeen de primaire afdichting verbeterd. Indien gewicht of trekkracht op de primaire afdichting opgebracht wordt, beschermt de oorspronke-30 lijke voorbelasting de afdichting. Indien echter een overmatig gewicht opgebracht zou worden en de primaire afdichting zou breken, blijft de secundaire afdichting in takt en zal in feite verbeterd worden.

De uitvinding wordt hieronder nader verduidelijkt aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met verwijzing naar bijgaande tekeningen 35 waarin: fig. 1 een doorsnede aanzicht is van een voorkeursuitvoering van de buisverbinding volgens onderhavige uitvinding, fig. 2 een dwarsdoorsnedeaanzicht op vergrote schaal is, dat details van de afdichtinrichting in de uitvoering van fig. 1 toont, 40 fig. 3 een doorsnedeaanzicht is, dat details van het afdichtgebied 8 4 Q 0 9 6 2 i t 4 % in een alternatieve uitvoering van de onderhavige uitvinding toont, fig. 4A en 4B schetsmatige aanzichten zijn, die de werkwijze van het van schroefdraad voorzien van het mannetjesorgaan volgens de onderhavige uitvinding tonen, en 5 . fig. 5A en 5B schetsmatige aanzichten zijn die de werkwijze van het van schroefdraad voorzien van de koppeling volgens de onderhavige uitvinding tonen.

In fig. 1 van de tekeningen is de buisverbinding volgens de onderhavige uitvinding afgeheeld en aangegeven met verwijzingscijfer 11.

10 Verbinding 11 omvat in hoofdzaak een paar van uitwendig schroefdraad voorziene mannetjesorganen of pijpen 13a en 13 b en een van inwendig schroefdraad voorzien koppelingsorgaan 15. Mannetjesorgaan 13a en 13 b zijn in hoofdzaak gelijkend aan elkaar en omvatten elk een uitwendige pijp 17 van gewoon staal en een inwendige pijp of voering 19 van aan 15 corrosie weerstand biedend metaal, bijvoorbeeld roestvast staal.

Elk mannetjesorgaan 13a en 13b omvat een doorlopend schroefdraad, in het geheel aangegeven door verwijzingscijfer 21. Schroefdraad 21 omvat een eerste niet-tapsdeel 23 en een tweede tapsdeel 25. Schroefdraad 21 omvat in hoofdzaak een trapeziumachtige schroefdraadvorm welke een 20 steekflank 27, een belastingsflank 29, een zich axiaal uitstrekkende top 31 en een zich axiaal uitstrekkende voet 33 omvat. Bij de voorkeursuitvoering heeft de belastingsflank 29 een omgezette hoek of is omgezet haakvormig teneinde de trekvastheid van de verbinding te verbeteren.

25 Over de hele lengte van het schroefdraad 21, zowel in het eerste niet tapse deel 23 als het tweede tapse deel 25, is de spoed van het schroefdraad, zoals gemeten langs de belastingsflank evenwijdig aan de as van het mannetjesorgaan, gelijkblijvend. Bovendien zijn de axiale lengte van de top 31 en de diepte van het schroefdraad zoals gemeten 30 van de top 31 naar voet 33 over de belastingsflank 21 gelijk blijvend.

Het koppelingsorgaan 15 is gevormd van buisvormig metaalmateriaal dat hetzelfde is als het materiaal van de buitenpijp 17. Het koppelingsorgaan 15 omvat van schroefdraad voorziene delen, die de twee tapse van schroefdraad vorziene delen, omvattende schroefdraad 21 van 35 de mannetjesorganen, completeren en daarmee onderling passen.

Mannetjesorganen 13a en 13b omvatten elk een uitwendig afgeknot kegelvormig afdichtoppervlak 35, dat door een cilindrisch deel 37 van schroefdraad 21 gescheiden is. Het koppelingsorgaan 15 omvat een paar inwendige afgeknot kegelvormige afdichtoppervlakken, omvattende een op-40 pervlak 39, dat paart met en af dicht ten opzichte van oppervlak 35. Het 8400962 dr t 5 afgeknotte kegelvormige afdichtoppervlak 35 van het mannetjesorgaan en het cilindrisch deel 37 dienen eveneens als geleiding voor het sturen of steken van de mannetjesorganen in het koppelingsorgaan 15. De wezenlijke lengte van het cilindrische deel 37 werkt samen met het in hoofd-5 zaak cilindrische oppervlak gevormd door de toppen van het rechte deel van het inwendige schroefdraad van koppelingsorgaan 15, om zo het mannetjesorgaan binnen het koppelingsorgaan in lijn te brengen om scheef opschroeven te beletten. Eveneens steekt vanwege de tweevoudige tapsheid van schroefdraad 21, het eerste niet tapse schroefdraad 23 in 10 het tapse deel van het koppelingsorgaan 15, waardoor de waarschijnlijkheid van het vastklemmen verminderd wordt, hetgeen soms plaatsvindt indien een tapse pen in een huls met dezelfde tapsheid gestoken wordt. Bovendien is de tapsheid van het tweede tapse deel 25 van schroefdraad 21 bij voorkeur wezenlijk groter dan de gebruikelijke standaard van on-15 geveer 19 mm per 30 cm diameter. De steile tapsheid stelt de verbinding in staat om zeer snel van handdicht naar met vermogen dicht te gaan en bij voorkeur in minder dan een omwenteling, om de kans van schaven te verminderen.

In de uitvoering uit fig. 1, omvat de verbinding 11 een in hoofd-20 zaak buisvormige ring 41, die binnen het koppelingsorgaan 15 gedragen wordt tussen de einden van de mannetjesorganen 13a en 13b. Ring 41 is bij voorkeur gevormd van hetzelfde aan corrosie weerstand biedende metaal dat de binnenpijp of voering 19 vormt. Ring 41 vormt metaal- op -metaalafdichtingen met voeringen 19 en 19b bij resp. 43a en 43b.

25 In flg. 2 is een vergroting van het afdichtgebied van de uit voering volgens de uitvinding afgebeeld in fig. 1 getoond. Ring 41 heeft een in hoofdzaak trapeziumachtige dwarsdoorsnede en heeft een inwendige diameter die enigszins kleiner is dan de inwendige diameter van de mannetjesorganen 13a en 13b. Ring 41 heeft een paar hellende vlakken 30 45a en 45b en in hoofdzaak vlakke afdichtranden 47a en 47b om de inwendige omtrek daarvan. De voeringen 19 en 19a van resp. de mannetjesorganen 13a en 13b, begrenzen in hoofdzaak vlakke afdichtranden resp. 49a en 49b, die samenwerken met de randen resp. 47a en 47b om metaal-op-me-taal afdichtingen te vormen. De radiaal buitenliggende delen van de 35 einden van de mannetjesorganen 13a en 13b begrenzen afgeknot kegelvormige vlakken resp. 51a en 51b. De vlakken 51a en 51b strekken zich radiaal naar voren van de randen 49a en 49b uit, om deze randen 49a en 49b tegen mechanische schade beschermen. De hoeken van de vlakken 51a-b en 45a-b verschillen, teneinde daar tussen ledige ruimten 53a en 53b te 40 begrenzen indien verbinding 11 handvast gezet wordt. Indien de verbin- 8400962 ΐ t 6 ' ding 11 echter met vermogen vastgezet wordt, gaan de holten 53a en 53b verloren door gestuurde plastische deformatie.

In fig. 3 is een alternatieve uitvoering van de onderhavige uitvinding getoond, waarbij mannetjesorganen 113a en 113b tegen elkaar aan 5 liggen en op elkaar afdichten. Voeringen 119 en 119a begrenzen afdicht-randen resp. 149a en 149b. Mannetjesorganen 113a en 113b omvatten resp. vlakken 151a en 151b, die daartussen een holte 153 begrenzen. In de uitvoering van fig. 3, helt vlak 151b axiaal naar voren van rand 149b en helt vlak 151 axiaal naar achteren van rand 149a. In de uitvoering 10 van fig. 3, zal het mannetjesorgaan 113a in het koppelingsorgaan 115 bij de fabrikagevoorziening aangebracht worden, zodat de koppeling 115 in bescherming voor de rand 149a voorziet.

In fig. 4 en 5 is in hoofdzaak de wijze waarmee het tweevoudig tapse schroefdraad volgens de onderhavige uitvinding gesneden is, afge-15 beeld. Ten eerste is in fig. 4a en 4b, die de wijze van het snijden van het uitwendige schroefdraad tonen, een draadsnijdend inzetdeel 61 aanwezig. Het draadsnijdende inzetdeel 61 omvat een voorrand 63 voor het snijden van de steekflank 27, een benedenrand 65 voor het snijden van de voet 33, een voorrand 67 voor het snijden van een belastingflank 29, 20 en een bovenrand 69 voor het snijden van top 31. Om schroefdraad 21 te snijden, wordt het buisachtige werkstuk met een gelijkblijvende draai-ingssnelheid om de as daarvan gedraaid en wordt het draadsnijdende inzetdeel 61 met een in hoofdzaak gelijkblijvende lineaire snelheid bewogen in de richting naar een evenwijdig aan de as van het buisachtige 25 werkstuk, om eerst het eerste niet tapse deel 23 te snijden. Indien het schroefdraad snijdende inzetdeel 61 het einde van het eerste niet tapse deel 23 bereikt, welke einde door het cijfer 24 aangegeven is, blijft het schroefdraadsnijdende inzetdeel 61 met dezelfde gelijkblijvende snelheid evenwijdig aan de as van het buisvormige werkstuk bewegen, 30 maar begint bovendien in een richting loodrecht op de as van het werkstuk te bewegen waardoor het tweede tapse deel 25 gevormd wordt.

Aangezien gedurende het snijden van het schroefdraad 21 het werkstuk met een gelijkblijvende draaiingssnelheid draait en het schroefdraad snijdende inzetdeel 61 met een gelijkblijvende lineaire snelheid 35 evenwijdig aan de as van het werkstuk beweegt, blijft de spoed gemeten langs de belastingsflanken evenwijdig aan de as van het werkstuk gelijk. Het blijkt echter dat de toppen in het tweede tapse deel 25, zoals bijvoorbeeld top 26, smaller zijn dan de toppen in het eerste tapse deel 23. Het verschil tussen toplengte in de rechte en tapse delen doet 40 het schroefdraadprofiel over het gehele schroefdraad niet gelijkmatig 8400952 «r * 7 zijn en kan tot flank op flank aanslaan leiden indien mannetjes en vrouwtjesorganen met elkaar verbonden worden. Dienovereenkomstig omvat de werkwijze voor het van schroefdraad voorzien van de verbinding volgens de onderhavige uitvinding bovendien de stap van het verkorten van 5 de toppen in het eerste niet tapse deel van de schroefdraad. Zoals in fig. 4b afgebeeld is, wordt in een laatste doorgang het schroefdraad snijdende inzetdeel 61 in de richting naar het werkstuk evenwijdig aan de as daarvan verplaatst op een afstand gelijk aan het verschil tussen de toppen in een recht deel 23'en het tapse deel 25. Wanneer het 10 schroefdraad snijdende inzetdeel 61 zo verplaatst wordt, wordt het werkstuk met dezelfde gelijkblijvende draaisnelheid gedraaid en wordt het schroefdraad snijdende inzetdeel 61 axiaal langs het werkstuk bewogen. Xndien het schroefdraad snijdende inzetdeel 61 het laatste rechte schroefdraad bereikt wordt het schroefdraad snijdende gereedschap 61 15 echter snel weg van het werkstuk getrokken met een hoek die groter is dan het tapse deel teneinde het tapse schroefdraad niet te beïnvloeden.

Fig. 5a en 5b tonen schetsmatig het snijden van het schroefdraad en koppelingsorgaan 15. Een schroefdraad snijdend inzetdeel 71, dat 20 overeenkomstig is aan schroefdraad snijdend inzetdeel 61, is aanwezig.

Bij het snijden van het schroefdraad wordt het buisvormige werkstuk met een gelijkblijvende draaiingssnelheid geroteerd en wordt het schroefdraad snijdende inzetdeel 71 met een gelijkblijvende snelheid in de richting evenwijdig aan de as van het werkstuk bewogen en met een ge-25 lijkblijvende lagere snelheid in de richting loodrecht op de as van het werkstuk ten einde het tapse deel 73 te snijden. Indien het schroefdraad snijdende inzetdeel 71 het eerste schroefdraad 74 van het rechte deel 75 bereikt, wordt de snelheidscomponent loodrecht op de as van het werkstuk gestopt maar blijft de component evenwijdig aan de as aanwezig 30 en snijdt het schroefdraad snijdende inzetdeel 71 het rechte deel 75.

Opnieuw blijkt dat de toppen in de rechte delen 75 langer zijn dan de toppen in het tapse deel 73. Dien tengevolge omvat de werkwijze voor het van schroefdraad voorzien van koppelingsorgaan 15 zoals afbeeld in fig. 5 de stap van het inkorten van de toppen in het rechte deel 75.

35 Bij de stap van het verkorten van de toppen, wordt het schroefdraad-snijdende inzetdeel 71 eerst radiaal naar buiten verplaatst om met diameter van het rechte deel 75 overeen te komen en axiaal over een afstand die gelijk is aan het verschil tussen de lengten van de toppen van het rechte deel 75 en tapse deel 73. Terwijl het werkstuk met de-40 zelfde gelijkblijvende draaisnelheid blijft roteren, wordt het schroef- 8400962 ί ΐ 8 draad snijdende inzetdeel 71 in de richting evenwijdig aan de as van het werkstuk met dezelfde gelijkblijvende lineaire snelheid bewogen.

Dit het bovenstaande blijkt dat deze uitvinding zeer geschikt is om alle hierboven vermelde doeleinden te verwezenlijken samen met an-5 dere voordelen die samengaan met de inrichting.

Het zal duidelijk zijn dat bepaalde kenmerken en nevencombinaties nuttig kunnen zijn en gebruikt kunnen worden met verwijzing naar andere eigenschappen en nevencombinaties. Dit ligt binnen het bereik van de onderhavige uitvinding.

10 Aangezien vele mogelijke uitvoeringen van de uitvinding verwezen lijkt kunnen worden zonder buiten het bereik daarvan te geraken, moet begrepen worden dat alle hier beschreven materie en zoals getoond in de bijgaande tekeningen slechts als illustratief en niet beperkend gezien moeten worden.

8400962

Claims (18)

1. 2. Buisverbinding volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 30 eerste mate van tapsheid van de eerste van schroefdraad voorziene delen van het mannetjes- en vrouwtjesorgaan in hoofdzaak gelijk aan 0 is.
2. 3. Buisverbinding volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het een vrouwtjesorgaan een inwendig afgeknot kegelvormig afdichtoppervlak omvat binnen het schroefdraad; 35 en waarbij het mannetjesorgaan een uitwendig afgeknot kegelvormig afdichtoppervlak omvat parend af te dichten met het afdichtoppervlak van het vrouwtjesorgaan.
3. 4. Buisverbinding volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het mannetjesorgaan omvat een einde met een afdichtraad om de inwendige 40 omtrek van het mannetjesorgaan en een voorvlak dat zich radiaal naar 8400962 # * ’ 10 , buiten van de afdichtrand uitstrekt; en waarbij het vrouwtjesorgaan omvat schoudermiddelen met een afdichtrand voor het afdichtend aangrijpen van de afdichtrand van het mannetjesorgaan en een voorvlak van een schoudermiddel omvat dat zich 5 radiaal naar buiten vanaf de schoudermiddelen uitstrekt, waarbij bij de eerste aanraking van de afdichtranden de voorvlakken axiaal op afstand van elkaar liggen.
4. 5. Buisverbinding volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het voorvlak van het einde van het mannetjesorgaan axiaal van de afdicht- 10 rand helt naar de schoudermiddelen van het vrouwtjesorgaan.
5. 6. Buisverbinding volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het mannetjesorgaan binnen- en buitenpijpen omvat, waarbij de binnenpijp gevormd is van een aan corrosie weerstand biedend metaal; en waarbij het schoudermiddel van het vrouwtjesorgaan een binnen-15 deel omvat dat de afdichtrand van de schouder van het vrouwtjesorgaan gevormd van een aan corrosie weerstand biedend metaal, omvat.
6. 7. Buisverbinding volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de schouder van het vrouwtjesorgaan een buisvormige aan corrosie weerstand biedende metalen ring aanwezig binnen het vrouwtjesorgaan omvat.
7. 8. Buisverbinding volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het schoudermiddel van het vrouwtjesorgaan een tweede buisvormig mannetjesorgaan omvat, dat via schroefdraad met het vrouwtjesorgaan in aangrij-ping is.
8. 9. Buisverbinding volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het 25 tweede buisvormige mannetjesorgaan omvat een doorgaand uitwendig schroefdraad met een eerste van schroefdraad voorzien deel met een eerste mate van tapsheid ten opzichte van de as van het tweede mannetjesorgaan en een tweede van schroefdraad voorzien deel met een tweede mate van tapsheid ten opzichte van de as van het tweede 30 mannetjesorgaan, waarbij de tweede mate van tapsheid groter is dan de eerste mate van tapsheid, waarbij het schroefdraad van het tweede mannetjesorgaan een sehroefdraadvorm heeft, die steek- en belastingsflan-ken en een zich axiaal uitstrekkende top en voet omvat, waarbij de spoed over het gehele schroefdraad van het tweede orgaan, zoals gemeten 35 over de belastingsflanken, gelijkblijvend is en waarbij de lengte van de top en de diepte van de belastingsflank gelijkblijvend zijn, en dat het vrouwtjesorgaan een tweede inwendig doorlopend SLcèroef-draad omvat dat te paren is met het schroefdraad van het tweede mannetjesorgaan, waarbij het tweede schroefdraad van het vrouwtjesorgaan 40 een eerste van schroefdraad voorzien deel heeft met een eerste mate van 8400962 * 11 «η. » *- V tapsheid ten opzichte van het as van het vrouwtjesorgaan die in hoofdzaak gelijk is aan de eerste mate van tapsheid van het tweede man-netjesorgaan, en een tweede van schroefdraad voorzien deel met een tweede mate van tapsheid ten opzichte van de as van het vrouwtjesor-5 gaan, die in hoofdzaak gelijk is aan de tweede mate van tapsheid van het tweede mannetjesorgaan, waarbij het vrouwtjesorgaan een taps-schroefdraad heeft met een vorm omvattende steek- en belastingsflanken en een zich axiaal uistrekkende top en voet, waarbij de spoed over het gehele tweede schroefdraad van het vrouwtjesorgaan zoals gemeten langs 10 de belastingsflanken gelijk is en waarbij de lengte van de top en de diepte van de belastingsflank gelijkblijvend zijn.
9. 10. Buisverbinding volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de eerste mate van tapsheid van het eerste mannetjesorgaan en het tweede mannetjesorgaan in hoofdzaak gelijk zijn en dat de tweede mate van 15 tapsheid van de eerste en tweede mannetjesorganen gelijk zijn.
10. 11. Buisverbinding volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de eerste mate van tapsheid in hoofdzaak nul is.
11. 12. Buisverbinding volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de mannetjesorganen elk een binnen- en buitenpijp omvatten, waarbij de 20 binnenpijpen gevormd zijn van een aan corrosie weerstand biedend metaal.
12. 13. Buisverbinding volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de belastingsflanken van het schroefdraad van het mannetjes- en vrouwtjes-orgaan tegenovergestelde hoeken hebben.
13. 14. Buisverbinding volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoek van de steekflank van het schroefdraad van het mannetjesorgaan ten opzichte van de as van het vrouwtjesorgaan groter is dan de tweede mate of hellingshoek van tapsheid van het mannetjesorgaan ten opzichte van de as van het mannetjesorgaan.
14. 15. Buisverbinding, met het kenmerk, dat deze omvat: eerste en tweede uitwendig van schroefdraad voorziene mannetjesorganen, waarbij de mannetjesorganen elk omvatten een buitenpijp en binnenpijp, waarbij de binnenpijp gevormd is van een aan corrosie weerstand biedend metaal, waarbij elk van de mannetjesorganen een niet van schroefdraad 35 voorzien binneneinde omvat met een uitwendig afgeknot kegelvormig af-dichtoppervlak en een afdichtrand om de inwendige omtrek van de binnenpijp en met een voorvlak dat zich radiaal naar buiten vanaf de afdichtrand uitstrekt; en een inwendig van schroefdraad voorzien koppelingsorgaan, dat door 40 schroefdraad de mannetjesorganen aangrijpt, waarbij het koppelingsor- 8400962 ψ '* . gaan omvat een paar tegenovergesteld naar buiten gerichte afgeknot kegelvormige afdichtoppervlakken daarin, die parend afdichtend afgeknot kegelvormig afdichtoppervlakken van de mannetjesorganen aangrijpen, waarbij de afdichtranden van de mannetjesorganen afdichtend tegen el-5 kaar aan liggen en elkaar afdichten, en waarbij indien de afdichtranden in eerste instantie tegen elkaar aanliggen de voorvlakken op afstand van elkaar liggen.
15. 16. Buisverbinding, met het kenmerk, dat deze omvat: eerste en tweede uitwendig van schroefdraad voorziene mannetjesorganen, 10 waarbij de mannetjesorganen elk een buitenpijp en een binnenpijp omvatten, waarbij de binnenpijp gevormd is van een aan corrosie weerstand biedend metaal, en waarbij elk van de mannetjesorganen een niet van schroefdraad voorzien binneneinde omvat met een uitwendig afgeknot kegelvormig afdichtoppervlak en een afdichtrand over de inwendige omtrek 15 van de binnenpijp en met een voorvlak dat zich radiaal naar buiten vanaf de afdichtrand uitstrekt; een inwendig van schroefdraad voorziene koppelingsorgaan via schroefdraad in aangrijping met de mannetjesorganen, waarbij het koppelingsorgaan omvat een paar tegenovergesteld naar buiten gerichte afge-20 knot kegelvormige afdichtoppervlakken daarin die parend afdichtend het afgeknot kegelvormige afdichtoppervlak van de mannetjesorganen aangrijpen; en een buisvormige ring van aan corrosie weerstand biedend metaal binnen het koppelingsorgaan tussen de einden van het mannetjesorgaan, 25 waarbij de einden van de ring afdichtranden omvatten nabij de binnenomtrek daarvan met eindvlakken die zich radiaal naar buiten daarvan uitstrekken, waarbij de afdichtranden van de mannetjesorganen afdichtend afdichtranden van de ring aangrijpen, waarbij de afdichtranden van de mannetjesorganen en de ring, die eerst tegen de voorvlakken en de eind-30 vlakken aanliggen op afstand van elkaar liggen.
16. 17. Werkwijze voor het van schroefdraad voorzien van een buisvormig orgaan om een uitwendig doorgaand schroefdraad te vormen met een eerste axiale lengte evenwijdig aan de as van het buisvormige orgaan en een tweede axiale lengte met een mate van tapsheid ten opzichte van de 35 as van de buisvormige orgaan, waarbij het schroefdraad de vorm heeft die steek- en belastingsflanken en een zich axiaal uitstrekkende top en voet omvat, waarbij over het gehele'draad de spoed gelijkblijvend is indien gemeten langs de belastingsflanken en waarbij de lengte van de toppen en de diepte van de belastingsflank gelijkblijvend zijn, met het 40 kenmerk, dat deze werkwijze omvat de stappen bestaande uit:
17. 84 Q 9 9 6 2 ψ • 13 , a) het draaien van het buisvormige orgaan met in hoofdzaak gelijk blijvende draaidsnelheid om de as daarvan; b) het plaatsen van een schroefdraad snijdend gereedschap in de nabijheid van het einde van het buisvormige orgaan, waarbij het 5 schroefdraad snijdende gereedschap omvat een voorrand voor het snijden van de steekflank, een benedenrand voor het snijden van de voet, een achterrand voor het snijden van de belastingsflank en een bovenrand voor het snijden van de top; c) het bewegen van het schroefdraad snijdende gereedschap met een 10 in hoofdzaak gelijkblijvende lineaire snelheid naar en langs het buisvormige orgaan in een richting evenwijdig aan de as van het buisvormige orgaan om de eerste axiale lengte te snijden; d) het, wanneer het schroefdraad snijdende gereedschap de eerste axiale lengte bewogen is, bewegen van het schroefdraad snijdende ge- 15 reedschap radiaal naar buiten in een richting loodrecht op de as van het buisvormige orgaan met een in hoofdzaak gelijkblijvende snelheid, terwijl het schroefdraad snijdende gereedschap met een in hoofdzaak gelijkblijvende snelheid in de richting evenwijdig aan de as van het buisvormige orgaan blijft bewegen, zodat het schroefdraad snijdende 20 gereedschap volgens de mate van tapsheid beweegt om de tweede axiale lengte te snijden; e) het verplaatsen van het schroefdraad snijdende gereedschap axiaal naar het buisvormige orgaan over een afstand gelijk aan het verschil tussen de lengte van de toppen in de eerste axiale lengte en de 25 toppen in de tweede axiale lengte; f) het bewegen van het verplaatste schroefdraad snijdende gereedschap met een in hoofdzaak gelijkblijvende lineaire snelheid naar en langs het buisvormige orgaan in de richting evenwijdig aan de as van het buisvormige orgaan om de toppen in de eerste axiale lengte af te 30 korten; g) en het snel radiaal naar buiten bewegen van het schroefdraad snijdende gereedschap in de richting loodrecht op de as van het buisvormige orgaan na het afkorten van de toppen in de eerste axiale lengte teneinde het schroefdraad in de eerste axiale lengte vrij te geven.
18. 18. Werkwijze voor het van schroefdraad voorzien van een buis vormig orgaan om een inwendig doorgaande schroefdraad te vormen met een eerste axiale lengte met een mate van tapsheid ten opzichte van de as van het buisvormige orgaan en een tweede axiale lengte in hoofdzaak evenwijdig aan de as van het buisvormige orgaan, waarbij het schroef- 40 draad een vorm heeft omvattende steek- en belastingsflariken en een zich 8400962 - 14 , axiaal uitstrekkende top- en voet, waarbij over het gehele draad de spoed gelijkblijvend is wanneer gemeten langs de belastingsflanken en waarbij de lengte van de top en de diepte van de belastingsflank gelijkblijvend zijn, met het kenmerk, dat de werkwijze omvat de stappën 5 bestaande uit: a) het draaien van het buisvormige orgaan met een in hoofdzaak gelijkblijvende draaisnelheid om de as daarvan; b) het plaatsen van een schroefdraad snijdend gereedschap in de nabijheid van het einde van het buisvormige orgaan, waarbij het 10 schroefdraad snijdende gereedschap omvat een voorrand voor het snijden van de steekflank, een benedenrand voor het snijden van de voet, een achterrand voor het snijden van de belastingsflank, en een bovenrand voor het snijden van top; c) het bewegen van het schroefdraad snijdende gereedschap met een 15 in hoofdzaak gelijkblijvende lineaire snelheid in een richting evenwijdig aan de as van de buisvormige orgaan en het gelijktijdig bewegen van het schroefdraad snijdende gereedschap met een in hoofdzaak gelijkblijvend lineaire snelheid radiaal ten opzichte van het buisvormige orgaan naar binnen in een richting loodrecht op de as van het buis- 20 vormige orgaan om de eerste axiale lengte tapsschroefdraad te snijden; d) het, wanneer het schroefdraad snijdende gereedschap de eerste axiale lengte bewogen heeft, onderbreken van de beweging van het schroefdraad snijdende gereedschap in de richting loodrecht op de as van het buisvormige orgaan, terwijl de beweging van het schroefdraad 25 snijdende gereeschap met de in hoofdzaak gelijkblijvende snelheid in de richting evenwijdig aan de as van het buisvormige orgaan voortgezet wordt om de tweede axiale lengte van het schroefdraad te snijden; e) het verplaatsen van het schroefdraad snijdende gereedschap axiaal naar het buisvormige orgaan over een afstand gelijk aan het ver- 30 schil tussen de lengte van de toppen in de eerste axiale lengte en de toppen in de tweede axiale lengte en radiaal naar binnen loodrecht op de as van het buisvormige orgaan over een afstand gelijk aan de afstand die dat schroefdraad snijdend gereedschap radiaal naar binnen beweegt tijdens het snijden van de eerste axiale lengte tapsschroefdraad; 35 f) en het bewegen van het verplaatste schroefdraad snijdende gereedschap met de in hoofdzaak gelijkblijvende lineaire snelheid in de richting evenwijdig aan de as van het buisvormige orgaan om de toppen in de tweede axiale lengte af te korten. 40 ============== 8400962